Wat er zoal voorbij komt….
Gesprek aan de bar (4)
‘Er valt niks van te zeggen,’ mompelt de man tegen zijn mede-bargenoot. ‘Ze heeft er de leeftijd voor.’
Hij nipt voorzichtig aan zijn glaasje met jonge jenever.
‘Tja, op een gegeven moment moet je ze loslaten, je weet dat het een keer gaat komen, maar ja als het zover is dan is het lastig. Lastiger dan ik dacht. Weet je Harrie, eigenlijk voel ik me toch ook wel een beetje schuldig.’
Harrie, want zo heette de mede-bargenoot klaarblijkelijk, haalt zijn schouders op.
‘Ja, dat had ik ook, maar dat gaat vanzelf wel weer over. Achteraf is het maar goed dat het zo gelopen is, tenminste dat vind ik.’
‘Ja, maar dat is achteraf.’
Harrie neemt een handjevol pinda’s uit het bakje dat op de bar staat en krijgt het voor elkaar om die in een vloeiende beweging naar binnen de werken. Met de mond vol heeft hij opeens die specifieke kenmerken, die een hamster tot een hamster maken. De man van het loslaat-probleem staart voor zich uit. Het lijkt er op dat hij op het punt staat in een diepe crisis te geraken en het is dan ook niet verwonderlijk dat hij met veel gebaar zijn ondertussen lege glaasje in de richting van de barman schuift en hem duidelijk maakt dat er wat hem betreft weer bijgetankt kan worden. De hamsterman is nog druk bezig met de herkauwoefening en het lijkt er sterk op dat de hoeveelheid geconsumeerde pinda’s groter is dan de beschikbare ruimte in zijn maalinrichting. Maar met de nodige inspanning slaagt hij er toch in de kiezen hun werk te laten doen, wat hem overigens niet belet om de barman duidelijk te maken dat zijn lege bierglas weer afgevuld kan worden.
‘Weet je Harrie, je schuift het voor je uit, je denkt het kan nog wel even. Maar als ik ‘s avonds in bed lig en ik kan mijn slaap niet vatten, dan maalt het door mijn kop. Je weet gewoon dat het niet meer gaat en dat je jezelf daar bij neer moet leggen. Maar toch…’
‘Ik weet het Sjaak, ik weet het,’ mijmert Harrie, die er toch in is geslaagd om de pinda’s om te zetten in een zekere afgeleide vorm van pindakaas. ‘Ik weet maar al te goed hoe moeilijk het is. Eerst voel je jezelf er rottig onder, zo’n gevoel van “had dat nou niet anders gekund?” maar naar een paar weken slijt het. Het geeft ook wel meer vrijheid. Ik bedoel, je kunt nou gaan en staan waar je wilt. Of niet soms?’
‘Ja dat wel…’
‘Zo kun je het ook bekijken,’ benadrukt Harrie zijn stelling.
‘Dat is ook zo. Het zit zo een stuk rustiger, je weet gewoon dat er nu niemand is die thuis op je wacht.’
Blijkbaar inspireert deze gedachte Sjaak om het glas nog maar eens vol te laten schenken.
‘Heb je er ook een plakje worst of een stukje kaas bij?’ vraagt hij aan de barman. ‘Of een ander snackje?
De barman noemt op wat hij zoal heeft en de keuze valt tenslotte toch op een schaaltje met kaasblokjes en mosterd.
‘Dat doe ik normaliter nooit,’ zegt Sjaak.
‘Wat?’
‘Nou, iets snacken in het café. Als ik thuiskwam stond er altijd wel iets in de koelkast en als ze nog niet naar bed was, dan zaten we samen nog even gezellig. Maar ja, dat is niet meer. Meestal had ze ook nog een paar plakjes leverworst voor me afgesneden.’
‘Ja jongen, dat krijg je als ze de leeftijd hebben. Eens komt de tijd en dan is de tijd gekomen om te gaan, of ze nou willen of niet.’
‘Nou zij wou eigenlijk helemaal niet Harrie, maar ja.’
‘Dat is het vervelende, ik heb dat zelf ook gehad. Tjonge, dat was me een strijd. Maar ja, nu weet ik niet meer beter. Je bent het ook wel weer snel vergeten.’
‘Ik weet het niet Harrie, ik mis haar wel. Het is stil in huis.’
‘Natuurlijk mis je het wel. Dat is normaal of niet soms?’
‘Dat is het zeker,’ antwoordt Sjaak.
‘Hoe oud was ze?’ vraagt Harrie.
‘Bijna negentig en vorig jaar kon ze alles nog. Dus dat zegt niks.’
‘Was er zomaar plaats in het verpleegtehuis?
‘Nee, onze huisarts heeft ons erbij geholpen. Ze had slechte benen en last van duizelingen.’
‘Tja, zo gaat het Sjaak, eens moet je ze laten gaan.’
‘Schenk er nog maar eentje in,’ zegt Sjaak tegen de barman. ‘Jij ook nog?’ vraagt hij aan Harrie.
‘Doe maar. We verletten er niks mee en het is toch best gezellig zo met zijn tweetjes.’
Sjaak haalt zijn schouders op.
‘Misschien heb je ook wel gelijk, maar ik moet er nog even aan wennen.’
Hij kijkt op zijn horloge.
‘Meestal zaten we nu aan onze blokjes kaas,’ zegt Harrie met een zekere melancholiek in zijn stem.
‘En nu zitten we hier, ook met blokjes kaas,’ antwoordt Harrie en hij wijst op het halflege schaaltje met bloemmotief.
‘Ja, zo gaat het, maar het is toch anders Harrie. Niet dat het hier niet gezellig is of zo hoor,’ voegt Sjaak er snel aan toe.
‘Nee, ik snap wat je bedoelt, ik heb het zelf ook allemaal mee gemaakt.’
‘Ja, dat zei je al,’ mompelt Sjaak.
‘Barman, doe er nog maar eentje. De laatste en dan gaan we naar huis,’ zegt Harrie.
Sjaak zucht.
‘Ze zal nou wel slapen…’
‘Zeker,’ antwoordt Harrie. ‘In het tehuis gaan de mensen al vroeg onder de wol. Ze hoeven voor niemand wakker te blijven.’
Jacob H.