Wat er zoal voorbij komt….

 

 

 

Gesprek aan de bar (3)

 

‘Kan ik nog iets voor u betekenen?’ vraagt de man achter de tap en hij wijst op mijn lege glas.
Ik kijk op mijn horloge en antwoord, ‘nog eentje dan.’
‘Ach meneer, gezelligheid kent geen tijd,’ antwoordt de barman. ‘Daar moeten wij het van hebben meneer, mensen die voor een beetje gezelligheid komen.’
‘Daar kan ik inkomen,’ antwoord ik.
De man tapt een mooi strak biertje en zet het behoedzaam voor me neer.
‘Het is tegenwoordig toch wel wat minder. Vroeger zat het hier op dinsdagavond helemaal vol. Op andere dagen trouwens ook hoor,’ voegt hij er snel aan toe. ‘Maar tegenwoordig is het vooral de jeugd die voor de gezelligheid iets gaat drinken en die jongeren gaan liever ergens naar een terras. Weer of geen weer. Maar ja, ik kan hier moeilijk een terrasje maken. Daar is het veel te smal voor. Ik heb het er al vaak met de gemeente over gehad, maar ze zeggen dat er geen ruimte is voor een terras hier voor bij het café. Ze hebben wel een punt hoor, maar ja ik zit er mee. Kijk nu eens even om u heen meneer. Daar zitten er nog een paar en daarginds in het hoekje zit ook nog een stelletje. Die zijn verliefd denk ik, want die hebben de sinds ze binnen zijn alleen nog maar een kopje koffie genuttigd. Nee, daar moet ik het niet van hebben.’
‘Zo te horen zijn het inderdaad moeilijke tijden,’ zeg ik en ik hoop dat ik daarmee ook een duit in het zakje van kommer en kwel te doen.
‘Nou, je hoort mij niet klagen hoor, maar ik zeg gewoon zoals het is,’ zegt de man met nadruk, terwijl hij voor zichzelf een glas cola inschenkt. ‘Maar weet je meneer, voor de sfeer in zo’n café als dit is dit op den duur het einde van het begin.’
‘Het begin van het einde,’ verbeter ik de man.
‘Uh, ja dat bedoel ik,’ reageert hij.
‘Dat dacht ik al, maar goed… gaat u verder,’ zeg ik.
Ik legde blijkbaar de klemtoon niet helemaal waar hij moet liggen en de man achter de bar kijkt mij enigszins verbaasd aan.
‘Natuurlijk ga ik verder, meneer wat voor keus heb ik?’ Ik ben vijfenvijftig. Ik heb nooit ergens anders dan ik de horeca gewerkt. Ja, ik heb een blauwe maandag op de bouw meegeholpen. Van dat sjouwwerk. Niks voor mij meneer. Dus wat heb ik te kiezen. Ik kan hier van leven, maar veel minder moet het echt niet gaan worden, want dat wordt schraalhans keukenprins.’
‘Misschien moet u er iets bij gaan doen, ik bedoel een warm snackje of zo?’
‘We hebben tosti’s…’
‘Misschien iets van een balletje gehakt of een kroketje,’ suggereer ik vervolgens.
‘Meneer, ik sta hier maar alleen, dus als ik dan ook nog tussendoor de frituur moet doen… nou dan weet ik het wel. Nee, ik moet het hebben van de drankjes.’
‘Het was ook maar een idee,’ zwak ik mijn voorstel af.
‘Ja, ik snap wel wat u bedoelt, maar het is gewoon niet haalbaar. Neem nou zo’n balletje gehakt. Je wilt toch je eigen balletje promoten en niet zo’n gummibal uit de een of andere fabriek. Nou, dat hoef ik u niet uit te leggen wat dat betekent. ’s Morgens vroeg op, balletje draaien, bakken, koelen… en dan maar hopen dat ze worden verkocht. Ik heb vroeger een vriend gehad waarvan de vader op de markt stond met onder andere zure zult en soms ook met balkenbrij. Nog meneer wat die jongen aan zult op heeft in zijn jeugd, daar doet een normaal mens zijn hele leven over. En laat ik maar zwijgen over de balkenbrij. Alles wat niet werd verkocht kwam mee terug naar huis. Nou dan weet u het wel. De hele dag door zure zult… dat spul moest op. Nou ik wil mezelf besparen dat ik de hele dag door de overgebleven gehaktballen moet proberen weg te werken. Het zou wat zijn, tjonge alleen het idee al.’
De man achter de bar zucht eens diep en het lijkt wel of hij zich in gedachten voor een grote schaal vol met zorgvuldig eigengemaakte gehaktballen ziet zitten en waar op de achtergrond een fictieve stem steeds maar weer dezelfde boodschap aan hem verkondigt, ‘het moet op, even doorzetten. Het moet op, weet je wel wat het allemaal heeft gekost. Het moet op, je kunt het, gewoon even doorzetten.’
‘Een zus van mij is getrouwd geweest met een bloemist.’
‘Dus elke dag verse bloemen,’ zeg ik spontaan.
De man achter de bar kijkt me doordringend aan.
‘Meneer, elke dag bloemen die aan het einde van de houdbaarheidsdatum zitten. En die vogel zat steeds maar weer op elke verjaardagfeest te beweren, wat voor een fijne vent hij wel was. Ja, zei hij dan als hij een biertje of wat achter zijn kiezen had. Welke vent die hier binnen zit kan zeggen dat hij elke dag bloemen voor zijn vrouw meebrengt? Meneer, wat een slijmbal was die vent. Op een dag had hij een bloemstukje voor mijn zus meegebracht. Kijk eens lieverd wat ik voor je hebt, had hij erbij gezegd. Speciaal voor jou gemaakt. Was het een bloemstukje dat was afbesteld of zo. Enfin, daar hing een kaartje op met daarop gedrukt “vaarwel, rust zacht”. Nou toen waren de rapen klaar. Had zie vogel vergeten dat kaartje van dat bloemstukje te halen. En in de winkel maar de populaire jongen uithangen…
Tegen de vrouwtjes, maar ook tegen mannen die een bloementje kwamen halen om een ruzietje of zo bij te leggen. Zo van “ meneer ik neem zelf als ik wat goed te maken heb altijd een mooi boeketje van deze rozen mee naar huis” waarmee zo’n vent dan steevast met een bos veel te dure rozen de winkel uitging. Nee meneer, het was mijn type niet. Kan ik nog een biertje voor u doen?’ vraagt hij tussen neus en lippen door.
Ik knik.
Terwijl hij weer zorgvuldig een glas voor mij vult en ook voor zichzelf een cola inschenkt, kijkt hij op de klok.
‘Wat gaat de tijd toch snel als het gezellig is.’
‘Ja, dat is waar,’ zeg ik. ‘Mijn laatste pilsje en dan zal ik ook maar weer eens opstappen,’ voeg ik er aan toe.
Hij vertelt nog wat over zijn reizen en over een ex-vriendin en stelt voor om nog een laatste biertje te tappen.
‘Dat wordt er eentje van de zaak,’ zegt hij erbij.
‘Nou proost dan maar,’ en ik hef mij glas.
‘Beter je eigen bier opdrinken, dan je eigen gehaktballen op moeten eten…’ zegt hij met een brede glimlach.
En ik kan het daar wel mee eens zijn.

 

 

Jacob H.