Wat er zoal voorbij komt….

 

 

 

Oom

 

Ik herinner me nog de verjaardagen van mijn moeder en van mijn vader. Dat werd gevierd met een kop koffie, een gebakje of zelfgebakken appeltaart en tenslotte met het uitserveren van een borrel en vruchtenbowl ( voor de dames). Er werden voor aanvang van de festiviteiten een paar tafels aan elkaar geschoven en het geheel werd afgedekt met een smetteloos wit tafelkleed. De kopjes met schoteltjes werden met militaire discipline opgesteld en in het midden van elke tafel werden behalve schaaltjes met gezouten pinda’s( toen was zout blijkbaar nog geen probleem) ook nog een paar glazen met daarin sigaretten en sigaren geposteerd. Tot zover is hier niets wereldschokkends aan, noch kunnen hier op geen enkele manier nostalgische gevoelens aan worden ontleend. Behalve misschien dat roken toen nog niet tot de “not done” -categorie behoorde.
Maar goed, ik had een oom ( uiteraard had ik er wel meer, maar dat doet er even niet toe.) Deze oom kon geweldig vertellen en vaak onder het genot van een ( uh ik bedoel uiteraard meer als eentje) glaasje jenever werd hij steeds spraakzamer. Inhoudelijk zat er wel een zeker verloop van zin naar onzin in zijn verhalen en meestal in het tweede deel (zeg maar de tweede helft, na de thee en koffie) van het verjaardagspartijtje was er uiteindelijk ook niemand meer van de aanwezigen die het op kon brengen om nog naar hem te luisteren, behalve dan tante Cato. Want tante Cato bleef oom vol aandacht volgen en knikte regelmatig “ja” en “nee” en soms zei ze ook nog “oh” en “ah”. (Of het allemaal op het juiste moment en in de juiste context was is mij nooit duidelijk geworden) Wel dient er bij opgemerkt te worden dat tante Cato zo goed als doof was en de onhebbelijke eigenschap had, dat als het haar niet zo interesseerde zij het volumeknopje van haar gehoorapparaat een standje lager zette. Mijn moeder had me er ooit over verteld toen ik me bij haar beklaagde over het feit dat ik sterk de indruk had gekregen toen ik mijn spreekbeurt over Ajax aan haar voorlas, zij niet echt bij de les was. Zeker toen ze zo maar op een totaal willekeurig moment vroeg of “die Eddie”  nog steeds meedeed. Ik had werkelijk geen idee wie “die Eddie” kon zijn. Toen ze daarna nog eens informeerde of ik zelf al eens in “de Kuip” was geweest, wist ik het zeker, mijn hele voordracht was voor de kat zijn snaarinstrument geweest. Ik had parels voor de zwijnen gegooid, letter voor letter, woord voor woord. Dat ze mij na afloop nog twee kwartjes cadeau deed als waardering voor mijn goede werkstuk, kon niet opwegen tegen haar blijkbaar onverschillige houding ten opzichte van mijn gedane inspanningen. Maar goed, daar gaat het even niet over. Het gaat hier over mijn oom.
Gedurende de feestavond verwisselde hij regelmatig van plek. Vaak was er een zekere vorm van opluchting te zien, bij degene die hij achterliet. Oom Willem, want zo heette hij, was een buitenbeentje.
Mijn moeder vertelde me in een vertrouwelijk moment, dat oom Willem gevaren had, in het klooster had gewoond, bijna getrouwd was( maar de dans op het laatste moment was ontsprongen) dat hij schilder was geweest en daarna weer tijden uit beeld was bij de familie, om later weer op te doemen en doodleuk te vertellen dat hij zijn drankprobleem achter zich had gelaten. De laatste jaren ging het weer wat beter tussen de familie en oom Willem. Mijn moeder drukte mij op het hart, dat ik de verkregen informatie maar snel moest vergeten, want dat het er toch niet toe deed. Waarom ze het me dan vertelde, kon ik niet zo goed vatten. Een paar jaar later heb ik het uitgelegd als zijnde mijn eerste stap naar volwassenheid. Mijn moeder wilde voor het eerst grote-mensen-dingen met mij delen, ja dat moest de zin van het gesprek zijn geweest. Wel voegde ze er nog aan toe, dat hij nou eenmaal anders was. Ik had geen enkel idee wat ze daarmee bedoelde.
Wat opviel tijdens de verjaardagspartijtjes was dat ondanks dat er sigaren op tafel stonden er nauwelijks sigaren werden gerookt. Alleen mijn vader begon halverwege het feest aan zo’n dikke bolknak, maar hij maakte het meestal nooit helemaal af. Vaak lag er zo’n halfopgerookt aangevreten overblijfsel in de asbak. Maar goed ook, want alleen al de geur van die dingen… Daarom was het des te merkwaardiger dat op het eind van het feestgedruis alle sigaren uit de glaasjes waren verdwenen. Waar ooit tussen de sigaretten de bolknakken zich fier hadden gemanifesteerd, was nu alleen maar leegte. Dit was al vaker gebeurd en mijn moeder had zich voorgenomen om een oogje in het zeil te houden. Echter, om de hand op de verdwijn-act te leggen… nee, dat lukte haar niet. Integendeel zelfs, want zelfs bij navraag bij een aantal van de andere feestgangers kon niemand haar vertellen wat het lot was van de bolknakken.  In een Agio-doos zaten indertijd tien sigaren. Dus een snelle rekensom monde uiteindelijk uit in de vermissing van negen exemplaren. 
Het is nooit bewezen, maar toen mijn vader en ik een bezoekje brachten aan oom Willem en hij mijn vader een sigaar presenteerde, zou het best eens zo kunnen zijn geweest, dat mijn vader een sigaar uit eigen doos heeft gekregen van oom Willem. Zeker weten doen we het niet, maar het was wel vreemd dat hij tijdens ieder feestje zijn colbert aanhield, ondanks dat het augustus was en vooral ook tamelijk warm met een kleine twintig feestgangers op een kluitje in een veel te kleine kamer. De ontvreemding van de sigaren zal altijd wel een mysterie blijven.  Er zijn alleen maar vermoedens, meer niet. Er is geen enkel hard bewijs. Overigens, oom Willem is al jaren geleden overleden, dus navraag doen dat gaat niet meer lukken. Als hij al een geheim had, dan heeft hij het meegenomen. Nee, niet in zijn graf, want oom Willem is gecremeerd.

 

 

Jacob H.