Wat er zoal voorbij komt….

 

 

Wachtkamer  (2)

 


Zo gaat dat nou altijd. Denk je dat je niets hebt en dan blijkt dat het toch allemaal weer tegenvalt. Een routine bezoekje met een staartje. In elk geval heb ik een uitnodiging van mijn huisarts gekregen om nog even een afspraakje te maken naar aanleiding van mijn vorige bezoek. Enfin, beter voorkomen dan genezen denk ik, al heb ik geen idee wat ik eigenlijk moet voorkomen laat staan wat er te genezen valt. Het was inderdaad wel zo dat mijn bloeddruk aan de hoge kant bleek tijdens mijn vorige bezoek. Maar de juffrouw had gezegd dat het niets was om ongerust over te worden. Dat ik het wel in het oog moest houden. Geen zout, voldoende rust, bewegen, opletten met eten, matig alcoholgebruik et cetera… Daarom heeft het me ook verbaasd dat er een brief van mijn huisarts in de bus lag. Maar goed, ik heb een afspraak gemaakt en vandaag is het zover.

Aan mijn vorige bezoek heb ik niet zo’n goede herinnering overgehouden. Ik hoop van harte dat het er vandaag allemaal wat vrolijker aan toe gaat.
De wachtkamer is leeg. Geen enkele lotgenoot of lotgenote  te zien. Dat maakt me even onrustig en ik kijk voor de zekerheid nog even op de brief waarop ik de datum en tijdstip van mijn afspraak heb geschreven. Ik ben geen held in dit soort bezoeken. Aan alles wat tot “lijfelijk geweld” kan leiden heb ik een hartgrondige hekel. En met stip op de eerste plaats in mijn “angstlijst” staat “de tandarts”.  Maar ik ben volgens mij daarin niet de enige, maar dit terzijde.
Enfin nadat ik een minuut of vijf in volkomen eenzaamheid in de wachtkamer heb doorgebracht, gaat de deur open en komt een dame van rond de zestig de wachtkamer binnengestrompeld.
‘Gaat het?’ vraag ik belangstellend. 
‘Nee, het gaat niet,’ antwoordt ze tamelijk kortaf.
‘Kan ik u helpen?’ probeer ik nog.
‘Nee hoor, het lukt wel. Misschien dat u even mijn jas aan wilt nemen?’
‘Natuurlijk mevrouw. Zal ik heb weghangen?’
‘Nee, doe u dat maar niet. Legt u hem daar maar even neer. Dan kan ik hem zo meteen weer pakken.’
Terwijl ik de jas op de hoek van de zitbank deponeer en ik de goedkeurende blik van de strompelende mevrouw meen waar te nemen, komt er een tweede lotgenoot door de deur van de wachtkamer. Tenminste  dat denk ik, want al spoedig blijkt dat het hier om de zoon van de strompelende dame gaat.
‘Ah, ik zie dat je al een plek heb gevonden. Ik moest even de auto wegzetten,’ zegt hij vervolgens tegen mij. Waarom hij dat bijna verontschuldigend doet en dat ook nog tegen mij weet ik niet.
‘Moeder is gevallen.’ gaat hij verder. ‘Gelukkig kwam ik net even langs. Voor het zelfde geld zou ze er nu nog liggen.’
‘Nou, ik had me wel gered hoor,’ antwoordt de dame  een beetje knorrig.
‘Dat kan wel zijn, maar het is toch maar goed dat ik even kwam,’ vervolgt zoonlief.
De dame haalt haar schouders op en zucht.
‘Mijn moeder heeft soms last van evenwichtsstoornissen, zeker als ze voorover buigt. Bijvoorbeeld om iets op te rapen. Dan kan het wel eens misgaan,’ legt de jongeman uit.
Ik knik vol begrip.
‘En dan valt ze. Ze heeft vorig jaar ook al eens haar heup gebroken. Daarom moeten ze er nu maar even goed naar kijken. Je kunt niet weten.’
‘Zeker,’ zeg ik. “het is inderdaad beter om er even uitgebreid naar te laten kijken.’
‘Het gaat wel weer over. Gewoon even de pijn van de val,’ sputtert de dame.
‘Ja maar toch maar even wachten wat de dokter er van vindt,’ zegt de zoon streng.
De dame reageert niet op de belerende opmerking van haar kind.
‘Twee jaar geleden is ze van mijn vader gescheiden en heeft ze een appartementje in het centrum. Een huurappartementje. Gelukkig zit er een lift in, anders zou ik niet hebben geweten hoe ik mijn moeder naar beneden had moeten krijgen. Tja, soms denk ik wel eens, die oude mensen zo alleen…’
‘De duvel is oud…!’ klinkt het in de wachtkamer. De dame is het blijkbaar volstrekt oneens met de classificatie “oud”.
‘Nou ja moeder, zo bedoel ik het ook niet, maar gewoon … je weet wel wat ik bedoel,’ probeert zoonlief er een draai aan te geven.
Ik wacht vol ongeduld op het moment dat ik zal worden geroepen door mijn dokter.
‘Jullie denken maar dat jullie jezelf alles kunnen permitteren,’ vervolgt de dame het gesprek.
‘Niet zo negatief moeder. We hebben het beste met je voor hoor.’
Met een ruim handgebaar onderstreept hij deze stelling.
‘Moeder wordt dit jaar vijfenzeventig. Tijd voor een partijtje. Dat regelen we met alle plezier. Mijn zus en ik,’ zegt de zoon van de dame.
Ik realiseer me dat het schatten van leeftijden nou niet bepaald een van mijn beste eigenschappen is. Ik heb toch echt even gedacht dat de dame in kwestie in haar zestiger jaren was. Nou ja, zoveel maakt het ook niet uit.
‘Ze kunnen mij er niet blij mee maken,’ antwoordt de dame van blijkbaar bijna vijfenzeventig. ‘Een hoop gedoe op niks. Dan ben je even de gevierde moeder en daarna zie je ze voorlopig niet meer. Laat mij maar gewoon doen, dat is al gek genoeg.’
Ondertussen lijken de minuten niet vooruit te willen. Als ik weer op mijn horloge kijk is het nauwelijks later geworden dan. Het lijkt wel of de tijd stil staat.
‘We zullen eerst maar even afwachten of je niets kapot gevallen bent.’
Het klinkt zo hard op die manier.
‘En toch wordt het al minder,’ mompelt de dame.
‘Ja, maar toch maar even laten kijken,’ houdt zoonlief vol.
Dan is het zover. De dokter komt uit een van deuren en ik maak me op om met hem mee te gaan.
‘Nog een ogenblikje meneer Henneman, mevrouw hier gaat even voor. Een spoedgeval… zegt hij verontschuldigend.
‘Mooi’ denk ik, ‘met mij valt het dus blijkbaar heel erg mee.’ 
‘Kom moeder,’ zegt de jongeman en ondersteunt haar met zijn arm en pakt ook en  passant de jas van de dame mee.
‘Nog een mooie dag,’ zegt hij vervolgens tegen mij.
‘Dank je, jullie ook en veel sterkte.’
Mijn dag kan niet meer stuk, zeker niet als ik een kwartier later weer buiten sta en ik alleen de komende week een pilletje extra moet innemen.

 

 

 


Jacob H.