Wat er zoal voorbij komt….

 

 

Wachtkamer  (1)

 


Eigenlijk was ik al weer een paar maanden te laat. De laatste afspraak had ik verzet omdat dat even zo uit kwam of beter dat het even niet zo uit kwam. De halfjaarlijkse check-up vraagt een zekere discipline en dat wil bij mij soms niet helemaal lukken. Niet dat ik er tegen op zie en dat ik het daarom uitstel, maar van de andere kant weet je het maar nooit. Je gaat er volgens je eigen gevoel gezond naar toe en dan blijkt… nou ja, meestal is er gewoon niets aan de hand. Maar toch.
Enfin, zo’n periodieke controle heeft ook wel wat. Je komt weer eens in de wachtkamer van het gezondheidscentrum en je treft daar medelotgenoten aan. Mensen die waarschijnlijk wel iets mankeren, althans dat denk ik altijd.

‘Goede middag,’ zei ik zo opgewekt mogelijk tegen het jonge meisje en twee oudere heren. Meer aanbod was er niet. Vroeger zat zo’n wachtkamer helemaal afgeladen vol, tegenwoordig suggereert het beperkte aanbod van patiënten een min of meer planmatige rationele aanpak. Nu waren het er niet meer dan vier. De drie anderen en ik. Ik ging tegenover een van de oudere mannen zitten, die even terloops over zijn brillenglazen heen mijn kant opkeek. Ik had hem niet kunnen betrappen op een reactie op mijn “goede middag”. De loerende zestiger, misschien wel zeventiger verdiepte zich vervolgens weer in een “Libelle” of “Margriet”. In elk geval leek het op zo’n damesblad en het tijdschrift zag er tamelijk belezen uit.
“Veel actueels zal er gezien de staat van het magazine wel niet in te vinden zijn,” had ik zo bedacht, terwijl het ijzig stil bleef in de wachtkamer.
‘De radio is kapot,’ zei de andere man plotseling, die blijkbaar mijn gedachten kon lezen. ‘Ik heb het net gevraagd aan de juffrouw daar,’ en hij wees naar een voorovergebogen meisje dat achter het glas van het loket de indruk wekte dat ze druk was met iets.
‘Ze zei dat ie kapot was, maar dat ze elk moment de reparateur verwachtte. Ze vertelde me dat ze hem vanmorgen al heeft gebeld.’
‘Kan gebeuren’ zei ik.
De man met de leesbril keek mijn aan en zette vervolgens zijn bril op zijn kalende hoofd.
‘Daar erger ik me tegenwoordig nou altijd aan. Dat gemak van iedereen. Als er iets niet werkt dan doen ze daar niet moeilijk meer over. Trein te laat, geen probleem. Niet gestrooid als het glad is, tja ze kunnen niet overal tegelijk zijn. Inbrekers weg voordat de politie er is, ze hebben veel te weinig mensen. Als het zo door gaat meneer, zo op een manier zo als u zegt “ kan gebeuren” dan gaan we nog eens met ons allen naar de donder.’
Vervolgens zette hij zijn leesbril weer op en verdiepte zich blijkbaar in een nieuw verhaal in het damesweekblad.
Ik was er stil van. De andere man keek mij aan en haalde zijn schouders op en het meisje had helemaal geen interesse getoond in het gesprek.
Ik voelde me niet helemaal op mijn gemak. Er zat een zekere mate van agressie in de reactie van de man van het damesblad. Ik had werkelijk geen idee waarom hij zo heftig reageerde en ik hield me verder maar gedeisd.
Het meisje werd opgehaald door een jonge arts. Ik had hem nog niet eerder gezien en even later werd ook de man van de kapotte radio meegenomen door een assistente.
De man van het damesblad en ik waren aan elkaar overgeleverd. Ik lette op mijn ademhaling om hem geen aanleiding te geven hierop te reageren. Hij zou mij kunnen verwijten dat ik expres een aanval van hyperventilatie op zat te wekken.
‘Dat gedoe met die zwarte pieten, dat is ook wat,’ hoorde ik plotseling.
Het kwam vanuit de richting van de man van het damesblad, sterker het was de man van het blad, die deze opmerking mijn kant op had gestuurd,
Ik hoopte dat hij er niet op uit was om een mening over dit gedoe aan mij te ontlokken.
‘Of vindt u daar niks van?’ zei hij vervolgens.
‘Tja, het is al jaren lang niet anders, ik bedoel het is nou eenmaal Sinterklaas en zwarte Piet,’ antwoordde ik. Ik realiseerde me dat dit wel een erg laffe opstelling was.
De man legde zijn damesblad terug op de stapel met andere tijdschriften.
‘Oei,’ dacht ik. ‘Dit voorspelt niet veel goeds.’
‘Weet je meneer, we hebben gevochten voor onze vrijheid en het is ons feest. Daar moeten ze van afblijven.’
Ik vroeg me even af wat het een met het ander te maken had, maar ik kreeg vrij snel zijn visie op het een en ander.
‘Na de oorlog hebben we dit land opgebouwd, mensen van mijn generatie. We hebben veel moeten accepteren, zeg maar gerust dat we ons veel hebben laten ontnemen, maar van het Sinterklaasfeest moeten ze met hun vingers afblijven. Dat is verboden terrein. Ik bedoel, ze sluiten bejaardentehuizen en tegenwoordig moet je voor het ziekenhuis ook al de stad uit. Meneer ik heb geen auto en dan ben je op de bus aangewezen. Nou gelukkig kan ik nog een taxi betalen, maar hoeveel zijn er niet die dat niet kunnen.’
Ik knikte.
‘Enfin, ik merk aan u dat het u niet zoveel uit maakt of vergis ik me.’
‘Nou meneer, ik ben echt wel betrokken, maar je kunt er zo weinig aan doen,’ zei ik en ik wenste direct dat ik dit niet had gezegd.
‘Dat bedoel ik nou. Dat gemak van iedereen meneer, daar kan ik zo boos over worden.’
‘Sorry,’ antwoordde ik en ik zag dat de deur tegenover mij openging.
Een jonge vrouw kwam onze kant op en vroeg, ‘meneer van Dijk…?’
‘Ben ik,’ zei de man van het vrouwenblad.
‘Fijn, ik ben dokter Bos,’ antwoordde de jonge vrouw.
‘Nieuw hier?’ vroeg de man.
‘Ik werk sinds een paar weken in het gezondheidscentrum ter vervanging van mijn collega, die zwanger is’ zei de jonge vrouw en vervolgens liep ze voor de man uit. Die draaide zich nog een keer om en zei vervolgens tegen mij, ‘trek het jezelf maar niet aan meneer, je bent helaas niet de enige.’
Daar kon ik het mee doen.
Even later was ik aan de beurt. Alles was prima alleen moest ik wel op mijn bloeddruk letten.

 

 


Jacob H.