Wat er zoal voorbij komt….

 

 

BUS

 

Het stond er echt, 21.35.
Dat was volgens de dienstregeling op het bord toch echt de vertrektijd van de bus, die er tot dan toe nog niet was. Het was ondertussen 21: 45…
De bus van 21:35 was de op één na laatste bus die dag, de op één na de laatste van die avond.
Normaal reis ik niet met de bus, maar die dag wel. Waarom ik had besloten om de auto te laten staan probeerde ik weg te drukken, om mezelf te beschermen tegen het gevoel van onbenulligheid. Hoe dom kon ik zijn? Waarom juist vandaag? Wat waren mijn beweegredenen om juist deze dag eens een keer het milieu te sparen? Het was zaterdagavond en ik had op voorhand kunnen weten dat op zaterdagavond de dienstregeling minder intensief is dan op een doordeweekse dag. Zeker als het wat later op de avond werd. Ik kon niet anders dan mezelf in de categorie nitwits te kwalificeren nadat ik de totale toestand in ogenschouw had genomen. Daar stond ik in een tamelijk verlaten dorp, in een tamelijk achterafstraatje bij een totaal verlaten bushalte. En dit alles na een gezellig etentje met een oude vriend. Hij had nog gevraagd of het me wel ging lukken om op tijd in mijn hotel aan te komen. Ik had zonder enige aarzeling “natuurlijk, geen probleem” geantwoord.
Het begon stilaan te donkeren. Voorzichtig begon ik mezelf af te vragen wat een taxi zou kosten.
Net op het moment dat ik na een intensieve controle van de inhoud van mijn portemonnee een lichte paniek over me heen voelde komen, kwam er een meisje aangelopen.
‘Dag meneer, goede avond. U wacht op de bus?’
‘Ja,’ zei ik. 'Dat klopt. Komt ie nog wel?’
Het was inmiddels ruim na tienen.
‘Die van 21:35 komt vandaag niet meneer. Er is gisteren en vandaag een aangepaste dienstregeling.’
‘Dat is nou ook wat. Hoe kan ik dat nou weten?’ was mijn verongelijkte reactie.
‘Aan de zijkant van het wachthokje hangt een mededeling,’ antwoordde ze droog.
Ik voelde me vervolgens tamelijk stom.
Met “tja, je moet het gewoon even weten” probeerde ze me enigszins op te monteren.
‘Komt de bus van 22:35 wel?’ vroeg ik voorzichtig.
‘Dat mag ik hopen,’ zei ze kordaat.
‘Ja, ik ook,’ was mijn reactie, die er eigenlijk niets toe deed.
‘Moet u nog ver?’ vroeg het meisje.
Ik vertelde dat ik logeerde in een hotel even verderop. Nou ja, een kilometer of twintig verder dan het troosteloze bushokje waar ik me nu bevond.
‘Ik moet de halte daarvoor eruit,’ zei ze. ‘Ik ben laat vandaag, ik werk in de horeca. Het was druk vandaag, daarom ben ik zo laat.’
Ik nam het voor kennisgeving aan.
‘Meestal ben ik rond half tien hier, maar vandaag had dat niet zo veel zin, dus ik heb het rustig aan gedaan,’ ging ze verder.
‘Had het niet zo veel zin?’ vroeg ik.
‘Nee meneer, aangepaste dienstregeling. Dat heb ik u net verteld meneer…’
Het was absoluut niet mijn avond en ik vroeg me af wat me nog te wachten stond.
‘Ik werk meestal op zaterdag, niet op zondag. Ik speel waterpolo en op zondag is er meestal competitie.’
Ik keek het meisje aan en ik vond het helemaal geen waterpolotype. Ze had lange blonde haren en was tenger gebouwd. Ik weet niet beter dan waterpolodames potige meiden zijn met kort haar. Gespierd en stevig gebouwd, die niets uit de weg gaan.
‘Waterpolo is een harde sport, tenminste dat hoor je vaak,’ zei ik.
Ze haalde haar schouders op.
‘Valt wel mee hoor. Soms gebeurt er wel eens wat. Knijpen of krabben. Je hebt er ook die onder water bijten. Maar echt, het valt allemaal reuze mee. Je groeit ermee op. Ik probeer zelf ook wel eens wat. Het is een kwestie van geven en nemen en dan maar hopen dat de scheids het niet ziet. Mijn hele familie is gek van waterpolo. Mijn opa, mijn tante en mijn oom, mijn vader, mijn broer en mijn zus. En ik natuurlijk. Het is een soort religie binnen onze familie,’ legde ze uit.
‘Zo, dus jullie hebben het zeker op verjaardagen dan ook alleen maar over waterpolo?’ vroeg ik belangstellend.
‘We zijn tegenwoordig niet zo van de verjaardagen,’ antwoordde ze. ‘Mijn ouders zijn sinds vorig jaar uit elkaar en mijn moeder heeft een nieuwe vriend. Ik mag die vent niet zo, dus ik zie mijn moeder eigenlijk niet meer zo vaak. Mijn vader woont in Rotterdam met zijn nieuwe vriendin. Dat is me te ver.’
‘Oké… en jij woont op jezelf?’ vroeg ik.
‘Nee, bij een vriend. Mijn broertje woont nog bij mijn moeder, maar die zoekt ook al naar iets geschikts.
Mijn zusje woont zolang bij mijn vriend en mij. Dat is best wel eens lastig, maar ja ze heeft ook een bloedhekel aan die nieuwe vriend van mijn moeder. Die twee kunnen echt niet samen.’
‘Wat vervelend voor je,’ zei ik.
Ze keek me aan.
‘Valt wel mee hoor.’
‘Nou ja, ik kan me voorstellen dat het niet altijd gemakkelijk is,’ voegde ik haar toe.
Ze haalde haar schouders op.
‘Alles went…’
Ze staarde voor zich uit.
‘Het is nou eenmaal niet anders. Ik hoop dit jaar af te studeren en dan ga ik reizen. Ik wil iets van de wereld zien. Lekker genieten.’
‘Gelijk heb je,’ antwoordde ik. ‘Zo samen met je vriend nog even rondtrekken.’
Ze glimlachte.
‘Nee hoor, niet met mijn vriend. Ik moet er niet aan denken. Nee, lekker alleen, dan hoef ik met niemand rekening te houden, alleen met mezelf. Dan hoef ik niemand verantwoording af te leggen en kan ik lekker mijn eigen gang gaan en mijn eigen ding doen.’
‘Wat vindt jouw familie van je plan?’ vroeg ik.
‘Ze weten niet dat ik dit van plan ben, dus ze kunnen er niets van vinden. Bovendien denk ik niet dat er iemand wakker van ligt, als ik weg ben,’ antwoordde ze.
Ik wist even niet wat ik moest zeggen, dus ik zweeg.
‘Daar zullen we ‘m hebben,’ zei ze en ze wees in de richting van de twee naderende koplampen.
Even later stapte ze voor me de bus in. Nog voordat ik mijn kaartje had gekocht, had ze oortjes in en genoot ze opzichtelijk van de muziek van haar Ihpone. Ik ging een paar stoelen van haar vandaan  zitten. Even verderop zat nog een oude echtpaar, verder was de bus helemaal leeg.
Een halte eerder dan de halte van mijn bestemming stond ze op en verliet de bus, maar niet voordat ze me met een bijna achteloos handgebaar en een flauwe glimlach had gegroet. Daarna verdween ze in de donkere avond.
Ik heb die avond nog een paar keer aan haar gedacht.

 

 

 

Jacob H.