Henneman

 

Stel… Henneman neemt stelling(bal)

 

Stel… jij hebt een paar boeken geschreven en jouw uitgever belt je om te vertellen dat je ben uitgenodigd om acte de préséance te geven op het boekenbal. De volgende dag. Ik zeg nadrukkelijk stel… Er is geen enkele aanleiding om hier meer achter zoeken. Wat er staat, staat er. Het is en blijft een aanname. Maar goed, stel dat het zo is.
De laatste vraag die bij jou opkomt is natuurlijk “welke kleding ga ik dragen?” Tot zover geen enkel probleem, niets om ongerust over te worden. Maar… de uitnodiging geldt ook voor jouw vrouw. Jouw uitgever rekent er op dat ze meekomt naar het jaarlijkse schrijversfeestje in Amsterdam, dus het dilemma laat zich voorspellen. Na “Oh, wat leuk…” volgt vrij automatisch “ maar  lieverd, maar ik heb niets om aan te doen…”
Je voelt de creditkaart in de achterzak van je broek kriebelig worden. En niet van plezier of zo, nee het is puur door jouw nervositeit dat de chipjes die er in zijn verwerkt zenuwachtig worden, vooral ook aangemoedigd door het spanningsveld dat in jouw lichaam wordt opgewekt. En dat alleen maar door de toch begrijpelijke en daarmee voor de hand liggende constatering van jouw vrouw van “lieverd, ik heb niets om aan te doen…’
Je neigt om te reageren met “nou, dan doe je toch niets aan, dat zullen ze daar vast niet erg vinden…” maar gelukkig doe je dat niet. Gelukkig ben je oud en wijs genoeg om dit achterwege te laten.
‘Zou ik ook nog naar de kapper moeten schat?’ Wat denk jij?’ wordt jou vervolgens voorgelegd.
Deze vraag leidt in eerste instantie af van de impact van de eerste vraag maar je weet, nu komt het er op aan.
‘Uh, nou ik denk dat het zo nog wel kan …’
Hoe dom kan een man zijn. Zo’n antwoord zit vol twijfel. Voor de goede verstaander suggereert zo’n flutreactie dat het eigenlijk wel beter zou zijn om even een bezoek aan de kapper te brengen, maar… juist het is weer die verdraaide creditkaart die jou geprikkeld heeft om zo’n reactie te geven.
‘Ik denk dat ik toch maar even naar André ga, dat laat ik er ook nog even een spoelinkje in doen. Ik zag gisteren dat ik hier en daar wat uitgroei heb en dan kijk ik daarvoor ook nog even bij Maxime naar een leuk jurkje. Vind je dat goed lieverd?’
‘Natuurlijk,’ klinkt het huichelachtig uit jouw mond en het liefst had je natuurlijk “nee” gezegd, maar daar ben je gewoon niet mans genoeg voor.
‘Ik heb geen idee welke schoenen ik er onder zal dragen…’
Het zweet breekt je uit.
‘Maar ja, ik weet natuurlijk ook niet waar ik tegen aanloop. Misschien heb ik nog wel iets in de kast dat er bij past,’ mompelt ze.
De bil waar de creditkaart tegenaan drukt voelt verhit aan. De kaart brandmerkt als het ware het vlees van de linkerhelft van jouw zitvlak. Het lijkt wel of de kunststof- beschermfolie oplost. Je hallucineert en je ziet zo voor je dat het mannetje van de Rabobank voor altijd, maar vooral ook heel nadrukkelijk op jouw zitvlak aanwezig zal zijn, als één grote tattoo. Je hele leven lang. Het doet pijn en het schrijnt vooral.
‘Ik hoop wel dat ik kan slagen…’
‘Ik hoop het ook,’ zeg je aarzelend en niet erg overtuigend. Je stem is onzeker en het valt haar op.
‘Is er iets?’
‘Nee hoor, wat moet er zijn?’
‘Nou je bent opeens zo stil.’
‘Nee hoor.’
‘Vind je het niet leuk om te gaan?’
‘Jawel, natuurlijk vind ik het leuk. Het lijkt me een hele ervaring.’
‘Ik ben benieuwd of er nog bekende Nederlanders zijn?’
‘Ik neem aan van wel.’
‘Misschien moet jij ook wel iets nieuws kopen? Zoveel heb je niet meer in de kast hangen.’
‘Nou ik vind wel iets… Er hangt nog genoeg,’ zeg je vlug.
Jouw bloeddruk raakt er van overstuur en je komt op het lumineuze idee om de zaak af te blazen.
Maar je weet ook dat je snel moet handelen, want jouw vrouw heeft haar jas al uit de gang gehaald en staat op het punt de echtelijke woning te verlaten. Ze staat als het ware in de startblokken om zich naar kleding- en schoenenwinkels en kapper te haasten. Er is eigenlijk geen houden meer aan. Je kop barst bijna uit elkaar en je probeert koortsachtig een sluitend en vooral een overtuigend excuus te verzinnen om niet naar het bal te hoeven.
Jouw eega staat op het punt jou een kusje op je wang te geven terwijl ze tegelijkertijd de laatste knopen van haar jas dichtmaakt. Je weet dat het nu moet, anders is het te laat.
‘Ik zag dat die lederwarenwinkel in de Hoofdstraat ermee stopt. Ik zal meteen even kijken of ze daar geen leuke tas voor me hebben. Dat hoeft allemaal niet zo duur te zijn, want ze geven forse kortingen. Jammer dat zo’n zaak het ook al niet meer kan redden,’ hoor je haar zeggen. Het draait in je hoofd.
Jij knikt en jouw knik suggereert dat je het er grondig mee eens bent.
‘Nou dan ben ik even weg. Ruim jij de afwasautomaat nog even leeg, daar ben ik nog niet aan toe gekomen.’
Dan verdwijnt ze. Je ziet haar naar de auto lopen. Een Volkswagen Golf, die je al minstens zeven jaar hebt. Het was toen al een tweedehandsje. Vorige week wilde je het voorzichtig in de week zetten.
Je hebt voor de spiegel staan oefenen.
“Schat, zullen we zaterdag eens even rondkijken wat er zoal te koop is. Aan auto’s bedoel ik… als je geen zin hebt is het ook goed hoor. Het dringt nog niet. Maar ja, we moeten er ook niet te lang mee door blijven rijden, want dan komen de grote onkosten”.
Wat je ook hebt geprobeerd, het komt maar niet uit jouw mond op de manier waarop je het zou willen. Je hebt het haar daarom ook nog niet durven vragen.
En nu door dat ene stomme telefoontje van jouw uitgever zie je de kans op een andere auto in rook opgaan. Een jurk, een paar schoenen, een tas en de kapper. En je vreest dat ze tegelijkertijd ook nog even een schoonheidsbehandelingetje meepikt. Die André zal haar zonder twijfel weten te overtuigen van de noodzaak daarvan zeker als ze hem vertelt wat het doel is van de peperdure haarstyling, die hij haar aan heeft gesmeerd. Je bent er zeker van dat bij Maxime’s er ook nog wel een jas zal worden gevonden die zo beeldig past bij de jurk. De tien procent korting die jouw vrouw zal krijgen en waar ze als ze thuiskomt heel enthousiast over zal gaan vertellen met als afsluiter de woorden “dat heb ik wel mooi verdiend” maken de dag niet meer goed. Je voelt je grieperig en slecht, maar het is te laat. Ze is weg en er was geen houden meer aan. Je hebt het uit de hand laten lopen.

Het is bijna een half uur later als de telefoon gaat. Het is jouw eega, die vertelt dat ze een ongelukje heeft gehad met de auto. Nou ja, een ongelukje… er zitten een paar stevige deuken in de Golf en hij kan niet meer rijden.
Als je vraagt of alles verder wel goed met haar is antwoordt ze, ‘ja hoor, ik heb gelukkig niks. Ik ben alleen geschrokken. Ik kon er niets aan doen, het is de schuld van die andere mevrouw.’
‘Nou gelukkig maar. En nou?’ vraag je bezorgd.
‘Nou niets. Ze slepen de auto weg en ik neem wel een taxi naar huis…’
‘En winkelen?’
‘Daar heb ik niet zo veel zin meer in. Je moet maar alleen naar Amsterdam gaan, als je het niet erg vind.’
En dan… juist dan is het jouw beurt. De bal valt in het net, maar het was dan ook een schot voor open doel.
‘Natuurlijk niet schatje. Natuurlijk ga ik niet zonder jou. Dan blijven we toch gewoon gezellig thuis. En als je weer wat tot jezelf bent gekomen dan is het misschien een idee om wat rond te gaan kijken… voor een andere auto.’
Wat een geluksbal ben ik toch.


Jacob Henneman