Henneman

Brabantse Koffie (stiefkwartiertje)

 

Ik had er maar een snipperdag voor genomen. De eigenaar van het bedrijf dat bij mij een kunststof raam zou komen repareren had mij op het hart gedrukt om er vooral voor te zorgen dat er iemand thuis was. Een van de kunststof ramen in de woonkamer was op geen enkele manier meer open te krijgen en het leek er op dat er iets met het sluitmechanisme niet in orde was. Niet dat ik een kenner ben, maar dat was mijn eerste diagnose en op zich ook een die zeer plausibele is lijkt me. De eigenaar van het bedrijf was overigens een andere mening toegedaan.
“Meneerke, dè kan nie kapot. Dès zo’n goei degelijk grei. Ge zult wel iets verkird hebben gedoan. Heddum nie op slot gedreid?” Daar moest ik het maar even mee doen.
Nou heeft het bewuste raam de mogelijkheid om met een sleuteltje te worden afgesloten, alleen ik doe dat nooit. Dus toen ik dit aan de man vertelde zei hij “dan hadde dè bitter ok nie dur op kunne loaten zetten menir Henneman.” 
Ik wilde hem eerst nog duidelijk maken dat het zijn voorstel was geweest en niet het mijne. Hij had mij nadrukkelijk verzekerd dat er eigenlijk alleen nog maar van dit soort ramen werden gekocht. Zelfs had hij me uitvoerig bij zijn offerte verteld dat het eigenlijk een beetje dom van mij zou zijn om er geen slot op te laten maken. Het was veiliger en het kostte bovendien nauwelijks iets meer. Of zevenenveertig euro vijftig per raam “nauwelijks iets meer” is dat laat ik maar even voor wat het is. Het is in ieder geval zo dat ik nu overal kunststof ramen heb met een slot er op. Enfin, het is ook niet zo’n probleem, tenminste als ik mijn ramen normaal open en dicht kan doen, wat er dus bij eentje zo maar in een keer niet meer mogelijk was.
“Dan moek mèrgenvrug moar ekkes langs kommen, mar dan moette gè dur wel vur zorgen dè dur iemes thuis is, want ik hè nie veul ted. Dan zak ut ekkes vur oe oplossen,” had hij mij toegezegd.
En daar zat ik dan aan het derde kopje koffie en te wachten op de man van het kunststoframenbedrijfje.
Het begon al aardig tegen elven te lopen en hij had zich nog niet gemeld. Toen het half twaalf was begon ik onrustig te worden. Hij had toch echt “mèrgenvrug” gezegd, wat volgens mij toch echt “morgenvroeg” betekende en niet ergens in de loop van de dag. Toen het bijna twaalf uur was pakte ik de telefoon.
‘Met het telefonisch antwoord apparaat van de firma…’ Het kwam er op neer dat men met lunchpauze was en dat rond de klok van enen er weer contact mogelijk zou zijn. Zo werd het althans verteld door een hese stem, waarvan ik de indruk had dat het minstens de oma van mijn reparateur moet zijn geweest. Ik herinnerde me dat ik nog ergens zijn mobiele nummer moest hebben. Mijn ongeduld was inmiddels wel zo groot dat ik de moeite nam om er naar op zoek te gaan tussen een stapel rekeningen en papieren. Even later had ik het nummer dat op een kattenbelletjes stond geschreven gevonden. Nadat ik het nummer had ingetoetst duurde het aanvankelijk even voordat er werd geantwoord. Ik stond eigenlijk al op het punt om het er maar bij te laten , toen ik “mè Jansen hier” hoorde.
‘Dag meneer Jansen, Henneman hier. U heeft me toch beloofd om vandaag voor de middag even naar mijn raam te komen kijken,’ zei ik op een vriendelijke toon, ondanks dat er bij mij toch wel enigszins sprake was van een lichte irritatie.
‘Henneman… o ja,  gè zet die menir mè dè roam dè nie mir open kos… of dicht?  Moar beste menir Henneman ik hè oe toch gezeed dèk mèrgenvrug zeu kommen kijken.’
‘Nee meneer Jansen, u zou vandaag komen kijken. U zei gisteren dat u morgenvroeg zou komen…’
‘Dan hek abuis. Ik mèn toch echt… Enfin doar zedde gè ok nie mè geholuppe. Ekkes kijken, ik moet nog urst ekkes subiet noar de zoak en doarna zuk wel ekkes langs kunnen komme. Komt dè uit menir Henneman?’
‘Graag,’ zei ik.  ‘Hoe laat kan ik u verwachten?’
‘Ekkes kijken, uh…gif me un stiefkwartiereke?’
‘Mag ik daar vanuit gaan?’ vroeg ik met een zekere argwaan.
‘Ge kunt ur van op an menir Henneman… gin probleem,’ hoorde ik hem vol overtuiging zeggen.
Het was inmiddels bijna half een geworden.
Ik schonk mezelf nog een kop koffie in en bladerde nog een keer door de krant, hoewel ik die al uitvoerig uitgeplozen had. Dus veel nieuws viel er niet meer in te ontdekken.
Het was bijna half twee en nog geen meneer Jansen van het kunststoframenbedrijf te zien. In geen velden of wegen. Ik pakte nu echt geïrriteerd mijn mobiel, maar zijn nummer was in gesprek, tenminste een vrouwenstem zei, “het nummer dat u probeert te bereiken…’
Na drie pogingen had ik Jansen aan de lijn.
‘Meneer Jansen hoe staan we ervoor. Ik zit hier nou sinds vanmorgen acht uur te wachten en nog steeds geen meneer Jansen . U zei toch dat u binnen het kwartier hier zou zijn, nou… het is nu inmiddels bijna een uur later.’
‘Meneer Henneman geleuf ik…? zei Jansen voorzichtig. Ik had in mijn boosheid mijn naam niet genoemd. 
‘Ja Henneman hier, dat heeft u goed gehoord,’ zei ik kortaf.
‘Sorry meneer Henneman, ge kunt me geleuven of nie, moar ik hè stukke mè munne woagen. Hij schee ur inins mè uit. En ik hai oe wel willen bellen moar ik hai oe nummer nie. Nogmaals sorrie, moar es ut goed is ben ik mè un kwartiereke bè oe. Dun monteur zin net dèt ie bekant kloar war. Ut war niks aparts moar net zat um nie mir weier te kunnen.’
‘Meneer Jansen, een kwartier … Ik reken op u,’ zei ik en ik verbrak de verbinding.
Twintig minuten later zag ik de grijze bestelbus met daarop “W. F. Jansen Kunstofkozijnen” voor mijn huis stoppen. Na een vijftal minuten ging het portier open en kwam W.F. Jansen uit de bus geklauterd.
Ik maakte de deur open en kon het niet na laten om hem er op te wijzen dat er vijftien minuten in een kwartier zitten en geen twintig,  nog afgezien van de vijf minuten extra die hij voor mijn huis in mijn ogen had zitten verdoen.
‘Telefoon menir Henneman, ge wit hoe dè goa. Vruger hadde doar gin last van, moar tegenworig bellen ze um alles.’
‘Ja,’ zei ik en ik probeerde weer wat vriendelijker te klinken.
Tien minuten later was het probleem met het raam opgelost.
‘Dur zaat un braampke op oe sluttelke. Dè hek ur afgehoald, nou doet ie ut wir as vanouds. Ge moet ut ok us wè dikker gebruiken menir Henneman.  Loat de kosten moar zitten, dès service van mèn en bovendien hèdde al lang zat moeten woachte.’
‘Nou bedankt  Jansen, sorry dat ik een beetje boos was…’
‘Dè gift niks menir Henneman, ik hè unnen breeje rug. Nou nog unne fijne dag en ik kom dur wel uit. En nie vergete af en toe dè sluttelke unne kir um te dreien, anders goat ut wir vastzitte.’
Even later zag ik hem in de bestelbus stappen met zijn mobiel aan zijn oor. Tien minuten later reed hij langzaam weg.


Houdoe
Jacob Henneman

Henneman-bont