Henneman

Brabantse Koffie  (smoesjes)


Als er iets is waar mensen soms hun hele creativiteit in leggen dan is dat in het verzinnen van smoesjes. Ze bedenken soms de raarste uitvluchten om de ander om de tuin te leiden, of beter om de ander op het verkeerde been te zetten. Zo nu dan en soms zelfs met grote regelmaat zie je het wel eens op teevee. Wegmisbruikers die glashard vertellen dat ze met te hoge snelheid op weg zijn naar huis omdat het huis in brand staat of dat de vrouw des huizes op het punt staat om een kind te krijgen en dat de te hoge snelheid alleen maar diende om er vanaf het begin bij te kunnen zijn. Dat het kind nog verwekt moet worden is minder relevant en bovendien kan dat even zo vrolijk als een smoes worden opgevoerd. Het zijn mooie smoezen, maar zoals zo vaak er is altijd wel iemand die iets bedenkt dat bijna niet te evenaren is.
Laten we hem maar Karel noemen, onze held. Karel werkte in een fabriek, op de afdeling verzending. De laatste tijd werkte hij met niet al te veel plezier, maar er moest brood op de plank komen. Karel werd geacht de te verzenden dozen op kleurcode klaar te zetten. Zijn baas had een paar maanden eerder  voor deze kleurcode-methode gekozen omdat Karel hoog bij laag beweerde dat hij zo maar van het ene moment op het andere moment met grote regelmaat aanvallen van dyslexie kreeg, wat dan weer verklaarde dat hij fouten had gemaakt omdat Rotterdam door dit ongemak op Amsterdam leek en dat kwam volgens Karel door de dyslexie. Hij kon er niets aan doen. Zijn chef had de plaatsnamen van de distributiecentra op kleuretiketten laten drukken en daarmee leek het grootste euvel te zijn opgelost want het aantal vergissingen nam zienderogen af om vervolgens na een paar weken weer tot grote hoogte op te bloeien. De chef van het kleurtjesplan was ten einde raad en besloot met Karel naar de personeelschef te gaan. Hier volgt een korte bloemlezing van het onderhoud dat Karel met zijn chef en met de personeelschef had.

‘We hebben een probleem Karel. Het gaat niet zo goed vinden wij,’ opende de personeelschef.
Karel krabde zich achter zijn oor.
‘Wè zedde me nou. Dè vink vrimd um te heure. Ik mèn toch echt dek mun best doe.’
‘Dat geloven we graag Karel. Je bent al vele jaren een goede kracht voor ons bedrijf, maar het gaat niet zo goed meer als dat we zouden mogen verwachten. Er worden door jou nogal wat fouten gemaakt, soms met grote gevolgen en dat worden dan weer extra kosten Karel, dat zal je wel begrijpen. Zendingen die in Amsterdam terecht komen, maar eigenlijk in Rotterdam moeten zijn, oké dat kan een keer gebeuren, maar niet zes keer in twee weken.’
‘Dès vrimd ja, ik kan nie goed snappe hoe dè kumt.’
‘Nou wij wel Karel, ze worden verkeerd klaar gezet.’
‘Moar toch nie dur mèn?
‘Door jou Karel, door niemand anders. Kijk Jan heeft zijn uiterste best gedaan om jou te helpen met je dyslexie probleem, maar blijkbaar gaat het maar door.’
‘Ik kan ut nie begrijpe, ik kek toch goed noar de kleure en ik geleuf toch echt nie dèk dur zo wijd neffen zit.’
‘Blijkbaar wel Karel, maar zo dat het niet doorgaan, dat zal je wel kunnen begrijpen,’ zei de personeelschef met strenge blik.
‘Moar ut zal toch nie dèk nou ok nog kleurebleind zè geworre? Dèk zuk echt nie mir ankunne hirre. Urst dekleksies en nou ok nog kleurenbleind.’
Karel kon het schijnbaar allemaal niet meer bevatten.
‘Ik woar dur al bang vur. Ik hè smèrgens  z’onne strakke kop. Ut lekt wel of dur iets zit. Maor ja, ge goat dur. Ge wilt oew collega’s nie loate stikke. Dès wel ut loaste wèk zu wille, moar dè witte gullie ok wel, of nie soms?’
De chef van Karel en de personeelschef keken elkaar aan. Ze knikten maar ze zeiden niets.
‘Dè valt me tege…’ sprak Karel en er zat teleurstelling in zijn stem. ‘Enfin, lang zal ut nie mir dure, es ik het allemoal zo vuul.’
‘Hoe bedoel je Karel?’  vroeg zijn chef.
‘Nou, zo es ik ut zeg. Lang zal ut niet mir dure.’
Er was duidelijk enige verwarring bij de chef en de personeelschef.
‘Wat wil je ons vertellen Karel?’ zei de personeelschef.
‘Nee, dè gok niet doen, dè kank ullie nie andoen. Tis mèn probleem,’ antwoordde Karel met veel gevoel voor dramatiek.
‘Als je het ons niet wilt vertellen dan is dat ook goed, maar dan kunnen we niet veel voor je doen.
Misschien is het beter dat ik dan een afspraak voor je maak bij de bedrijfsarts?’ De personeelschef was er duidelijk in.
‘Joa, miskien is dè ut beste. Miskien dè dieje mins me bitter kan hellupe.’
Zullen we dan tot die tijd maar even afspreken Karel dat je andere werk krijgt.  Misschien kun je de vuilnisbakken bijhouden en in de pauzes de werkvloer aanvegen?’
Karel greep naar zijn hoofd.
‘Auwe, wir z’onne anval… mins ge moest is wete,’ jammerde hij.
‘Gaat het Karel?’ vroeg zijn chef.
‘Wè denkte, ik denk dèk ut beste ekkes kan goan ligge.’
Hij wees op de zitbank die ik het kantoor van de personeelschef stond.
‘Moeten we een ambulance of een dokter bellen?’ vroeg de toch wel enigszins verontruste personeelschef.
‘Wè zegde mennir, ik kos nie heure wè ge zint . Ik geloef werechtig dèk ok nie mir goed heur. Nou wor ik ok nog doef.’
Een half uur later zal Karel bij de bedrijfsarts en deed weer uitgebreid zijn verhaal.

De arts heeft hem doorgestuurd naar zijn eigen huisarts.
Vorige week heeft de fabriek een fruitmand laten bezorgen. Karel was niet thuis. Hij was aan het biljarten in de ouderensoos. De twee lichtgekleurde ballen en de donkere waren blijkbaar nog wel  voor hem te onderscheiden. Toen ik vroeg hoe het met hem ging keek hij me aan.
‘Ik hè vort zat gewerkt, moar ik kon dè toch slecht zegge of nie soms? Ze wille ouweren langer loate werke moar dan moete ze nie zo es ikke deklessies, kleurebleind en doef worre, moar  joa gelukkig hèk nog niks an mun verstand.’
‘Heb je dat echt allemaal of zijn het…?’
‘Smoesjes…? Nee jongen, es ge ut zelf geleufd dan zèn ut gin smoesjes, moar dan is ut echt. Doar kunde gewoen niks an doen. Ge zet an de burt, zei hij en hij wees naar de rode bal. ‘Des toch de witte nie?’ zei hij met een knipoog.
.

 

Houdoe
Jacob Henneman

Henneman-bont