Henneman

 

 

Al doende leert men ( het bezoekje )


Vorige week heb ik me geërgerd aan het debat van mensen die vinden dat wij ze moeten betitelen als leiders van dit land zijn. Vooral het gemis aan fatsoen is me opgevallen. Het was schering en inslag. Het totaal negeren van wat de ander zegt. Alleen maar dat willen horen wat uit de eigen koker komt. Alleen interesse tonen in zichzelf en voor de rest basta, over en klaar. Ik zou er niet meer op zijn terug gekomen zijn als ik vorige week niet een deja-vu ervaring zou hebben gehad.

Kortom, ik was uitgenodigd bij een kennis, nou ja iemand die ik kende en hij mij.
Op zich niets vreemds aan. Wel moet ik er eerlijkheidshalve bij vertellen dat de vorige keer het bezoek niet tot een van de hoogtepunten van mijn sociale leven mag worden gerekend. Het was ploeteren geweest om de avond door te komen. Afzien in de breedste zin van het woord. Eigenlijk nauwelijks te doen, maar achteraf ook wel weer een overwinning op mezelf. Tenminste als ik het positief wil benaderen. Het was me jarenlang gelukt om een herhalingsoefening te ontlopen, maar vorige week was er geen ontsnappen meer aan. Het moest er een keer van komen.
‘Gezellig,’ zei de man nog toen hij mij beloofde om me te bellen voor een afspraak. 
‘Ja gezellig,’ antwoordde ik.
Ik had nog de stille hoop dat hij mijn telefoonnummer kwijt zou zijn of niet meer exact mijn achternaam zou weten (dat komt wel eens voor bij vage verre kennissen is mij ooit verteld) maar helaas moest ik constateren dat hij mij wist te vinden. Dezelfde middag nog.
‘Zullen we het dan maar meteen deze week doen?’ vroeg hij.  ‘Het is tenslotte al zo lang geleden dus we hebben een hoop om over te praten.’
Ik voelde me een lafaard want mijn gespeeld enthousiasme gaf de man de indruk dat ik ook stond te popelen om kennis te nemen van het wel en wee van hetgeen hem de afgelopen drie jaren was overkomen. Ik meende mij te herinneren dat bij die vorige gelegenheid mijn spreektijd zich had beperkt tot een veertiental volzinnen, die uit gemiddeld elf woorden bestonden. Ik had een uitschieter. Een zin van negentien woorden.
Het was niet dat ik ze geteld had omdat ik me verveelde. Nee het was meer bedoeld om later in de na-analyse mijn aandeel van de avond te kunnen vaststellen. Ik weet het niet exact meer , maar ik meen dat ik toen onder de vijf procent ben gebleven.
Ik was vastbesloten om nu bij het aanstaande bezoek een beter resultaat neer te zetten. Gemotiveerd en met een bosje bloemen ben ik op pad gegaan. Ik zal proberen mijn ervaring in een beknopte versie weer te geven, maar ik beloof niets.

De man was zichtbaar blij met mijn bezoek. Hij accepteerde het boeketje bloemen met de wel vaker gehoorde opmerking “dat had je nou niet moeten doen, het was toch wel goed geweest”.
Toen ik zei dat het geen moeite was gekost omdat ik ze buiten bij de deur had gevonden keek hij me aan. Natuurlijk had hij gelijk, het was een flauwe opmerking, maar ik had mijn eerste volzin te pakken en het was er een met zeker meer dan tien woorden. Ik was er tevreden over.
De man had een nieuwe kat aangeschaft. Na een uitgebreide profielschets van het beest, waarbij er volgens mij duidelijk sprake was van gedragsstoornissen, vroeg hij tenslotte of ik niet liever ging zitten.
Ik knikte en liet de kans liggen om een nieuwe score nee te zetten. Het “dank je” was wel heel erg aan de karige kant. Ik had kunnen vragen waar ik kon gaan zitten zonder hiermee het territorium van de kat geweld aan te doen en ik had bovendien vervolgens de vraag kunnen stellen hoe het zo ver had kunnen komen dat de kat ( een poes) zich zo verheven voelde boven alle indringers zelfs als die als visite kon worden aangemerkt. Ik liet het achterwegen. Eigen schuld, dikke bult.
De man vroeg vervolgens of ik koffie wilde. “Graag ” antwoordde ik. Hoe dom kan een mens zijn. Weer liet ik kansen liggen. Schoten voor open doel waren blijkbaar niet aan mij besteed.
Terwijl hij druk doende was om twee kopjes koffie te bereiden en onderwijl met uiterste precisie  twee plakjes van een chocoladecake sneed, vertelde hij over zijn lichamelijke gesteldheid. Zijn hele medische dossier werd gelicht. Ik vroeg me af of de koffie nog lauw zou zijn, of dat die inmiddels de classificatie “koud” zou hebben toen het kopje voor mij op de tafel werd geparkeerd. Het plakje cake maakte in elk geval een ingedroogde indruk, wat overigens achteraf wel mee viel.
‘Zo,’ zei de man. ‘Maar verder gaat het wel, behalve dan met mijn hart.’
‘Zo,’ zei ik.  ‘Je hart?’
Ik kreeg vervolgens een drie kwartier durende lezing over hart- en vaatchirurgie, tot in detail beschreven. Het wel en wee van een patiënt, die blijkbaar zelf mocht meebeslissen en raad mocht geven aan het team dat probeerde een aanstaand hartinfarct te voorkomen door de bloedbaan hier en daar even wat ruimer te maken. De ene lies in, de andere eruit. Ik had werkelijk geen idee meer omdat ik onvoldoende geconcentreerd zat te luisteren. Mijn “zo, zo’s” en “ja, ja’s ” en “nee, nee’s” had ik wijselijk vervangen door “mmm” hetgeen geen enkel risico tot een foutieve reactie of antwoord in zich heeft. Maar het mag natuurlijk ook helder zijn, dat mijn handelswijze het resultaat van mijn score bij het laatste bezoek in de verste verte niet zou kunnen benaderen.
De poes was inmiddels naast me komen liggen en keek mij met grote ogen aan. Het leek er op dat zij zich klaar maakte voor de grote aanval. Ik zag dat ze haar nagels aan de voorpoten in stelling bracht.
‘Nog een kopje koffie,’ vroeg mijn gastheer.
‘Nee, was lekker, maar dank je wel.’
Het had even geduurd maar ik telde in de gauwigheid zeven woorden. Het gaf me weer een sprankje hoop.
‘Kan ik iets voor je te drinken inschenken? vroeg hij.
‘Heb je een wijntje?’ En weer had ik vier woorden. Al was het dan aan de karige kan, het was beter dan niets.  
De man noemde vervolgens zijn gehele wijnassortiment op en dat maakte indruk. De meest fantastische namen kwamen voorbij. Het duizelde me. Rood, wit rosé…droog, nat…’
‘Doe mij maar een rode,’ zei ik tenslotte.
‘En welke?’
Ik had werkelijk geen idee.
‘Je had een Cabernet als ik het goed heb gehoord?’ Ik realiseerde me dat dit mijn tweede zin met dubbel cijfers was. Welleswaar net aan, maar toch. Ik voelde een zekere mate van overmoed bij me opkomen. Ik was klaar voor het grotere werk. Zo meteen zou ik het initiatief om tot een goed gesprek overnemen. Ik was er van overtuigd.
Voordat ik het wist stond de man weer opnieuw het hele assortiment van zijn wijncollectie te declameren. Ik hoorde het weer allemaal passeren en nu probeerde ik op te letten. Het voelde alsof ik verwikkeld was in een spel. Ik moest op het juiste moment drukken. Toen ik iets van Sauvignon hoorde zei ik, ‘doe die maar, die lijkt me lekker.’ Totaal zeven woorden, meer zat er niet in.
‘Jacob, een prima keus. Echt een smaakbeleving. Echt een koninginnetje.’
Er volgde nog een verhandeling over de diverse wijnstreken in Frankrijk. Dat mijn keuze zijn oorsprong had in Zuid-Afrika is niet relevant. Er is tenslotte niets mis met Zuid-Afrikaanse wijn. De man verliet vervolgens de kamer en ik was alleen met de gestoorde poes. Het beest keek me argwanend aan. De man had me op het hart gedrukt niet in de verleiding te komen om de poes te aaien. Sterker nog, elke beweging zou een directe reden voor het beest kunnen zijn om de aanval in te zetten. Er waren mensen geweest die volgens mijn gastheer in paniek de kamer hadden verlaten. En volgens hem was het ook beter om niet tegen de poes te praten. Het beest was daar niet van gediend. Hiermee ging voor mij wel een mogelijkheid verloren om tenminste een zin te maken van minimaal een woord op twintig.
Hoe graag had ik die kat niet het volgende willen toe vertrouwen.
‘Dag lief poesje, ben jij een beetje gek. Ben jij een zwaar gestoorde, over het paard getilde zogenaamde raskat, waarbij het gen met intelligentie tijdens het doorfokken zeker vervangen is door een gen met een flinke portie zelfingenomenheid en arrogantie.’
Wat een score had dat kunnen zijn, maar ik liet het achterwege. Misschien ook wel omdat de kamerdeur op een kier stond en het zo maar kon zijn dat de man achter de deur stond te luisteren of zijn poes al tot aanval was overgegaan. Het zou niet netjes van mij zijn geweest om tijdens de afwezigheid van mijn gastheer zijn huisgenote te koeioneren. Bovendien was het nog maar de vraag wie als winnaar uit de bus was gekomen.
Toen de man de kamer binnenkwam viel het me op dat hoewel dat toch mijn verwachting was geweest, hij geen enkele fles wijn uit zijn wijnkelders had meegebracht. Sterker, hij stond daar met lege handen.
‘Zo, dan zullen we nu eens een wijntje inschenken,’ zei hij.
Ik vroeg me af, waar hij mee bezig was geweest.
Hij liep naar de keuken en pakte uit een van de kasten twee glazen.
De studie die daarna volgde maakte grote indruk op mij. Alsof hij zojuist een kostbare diamant in handen had gekregen, zo werd er gekeken en met het glas gedraaid. Alle kanten werden secuur bestudeerd en ik vroeg me af of hij er misschien een barstje in had ontdekt, maar toen ook het tweede glas aan de strenge controle werd onderworpen besefte ik dat dit te maken had met het controleren op de eventuele aanwezigheid van ongerechtigheden die de smaakbeleving nadelig zouden kunnen beïnvloeden. Al met al dus een begrijpelijke exercitie.
Nadat hij de fles met een grote nauwkeurigheid had ontkurkt ( ik kon me voorstellen dat de hartchirurg onder de indruk moet zijn geweest van de nauwkeurigheid van de man) besnuffelde hij de kurk uitgebreid en ik meende te zien dat het om een schroefdop ging, maar ik zette deze gedachte maar snel uit mijn hoofd. Dat was onzin, tenminste ik ging er van uit dat dit onzin was. Enfin, toen het ritueel zich nogmaals herhaalde was ik er zeker van dat hij een tweede fles achter de hand hield. Even later was het dan zover.
Het glas met de rode wijn werd met veel gevoel voor… ja waarvoor eigenlijk, op tafel gezet en hij hield zijn eigen glas in de hand.
‘Nou Jacob, op ons weerzien. Dit wijntje is een echte smaakbeleving. In het begin, bij het eerste slokje lijkt hij wat zurig en misschien zelfs wat wrang, maar je zult zien dat bij de tweede slok het werkelijk een heerlijke volle zoete gerijpte wijn is.’
Ik nam mijn glas en nam vervolgens een voorzichtig teugje. Dat had de man mij geadviseerd.
Het leek er op of deze smaakbeleving het glazuur van mijn tanden aanvrat. Ik voelde dat de smaakbeleving zich een weg zocht door mijn slokdarm naar mijn maag en hij liet daar en passent een spoor van vernieling achter. Uiteindelijk belandde het gemene zure vocht in mijn maag, waar onmiddellijk alle alarmbellen begonnen te rinkelen.
‘Zuurremmers… zuurremmers!’ werd doorgeseind naar het zenuwcentrum in mijn hersenen.
Ondertussen was mijn gastheer weer druk bezig te verhalen over zijn geleverde prestaties, zoals het schrijven en bellen naar de gemeente over de plaats van afvalcontainers en over de opnieuw aangelegde parkeerplaatsen bij zijn huis. Het was een heroïek verhaal, waarbij hij zelf in ieder geval de grote held was.
Zonder het mezelf te realiseren en ook al omdat de poes weer dicht bij mij was gaan zitten en mijn volle aandacht vroeg, nam ik nog een slokje van de wijn.
‘En?’ vroeg hij. ‘Dat is wel even wat anders of niet soms?’
Ik knikte, maar ik had hele grote lange zinnen kunnen maken. Alleen mijn kaken waren verkrampt en mijn tong probeerde de smaakbeleving te overleven.
Af en toe heb ik nog een slokje genomen, maar door de oprispingen en het pijnlijk gevoel in mijn maag kwam het er niet meer van om tot mooie grote volzinnen te komen. Bovendien was de kans om mijn gastheer te overstemmen bijna nihil. Hij ratelde maar door. Zo af en toe kwam er nog iets van een woord uit mijn mond, maar meestal was het een “mmm”.
Ik wist het, het werd mij onomstotelijk duidelijk gemaakt, ik was totaal niet interessant. Niet voor hem en niet voor zijn poes. Ze hebben samen in elk geval een gezellige avond gehad, jammer dat ik er bij was.

 

 

Jacob Henneman