Henneman

 

 

Al doende leert men ( een kapotte ruit)


Het was typisch een geval van jammer. Het was maar een klein tikje, maar blijkbaar toch voldoende om voor een hele grote barst te zorgen. De glaslat zat naar mijn mening iets te los. Het was maar een fractie, maar los is los. In mijn optiek bood deze onvolkomenheid ruim gelegenheid aan iedere amateurinbreker om tot een succesvolle insluiping te komen. Het begin is altijd het moeilijkste gedeelte van elke actie, tenminste zo is mij dat altijd voorgehouden. Dus dat geldt ook voor het begin van een inbraak en dat begin was er nu met die loszittende lat, tenminste zo keek ik er tegen aan. Dat mijn corrigerende maatregel meteen zou leiden tot een hele grote barst en dat daarmee een eventuele inbreker of insluiper geen strobreed meer in de weg werd gelegd was uiteraard niet de opzet van mijn actie geweest. Ik vond het vervelend maar was ook wel blij, want nu was gebleken hoe kwetsbaar de ruit was.
‘Beter dat ik er achter kom dan een ander en vooral iemand die niets te zoeken heeft in mijn territorium,’ stelde ik vast.
Alleen kapot blijft kapot, hoe men er ook naar kijkt. Ik kon niets anders bedenken dan een ruitenfirma te bellen. Dat die op internet te vinden zijn onder “glaszetter” was niet het eerste wat in mij omkwam. Ik typte “kapotte ruit” in en behalve dat ik een verwijzing kreeg naar een kapotte ruit bij de ijsberen in Blijdorp en als extraatje een kapotte ruit bij een schietpartij in Den Haag, kwamen er ook “glasbedrijven” uit de grote Google-hoed. Natuurlijk dat was het. Op “glasbedrijven” daar moest mijn focus liggen. Als snel had ik een plaatselijke glasfirma in het vizier en dat ik na het intoetsten van het telefoonnummer de mededeling kreeg “dat het kantoor gesloten was, maar dat ik mijn boodschap na de piep kon inspreken en dat ik daarna zo snel mogelijk zou worden teruggebeld” vond ik niet iets om ongerust over te raken. Integendeel, het klonk zeer plausibel. Ook medewerkers van glasfirma’s hebben recht op pauze of op even een sigaretje roken buiten het kantoor. Het was half elf en zeer begrijpelijk dat er niemand aan de lijn kon komen om naar mijn misère te luisteren. Toen zich om twaalf uur nog steeds niemand van de glasfirma had gemeld werd ik enigszins ongeduldig. Ik probeerde het nummer nog maar eens en weer kreeg ik het bandje. Het zelfde inspreek- terugbelbandje.
‘Dit wordt ‘m niet,’ zei ik in mezelf. ‘Misschien kan ik beter even een ander zoeken…’
Dit was op zich een prima voornemen, ware het niet dat al mijn zoekopdrachten eindigden bij het glasbedrijf van het inspreek- terugbelbandje. Blijkbaar was dit bedrijf de enige in zijn soort, in elk geval in mijn directe omgeving. Mijn ongerustheid nam toe ook al omdat ik tijdens het bestuderen van de barst per ongeluk de schade nog had verergerd. De grote barst had zich door een lichte tik ertegen vermenigvuldigd en nu waren er drie min of meer grote barsten bijgekomen. Een lichte paniek maakte zich van mij meester. De tijd vloog voorbij en het was bijna half twee toe mijn telefoon ging.
‘Met Vermeer. Je had gebeld?’ klonk het kortaf.
‘Dag meneer Vermeer, fijn dat u even terugbelt. Ik heb een kapotte ruit en ik zou het fijn vinden als die zo snel mogelijk zou kunnen worden vervangen?’
De man vertelde dat hij Jansen was en niet Vermeer. Maar goed, hij zou het doorgeven. Het kwam wel vaker voor dat ze hem belden en daarom deed hij maar geen moeite meer om het uit te leggen. Ik hoorde het aan en dat was het dan ook. Hij vroeg wanneer men bij mij terecht kon.
‘U zegt het maar meneer Jansen,’ zei ik in al mijn bereidheid om de man ter wille te zijn.
Jansen verwachtte dat het wel eens tegen het eind van de week zou kunnen worden, maar hij kon het niet met zekerheid zeggen. Hij vroeg me wel belangstellend hoe het was gekomen en adviseerde mij om het aan de verzekering te melden.
‘Kan het niet eerder?’ vroeg ik, want het was tenslotte pas dinsdag.
Jansen vertelde dat hij daar niet over ging. Dat was zijn zaak niet.
‘Meneer Jansen,’ probeerde ik. ‘Ik begrijp dat het soms moeilijk is, maar ik heb een kapotte ruit en die zou ik graag vervangen willen zien.’
Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn.
Hij zei dat hij zijn best ging doen. Hij zou het allemaal doorgeven.
‘Misschien dat er vandaag nog iemand langs kan komen. Alleen om te meten, zei hij. Meer zat er volgens hem niet in.
Om half vijf ging de bel. Een slungelachtige jongeman zei dat hij kwam naar aanleiding van mijn telefoontje naar de firma Vermeer.
‘U bent van de firma Vermeer vroeg ik?’
‘Nee meneer hoe komt u daar nou bij?’
‘Nou ik dacht…’
‘Nee hoor, wij zijn van Konings Glasservice, maar we krijgen wel eens opdrachten door via Vermeer. Die lui krijgen regelmatig telefoontjes van mensen die niet verder kijken dan hun neus lang is. Vermeer is een glasblazerij en doen alleen in glas en lood, glaskunst en dat soort dingen. Die hebben niks met ruiten en dat zijn dus geen glaszetters zoals wij.’
Ik was even uit het veld geslagen.
‘Maar hoe… uh, hoe zit het dan met die meneer Jansen?’
‘Geen idee meneer, maar goed we gaan het voor u oplossen. Morgenvroeg heeft u weer een mooie nieuwe ruit.’
‘Dat kan wel zijn, maar ik vind het toch wel wat merkwaardig…’
De slungelachtige jongen keek me verwonderd aan.
‘Hoe bedoelt u dat meneer?’
‘Nou, dat ze zo op Google staan.’
De jongen haalde zijn schouders op.
‘Dan moet u niet bij mij zijn, dan moet u Vermeer bellen.’
Ik liet het erbij. Die meneer Jansen van de firma Vermeer zat vast niet te wachten op mijn commentaar. Hij had in ieder geval de boodschap doorgegeven. Toen ik het nog eens opzocht op Google zag ik dat er bij Vermeer “glasbedrijf en glasblazerij, glas in lood en kunstobjecten” stond en niet zoiets als “glaszetterij”. Ik had er in mijn haast overheen gelezen.
Ik mocht me eigenlijk nog gelukkig prijzen, dat die meneer Jansen mij in ieder geval van dienst had willen zijn. Ik troostte me met de gedachte dat volgens die meneer van Konings Glasservice het wel meer voor kwam… mensen die niet verder kijken dan hun neus lang is.
 

 

Jacob Henneman