Henneman

 

 

Al doende leert men ( waterhuishouding)

 


Het was maar een drupje. Eigenlijk een dingetje van niks. Maar toch net irritant genoeg om er werk van te maken. De lekkende aansluiting bij het kraantje op het toilet was een uitdaging. Ik heb niets met water of misschien moet ik wel zeggen dat ik alles heb met water. Alles wat maar even mis kan, gaat ook mis. Lekkend dak, lekkende wasmachine, overlopende droger, lekkende chiffon, druppelende verwarming enzovoort… Water en ik zijn als water en vuur. Waarbij normaliter het vuur het onderspit delft ben ik dat in mijn geval. Water is bij voorbaat al de grote winnaar. Als ik het deltaplan had ontworpen, dan was Zeeland nu een groot watersport gebied geweest. Of misschien wel de grootste binnenhaven van de wereld. Als ik de afsluitdijk had getekend, was Amsterdam en Almere prima te bereiken geweest voor enorme grote tankers en containerschepen en werd het IJsselmeer nu de IJsselzee genoemd. Zo zit ik er in. Water is niet aan mij besteed. Ik vind het mooi, maar op afstand. Maar goed, een lekkende aansluiting, wat kan daar moeilijk aan zijn? Tegenwoordig is bij elke bouwmarkt of doe-het-vooral-zelf-zaak wel iets te krijgen dat dit euvel snel kan verhelpen. Voor mij is dat overigens in de meeste gevallen een vooral-doe-het-zelf-niet-zaak. Kortom, nieuw knelkoppelingetje en probleem verholpen. Hoe moeilijk kan het zijn?
De man in de bouwmarkt vroeg naar de diameter van de leiding. Ik had werkelijk geen idee.
‘Gewoon standaard,’ zei ik in al mijn onwetendheid.
‘Dan zult u vijftien moeten hebben. Links in gang drie, bij het sanitair. Daar ligt wat u zoekt,’ zei hij en hij voegde er aan toe indien ik nog meer vragen had, hij mij uiteraard van dienst wilde zijn.
‘Nee, ik kom er wel uit,’ zei ik in al mijn optimisme.
Gang drie bood een goed overzicht van wat er zo al te koop is aan koppelingen.
Ik zag vijftien millimeter staan en ik was verheugd dat ik het zo snel had gevonden. Toen ik in het schap keek zag ik een oneindige lengte, tenminste ik kon het eind van de koperen pijp niet zien.
Dat kon nooit de bedoeling zijn. Ik moest tenslotte alleen maar een koppeling hebben. Iets wat tot een waterdichte verbinding zou kunnen leiden. Ik zocht verder en ik vond wat ik zocht. “Knelkoppeling 15 mm.” Dat stond op verpakking. Twee stuks in een blisterverpakking. Ik had er eigenlijk maar eentje nodig. Maar goed, ik bedacht dat er in de toekomst nog wel hier en daar een lekje zou kunnen ontstaan, dus een reservekoppeling was in mijn ogen nog niet zo’n verkeerde investering. Vol goede moed ging ik naar huis. Nadat ik de hoofdkraan had dichtgedraaid en ik er zeker van was dat er echt geen onverwachte waterstroom meer te verwachten was, begon ik vol ijver de lekkende koppeling te demonteren en dat viel best tegen. Dat zit toch steviger dan een mens in eerste instantie verwacht. Of moet ik in plaats van mens, beunhaas zeggen. Na een dosis proportioneel geweld gaf het koperen ringetje er de brui aan. Het brak af, maar wel zo dat er een aanzienlijk deel achterbleef, net daar waar het niet had gemoeten.
‘Dat wordt een ijzerzaag…’ was mijn conclusie. Dat dit achteraf een foute inschatting was laat zich raden. De gebruiker van dit soort gereedschap moet over een aardige portie vaardigheid beschikken om te voorkomen dat er beschadigingen ontstaan op plekken, die dat niet kunnen hebben. In ieder geval is het niet fijn dat er diepe groeven op een koperen buis worden aangebracht, die daar niet horen te zijn. En zeker niet, daar waar een nieuwe aansluiting is gepland en waar het dus wenselijk is dat de staat van het materiaal ongeschonden en vooral kras- en groefvrij is. Water is in dit soort gevallen bovenmatig kritisch en maakt met liefde en plezier gebruik van dit soort ontsnappingsroutes. Ik dacht dat het wel kon. Tot mijn groot genoegen zag ik dat mijn project nu om twee sets knelkoppelingen vroeg. Dus de tweede koppeling kwam eerder van pas dan ik had kunnen bedenken, want ik had blijkbaar tijdens een van mijn min of meer ongecontroleerde zaagbewegingen de andere verbinding geweld aangedaan. Als verzachtende omstandigheid mag hierbij de vrij onhandige pose waarin ik mijn werkzaamheden moest doen, worden aangemerkt. Dat het allemaal wat subtieler had gekund kan ik niet ontkennen. Nadat ik de uiteinden van beide te verbinden leidingen had ontdaan van overtollig koper en andere restanten, kon ik niet anders dan tot de conclusie komen dan dat het verdraaid lastig zou worden om deze uiteinden weer aan elkaar te koppelen. De tweede verbinding was gesoldeerd en het soldeersel had mijn pogingen om de knelkoppeling te verwijderen niet doorstaan. Prutswerk was het. Maar goed, het probleem werd er niet minder ingewikkeld door. In tegendeel. Wat ik ook bedacht en hoe ik er ook naar keek, er moest gesoldeerd worden, tenminste dat was mijn definitief eindoordeel. Echter, ik was niet in het bezit van zo’n soldeergeval en bovendien had ik geen enkel idee hoe dat in zijn werk ging.
Voorzichtig begon ik aan het raadplegen van een loodgietersbedrijf te denken, maar al vlug kwam ik tot de conclusie dat dit geen optie was. Het was inmiddels laat in de middag en ik kon me niet voorstellen dat er nog een bedrijf te vinden was, die voor zoiets onbenulligs zijn beste man met spoed op pad zou sturen. Kortom, de enige optie was terug naar de doe-het-zelf-winkel.
Nadat ik mijn probleem had uitgelegd aan een andere meneer, dan de vorige keer. ( Gelukkig maar) gaf hij mij het advies om een flexibele leiding mee te nemen.
‘ Vijftien millimeter? Weet u het zeker?’ vroeg hij tot tweemaal toe.
‘Zeker weten,’ zei ik zonder enig voorbehoud.
‘Soms wordt er gesoldeerd omdat de diameter verloopt,’ voegde hij er nog aan toe.
‘Er is maar aan een kant gesoldeerd,’ gaf ik ruiterlijk toe.
‘Dan wordt het lastig,’ zei de meneer van de doe-het-zelf-zaak. ‘Weet u echt zeker dat het vijftien millimeter is?’
Ik begon te twijfelen. Ik probeerde mij een voorstelling te maken van het tweede pijpje. Het leek inderdaad wel iets smaller. Ik wist het niet meer.
‘Dat is wel belangrijk meneer. Anders gaat het lekken.’
‘Dat doet het al,’ zei ik een beetje verongelijkt.
De man keek me aan.
‘Misschien dat u hier iets mee kunt,’ zei hij terwijl hij een verpakking uit het schap haalde. ‘Dit is een flexibel verloopstuk van vijftien naar twaalf. Dat wordt ook wel gebruikt in dit soort gevallen.’
Enfin, om een lang verhaal niet onnodig lang te maken. Ik heb na montage van het verloopstuk   geprobeerd net als Hansje Brinker indertijd het gat te dichten, maar ik heb tenslotte toch maar de hoofdkraan stevig dichtgedraaid. Het was niet met een vinger te doen. De volgende dag is de loopgieter gekomen. ‘Prutswerk meneer,’ zei hij toen ik vertelde dat er een beunhaas bezig was geweest.

 

Jacob Henneman