Henneman

 

 

Al doende leert men ( de terugreis met de trein)

 

 

Op basis van de ervaringen op de heenreis kon mijn conclusie niet anders zijn dan dat er niets mis is met reizen met de trein. Ik verheugde me zelfs op de terugreis.
Het begon al wat te schemeren, het was dan ook al na negenen. Ieder weldenkend mens verwacht op dat tijdstip geen overvolle coupés meer, tenminste ik niet en de NS blijkbaar ook niet. De trein was waarschijnlijk daarom dan ook aanzienlijk korter dan ’s morgens. Maar goed, wat er aan beschikbare treinstellen beschikbaar was, leek van een prima kwaliteit, want maar al te goed herinnerde ik me nog het hardgroene kunstleder van de harde stugge bankjes in van die groene heen en weer schuddende, vals piepende en luid krakende op kolossale rupsen lijkende treinen, die van A naar B probeerde te sporen. Het getuigde indertijd van een groot acrobatisch vermogen om op de banken te kunnen blijven zitten. Oké, het is lang geleden, heel lang geleden, maar blijkbaar heeft dit verschijnsel een dermate indruk op me gemaakt dat het nog spontaan bij me opkwam. 
Enfin dit ter zijde. Het treinstel dat voor me stond was op het moment dat ik instapte vrijwel leeg. Wat zeg ik, helemaal leeg. Dat op de zijkant van het treinstel stond aangegeven “niet instappen” had ik de gauwigheid even gemist. Ik bleef lang de enige totdat een jonge conducteur mij kwam vertellen, dat ik weer moest uitstappen. Mezelf moest verplaatsen naar een ander treinstel, meer naar voren. Het treinstel waar ik mij in had genesteld bleef volgens de jongeman achter in Amsterdam.
‘Het stond er  echt op,’ zei de jonge conducteur. Hij zei het bijna verontschuldigend, tenminste dat meende ik te horen.
‘Sorry, meneer,’ antwoordde ik. ‘Ik reis niet zo vaak met de trein. Eigenlijk nooit, zeg maar.’
‘Het gebeurt wel vaker meneer, dat men niet goed kijkt voordat men instapt,’ voegde hij er aan toe en daarmee zette hij zijn eerdere opmerking dat “het er echt op stond” in een andere daglicht. Ik voelde dat er in zijn tweede opmerking een min of meer versleuteld verwijt zat en dat hij absoluut niet veel begrip had voor mijn onachtzaamheid. Ik zocht een plek in een van de wel toegestane treinstellen. Hier bevonden zich wel medepassagiers, die inmiddels waren weggedoken achter een verfrommelde “Spits” of zich concentreerden op hun Iphone of een ander merk smartphone. Een verschijnsel dat tegenwoordig overal waarneembaar is, dus op zich niet specifiek alleen in treinen voorkomt. Ik zie het ook op het schoolplein, in winkels, in restaurants, op de fiets, in de auto. Ik vraag me soms werkelijk wel eens af  hoe we vroeger eigenlijk communiceerden.
Nou ja vroeger… het is nog niet eens zo lang geleden dat mensen gewoon met elkaar spraken. Gewoon rechtstreeks met elkaar communiceerden zonder al die moderne poespas. Maar goed de vooruitgang hou je niet tegen, zal ik maar zeggen. Dat kon ik van de trein niet zeggen. Die leek te zijn vastgeklonken aan de rails. Er zat een enkele beweging in. De vertrektijd was al driemaal bijgesteld. Tenminste ik nam aan dat de steeds wisselende cijfertjes op het informatiebord daar iets over wilden meedelen en dat het niet de trekking van de lottogetallen was. (Na ruim een half uur in een snikhete coupé te hebben doorgebracht kan een mens wel eens een beetje cynisch worden. In elk geval op z’n minst wat oververhit.)
Enfin, rond tien voor tien kwam er langzaam beweging in de trein. Het leek er dan toch nog op dat het ging gebeuren. Het was slechts een heel klein stukje, niet meer dan een korte voorwaartse beweging. Door de intercom werd gemeld dat er een treinstel moest worden afgekoppeld. Ik dacht meteen aan het treinstel waar ik zo rijkelijk de ruimte in had gehad. Inmiddels was het in mijn coupé tamelijk druk geworden. ‘Als je maar lang genoeg wacht…’ mopperde ik in mezelf.
(Mijn cynisme had echt te maken met de temperatuur?) Tien minuten later kwam het er toch nog van. Nu zonder enige hapering zette onze trein zich in beweging. De aanname dat daarmee ook de airco tot leven zou worden gewekt was een foute veronderstelling. Blijkbaar had de NS niet gerekend op zo’n hoge temperatuur, zeker niet op het min of meer late tijdstip en er zal ook wel een of andere begrenzer op de installatie hebben gezeten, zoals overal in de dit land wel ergens een begrenzer op zit. Het heeft natuurlijk allemaal te maken met zuinig aan doen, kosten besparen of is het gewoon een gebrek aan respect en service? Je ziet dat tegenwoordig wel vaker. De klant is zijn koningschap al lang niet meer zeker. De eerste stop was bij de Arena waar zich nog een paar groepen oververhitte supporters bij ons in de coupé voegden. Je verbaast je erover hoe efficiënt zo’n trein kan worden gevuld. De temperatuur in onze coupé liep zienderogen op. Zelfs zo snel dat er onenigheid ontstond tussen de voetbalaanhangers. Hun wedstrijd was blijkbaar nog niet afgefloten. Een aantal verstandige aanhangers van het balspelletje probeerden de zaak te sussen en gelukkig hadden ze voldoende overwicht om een (uit)slaande ruzie te voorkomen. En ondertussen deed de trein zijn best. Met aanzienlijke snelheid baande hij zich een weg of beter een spoor in de donkere avond, want het was inmiddels aardig laat. Een jongeman achter me zei tegen iemand die naast hem wilde gaan zitten, dat hij dat beter niet kon doen omdat hij stonk. De man zei dat dat geen probleem was wat dat deed hij ook. Stinken, bedoel ik. Het was in ieder geval geen argument voor de ander om te blijven staan.
Een gezette jongen, die zei dat hij uit Luxemburg kwam vroeg aan zijn buurman of er in Nederlandse treinen standaard geen airco zit. De man zei dat dat wel het geval is, maar ik meende iets van twijfel in zijn stem te horen. Na ruim anderhalf uur kwam de trein in Den Bosch aan.
Toen ik uitstapte zag ik dat het af te koppelen treinstel toch nog stiekem was meegereisd. Wel was er alles donker en daarom zal het wel niemand zijn opgevallen.
Toen de reizigers met bestemming Den Bosch waren uitgestapt veranderden de bordjes in “NIET INSTAPPEN”. De meeste reizigers die op het punt stonden dat wel te doen bleven in verwarring op het perron staan. Degenen die waren blijven zitten waren nog onwetend over wat hen te wachten stond en zouden waarschijnlijk hetzelfde lot als ik ondergaan. Alleen was er nu geen alternatief. Er was nergens iets om in te stappen of om in over te stappen te bekennen. Ik nam aan dat de conducteur binnen de kortste keren op een vriendelijke maar op een heldere manier zou komen vertellen dat “het er echt op stond” en dat men dat had kunnen lezen (als men tenminste in Den Bosch was ingestapt, wat hoogst onwaarschijnlijk was.)
Enfin, ik had nog wel aansluiting en ik kon gelukkig mijn reis voorzetten. Het was wel mijn laatste kans, want het was de echt laatste trein voor die dag, die in de voor mij gewenste richting ging.
Je zou al met al zo weer terug verlangen naar die groene hobbelende piepende krakende rupsen, waar de raampjes wel van open konden. De volgende keer moet ik het toch maar weer eens met de auto proberen.  

 

Jacob Henneman