Henneman of Heijmans
Jacob Henneman - GESPREK OP EEN TERRAS (2)
Gesprek op een terras (2)
‘Goede middag meneer, wat een mooi weertje vandaag,’ zei de dame met het grijs-paars gepermanente haar en gekleed in een kleurrijke japon met bloemmotief. ‘Is dit plaatsje nog vrij?’ vroeg ze vriendelijk.
‘Zeker mevrouw,’ antwoordde ik.
‘Vind u het goed, dat ik hier bij u aan het tafeltje kom zitten?’
‘Geen probleem,’ zei ik.
‘Het is ook zo vol. Er is nergens anders een plekje vrij. Tja, het mooie weer. Dat haalt de mensen naar het terras.’
‘Daar heeft u helemaal gelijk in.’
Ze legde haar tasje op de grond naast haar stoelpoot.
‘Kijkt u uit dat u er zo niet over struikelt,’ meende ik op te moeten merken.
‘Nee hoor, dat komt wel goed,’ zei ze geruststellend. ‘Maar bedankt voor uw bezorgdheid.’
Tegelijkertijd meldde de juffrouw van het terras zich bij ons tafeltje.
‘Wat kan ik voor u doen mevrouw?’
‘Doe mij maar een glaasje witte wijn. Droog alsjeblieft.’
‘Chardonnay?’
‘’Prima juffrouw,’ antwoordde de dame met het grijs-paarse permanent.
‘Wilt u misschien ook nog iets drinken meneer,’ vroeg de juffrouw vervolgens aan mij terwijl ze naar mijn lege koffiekopje wees.
‘Doet u voor mij ook maar een wit wijntje.’
‘Zoals mevrouw heeft besteld?’ vroeg de juffrouw van het café.
‘Ja, prima dat lijkt me wel wat.’
‘Gaan we voor zorgen,’ zei de juffrouw van het café terwijl ze haar bestelcomputertje in de zak van haar jeans probeerde te murwen.
‘Gezellig,’ zei de dame met het grijs-paarse permanentje, en die zich ondertussen had ontdaan van haar vest. ‘Veel te warm zo’n vest, maar ja… je neemt het mee, want je weet het hier maar nooit.’
‘Gelijk heeft u mevrouw,’ antwoordde ik.
‘Tja, het weer kan opeens omslaan. En niet alleen hier hoor. Wij zijn wel eens in Frankrijk geweest, mijn man zaliger en ik. We zaten ook zo gezellig op een terrasje, net zoals wij nu en toen begon het me toch een partij te regenen. Even later ook nog gevolgd door een fikse hagelbui. We konden nog net op tijd schuilen, maar al met al waren we toch wel behoorlijk nat geworden.’
‘Soms kan het ook zomaar ineens veranderen,’ stelde ik.
‘Zeg dat wel en niet alleen het weer meneer. Mijn schoonzus zou vandaag op bezoek komen, maar die belde vanmorgen af. Ze kreeg zelf visite. Ik zeg nog, kan dat niet op een andere dag, want ik heb er eigenlijk wel op gerekend. Als mijn schoonzus komt blijft ze altijd eten. Ze komt helemaal uit Assen. Sinds mijn broer is overleden komt ze meestal één keer in de twee maanden. En vandaag stond er weer een bezoekje in de agenda. We doen dat om en om. Zij bij mij en ik bij haar, elke maand. Om en om, behalve in de wintermaanden. We moeten met de trein, en dat is niet altijd een pretje, zeker niet als het koud is.
Het kan op die perrons zo verschrikkelijk tochten.’
‘Dat kan het zeker,’ zei ik.
‘Reist u ook regelmatig met de trein?’ vroeg ze aan mij.
‘Uh, nee, eigenlijk niet. Ik ben niet zo’n reiziger.’
‘Ik ook niet hoor. Ik vind het altijd erg spannend en het kan zo maar dat ik de avond van te voren nauwelijks mijn slaap kan vatten. Eigenlijk ben ik altijd weer blij als ik weer thuis ben.
‘Tja, van hier naar Assen is ook niet zomaar een reisje,’ zei ik.
‘Ik woon hier niet meneer, ik woon in Nijmegen.’
‘Maar dan toch…’
‘Zeker meneer. Het is een heel gedoe. Arnhem, Zwolle en dan zo naar Assen…’
‘Met de stoptrein?’
‘Nee, tot Zwolle heb ik de intercity en in Zwolle moet ik overstappen…’
‘En wat brengt u hier,’ vroeg ik belangstellend.
‘Omdat mijn schoonzus niet kwam dacht ik dat het leuk zo zijn om mijn vriendin te verrassen, maar die was niet thuis. Haar buurvrouw vertelde dat ze naar de kapper was en dat dit wel even kon duren. Dus dacht ik, dan zoek ik ondertussen maar een terrasje. Mijn vriendin woont hier even verderop in een appartement.’
De juffrouw van het café kwam met een dienblad vol met glazen bier en met wijn naar onze tafel.
‘Hier was het toch tweemaal Chardonnay…?’ zei ze terwijl ze de twee glazen met witte wijn voor ons neerzette.
‘Dank u wel juffrouw,’ zei mijn tafeldame.
‘Ja, dank u,’ voegde ik er aan toe.
‘Nou… op onze gezondheid dan maar,’ zei ik.
‘Ja, proost meneer. Fijn dat ik even bij u aan het tafeltje mocht komen zitten.’
‘Ach, geen probleem, ’antwoordde ik joviaal. ‘Alleen is ook maar alleen.’
‘Zeker meneer, dat zei mijn moeder ook altijd. Die had altijd wel iemand op bezoek. Ze is achtennegentig geworden en heeft tot haar zesennegentig zelfstandig gewoond. Mijn vader was al op jonge leeftijd gestorven, dus ze was al vroeg weduwe met vier opgroeiende kinderen. Drie meiden en een jongen. Petje af hoor, hoe ze het allemaal voor elkaar heeft gekregen.’
‘Zo kan het soms gaan in het leven…’ zuchtte ik.
‘Ja, dat kan het zeker. Nou laten we daar dan maar op drinken…’
‘Hoe bedoelt u mevrouw?’ vroeg ik, omdat ik het niet helemaal begreep.
‘Nou dat het soms zo kan gaan. Een mens wikt en onze Lieve Heer beschikt,’ zei ze.
‘Wat raar…dat zei mijn moeder altijd, als er weer iets onverwachts was gebeurd en wat vaak ook iets vervelends was.’
‘Zo zie je maar, dat we ons gelukkig mogen prijzen met twee zo’n verstandige moeders. Zullen we nog een glaasje bestellen?’ vroeg ze, terwijl ze het laatste slokje wijn nam.
‘Lijkt me een goed idee.’
‘Rietje… Rietje Dingemans,’ zei ze en stak haar hand naar mij uit.
‘Henneman… Jacob Henneman aangenaam.’
‘Gezellig Jacob… en uh, ik trakteer.’
Na het derde glaasjes wijn keek ze op haar horloge en zei ze dat het tijd werd om naar haar vriendin te gaan. ‘Die zal onderhand wel thuis zijn van de kapper, hoewel ik het hier eigenlijk ook wel prima vindt.’
‘Ik was eigenlijk ook van plan om maar eens op te stappen,’ zei ik.
‘Moet je nog ergens naar toe?’ vroeg ze.
‘Nee, dat niet,’ antwoordde ik.
‘Zullen we er dan nog eentje doen,’ stelde ze voor.
‘Nou nog eentje dan,’ zei ik, ‘maar dan is deze voor mij.’
‘Goed dan, omdat je zo aandringt,’ zei Rietje met een brede glimlach. ‘Die vriendin van me, die moet maar even wachten en bovendien weet ze niet eens dan ik zou komen. Dus ik zie wel, ik heb de tijd.’
Rietje en ik hebben nog wat gedronken en wat gegeten en daarna zijn we samen naar het station gewandeld en heb ik haar uitgezwaaid.
‘Zo kan het dus ook gaan in het leven…’ verzuchtte ik toen ik op mijn gemak naar huis wandelde.
J.Henneman