Henneman of Heijmans
Jacob Henneman Ook heel bijzonder... (10)
Ook heel Bijzonder (10)
Het blijft een aparte kerel, die buurman van schuin tegenover. Gisteren stond hij zomaar opeens aan de voordeur.
‘Goede dag, buurman,’ zei hij opgewekt. ‘Ik heb een vraagje? Hebt u even een momentje.’
‘Uh, natuurlijk. Wat kan ik voor je doen?’ was mijn antwoord.
Hij zette een pas naar voren en ik voelde me tamelijk onbehouwen om hem niet meteen binnen te vragen.
‘Ach, natuurlijk. Komt u toch binnen buurman.’
‘Graag,’ zei hij. ‘Dat is wel net zo gemakkelijk. Uh, het komt toch echt wel uit?’
‘Ja hoor.’
Even later zat hij tegenover me. Hij in mijn gemakkelijke stoel en ik op de bank.
‘Waarmee kan ik u van dienst zijn?’ vroeg ik fatsoenshalve en vooral het gesprek op gang te krijgen.
‘Tja uh… kijk het zit zo. Ik weet eigenlijk niet of ik het u wel kan vragen…’
‘Als u het niet vraagt zult u het nooit weten…’
‘Uh ja, natuurlijk,’ zei hij. ‘Kijk het zit zo…Ik ga een paar dagen op reis. En ik heb kanaries… en die zullen toch iets moeten eten en uh… iets moeten drinken. Dus u voelt hem zeker al?’
‘U wilt me vragen of ik die verzorging zou willen doen?’
‘Als dat zou kunnen. Ik zou niet weten aan wie ik dit anders zou kunnen vragen.’
‘Dat begrijp ik. U kunt moeilijk de mevrouw van de hoek vragen. Volgens mij is ze vorige week vijfentachtig geworden.’
‘Zesentachtig meneer Henneman. En de mevrouw aan de andere kant van mij zegt dat ze allergisch is voor vogels.’
‘Dat is vervelend.’
‘Dat is het zeker. Ze zegt dat ze last heeft van mijn kanaries… en dat begrijp ik niet helemaal. Ze zitten in de schuur, dus dat lijkt me sterk.’
‘Tja. Wilt u een kopje koffie?’
‘Als dat niet te veel moeite is meneer Henneman.’
‘Nee, natuurlijk niet.’
‘Zonder suiker en een beetje koffiemelk,’ zei hij voordat ik naar had kunnen vragen.
‘Prima.’
Even later zaten we in een wat onwennige situatie aan een kopje koffie.
‘U houdt toch wel van vogels?’ vroeg hij.
‘Niet speciaal, maar ik heb er ook geen hekel aan.’
‘Mijn vrouw wel. Ik heb het weer opgepakt nadat Helga was overleden.’
‘Is dat al lang geleden?’
‘Vorig jaar april.’
‘Heb je er veel zitten?’ vroeg ik en ik tutoyeerde hem.
‘Vijftien koppeltjes… vier van de poppen broedden.’
‘Moet ik daar nog speciaal opletten?’ vroeg ik in mijn onwetendheid, vooral over de voortplantingsbesognes van kanaries.
‘Niet in het bijzonder, alleen goed in de gaten houden. Maar ik denk niet dat u er veel last van zal hebben. Ze broedden pas een sinds vorige week. Meestal duurt het een dag of veertien.’
‘En verder gewoon wat zaad en water neem ik aan? En buurman... zullen we elkaar maar tutoyeren, dat is wel net zo gemakkelijk,’ stelde ik voor.
Hij keek me aan alsof ik hem een of ander vreemd voorstel had gedaan.
‘Uh…als u er op staat,’ zei hij en ik hoorde de vertwijfeling in zijn stem.
‘Dat niet, maar ik dacht zo…’
‘Ik ben het niet zo gewend, dat losse.’
‘Dat losse?’
‘Ja meneer Henneman, ik bedoel, ik ben en blijf graag op mezelf. Ik hou niet zo van dat popie-jopie gedoe.’
‘Mij ook goed,’ reageerde ik licht geïrriteerd.
Zwijgend dronk hij zijn kopje leeg.
‘Nou dan stap ik maar eens op. Misschien dat u morgen even langs kunt komen…dan kan ik u alles uitleggen en zo.’
‘Prima.’
Ik stond vanmorgen voor zijn voordeur. Het duurde even voordat die open ging.
Daar stond hij in de deuropening, in zijn gestreepte pyjama.
‘Ik ben ziek meneer Henneman, dus het gaat niet door.’
‘Jammer, kan ik nog iets voor u doen?’
‘Nee hoor, ik red me wel.’
‘En de vogels?
‘Nou die redden zich ook wel lijkt me?’
‘Nou beterschap dan maar,’ zei ik en maakte aanstalten om weg te gaan.
‘Dank u wel meneer Henneman, of kan ik u een kopje koffie aanbieden?’
‘Nee hoor, een ander keertje misschien,’ was mijn antwoord.
Hij haalde zijn schouders op.
‘Ook goed,’ bromde hij en deed de deur dicht.
Jacob Henneman
Jos Heijmans