Henneman of Heijmans  

 

Jacob Henneman  -  MIMI (11)  

 

Mimi (11)

De tijd kruipt vooruit. Het lijkt wel of er geen eind aan deze middag gaat komen en mijn geweten speelt op.
‘Je had dit zo niet moeten doen Jacob Henneman,’ bijt ik mezelf toe. ‘Dit getuigt van een grote mate van lafhartigheid, en dat is een eigenschap waar je niet trots op hoeft te zijn.’
Ik ben het helemaal met mezelf eens, maar wel probeer ik de door mij ontstane situatie te vergoelijken met het feit dat ik niet degene ben die de muisjes heeft gebaard, noch dat ik er om heb gevraagd dat die muizenkindjes zo nodig bij mij in het keukenkastje moesten worden gestationeerd.
Terwijl ik in de bibliotheek ronddwaal en ik eigenlijk geen idee heb waar ik naar op zoek ben, loop ik een jongeman tegen het lijf, of beter hij loopt mij tegen het lijf.
‘Sorry meneer, ik had u niet gezien,’ verontschuldigt de jongeling met de blonde kuif zich.
‘Kan gebeuren,’ antwoord ik onaangedaan.
‘Nogmaals sorry meneer… uh ik was op zoek naar boeken over dieren. Weet u misschien waar ik die kan vinden. Ik kom hier niet zo vaak… of eigenlijk bijna nooit. Maar nu moet ik voor school een presentatie maken en ik dacht dat als het over dieren gaat, men dat wel leuk zal vinden.’
‘Weet je veel van dieren?’ vraag ik. ‘Ik bedoel, weet je een hoop over dieren te vertellen?’
‘Uh nee dat niet… Maar daarom ben ik hier. Tenminste ik neem aan dat er hier genoeg over te vinden is.’
‘Dat denk ik ook wel,’ zeg ik. ‘Ik loop wel even met je mee. Volgens mij staan de boeken over dieren op de eerste etage. Bij de boeken over de natuur en zo.’
‘En zo?’ vraagt de jongen.
‘Ja, over van alles en nog wat… over het heelal, over de ruimte en over planten en struiken.’
‘Oh, bedoelt u dat zo,’ zucht de jongen, alsof hij mijn toelichting nogal vindt tegenvallen, maar vooral ook als totaal overbodig beschouwt.
‘Waar wil je eigenlijk dat je presentatie over gaat?’ vraag ik met gemeende belangstelling.
Even denkt de jongen na en haalt daarna nonchalant zijn schouders op.
‘Uh…over muizen. Dat lijkt me wel iets.’
Ik voel een rilling door mijn lijf gaan. Dit kan geen toeval zijn.
‘Over muizen…?’ vraag ik en mijn stem klinkt onzeker.
‘Ja, tenzij u iets beters weet. Ik heb vroeger muizen gehad… nou ja, één muisje, meer mocht niet van mijn moeder. Ze was doodsbang voor muizen. Eigenlijk was ze bang voor alles wat knaagt en ook nog snel is.’
‘Was…? Is ze daar nu niet meer bang voor?’ meen ik op te moeten merken.
‘Mijn moeder is dood meneer. Ze is een paar jaar geleden doodgegaan aan kanker. Ik woon sindsdien weer bij mijn vader. Mijn vader en moeder zijn gescheiden toen ik negen was. Tja, ik moest ergens blijven. Ik was elf toen mijn moeder stierf.’
‘Dus dan ben je dertien?’ stel ik vast.
‘Veertien meneer,’ antwoord de jongen. ‘En u, bent u niet bang voor muizen?’ gaat hij verder.
Nu komt het erop aan.
‘Het zijn niet mijn favorieten, ’antwoord ik.
‘Ze doen toch niets.’
‘Nou, ze vernielen wel van alles. Ze knagen bijvoorbeeld overal gaten in en ze vervuilen alles met hun keutels.’
‘Ze moeten er ergens mee blijven, dat hoort er nog eenmaal bij. Ik moest ook elke week het kooitje schoonmaken,’ reageerde het jongetje terwijl we ondertussen op de eerste etage zijn gearriveerd.
‘Hier moeten we zijn,’ zeg ik. ‘Daar bij “huisdieren” zal wel iets over muizen zijn te vinden.’
‘Dank u wel meneer. Fijn dat u me heeft geholpen,’ zegt het jongetje en hij loopt naar het schap dat ik hem heb aangewezen. Plotseling draait hij zich om.
‘Mijn moeder hield wel van katten,’ zegt hij. ‘We hadden er twee thuis. Minoes en Billy, twee katers. Vindt u katten ook niks?’
‘Uh jawel hoor, ’antwoord ik. ‘Het is niet dat ik er zelf eentje zou aanschaffen, maar verder heb ik er geen problemen mee.’
‘Die ene kater van ons… Billy, die heeft mijn muis opgevreten. Hij was uit zijn kooitje ontsnapt. Mijn moeder gaf mij de schuld en beweerde dat ik het deurtje niet goed had afgesloten.’
‘Tjonge, dat is ook wat,’ zeg ik.
‘Nou ja, dat is de natuur van die beesten. Eerst spelen ze er eventjes mee, en daarna vreten ze zo’n muisje op. Althans voor een gedeelte.’
‘Vertel mij wat,’ mompel ik.
‘Wat zei u meneer? ’vraagt het jongetje.
‘Dat ik dat wat jij net vertelde zelf ook heb meegemaakt.’
‘U hield toch niet van muizen? ’zegt het jongetje verbaasd. ‘En ook niet echt van katten.’
‘Nee, maar ik heb wel ooit muizen gehad,’ leg ik uit en ik voel mijn hoofd rood worden.
‘Is dat al lang geleden?’ vraagt hij.
‘Uh ja… vorig jaar of zo,’ antwoord ik en ik voel me ongemakkelijk.
‘En zijn die door een kat opgevreten?’ gaat hij onverstoord verder.
‘Ja, grotendeels.’
‘Tja, zo gaat dat nou eenmaal in de natuur, daar kan je weinig aan doen,’ zegt hij op een berustende toon en zijn opmerking geeft me een iets beter gevoel.
‘Ik denk dat ik mijn presentatie maar over tijgers doe, die zijn spannender dan muizen,’ zegt het jongetje en hij loopt naar het andere schap, wat “wilde dieren” aangeeft.
‘Nou tot ziens dan maar,’ zegt hij. ‘En nogmaals bedankt voor de hulp.’
‘Ja, jij ook voor je hulp, ’antwoord ik.
Even kijkt hij me aan.
‘Geen dank meneer,’ zegt hij vervolgens en ik zie dat hij zich afvraagt waarmee hij mij dan wel mee heeft geholpen.
Hij moest eens weten, hoe hij met zijn “tja, zo gaat dat nou eenmaal in de natuur, daar kan je weinig aan doen” mijn knagende gewetenswroeging aanzienlijk heeft gesust.
 

 J. Henneman