Henneman of Heijmans  

 

Jacob Henneman  -  MIMI (9) )

De dagen kruipen voorbij en ik heb een soort van staakt-het-vuren-bestand met muis Trudy afgekondigd. Weliswaar eenzijdig, maar een bestand is een bestand, en daarom heb ik al twee dagen niet meer in het keukenkastje gekeken en ik ga er van uit dat het goed gaat met de muizenfamilie.
Mimi is opvallend onrustig, althans ze lijkt me een beetje uit haar doen. Het kan niet aan mij liggen, want ik heb alles gedaan om de dame te “pleasen”. Ik kan me bijna niet voorstellen dat buurvrouw mijn inzet en prestaties overtreft, zelfs waarschijnlijk niet eens evenaart. Overigens, met de vissen van buurvrouw gaat het even wat minder. Welgeteld drie exemplaren hebben het heden voor het hiernamaals verwisseld en zijn vertrokken naar de eeuwige vissenvelden, die zich ongetwijfeld ergens in het universum zullen bevinden. Met die reden heb ik drie gelijkende vervangers aangeschaft. Volgens de jongeman van de dierenwinkel kan het soms voor komen dat plotselinge vissensterfte optreedt, meestal omdat de vissen te veel of te onregelmatig verzorgd en gevoerd worden.
‘Hoezo, te veel of onregelmatig…?’ had ik aan de knul gevraagd, die de drie exemplaren, die nauwelijks van de overledenen te onderscheiden waren ( behalve dan dat deze nog zwommen)vanuit een kunststof bakje zorgvuldig overgoot in een plastic zakje, en vervolgende het plastic zakje met een elastiekje hermetisch sloot.
‘Stikken ze zo niet?’ informeerde ik voorzichtig.
‘Nee hoor,’zei de jongeman vol overtuiging. ‘Maar een tip meneer. Het gaat er om dat u ze niet te veel voedert en niet te veel en dus onnodig het aquarium reinigt. Vissen wennen nou eenmaal aan hun woonomgeving en raken van slag als opeens hun leefomgeving wordt veranderd. Bijvoorbeeld door er vers water bij te gooien, bijvoorbeeld kraanwater dat niet geneutraliseerd is. Een vis eet echt niet meer dan hij op kan,’ legde hij nog met veel gebaar uit. ‘Dat vergeten de mensen wel eens, met alle gevolgen van dien.’
‘Dus zo’n aquarium dat luistert best nauw,’ meende ik op te moeten merken.
‘Sommige vissensoorten kunnen er prima tegen, maar die u hier hebt vragen even wat meer aandacht dan bijvoorbeeld guppy’s.’
‘Wat wordt er van mij verwacht?’ vroeg terwijl ik op het zakje met de drie vissen wees.
‘Dat u ze in elk geval even de kans geeft om te acclimatiseren. Dus niet meteen in het aquarium mikken, maar even laten wennen aan de watertemperatuur van het aquarium. U kunt ze het beste even in het zakje laten en het zakje zorgvuldig boven in het aquarium plaatsen, zodat het water in het zakje dezelfde temperatuur krijgt als het water in het aquarium. Dat voorkomt uitval.’
‘Zorgvuldig plaatsen…?’ vroeg ik.
‘Ja, gewoon er kalm in leggen,’ antwoordde de knul een beetje geïrriteerd over zoveel onwetendheid.
‘Nou dat ga ik zeker doen. Hoeveel krijg je van me?’ ging ik verder.
‘Momentje meneer…’ en hij keek naar het zakje met de drie vissen, naar het flesje met waterreiniger, het busje met vissenvoer, en een doosje met filters, om vervolgens zonder blikken of blozen “vijfenveertigvijfentachtig” zonder enige gêne naar mij uit te spreken.
‘Pinnen meneer?’ vroeg hij vervolgens.
‘Ja.’ Het klonk tamelijk maar wel ongewild, kortaf. Het kwam voornamelijk door de hoogte van het bedrag, dat de knul mij afhandig wilde maken, maar al met al toetste ik mijn pincode in en even later stond ik buiten. Ik had nog wel “goede dag” gezegd.
Met drie vissen en een busje voer en een fles waterreiniger en een doosje filters ben ik vervolgens naar het appartement van mijn buurvrouw gegaan en heb ik de vissen bovenin in het aquarium gedeponeerd. Uiteraard met zak en al. Straks maar even kijken of het drietal al een beetje op temperatuur is gekomen.
 
Mimi is weer even uit haar mandje geklommen om er vervolgens weer prompt naar terug te keren. Ik maak me wel zorgen, want dit gedrag van Mimi is nieuw voor me. Want als ze koud weer in haar poezenmandje ligt, en ik aanneem dat ze weldra zal wegdommelen, komt ze weer overeind en loopt ze vervolgens miauwend naar het keukenkastje.
‘Wat is er poes?’ vraag ik ongerust. ‘Toch niets met onze vriendin en haar kleintjes?’
Poes Mimi reageert niet op mijn woorden en blijft met een klagend gemiauw pal voor het keukenkastje staan waarachter Trudy en kroost verblijven.
‘Ga eens weg,’ maan ik poes Mimi, maar blijkbaar is ze dat niet van zins.
‘Dan maar met zachte hand….’ mompel ik terwijl ik de poes met mijn linkerhand weg probeer weg te duwen. Maar Mimi laat zich niet zomaar aan de kant zetten en als ik haar met beide handen stevig vast pakt verandert het gemiauw in een zekere vorm van hysterisch krijsen, terwijl ze met heel haar lijfje protesteert.
‘Nou rustig aan maar,’ bijt ik haar toe om haar vervolgens enkele meters verderop weer op de vloer neer te zetten. Voordat ik het goed en wel realiseer, staat poes Mimi alweer voor het keukenkastje.
‘Verdorie… eerst wilde je niet en nou….uh nou wil je opeens niet meer van wijken weten,’ verzucht ik.
‘Miauw…’ antwoordt Mimi vinnig terwijl ik het deurtje probeer te openen. Poes Mimi maakt van de gelegenheid gebruik om ook even poolshoogte te nemen van de situatie achter het keukenkastdeurtje.
‘Niks aan de hand,’ zucht ik. Trudy en haar kroost liggen vrij ontspannen in het hoekje en alleen het nestje ziet er wat rommelig uit. Maar dat is alles. Mimi is duidelijk van slag als ze Trudy en de kleintjes ziet en het kost me moeite om het gezinnetje en met name hun veiligheid veilig te stellen. Wat zijn ze al gegroeid. Het zijn bijna al echte muisjes geworden.
Het gedrag van Mimi blijft mij zorgen baren en als ze even later trots met een muis in haar bek aan komt gewandeld, ben ik niet alleen verbaasd maar eigenlijk totaal verbijsterd. Ze laat een kant van zich zien, die ik tot nu toe niet van haar had verwacht, De muis in haar bek ziet er vrij levenloos uit. Het kopje hangt slap langs het lijfje en ik meen een beschadigd oortje en kapot oog waar te kunnen nemen.
‘Hoe kom je daar nu aan?’ vraag ik aan de poes, maar zoals ik al had kunnen verwachten, blijft een verklarend antwoord uit.
‘Het is in elk geval gelukkig niet de moeder van die nazaten daarin de keuken,’ mompel ik.
‘Kom op poes… wie heb je daar?’ vraag ik nogmaals.
Mimi wrijft haar kopje tegen mijn linkerbeen, alsof ze mijn begrip en instemming vraagt voor het elimineren van een soortgenoot van mijn huismuis.
‘Nou ja, het is in elk geval niet Trudy,’ voeg ik de poes toe, aai haar een paar keer en haal mijn schouders op.
Nadat ik het muizenlijkje van poes Mimi heb afgepakt en het kadavertje in mijn vuilnisbak heb gedeponeerd wordt het tijd voor koffie. Maar dan maakt zich een zekere vertwijfeling van mij meester.
‘Misschien heeft Mimi wel de man des huizes koud gemaakt,’ bedenk ik. ‘Het zou zomaar kunnen. Maar dan zijn die muizenkindjes zomaar opeens vaderloos.’

  J. Henneman