Henneman of Heijmans  

 

Jacob Henneman  -  MIMI (8)

 

Ik heb op internet opgezocht hoeveel tijd ik nog heb. Ik kan het Mimi niet aan doen het gevecht aan te gaan met zeven muizenkindjes, die inmiddels voor een belangrijk gedeelte de babystatus achter zich hebben gelaten. Ik ga er ook maar van uit dat hoe langer ik wacht, de kans toeneemt dat het moeilijker wordt om “afscheid” te nemen van de familie muis. Er groeit toch een zekere band tussen die muizenfamilie en mezelf, al probeer ik dat met klem te ontkennen door vooral mezelf te betichten van overgevoeligheid en vooral ook van vals sentiment. Maar toch… Ik heb vanmorgen even voorzichtig in het kastje gegluurd en moeder Trudy “betrapt” tijdens het zogen van zeven donsachtige mormeltjes, die zich via een onderlinge worstelpartij het dichtst bij moeders proviandkastje probeerden te murwen. Moeder Trudy volgde het stoeien van haar kroost met een zorgzame blik en dat maakte me week. Dus al met al wordt het dus de hoogste tijd om spijkers met koppen te slaan. Dit kan niet blijven duren. Daarom nu en meteen harde actie.

Ik heb Mimi de plek laten zien waar haar prooi op haar ligt te wachten. Ze was er niet van onder de indruk, sterker het leek wel of ze mij duidelijk wilde maken dat ze niet van plan was om zich voor mijn karretje te laten spannen. Met een blik van “dat is jouw probleem, dus los het lekker zelf op” sjokte ze volkomen apathisch terug naar haar poezenmandje, rolde zich daarna op om mij vervolgens volkomen te negeren. Ik probeerde nog op haar in te praten. Ik heb Mimi beloftes gedaan, die ik absoluut niet kan waarmaken. Ik heb haar vervolgens bedreigd op een manier waar ik meteen weer spijt van kreeg en heb mijn excuses daarvoor aangeboden. Ik heb haar geaaid, wat ze op zich wel kon waarderen, maar haar voor zover ik kon vaststellen niet van mening of inzicht deed veranderen. Ik heb zo’n zakje met de opdruk “Gourmet met Kip” geprakt en voor haar klaar gezet in haar lievelingsbakje en ik heb haar een schoteltje volle melk voorgeschoteld. Echter Mimi was duidelijk, en bleef liggen waar ze lag. Mimi wilde zich niet verlagen tot het begaan van een doortrapte moord op een gelukkig, maar vooral kwetsbaar muizengezinnetje. Dat was helder. En wat voor mij ook helder werd, was dat ik de aangewezen persoon was, die het op moest gaan lossen.

Daar zit ik dan voor het keukenkastje, op mijn knieën. Met in de ene hand een blik en in de andere hand een handveger. Naast mij staat een plastic afvalemmer. Het uur “u” is aangebroken. Het is de dag van de “de laffe moord op Trudy en haar gezinnetje”. Ik ben nerveus en heel voorzichtig kijk ik door de kier van het keukenkastje. Heel vredig liggen ze daar. Keurig naast elkaar, op een rijtje. Trudy kijkt op en wordt onrustig bij het zien van mijn valse blik. Ik probeer vriendelijker te kijken, maar dat helpt niet.
‘Ik kijk alleen maar even,’ zeg ik met trillende stem. Trudy wordt door mijn woorden niet gerustgesteld, ze kijkt naar me alsof ze aanvoelt dat ik heel wat anders met haar en haar kroost voor heb, dan alleen maar kijken. Twee van de muizenkindjes keren zich om en ik zie hun kwetsbaarheid. Nog zo klein en zo onschuldig.
“Nu nog wel… maar over een paar maanden…” flitst het door mijn valse gedachten. “Met een beetje pech is de helft van die zevenling een vrouwtje en dat geeft over een paar maanden en in het slechtste geval drie maal zeven nakomelingen, dus eenentwintig muisjes. Weer zo’n drie maanden verder zou als de helft van die eenentwintig nakomelingen vrouwtjes zouden zijn het aantal al gauw kunnen oplopen tot minimaal zeventig muisjes.”
Het zweet breekt me uit. Het is puur angstzweet. Als ik nu niet doorzet dan kan ik over een half jaar de regionale kermissen af met een complete muizenstad. Ik weet dat er nu geen weg terug voor me is. Het is Trudy en haar nazaten of ik. Meer keuzes zijn er niet. Maar dan gaat de bel van de voordeur. Ik schrik ervan. In mijn verwarring en in mijn verbeelding zie ik Marianne Thieme voor de deur staan die vergezeld wordt door twee potige agenten en een meneer van de dierenbescherming, die een lange donkergrijze jas draagt en een zwarte stoffen trilbyhoed op heeft en ook nog een bruine stoffige aktetas bij zich heeft. Marianne heeft maar één missie en dat is… het voorkomen van de laffe moord op muis Trudy en haar jonkies. Dat kan bijna niet anders. Met knikkende knieën loop ik naar de voordeur en met een droge keel en zwetende handen open ik de deur. Het is een meneer van PostNL die een pakketje voor mij heeft, of beter een pakketje voor mijn buurvrouw heeft, het bazinnetje van Mimi. Hij vraagt of hij het pakketje bij mij achter mag laten, omdat er blijkbaar niemand thuis is op ht adres van de buurvrouw.
‘Dat klopt,’ zeg ik opgelucht. ‘Ik zal het aan haar geven zo gauw ze er weer is.’
De man vraagt me vervolgens even een handtekening voor ontvangst te zetten en met een enige moeite probeer ik een krabbel in het vakje te plaatsen.
‘Wel binnen de lijntjes blijven meneer, anders pakt ie ‘m niet,’ zegt de meneer van PostNL.
‘Sorry meneer,’ verontschuldig ik mezelf en probeer het opnieuw. Ditmaal met meer succes vooral ook omdat ik mijn handtekening versimpel tot niet meer of minder dan een opgeleukt kruisje.
‘Dank u wel meneer en nog een mooie dag,’ zegt de meneer van PostNL.
‘U ook,’ antwoord ik, terwijl ik de deur sluit en vervolgens het pakketje op de tafel leg.
‘Eerst maar koffie,’ mompel ik.
Als ik mijn tweede kopje heb ingeschonken gaat mijn telefoon.
‘…. Uh goed. Er is een pakketje voor je bezorgd,’ antwoord ik de buurvrouw, die vraagt hoe het met me gaat en ook met Mimi, en of er nog iets voor haar gebracht is.
‘Een pakketje…met de post,’ vul ik aan om geen onnodige misverstanden te krijgen.
Ze vertelt me dat het een proefpakket is van een of ander bedrijfje dat doet in allerlei soorten crèmes en schoonheidsmiddelen. Ze zegt dat het bijzondere aanbieding is en dat het bijna niks heeft gekost en dat ze het daarom maar heeft besteld.
‘Gelijk heb je,’ zeg ik afwezig en denk vooral nog aan mijn misdadige moordplan. Ik kan het maar niet kwijt raken.
Als ze vraagt of ik van mijn muis af ben, zeg ik met enige twijfel en vooral trilling in mijn stem, ‘uh… zo goed als. Ik heb het beestje al een tijdje niet meer gezien.’
Ik voel me een echte Judas en voeg er in al mijn valsheid nog aan toe. ‘Nee bu, Mimi heeft me echt prima geholpen. Het is ook zo’n dappere poes.’
Buurvrouw zegt dat ze ook niet anders van haar poes had verwacht en vraagt en passent hoe het met de vissen gaat.
‘Prima…’ antwoord ik. ‘Ze zwemmen allemaal nog vrolijk rond,’ en ik hoop van harte dat het ook zo is.
Ik hoor een goedkeurend “mooi” en daarna zegt ze dat ze misschien nog een paar dagen langer wegblijft, maar ze weet het nog niet zeker. Ze zal het me nog laten weten
‘Mooi,’ zeg ik al weet ik werkelijk niet waarom ik dat mooi vind.
Als buurvrouw de verbinding heeft verbroken voel ik me leeg en futloos. Hoeveel kan een mens aan en hoe diep kan een mens eigenlijk vallen? 

  J. Henneman