Henneman of Heijmans  

 

Jacob Henneman  -  UITSTAPJE (BOERENBOND)

Soms zit het mee, zelfs met het weer, en vorige week donderdag was het zo’n dag. De zon liet zich van haar beste kant zien en de lucht was helder blauw gekleurd. En dat ook nog eens in september.
Op deze mooie dag stond het jaarlijkse uitstapje gepland van het team vrijwilligers waar ik sinds kort deel van uitmaak. Het team dat bestaat uit zeventien vrouwen en twee mannen waarvan ik er eentje ben. Mijn kompaan had zich voor het eerste deel van het uitstapje afgemeld en dus was ik in het dagprogramma op mezelf aangewezen. Ik was dus de enige woerd in deze eendenbijt, de enige haan in het hennenhok. Enfin, het gezelschap was goed geluimd en klaar voor het avontuur. Het dagprogramma was geheim en moest een verrassing blijven. Wegens het uitvallen van een van de geplande auto’s, had ik mij dienstbaar opgesteld en mijzelf en mijn auto ter beschikking gesteld. Met een korte geprinte routeomschrijving en met daarop ook de beoogde bestemming vermeld, gingen we op pad. Drie metgezellinnen en ik en mijn auto en mijn… navigatie. ( je weet immers maar nooit)
Het complete gezelschap paste exact in vier auto’s ( er waren enkele afvallers) en het was gezien de buitentemperatuur een prettige bijkomstigheid dat iedereen voldoende (zit)ruimte had. Ik was als laatste weg door een echte Max Verstappen-start, althans mijn start leek toonde veel gelijkenis met de manier waarop jonge Max zichzelf de laatste races in gang zet.
De eerste de beste horde was een wegomlegging en mijn navigatie gaf mij geen enkel bruikbaar advies, noch enig houvast. Hoe onhandig van die meneer van Tom Tom. En zonder advies… tja dan doe je maar wat en hoop je… nee, dan ga je er van uit dat het allemaal wel weer goed komt. Ik wel tenminste. De beschikbaarheid van de uitgeprinte routebeschrijving, die ik in het bakje onder de handrem had gedeponeerd was me even ontschoten. Maar goed, even later, na wat nodeloze omzwervingen leken we toch weer op de goede weg te zijn, richting het Brabantse Bond museum in Gemert, want daar werden we verwacht. Dat stond op de routebeschrijving, maar ik wilde deze informatie niet met de anderen delen, omdat het toch vooral voor hen een verrassing moest blijven.
De bestuursters van de andere drie auto’s hadden zich blijkbaar de route op het geprinte a4-tje eigen gemaakt, en vroegen zich dan ook (telefonisch) af of er een redelijke kans bestond, dat wij ons ( mijn drie metgezellinnen en ik) binnen afzienbare tijd nog bij hen zouden voegen. We konden ze geruststellen, want het eindpunt op mijn navigatie was ondertussen in zicht, gemarkeerd door een zwart-wit geblokt finishvlaggetje. Net zoals bij Verstappen. Dus dat viel gelukkig mee, we arriveerden weliswaar met enige vertraging op de beoogde bestemming, maar het was dus toch uiteindelijk nog goed gekomen.
In eerste instantie was ik er vanuit gegaan( na het zien van de bestemming), omdat ik het museum niet kende, dat ik geacht werd om kennis te nemen van serviesgoed, hand- en theedoeken, tafellakens, rijkelijk versierd en gedecoreerd met groen, rood en blauwe motieven. En ook nam ik aan dat er van mij werd verwacht om een voor-gekleid kopje of bordje op deze manier kunstzinnig te bewerken, te decoreren en in te kleuren. Het boerenbont motief is een van de nog niet helemaal door mij verwerkte ervaringen uit mijn jeugd. Bij mij thuis was het boerenbont nogal dwingend aanwezig. Want ’s morgens, ‘s middags en bij het avondeten werd de maaltijd op zo’n bord met daarop dat boerenbont motiefje uitgeserveerd. Die groene, blauwe en rode decoratie leidde af van het aangeboden voedsel. Die decoratie verdoezelde in mijn optiek de werkelijkheid. Het deed de dingen mooier lijken dan ze waren, en het suggereerde iets wat er niet was.
Maar goed, onze missie was niet het boerenbont, maar het museum ging over de Boerenbond.
Over het ontstaan van deze coöperatie, die de opmaat vormde naar een beter bestaan van de Brabantse kneuterboertjes die met anderhalf varken, een koe en een paar kippen probeerden de talrijke kindermondjes te vullen. Onze gids vertelde of beter legde uit dat er een hoge mate van vindingrijkheid wenselijk was om de opslag en stalling van de boorlingen te regelen( let op; dus om alle misverstanden te voorkomen, absoluut geen “inboorlingen”). Het ondergeschoven kindje was hier een lichtend voorbeeld van. Ergens onder de krappe bedstee, waarin vader en moeder probeerden hun draai te vinden, werd de kleine man of meid in een soort mandje op een plankje geparkeerd. Volgens onze gids had de kleine er in elk geval geen benul van dat er over zijn hoofdje heen, er met grote regelmaat en “en passant” ook nog aan de verdere uitbreiding van het gezin werd geknutseld. Er moet hier overigens sprake zijn geweest van een groot acrobatisch vermogen van beide echtlieden. De gids vertelde ook hoe tijdens het waken bij een overledene, het voor de overledene en vooral voor de wakers zo gezellig mogelijk werd gemaakt en door de inname van een borreltje jenever of brandewijn (of in de meeste gevallen meerdere borreltjes) het leed aanzienlijk werd verzacht. De in de opkamer opgebaarde ontvallene moest soms door het raam naar buiten worden gewerkt, eenvoudigweg omdat de draai naar de deur niet kon worden gemaakt. Het was er niet altijd even ruim, in zo’n opkamertje. Soms zelf zo krap, dat de overledene in een horizontale pose door de deur moest worden gemurwd. Er zijn verhalen bekend dat door de eigenwijsheid van de dragers of door het ontbreken van een geschikt raam, de overledene tijdens zijn/ haar laatste aftocht door de smalle deur, zich geheel onvrijwillig in de kist moet hebben omgedraaid. En alleen de kwaliteit van het gebruikte sluitwerk heeft erger doen voorkomen.
Het was een leerzame middag daar in Gemert en na de appeltaart en koffie werden we uitgenodigd om ons op te maken voor een rondtoer per huifkar langs Gods wegen, die zich (deels) bevonden in het Gemerts buitengebied. Het karrespoor was er een van het soort waarvan Napoleon zich indertijd van zal hebben afgevraagd of de bezetting van de Zuidelijke Nederlanden wel zo’n goed idee was, en vooral ook of hij zijn plan eigenlijk wel door moest zetten. Het moet ontluisterend voor hem zijn geweest om kennis te maken met de onontgonnen heidense gebieden waar overigens voor de eventuele deserteur voldoende gelegenheid was om voorgoed uit het zicht te verdwijnen. De vlucht in die oneindige wijdte, waar geen haan nog naar hem zou kraaien, moet zo iemand het ultieme gevoel van vrijheid hebben gegeven.
Op een enkele splitsing van het karrespoor met een ander karrespoor stond hier en daar een geduldig kapelletje, dat ogenschijnlijk was bedoeld als een plek voor overpeinzing of meditatie, of gewoon een plek om even te rusten voor de toevallige passant, die door de aanwezigheid van H. Moeder Maria terloops uitgenodigd werd om vooral op het rechte pad te blijven.
Het Belgische trekpaard, dat onze huifkar trok, moet zich hebben afgevraagd of dit nou echt het leven was wat zij zich er van had voorgesteld. Zeker, ons paard was een statige Belgische “dame”, die zonder veel poeha of gemekker de huifkar door het Gemerts boerengebied voort trok. Een huifkar met daarin een veertiental druk converserende dames en een drietal mannen, van wie er twee de teugels in handen hadden. Nou ja, twee… eigenlijk was het er maar eentje, want die zat voor op de bok, zoals dat heet. Onze voerman was een ruime tachtiger met de platte pet scheef op het rechteroor, die na ons later werd verteld soms wel eens een beetje last had van plotselinge “uitval”. Dan was hij er even niet helemaal bij, in elk geval niet zoals het moest zijn, maar een kniesoor die daar wat op tegen heeft, zeker op zo’n mooie dag. Bovendien was er voor noodgevallen altijd nog die tweede man, die speciaal zo ver mogelijk van onze voerman was gaan zitten, dus in geval van nood...
Tijdens het oversteken van een tamelijke drukke weg leek het even spannend te worden, maar het paard wist blijkbaar van wanten en trok volop door in zijn één, vastberaden en ruim voordat we geënterd zouden kunnen worden door een aantal aanstormende pk’s van een totaal andere orde. Het leek even of we in het begin van de vorige eeuw waren beland, behalve dan dat aanstormende verkeer, dat niet paste in dit plaatje. Dit was het Brabantse land in optima forma. De enige dissonant was de geluidsinstallatie. Dat moet er eentje geweest zijn uit het midden van de jaren zestig, misschien zelfs nog gebruikt tijdens de provo-opstand in Amsterdam. Kortom onverstaanbaar versterkt en volstrekt kansloos tegen het volume van veertien kwetterende dames. Ergo, niemand luisterde, net als toen in Amsterdam.
De grijze voerman heeft ons weer netjes afgeleverd, bij de ingang van het museum. Ons paard werd opgewacht door haar dochter. Want, zo waar bleek ons paard een struise moeder te zijn en ze moet zich dan ook helemaal op haar gemak hebben gevoeld met zoveel vrouwelijk inbreng achter haar brede derrière, daar onder de huif van de kar, waar de temperatuur de dertig ruim moest zijn gepasseerd. Haar nazaat die in het weilandje aan de draad klaar stond om haar moeder te begroeten zal zich hebben afgevraagd; ‘wordt dit ook mijn toekomst? Een huifkar voort trekken door het Brabantse land van pater van den Elsen. Een huifkar met stadse vrouwen en dat allemaal door en voor de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond, kortweg de NCB? Nou ja, bijna allemaal vrouwen… op die ene na dan.’

 J. Henneman