1.  

Henneman of Heijmans  

 

Jos  Heijmans     Brood en Spelen

 

Het is weer voorbij, de Olympische Spelen in Rio. Brazilië heeft het volbracht en eerlijk is eerlijk, ze hebben het er voor het oog van de hele wereld goed van afgebracht. Het had in elk geval veel slechter gekund, ten minste als we de berichten mogen geloven, die op voorhand verhaalden over van alles en nog wat en vooral over wat er zoal mis was en nog mis zou kunnen gaan. Of zijn we willens en wetens op het verkeerde been gezet? Want dat is toch wel een beetje het gevaar van zoveel media tegelijkertijd op één plek. Ieder zoekt zo z’n eigen verhaal. En wie vertelt nou het juiste en wie heeft de waarheid (de feiten) het mooist ingekleurd? Of wie heeft de onzin het mooist en zo geloofwaardig mogelijk verpakt? Het is natuurlijk aan het volk om hierin de goede keuzes te maken… de mensen op de pleinen en in de straat, want zij bepalen de impact van het aangebodene.
En dat brengt me bij mijn irritatie, want de kritiek op de ( Nederlandse) sporters heeft me nogal gestoord. Ik neem zonder meer aan dat iedereen die naar Rio is afgereisd, daar maar met één bedoeling is heen gegaan en dat is om zo goed mogelijk presteren. Dat het er dan niet helemaal uitkomt, dat kan gebeuren. De ene dag is de andere dag niet en het is en blijft mensenwerk. “Nobody is perfect” nietwaar. Zonder allerlei middeltjes kan er door niemand op voorhand succes worden gegarandeerd. Even een verkeerde timing, een misstapje, of een ziek paard en de kansen zijn verkeken. Ik vond het bijna te gênant voor woorden dat Daphne zichzelf probeerde te verontschuldigen met een “sorry” naar de goegemeente omdat het even niet gelukt was. Kom op, vijfde van de wereld is niet niks en bovendien kwam daar ook nog eens zilver overheen. Dat moet iedereen toch hartstikke blij en trots maken. Daphne blijft wat mij betreft gewoon “Superwoman”.  Wij zijn nou eenmaal geen Verenigde Staten, noch Het Verenigd Koninkrijk of Rusland of China, of Duitsland, maar gewoon Nederland, een landje met zo’n slordige zeventien miljoen inwoners, ingeklemd tussen de Noordzee, de Waddenzee en Duitsland ( en België natuurlijk). Een kleine twintig plakken, waarvan acht gouden. Dat is zo gek nog niet. Alleen de grootste azijnproevers mogen na het nuttigen van weer een glas van dat gallige vocht hier iets negatiefs van vinden en hopelijk dat de pilletjes het maagzuur (bij voorkeur) langzaam neutraliseren, zodat ze er zelf het meeste en het langste last van hebben.
Ik vind het vooral knap staaltje doorzettingsvermogen en een prima beleving als jonge menen een belangrijk deel van hun jonge leven ondergeschikt maken om te presteren in hun passie. Daar valt niets op af te dingen, zelfs niet als het even niet lukt. Ik heb vol bewondering genoten van Sanne op de balk, ondanks dat de balk niet mijn ding is. Ik vind het bijzonder dat onze twee lange afstand-zwemmers (ster) vele andere atleten die ook in de finale mochten meedoen voor zijn gebleven en het is knap van de volleybalsters en handbalsters om op een haar na de finales te bereiken. Net even dat ene beetje meer geluk en dan hadden ze het voor elkaar gekregen. En daar gaat het om, om wat mensen uit zichzelf weten te halen. En dat zogenaamde nationale belang, het “Wij” gevoel ( dat blijkbaar alleen leeft als we winnen) is eigenlijk van geen enkel belang. (Hoe was het ook weer? De Olympische gedachte was toch; “meedoen is belangrijker dan winnen”). Maar ja, als je er toch bent, dan tellen uiteindelijk toch alleen de veroverde medailles. Tja, zittend voor de teevee in een luie stoel, met een kop koffie en een plak cake is het (nog altijd) gemakkelijk praten. En zoals we gewend zijn, bij succes zijn het “wij” die het hebben gedaan en bij tegenvallers zijn het “zij”.
Indertijd is in de Romeinse tijd door de dichter Juvenalis op een goede dag “panem et circenses” neergepend, in gitzwarte inkt, op een velletje papyrus. “Panem et circenses”, vrij vertaald in onze eigen taal betekent dit “brood en spelen”. De dichter wilde hiermee een duidelijk statement maken naar het oppervlakkige gedrag van de burgerij, die volgens hem alleen maar geïnteresseerd was in “brood en spelen”. Hun eigen (denk)identiteit en maatschappelijke betrokkenheid lieten ze maar al te graag voor wat het was. Dat was wel net zo handig en het stemde vooral tot tevredenheid bij de bestuurders. De keizers, koningen en regenten, al dan niet mannelijk of vrouwelijk, sponnen hierbij garen. Politici en de adel konden zo de zaken naar hun hand zetten, terwijl het volk zich bezig hield met de kampioenschappen schapenvangen en ponywerpen, en vrij worstelen met ondervoede leeuwen. De revenuen van deze festijnen stroomden rechtstreeks in de kas van de overheden en “landjonkers” die tenslotte de pony’s en schapen ter beschikking hadden gesteld en de leeuwen wekenlang niet hadden gevoerd, en daarvoor als “dank” onvoorwaardelijke trouw  eisten van het gepeupel aan het eh… hun regime. De aangeboden festiviteiten dienden vooral om morrend volk op de pleinen en in de straten te voorkomen, want dat was het ultieme doel.
Als Juvenalis een nieuwe kans zou krijgen, zou hij waarschijnlijk zien dat er niet al te veel is veranderd. Geef de mensen “Brood en Spelen” en neem en passant hun ziel (lees: eigen mening), daar merken ze toch niks van en bovendien doen ze er toch niks mee. Ik hoorde een of andere bestuurder roepen, dat het mooi zou zijn als Nederland de organisatie van de Spelen in tweeduizend en nog wat naar zich toe zou kunnen trekken. Een onwerkelijk idee en een uitspraak die getuigt van een zekere vorm van ernstige grootheidswaanzin. ( Iets waar onder andere vele dictators hun macht aan hebben ontleend of nog steeds aan ontlenen) Wie zit er in Nederland nou op de Spelen te wachten? Aha, wat kortzichtig van mij… het volk natuurlijk. Misschien is het toch wel even nuttig om “Juvenalis” nog eens te lezen.
En ik vraag me af of de Brazilianen aan de Spelen ook nog een boterham hebben overgehouden, of krijgen ze achteraf alsnog een forse rekening gepresenteerd? Over een paar weken zal het stil zijn rond het Olympische gebeuren en dan klinkt hooguit nog het gemor op pleinen en in straten. Dan is het weer de hoogste tijd om iets nieuws te bedenken om het volk te amuseren en het daarmee de broodnodige afleiding te bieden van de werkelijke problemen.

 

 Jos Heijmans