De 133 gedachtenkronkels van de wonderlijke Boris Borowitsj
Kronkel 22 1932 Het begin van de depressie
Het woekert
Het benauwt
Het maakt bang
En het verstart
Het irriteert
Het verblindt
Het voedt haat
En het is meedogenloos
De depressie vreet zich in
Vermogens verdampen
Geld en aandelen devalueren
En wat zeker was, dat is niet langer zeker meer
Bezittingen worden frustraties
Machten worden verlegd
Normen en waarden vervagen
Als de depressie regeert
Het verkankert
Het verdwaast
En geluk en vrede
Gaan ten onder aan angst en vrees
De depressie slaat toe
Geloof wordt wanhoop
Zekerheden lossen op in het niets
En beurzen wankelen en koersen storten in
De waanzin grijpt haar kans
En de radeloosheid groeit gestaag
Het lijkt wel of geluk alleen maar telt
Als je rijk bent en veel bezit
En als de depressie regeert
Dan is het stil en donker in de straten
Want achter de gesloten gordijnen
Wordt nerveus geteld wat er nog over is
En in de sloppenwijken van de stad
Eet een jongen een gebakken vis
Die verpakt is in de krant, vol van de depressie
En de jongen geniet met volle teugen van de vis
Die hij kocht van een paar gekregen munten
Hij is gelukkig dat hij heeft gegeten
En hoopt onwetend, maar bovenal geduldig en voldaan
Dat het hem de volgende dag ook weer zo goed zal gaan
han meijs