8) Kiezen voor Esther

De volgende dag vloog ik terug naar Nederland. Ik was blij dat ik weer thuis was.
Mijn moeder vroeg me hoe het was geweest. Ik vertelde haar in grote lijnen over mijn bezoek aan Milaan maar verzweeg dat ik Esther weer had ontmoet.
‘Dus je denkt niet dat het iets gaat worden?’ vroeg ze.
‘Nee hoor, ik denk het niet.’
Ze wilde nog weten hoe het hotel was geweest en of ik nog iets van Milaan had gezien. In grote lijnen vertelde ik over de reis en over SSF. Het mooie gebouw en de fantastische inrichting. Over Christoff en over de mooie Italiaanse juffrouw.
‘Je moet eens wat meer werk maken van de meisjes. Straks als ik er niet meer ben, dan word je een eenzame jongen. Je gaat nooit uit en je blijft hier maar in huis rondhangen. Zo maak je nooit vrienden en vriendinnen. Ze komen echt niet naar je toe hoor.’
Ik had dit al zo vaak gehoord en ik haalde mijn schouders op.
‘Dan maar niet ma.’
Het was alsof ze het aanvoelde.
‘Ben je nog steeds niet over dat meisje…eh Esther heen. Zet haar toch eens uit je hoofd. Die zie je echt nooit meer terug. Je moet verder John, verder met je leven. Je kunt niet eeuwig blijven treuren om een jeugdliefde.’
Het was weer even geleden dat ze me John noemde in plaats van Jay. Ik wilde reageren maar besloot mijn mond maar te houden.
‘Heb je me eigenlijk wel gehoord?’
‘Ja ma, je hebt gelijk ma,’ zei ik terwijl ik in mijn gedachten in Milaan was, bij Esther.
‘Nou doe er dan ook eens iets mee,’ hoorde ik mijn moeder nog zeggen.
Ik stond op en ging naar mijn kamer. Het journaal bracht het nieuws dat van Agt beslag had laten leggen op de apparatuur van de abortuskliniek Bloemenhove.

Twee weken later bezorgde de PTT weer een aangetekende brief. Weer uit Italië.
‘Nou ik ben reuze benieuwd,’ zei mijn moeder opgewonden.
Ik wist niet goed wat ik moest verwachten en maakte de enveloppe zorgvuldige open.
Toen mijn moeder met me mee wilde lezen hield ik de brief tegen mijn borst.
‘Mam, toe nou… alsjeblieft.’
‘Nou ik hoor het wel,’ zei ze en ze ging naar de keuken.
Ik begon te lezen.
“Lieve Jay. Ik heb lang nagedacht over hoe het verder moet. Ik kan echt niet meer zonder jou en daarom wil ik je het volgende voorstel doen. Ik zou het heel fijn vinden als je naar Milaan komt om hier te wonen en te werken. Ik zal voor woonruimte en voor werk zorgen. De rest is aan jou. Alleen al het idee dat je bij me in de buurt bent is voor mij voldoende. Wil je dit overwegen lieverd? Kusjes en met heel mijn hart.
Esther.”

‘En?’ riep mijn moeder vanuit de keuken. ‘Hebben ze een baan voor je?’
Ik wist niet wat ik moest zeggen. Het was in ieder geval niet verstandig om haar de brief te laten lezen.
Althans daar was ik wel van overtuigd.
‘Het lijkt er wel op.’
‘Nou gefeliciteerd. Wat goed van je. Wanneer moet je in Amsterdam beginnen?’
‘In Milaan ma, in Milaan.’
Mijn moeder kwam de woonkamer binnen.
‘In Milaan…?’ stotterde ze en haar stem trilde.
‘Ja ma, in Milaan.’
‘Maar dan moet je naar Italië. Dan moet je daar gaan wonen.’
‘Ja, dan moet ik daar gaan wonen.’
‘Laat je me dan hier alleen achter?’
‘Toe nou ma, alsjeblieft…’ ik wist niet goed wat ik moest zeggen. Ik zag haar tranen. Het was een enorme schok voor haar. Eerst de blijdschap dat ik een baan had en nu het verdriet bij de gedachte dat ik ver van haar vandaan werk had gevonden en er ook nog ging wonen. Het was een moeilijke situatie
Ik keek nog eens naar de brief. Ik wist niet goed of ik haar over Esther moest vertellen. Of ik eerlijk moest zijn. Ik stopte de brief in mijn broekzak en legde mijn arm om mijn moeders schouder.
‘Ik zal er eerst eens rustig over nadenken. Goed?’
‘Je moet doen wat je hart je ingeeft. Je hebt nog een leven voor je. Je moet maar niet naar mij kijken. Maar het valt zo koud op mijn dak, dat begrijp je toch wel?’
‘Natuurlijk begrijp ik dat ma.’
Ik kon de hele nacht niet slapen. Ik kreeg Esther niet meer uit mijn gedachten en elk woordje van haar brief gonsde door mijn hoofd. Ze wilde me in haar buurt hebben. Dat was voor haar al voldoende had ze geschreven. Mijn verlangen naar haar was nog nooit zo groot geweest. Ik dacht aan mijn moeder, maar hoe ik er ook naar keek, wat ik ook bedacht het antwoord was steeds het zelfde. Ik moest naar Milaan. Ik wilde zo graag naar Esther.
Toen mijn moeder de volgende morgen aan me vroeg of ik al wist wat ik wilde zei ik dat ik er nog niet uit was. Ik voelde dat ze er zeker van was dat ik mijn besluit genomen had. Ik vond mezelf een lafaard maar ik kon en durfde het haar niet te vertellen.
Ik zei dat ik even naar de supermarkt moest, maar ging naar het postkantoor. Van daaruit belde ik met SFF en vroeg naar Esther Silverstein. De juffrouw begreep me niet. Pas toen ik naar signora Christoff vroeg, snapte ze wie ik bedoelde. Het duurde even voordat ik Esther aan de lijn kreeg.
‘Hello…pronto….’
‘Esther?’
‘Jay…?’
‘Hoi lief, ik versta je slecht. Hoor je mij wel?’
Ik begreep uit haar woorden dat ze mij in ieder geval duidelijk kon horen.
‘Es ik kom naar je toe, als je dat tenminste nog steeds wilt?’ zei ik.
Het bleef stil aan de andere kant van de lijn.
‘Ben je daar nog Es?’ vroeg ik.
‘Jawel, ik ben zo blij. Je maakt me zo gelukkig liefje. Wanneer kom je? Ik zal je een ticket toe laten sturen. En woonruimte voor je in orde laten maken. Wil je bij ons in het appartement komen wonen of wil je liever ergens anders woonruimte? Alles wat jij maar wilt. Goh, ik ben zo blij.’
‘Als ik maar ergens een eigen plekje heb, de rest komt later wel. Zal ik proberen om begin augustus in Milaan te starten? Wat wil je eigenlijk dat ik ga doen?’
‘Ik wil je graag op onze marketingafdeling hebben. Er zit een jong team. Daar zal je jezelf helemaal thuis gaan voelen. Ik ben ook nog bezig met een nieuw meisje. Als dat allemaal gaat lukken dan wordt het echt helemaal te gek.’
Ze was zo enthousiast en dat deed me goed.
‘Nou Esther, ik ga zo meteen ophangen. Oh, ik ben ook helemaal gelukkig dat ik weer bij je in de buurt kan zijn. Echt hoor, ik meen het.’
Toen ik moest afrekenen was het bedrag van vijftien gulden vijfenzeventig een kleine domper. Maar ik was er weer snel overheen. Op weg naar huis kocht ik een mooie bos bloemen voor mijn moeder. Toen ik naar binnen ging lag er een briefje op tafel.
“Ben even naar mevrouw Janson.” Dat was al vele jaren haar beste vriendin.
Het was eind juli en eigenlijk was alles klaar voor mijn vertrek. Mijn moeder had zich er bij neergelegd en ik had haar beloofd regelmatig te bellen en te schrijven. Ik was op Schiphol toen ik hoorde dat bij zware aardbevingen in het noordoosten van China 240.000 mensen om het leven waren gekomen.