4) De weg naar volwassenheid

Het was 1970. Ik had er voor gekozen om economie te gaan studeren en op kamers te gaan wonen. Een hele grote verandering. Voor mij en vooral voor mijn moeder. Het ging niet gemakkelijk. Ik kon maar moeilijk mijn draai vinden. De studie viel me zwaar tegen. Het was begin oktober en ik had het lastig. Op de radio hoorde ik dat Janis Joplin was overleden aan overmatig gebruik van alcohol en drugs. Ik voelde een vreemde verbondenheid. Het maakte me onrustig in mijn hoofd. Haar onvoorwaardelijke keuze om te leven voor muziek was ook haar dood geworden. Ik probeerde me voor te stellen hoe het zo ver had kunnen komen en zonder haar leven te kennen, begreep ik het. Ik had geen idee waarom. Ik huiverde toen er een nummer van haar werd gedraaid op de radio.

Wat ik ook probeerde ik kreeg Esther maar niet uit mijn gedachten. Van Ruth had ik niets meer gehoord. Ik had zelf ook geen contact meer met haar gezocht. Zo ploeterde ik naar het eind van het jaar.
Mijn studieresultaten waren van dien aard dat er nauwelijks een kans was dat ik mijn studie na de kerstvakantie zou kunnen voortzetten. Kortom, het was kommer en kwel.
De kerstvakantie vond ik een goed moment om me te bezinnen en samen met mijn moeder kwam ik tot de conclusie dat het beter was om een baan te gaan zoeken. Bovendien was er ook te weinig geld om de studie en de kamerkosten te kunnen betalen.
Dankzij een kennis van mijn moeder kreeg ik al snel een baantje op een advocatenkantoor. Als jongste bediende. Mijn werk bestond hoofdzakelijk uit het legen van prullenbakken, simpel administratief werk en het archief op orde houden.
Het gaf me in ieder geval iets meer financiële ruimte ook omdat ik weer thuis woonde. Na een jaar pakte ik de draad weer op en ging naast mijn werk studeren. Op de voorpagina van de krant stond een foto van Kim Phúc, een naakt Vietnamees meisje, desperaat op de vlucht voor de napalmbommen van de Amerikanen. Ik vroeg me af of dit de beschaving was, waar we in westen voor gevochten hadden, waar we zo hoog over opgaven.
Ik begon aan een schriftelijke cursus marketing. En het verbaasde me dat dit heel goed ging. De resultaten waren uitzonderlijk goed. Ik was bijna vierentwintig toen ik een advertentie zag van een bedrijf dat iemand zocht voor de marketingafdeling. Het leek mij een baan met een goed vooruitzicht. Ik kende het bedrijf niet. Ze hadden een kantoor in Amsterdam, een in Milaan en nog een vestiging in Londen. Uit de korte omschrijving kon ik opmaken dat ze zich bezighielden met het ontwerpen van kleding en schoenen. Het kantoor van ESSFA. B.V. was gevestigd op de Prinsengracht in Amsterdam. Ik schreef een sollicitatiebrief en werd twee weken later uitgenodigd voor een eerste gesprek. Met een net pak aan en met stropdas meldde ik me een week later bij het kantoor op de Prinsengracht. Ik was tamelijk zenuwachtig en ondanks dat ik ruim op tijd van huis was gegaan, was het op het nippertje. Mijn afspraak was om elf uur en om exact zes minuten voor elf drukte ik op de bel. Het duurde even, tenminste voor mijn gevoel, totdat een meisje de deur opendeed.
‘Goede morgen juffrouw, John Hennes. Ik kom voor de sollicitatie,’ zei ik.
‘Komt U maar binnen meneer Hennes. Meneer Calabro is nog even bezig. Wilt u daar even wachten?’
Ze wees naar een fauteuil die in een nis van de hal stond.
‘Wilt u misschien een kopje koffie of iets anders?’
‘Nee, dank u wel,’ antwoordde ik. Er zat een lichte trilling in mijn stem.
Het was een mooi pand. De ornamenten in het plafond en de tegeltjes op de vloer deden me terugdenken aan de reportage in de Panorama over statige herenhuizen in Amsterdam en langs de Vecht.
Even later kwam de juffrouw uit de kamer en vroeg aan mij of ik mee wilde komen.
Ik liep haar achterna.
‘Neemt u daar maar even plaats. Meneer Calabro komt zo bij u,’ zei ze op vriendelijke toon en liet mij alleen achter in de kamer.
Op het bureau zag ik een koperen plaatje staan in een marmeren voet met daarop “Jeff Calabro managing director”.
Het was een mooie kamer. Met veel smaak ingericht. Er viel flauw zonlicht door een van de zijramen, maar dankzij de kroonluchter en de schemerlampen was er voldoende licht. Ik vond het wel sfeervol.
De deur ging open en een bijna twee meter lange, slanke dertiger kwam de kamer binnen.
‘Goede morgen meneer Hennes. Sorry, dat ik u even heb laten wachten.’
Hij maakte wel indruk op mij. Strak in het pak, de pikzwarte haren keurig gekapt en de donderbruine getinte huid gaven hem iets van een fotomodel. Ik dacht nog even aan de Nieuwe Revue. Hij kon daar zo uit een fotosessie van filmsterren zijn weggelopen.
‘Zo meneer Hennes. Ik zal u eerst maar eens even welkom heten in ons kantoor. Ik heb uw sollicitatiebrief gelezen en die beviel me. Daarom zit u dan ook hier. Vertel eens iets over u zelf. Waarom denkt u dat u geschikt bent voor de vacature die we hebben?
Zijn Engelse accent viel me op, hoewel er eigenlijk niets op zijn uitspraak was aan te merken.
Ik vertelde waarom ik op de functie had gesolliciteerd en waarom ik dacht dat ik daar wel geschikt voor was. Hoewel ik in het begin wat zenuwachtig was, ging het me toch goed af. Calabro luisterde aandachtig en ik had de indruk dat hij geïnteresseerd was in wat ik hem vertelde.
‘Nou,’ besloot ik. ‘Dat is zo’n beetje wat ik u te vertellen heb.’
‘Mooi,’ zei Calabro en hij ging achterover zitten.
‘Heb je nog vragen?’ ging hij verder.
‘Mag ik u vragen waar het bedrijf zich eigenlijk mee bezighoudt?’
Ik realiseerde me te laat dat deze vraag niet zo’n heel slimme zet van me was. Hoe kon ik zo dom zijn? Dat had ik toch allang moeten weten. Ik had me beter moeten voorbereiden.
Calabro reageerde rustig.
‘Jazeker mag je dat. Ik had het je eigenlijk eerst moeten vertellen. ESSFA is een dochteronderneming van Silver Flower Fashion Spa. Dit bedrijf is gevestigd in Milaan. SFF ontwerpt en verkoopt kleding. Het is op weg om een van de belangrijkste modehuizen in Italië te worden en heeft inmiddels een goede reputatie in de film- en showwereld opgebouwd. De kleding die wordt ontworpen is soms wat extravagant, maar wel altijd heel goed draagbaar. ESSFA en onze zusteronderneming in Londen, ESSFA Ltd., zorgen ervoor dat de naam van SFF wordt uitgedragen en dat de ontwerpen worden verhandeld of onder licentie worden geproduceerd. In de meeste modewarenhuizen in Nederland en Engeland vind je deze kleding, waarvan het oorspronkelijke ontwerp uit de koker van de mensen van SFF afkomstig is. Vanuit dit kantoor draag ik de verantwoordelijkheid voor zowel Amsterdam als London. In Londen hebben we alleen twee secretaresses die de zaak bemannen, of eigenlijk moet ik zeggen bevrouwen.’
Hij zei het met een lach en ik besloot maar met hem mee te lachen.
‘Nou dat is in vogelvlucht datgene waar ESSFA voor staat. Of beter SFF, want we zijn hier tenslotte maar een dependance.’
‘Dank u wel meneer Calabro. Het is me helemaal duidelijk,’ antwoordde ik opgelucht. Ik vond eigenlijk dat mijn vraag achteraf niet eens zo dom was. Althans Calabro gaf me niet die indruk.
‘Mooi. Nou dan wil ik het hier even bij laten. Ik laat zo spoedig mogelijk iets van mij horen. Laten we zeggen, dat we over een week of twee weer even contact met elkaar hebben. Oké?’
Ik zei dat het goed was en stond op. Hij gaf me een hand en deed de deur voor me open.
De juffrouw kwam naar me toe en begeleidde me naar de uitgang. Daar stond ik. Voor het pand van ESSFA in het voorjaarszonnetje, op de Prinsengracht. Vlak na mijn eerste echte sollicitatiegesprek. Ik, Jay Hennes of eigenlijk John Hennes bijna vierentwintig, en voor het eerst had ik het gevoel dat ik een beetje volwassen aan het worden was.
De twee weken leken niet voorbij te gaan. Elke dag hoopte ik op een brief van Calabro. Of een telefoontje. Er waren ruim drie weken voorbij toen de postbode aanbelde. Hij had een aangetekende brief. Uit Italië. Voor mij.
Mijn hart sloeg over toen ik de afzender zag. SFF Spa Milano Italy.
Met trillende handen maakte ik de brief open en las hardop; “Dear mister Hennes. Naar aanleiding van uw sollicitatie en het gesprek dat u met de heer J. Calabro heeft gehad, nodigen wij u uit voor een kennismaking met ondergetekende op het kantoor van SFF Spa. Via Arriosto 30/01 te Milano op donderdag 18 mei a.s. om 11.00 uur. Hoogachtend, Mr. Francesco Christoff, general director.”
Er zat behalve een open vliegticket ook nog een hotelreservering voor twee nachten in de enveloppe. Ik wist niet goed wat ik moest doen. Moest ik nou blij zijn of moest ik dit allemaal maar gauw vergeten. Naar Milaan voor een sollicitatie. Ik snapte niet goed wat ik daar te zoeken had. Het ging om een baan in Amsterdam. Dat vond ik eigenlijk al ver genoeg. Ik vertelde het tegen mijn moeder. Maar die kon me er ook niet mee helpen.
‘Je moet maar doen, wat jou het beste lijkt. Het is jouw leven en jouw toekomst,’ zei ze.
Ik had nog ruim een week om er over na te denken. Ik vond het heel erg moeilijk. Het liet me niet los.
Op 17 mei zat ik in het vliegtuig naar Milaan. Het was de eerste keer dat ik vloog en ik was enerzijds trots op mezelf en anderzijds ook wel heel erg nerveus en vooral onzeker.
Toen ik door de douane was en ik een taxi had gevonden die me naar mijn hotel wilde brengen werd ik wat rustiger. Uiteindelijk vond ik het wel stoer. Mijn hotel was vlakbij het kantoor van SFF. Ik kon de afstand gemakkelijk te voet af. Nadat ik me wat had opgefrist ging ik naar de lounge en besloot een ommetje te maken. Het was laat in de middag en het leek me verstandig alvast even te kijken waar ik de volgende morgen moest zijn. Ik had het snel gevonden.
Het was een mooi pand. Het leek totaal niet op een kantoor. Ik zag ook niets dat zei, dat hier SFF. Spa gevestigd was. Ik ging er maar van uit dat het klopte. Nadat ik wat gegeten had liep ik terug naar mijn hotel. Gelukkig had ik een stadsplattegrond meegenomen.
De volgende dag meldde ik me precies op tijd in de Via Arriosto 30/01. Toen ik op de bel drukte, ging er een zoemer en deed ik de deur open. Ik kwam op een soort binnenplaats, die aan alle kanten opgesierd was met planten en bloemen. De mooie witte marmeren vloer maakte indruk op me. Ik keek om me heen waar ik moest zijn. Maar al snel kwam er een meisje naar me toe en vroeg in correct Engels of ik haar wilde volgen. Haar lange zwarte haren en haar slanke postuur en niet in de minste plaats haar mooie kleding leidde me af en deden me even vergeten waarom ik daar eigenlijk was.
We liepen naar een lift en even later zag ik dat we op ‘piano drie’ waren. Dat “piano” stond voor etage had ik al snel door. We kwamen in een lange gang, waar ook weer zoveel schoonheid me tegemoet straalde dat ik er bijna van ondersteboven raakte, zo overweldigend was het allemaal.
De mooie Italiaanse juffrouw ging me voor en ik kwam in een grote salonkamer. Er stond een groot bureau vlakbij het raam. De inrichting deed niet vermoeden dat het hier om een kantoor ging. Althans, ik nam aan dat de kamer als kantoor werd gebruikt. De juffrouw vroeg me of ik wat wilde drinken en ze stelde op vriendelijke wijze voor om even plaats te nemen op de bank in de zithoek. Ik voelde me tamelijk opgelaten. Nadat ik koffie had gekregen, een klein kopje met heerlijk sterke koffie, liep ze de kamer uit en daar zat ik dan. In Milaan, in een schitterende kamer en ik had geen enkel idee wat me te wachten stond. Plotseling ging de telefoon. Dat maakte me weer onrustig. Het duurde even maar uiteindelijk stopte het gerinkel. Ik zag dat er nog een tussendeur was en ik vroeg me af wat daar achter zou kunnen zitten. Ik wilde net mijn laatste beetje koffie opdrinken toen de tussendeur openging. Een statige veertiger stapte de kamer binnen en kwam naar me toe. Hij had dezelfde uitstraling als Calabro, maar hij was wel iets kleiner. Hij stak zijn hand uit en hij begroette me. Zijn stevige handdruk was opvallend.
‘Dag meneer Hennes… Francesco Christoff. Welkom. Fijn dat u gekomen bent. Wilt u mij volgen?’
Ik stond op en ik liep achter hem aan. We gingen door de deur waardoor hij gekomen was en we kwamen in een nog grotere kamer. Deze kamer was nog mooier ingericht dan de vorige. Het was een en al schoonheid. De wanden waren bekleed en er hingen prachtige klassieke schilderijen. De vloer was van wit en rood marmer. Bij het raam stond een kolossaal kersenhouten bureau. De grote hoge bureaustoel die er achter stond, was met de rug naar de kamer gedraaid. Het viel me op en ik vond het wel wat vreemd. Meneer Christoff zei wat in het Italiaans, groette me en liep de kamer uit. Ik snapte er niets meer van en ik voelde me alles behalve op mijn gemak.
‘Hallo Jay, heb je me eindelijk gevonden…’ klonk het vanuit de bureaustoel.
Ik herkende de stem. Ik kon wel door de grond zakken. De zenuwen gierden door mijn lichaam. Ik was duizelig. De tranen brandden in mijn ogen. De emotie sloeg toe. De bureaustoel draaide zich en daar zat Esther…mijn Esther. Haar lange rode haar en haar fijne gezichtje. Acht jaar later. Wat was ze mooi.
‘Sorry Jay, dat ik je zo heb laten schrikken. Kom laat me eens kijken wat er van je geworden is.’
Met trillende benen liep ik naar haar toe. Ze bekeek me van onder tot boven.
‘Je bent nog steeds de mooie jongen, die ik in mijn gedachten had. Ja, Jay, ik ben je nog niet vergeten.’