36) Onvoorwaardelijke liefde

Vanaf april ging het steeds minder. Ze kreeg moeite met eten en soms had ze hevige buikpijn. Dokter Ardelli had haar pijnstillers gegeven en hij had haar toegezegd dat als ze er aan toe was hij voor morfine zou zorgen. Hij had haar uitgelegd waarom hij dit zo lang mogelijk probeerde uit te stellen.
Op eerste paasdag wilde Esther niet uit bed. Wat ik ook probeerde. Toen ik vroeg wat er was keek ze me aan.
‘Jay, ik wil dood. Ik kan niet meer. Wil je mij helpen alsjeblieft?’
Het was of ik geraakt was door bliksem. Ik was in paniek en wist niet wat ik moest antwoorden.
Ik probeerde mijn gedachten te ordenen, maar het lukte me niet. Ik probeerde iets te zeggen maar ik had geen woorden.
‘Liefje…’
‘Jay, ik heb van dokter Ardelli spuiten gekregen. Liefje, wil je mij alsjeblieft helpen? Ik weet dat ik heel veel van je vraag. Misschien wel het onmogelijke, maar ik wil het echt Jay.’
‘Ik moet hierover nadenken Es, vergeef me. Ik kan dit niet. Ik wil je niet kwijt.’
Er liepen tranen over mijn gezicht en ik was totaal ontredderd.
‘Je raakt me ook niet kwijt Jay, ik zal voor altijd van jou zijn, dat weet je toch wel? Je wilt toch ook niet dat ik steeds meer pijn krijg en hier weg lig te kwijnen, totdat er niets meer van mij over is. Niets meer over van Esther Silverstein dan een hoopje ellende. Jay, liefje dat wil jij toch ook niet.’
Ik kon mijn emotie niet bedwingen en ze probeerde me te troosten. Ze aaide met haar hand door mijn haren en over mijn gezicht. Ze veegde mijn tranen weg.
‘Jay, ik wil dat je mij herinnert zoals je mij vanaf klas vier gekend hebt. We hebben samen een kind, al weten we niet waar. We hebben een leven achter ons wat al met al zeer de moeite waard is geweest. Ik heb nog maar één wens…’
‘…en die is om dood te gaan’ zei ik snikkend.
‘Ja, die ook,’ zei ze met een flauwe glimlach. ‘Maar dat bedoel ik niet.’
Ik keek haar niet begrijpend aan.
‘Ik weet dat het aan de late kant is,’ zei ze een beetje cynisch. ‘ Jay Hennes, wil je met me trouwen?’
Ik probeerde te bevatten wat ze net had gezegd. Ze wilde met me trouwen terwijl ze me net gevraagd had om haar te helpen met zelfdoding. Ik was verward en onthutst.
‘Hoe bedoel je Es? Ik snap het niet helemaal?’ was alles wat ik kon uitbrengen.
‘Nou, ik vraag je bij deze officieel om mijn man te worden, zo simpel is het,’ zei ze met een glimlach. ‘Tenminste als je dat wilt. Maar ik dacht…’
‘Natuurlijk liefje, natuurlijk wil ik dat. Maar waarom nu?’
‘Omdat dat nu nog kan. Het is nog niet te laat. Voor mij is het belangrijk. Ik heb vaak gedacht hoe het zou zijn om samen man en vrouw te zijn. Ik, mevrouw Hennes in plaats van Esther Silverstein. Meneer en mevrouw Hennes. Dat klinkt toch mooi, vind je ook niet?’
‘Jawel…’
‘Wil je dat voor me regelen. En ik wil wel een mooie ring. Een met diamantjes en wit goud.’
‘Je zegt het maar. Maar heb ik ook nog een stem?’
‘Alleen als je me nog meer kunt verrassen.’
Voor het eerst zag ik weer de mooie brede glimlach op haar gezicht. Het was lang geleden. Veel te lang.
‘Esther Hennes, je bent gek, maar wel heel erg lief.’
‘Meneer Hennes, een beetje meer respect voor uw vrouw of ik dien een aanklacht tegen u in.’
Het leek wel of de spanning uit de lucht was. Dat kanker een bijzaak was geworden, een futiliteit, een niemendalletje. Ik nam me voor er een feest van te maken. Met champagne en heerlijke dingen.
‘Alleen ons feestje Jay,’ had Esther gezegd. ‘Alleen voor ons, heel privé.’
‘We zullen er toch een ambtenaar bij moeten hebben lijkt me,’ had ik geantwoord.
‘Als het maar eventjes is dan is het goed. Maar niet langer dan nodig.’

Twee dagen na Pasen had ik alles geregeld. Ik had een bijzondere ring voor Esther laten maken. Daarnaast had ik twee trouwringen met inscriptie. De burgemeester van Setalla had alles geregeld. Hoewel het allemaal kort dag was, had hij begrip voor de situatie en omdat we ook volgens hem vooraanstaande burgers waren, mocht er voor deze een keer wel een uitzondering worden gemaakt.
Het was donderdagochtend. Esther kwam nauwelijks meer uit bed. Maria hielp zo goed als ze kon. Ze was bijna hele dagen in huis. Esther had zich met hulp van Maria aangekleed en Maria had een vriendin gevraagd om Esther op te maken. Ik mocht niet komen kijken en werd zorgvuldig buiten alles gehouden. Maria had hapjes klaargemaakt en de champagne met glazen klaar gezet. Ik had nog maar eens gekeken of ik de ringen toch wel had. Om half elf meldde de burgemeester zich. Ik stelde voor om even wat te drinken en hij zei dat hij wel een glaasje wijn zou lusten. Ik had nog een voortreffelijke rode wijn staan.
Tegen elf uur kwam Maria de salon binnen en zei dat Esther er klaar voor was.
‘Nou dan moet het nu maar gebeuren,’ zei ik.
‘Tot zo,’ zei ze opgewonden en ze was al weer weg.
‘Vrouwen...’ mompelde de burgemeester en dronk nog maar eens zijn glas leeg.
Even later kwam Esther binnen. Ze zat in haar rolstoel. Ze wilde absoluut niet op bed trouwen, maar in de salonkamer. Ze zag er stralend uit. Ze had haar haren opgestoken en ze droeg een licht crèmekleurig broekpak. Ze was opgemaakt en er was niets wat er op wees dat ze zo ernstig ziek was.
‘Nou burgemeester, ik ben er klaar voor. U ook hoop ik?’ zei ze monter.
‘Zeker, zeker,’ antwoordde hij vlug en hij dronk snel zijn glas leeg.
‘Nou daar gaan we dan,’ zei Esther en ze vroeg aan Maria om naast haar te komen staan.
Omdat er tenminste een getuige moest zijn had ze haar gevraagd of zij die wilde zijn. Maria had zich zeer vereerd gevoeld.
‘Kom burgemeester, nou kan het nog,’ zei Esther met een lach. Ze was opmerkelijk vrolijk. Ik was nog steeds onder de indruk van mijn mooie toekomstige echtgenote. Ze zag er betoverend uit.
De burgemeester vroeg ons om naast elkaar te gaan zitten. Esther in haar rolstoel en ik er naast, zittend op een van de stoelen van de eettafel.
‘Johannus Hennes….’
‘Ja,’ zei ze. ‘Jay zeg even dat het goed is, dat je me wilt. Zoveel tijd hebben we niet.’
‘De burgemeester keek verbouwereerd naar Esther die een gebaar maakte dat hij door moest gaan.
‘Ja, ik wil,’ zei ik en de burgemeester schudde zijn hoofd en nam nog een slok van de wijn. De fles was ondertussen al halverwege leeg.
‘Esther Silverstein, wilt u…?’
‘Nou en of,’ antwoordde Esther.
‘Nee mevrouw, u moet zeggen, ja ik wil,’ zei de burgemeester terwijl met een zakdoek het zweet van zijn voorhoofd veegde.
‘Oké, ik wil oh sorry, ja ik wil.’
De burgemeester rondde de formaliteiten af en vroeg of ik ook nog ringen had. En of er ook nog wijn was. Ik kon beide vragen positief beantwoorden.
Maria had het allemaal van afstand gevolgd en ik zag aan haar gezicht dat ze het maar een rare vertoning vond. Toen ik de ringen te voorschijn haalde zag ik de ontroering in de ogen van Esther. Voor het eerst tijdens onze trouwceremonie zag ik dat ze emotioneel werd.
Ik legde de ringen op het kussentje dat Maria in gereedheid hield. Daarna nam ik de ring van Esther en schoof die aan haar ringvinger.
‘Oh wat mooi,’ was alles wat ze uit kon brengen.
Ze nam de andere ring van het kussentje en ze schoof die aan mijn vinger. Daarna volgde de gebruikelijke kus.
‘Zo, nu nog een paar handtekeningen en dan zijn jullie van me af,’ zei de burgemeester.
Toen ik hem nog een glas wijn aan wilde bieden zei hij dat hij nog moest werken. Er werd op hem gewacht. Esther, ik en tenslotte Maria ondertekenden de trouwakte en de burgemeester nam afscheid met een ferme handdruk en bedankte voor de wijn. Esther en ik waren nu man en vrouw.

Maria vroeg of ze nog iets voor ons kon doen.
‘Wil je nog iets met ons drinken?’ vroeg Esther, maar Maria zei dat ze weg moest. We wisten dat het een smoesje was en dat ze ons dit moment van geluk gunde.
Toen ze weg was pakte ik het doosje met de andere ring.
‘Liefje, naast onze trouwringen die ons voor altijd samen hebben gebracht en aan elkaar hebben verbonden heb ik nog een cadeau voor je.’
‘Oh…dat is wel heel erg lief. Maar ik heb weer eens een keer niets voor jou.’
‘Hoeft ook niet. Jij bent alles wat ik wil,’ zei ik en het klonk bijna theatraal.
Ik gaf haar de andere ring.
“Voor altijd mijn lief. Esther 1960-2001”
Om vijf voor elf in de avond stierf Esther in mijn armen. Ze had haar trouwkleding nog aan. We hadden samen de beslissing genomen en samen het moment bepaald. Ze had me nog verteld dat ze nog nooit zo gelukkig was geweest als die dag. Het was het meest intieme moment geweest in mijn leven. Geluk en verdriet zo samen gepakt in één moment.
Drie dagen later werd ik gearresteerd wegens actieve hulp bij zelfdoding. Na een halfjaar voorarrest werd ik tenslotte veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf. Na vijf jaar kreeg ik strafvermindering en was ik weer vrij. Ik had geen idee hoe ik met mijn leven verder moest. Zonder haar. Zonder Esther uit de Bloemenmarkt.