21) Silvia

Ik was vroeg wakker en probeerde uit bed te gaan zonder Ruth wakker te maken. Ik duwde haar zachtjes van me af. Ze kreunde en ze draaide zich om en ze sliep weer rustig verder.
Het was bijna zeven uur. Ik maakte weer een ontbijtje klaar met de dingen die ik kon vinden. Een paar crackers met jam. Een sneetje ontbijtkoek en twee eieren. Een glas melk en voor mezelf een kop koffie. Het was niet veel anders dan de vorige morgen. Tegen achten ging ik de slaapkamer binnen en maakte ik Ruth wakker. We hadden afgesproken dat we rond half tien in de verpleegkliniek zouden zijn.
‘Hallo meisje, je hebt wel goed geslapen geloof ik?’ zei ik.
Ze wreef met haar hand door haar ogen en keek me met een glimlach aan.
‘Je was ook zo lekker warm en het gaf me een lekker rustig gevoel. Het is zo fijn om te weten dat ik er niet alleen voor sta. Jay, ik vind het echt super van je.’
‘Graag gedaan hoor.’
Meer wist ik ook niet uit te brengen. Ik keek naar Ruth en ze zag er zo meisjesachtig uit in haar veel te grote pyjama en met haar loshangende haren.
‘Ik ben wel een beetje zenuwachtig,’ ging ze verder. ‘De artsen hadden er niet veel vertrouwen meer in. Ze zeiden dat ze geen prognose konden geven, maar dat ik er op moest rekenen dat het niet lang meer zou duren. Het lijkt wel of ze er echt geen zin meer in heeft. Zo maar ineens.’
‘Ze is ziek Ruth, misschien voelt ze zelf wel het beste hoe het er voor staat. In ieder geval kun jij er ook niet veel aan doen, niet meer dan er voor haar te zijn.’
Ruth keek me aan en ik zag dikke tranen over haar wangen rollen.
‘Kom eens hier liefje. Ik ben bij je. We gaan dit samen tot een goed einde brengen. Dat beloof ik.’
Ze nam een zakdoekje van het nachtkastje en ze depte haar tranen weg. Er volgde nog een paar snikken en toen zag ik gelukkig weer een glimlach.
‘Zonder jou…’ zei ze en ze keek me aan.
Ik legde mijn vinger op haar lippen.
‘Het is goed liefje.’
Ze legde haar arm om me heen. Het voelde zo vertrouwd.
Toen we ons hadden gedoucht en aangekleed was het de hoogste tijd om naar de moeder van Ruth en Esther te gaan. Het Kadettje bracht ons zonder morren naar de privékliniek.
“Barrenveldenkliniek ” stond met goudkleurige letters op het zwarte marmeren plaatje bij de ingang.
Het was me de vorige dag niet opgevallen. We meldden ons en de mevrouw achter de balie vroeg ons vriendelijk om plaats te nemen en ze wees naar de zithoek die naast de ingang was.
‘Dokter Jans komt zo spoedig mogelijk naar u toe,’ hoorde ik haar nog tegen Ruth zeggen, terwijl ik al op weg was naar het bankje.
Ruth keek strak voor zich uit en ik vond dat haar gezicht wat bleekjes was. Ze had zich niet opgemaakt. Misschien was dat wel de oorzaak. Even later meldde een jonge arts zich en stelde zich voor als Erik Jans.
‘Wilt u mij maar volgen?’ vroeg hij op vriendelijke toon.
‘Ik zal u even bijpraten over de toestand van mevrouw. U bent u de dochter van mevrouw Silverstein?
Ruth knikte.
‘En u bent…?’ Hij keek me vragend aan, maar voordat ik iets had kunnen zeggen, antwoordde Ruth, ‘Jay is mijn vriend, dokter.’
‘Oké, duidelijk. Nou het spijt me, maar ik heb helaas geen goede berichten voor u. Het gaat erg snel achteruit met uw moeder. Ik ben bang dat het niet heel lang meer gaat duren.’
Hij keek Ruth aan en ik voelde dat haar hand die van mij zocht. Ze omklemde hem stevig.
‘Ik was er al een beetje bang voor dokter…ik …’
Ze wilde nog wat zeggen maar het lukte niet meer.
‘Zullen we nu maar even naar haar toe gaan? De verpleegsters hebben haar vanmorgen toch nog maar even gewassen en aangekleed,’ zei Erik Jans. Hij had met haar te doen.
De kamer van Silvia was aan het einde van een lange gang. Dokter Jans ging niet mee naar binnen, maar beloofde om zo spoedig mogelijk naar ons toe te komen.
‘Dag mama.’ Ruth hield zich goed.
‘Dag Silvia,’ zei ik. Het kostte me moeite om me goed te houden toen ze me vragend, bijna smekend aankeek.
‘Komt Esther ook?’ vroeg ze met trillende stem. ‘Heb je Esther voor me mee gebracht Jay?’
Ik schudde mijn hoofd en Silvia begreep wat ik haar wilde zeggen.
Ik zag dat Ruth zich omdraaide.
‘Ga maar even wat drinken Ruth. Ik blijf wel even bij je moeder.’
Ruth knikte en liep de kamer uit. Silvia pakte mijn hand. Er ging een rilling door me heen.
‘Jay…? Komt ze echt niet?’
‘Nee Silvia, Esther komt niet. Ze wilde niet. Ik heb mijn best gedaan, echt.’
Ze zei niets maar ik zag de tranen in haar ogen.
‘Wil ze me echt niet meer zien? Wil ze me niet vergeven?’
Er zat zoveel wanhoop in haar woorden, dat ik er van huiverde.
‘Ik kan het wel begrijpen hoor,’ ging ze verder. ‘Ik kan het wel snappen dat onze Esther me niet meer wil zien, maar het doet me wel heel erg veel pijn Jay. Wil je me wel beloven dat je altijd goed voor haar zult blijven zorgen. Ze heeft het zo nodig.’
‘Dat zal ik Silvia, ik zal er altijd voor haar zijn, als ze dat wil. Dat beloof ik.’
Ze hield mijn hand nog steeds stevig vast.
‘Jay, wil je Ruth ook tot steun zijn. Ze staat er nu helemaal alleen voor.’
‘Silvia, ik zal er voor Esther en Ruth zijn. Echt, dat moet je van me aannemen, dat beloof ik.’
Ze boog zich naar me toe en ze wilde me op mijn voorhoofd kussen. Het viel haar zwaar en ik boog naar haar toe. Ze aaide met haar hand over mijn wang. Het voelde koud aan.
‘Je bent altijd al zo’n lieverd geweest. God, wat had het allemaal anders kunnen lopen…als…’
Ze maakte haar zin niet af. Ze zakte terug in haar stoel en ik schrok toen ik haar ogen weg zag draaien.
Ik maakte me van haar los en rende de kamer uit en riep om de verpleging. Ik zocht Ruth maar ze was er niet. Ik zag haar nergens. Ik voelde de paniek en mijn hart ging tekeer.
Even later kwam een verpleger uit een van de andere kamers.
‘Mevrouw Silverstein…! Het gaat niet goed,’ riep ik met trillende stem.
De verpleger ging de kamer binnen terwijl ik om me heen keek in de hoop Ruth te zien.
Toen ik even later ook de kamer binnenging keek de verpleger mij aan en schudde hij zijn hoofd.
‘Ik kan niets meer voor haar doen. Mevrouw is helaas overleden. Gecondoleerd meneer. Ik zal even hulp gaan halen. Als u wilt, mag u hier wel blijven, maar als u liever even buiten de kamer wacht, is dat ook goed hoor,’ zei hij.
‘Ik ga eerst maar even de dochter van mevrouw zoeken. Ik denk dat ze even iets is gaan drinken in het restaurant.’
De verpleger knikte en ik liep de kamer uit.
Ik zag Ruth aan een tafeltje zitten in het restaurant van de kliniek. Ze zat daar helemaal moederziel alleen. Die aanblik deed me zeer. Ik liep naar haar toe en toen ze me aankeek sloeg mijn hart over.
‘Mama is dood Jay, ik voel het.’
Ik streelde haar en ik kon nauwelijks iets uitbrengen.
‘Ja liefje, Silvia is zojuist gestorven. Ik was gelukkig nog bij haar. Het ging zo plotseling. Zo maar ineens.
Ik vind het zo rot voor je dat je er niet bij was.’
‘Ik voelde dat het zo zou gaan. Echt… Ik was er zeker van dat als ze zou horen dat Es niet met jou mee gekomen was, het voor haar genoeg zou zijn. Dat het dan helemaal klaar voor haar was.’
‘En jij dan?’ vroeg ik
‘Mama en Es waren één Jay. Esther was nou eenmaal mama’s lieveling.’
Ik drukte Ruth tegen me aan.
‘Silvia mag trots op jou zijn Ruth. Je bent een geweldige dochter voor haar geweest.’
Ze glimlachte flauw.
‘Ja, een geweldige dochter… laten we het daar maar op houden.’
Ik begreep niet wat ze bedoelde of wat ze wilde zeggen, maar ik vond het niet verstandig om er verder op door te gaan.
‘Wil je nog even naar haar toe?’
Ze knikte.
De verpleging had Silvia inmiddels op bed gelegd en ze hadden haar tot aan haar middel met een laken toegedekt. Haar handen lagen ineen gevouwen net boven het laken uit. Het leek wel of ze in een diepe slaap was.
Ruth legde haar hand op de rimpelige handen van haar moeder.
‘Mama, nou heb je eindelijk je rust gevonden. Ik heb altijd van je gehouden mama…echt. Rust zacht.’
Er liepen tranen over de wangen van Ruth en ze legde haar hoofd tegen mijn schouder.
‘Zullen we nu gaan Jay? Alsjeblieft? Ik kan dit niet.’
We liepen de kamer uit en voordat ik de deur achter me dicht deed keek ik nog eenmaal naar Silvia Silverstein. Ik dacht aan mijn belofte. Ik was vastbesloten om mij aan mijn woord te houden.
We meldden ons bij de balie en de mevrouw vroeg ons vriendelijk om nog even een momentje te wachten. Dokter Jans was naar ons onderweg.