1) De schooltijd, de eerste jaren

Ik ben opgegroeid in een naoorlogse nieuwbouwwijk. Zo’n wijk die na de oorlog uit de grond gestampt is om vooral te voorzien in de grote behoefte aan woonruimte. Op zich prima huizen, waar goed in te leven was. Drie slaapkamers, een wasruimte met een lavet, een redelijke ruime woonkamer met in het midden een schouw met een kolenhaard. Een keuken met een gasfornuis op kraakgas. Van het vakantiegeld werden de kolen ingeslagen om de winter door te komen. Kleine kooltjes, die antraciet werden genoemd. Er was geen verwarming en het was dan ook heerlijk om in de winter helemaal onder een dikke stapel dekens weg te kruipen. Het gaf mij in ieder geval een gevoel van geborgenheid. Het voelde als een schuilplaats tegen de koude donkere wereld die aan de andere kant van de bevroren ruiten was. Ruiten vol met fraaie figuren, die door mijn moeder steevast ijsbloemen werden genoemd. Mijn vader en moeder waren niet rijk, maar we hadden een goed leven. We hadden te eten en te drinken en we droegen fatsoenlijke schoenen en kleding. Kortom eigenlijk was er niets om over te klagen.
De nieuwbouwwijk lag tegen de rand van het oude deel van de stad. De grens werd gevormd door een soort flatgebouw, dat een plein omsloot. De flat had drie etages. De woonkamer en slaapkamers waren niet op dezelfde woonlaag. Het plein werd de Bloemenmarkt genoemd. Voor de oorlog werd er wekelijks een kleine groente- en fruitmarkt gehouden. Tijdens de oorlog was de markt afgeschaft, zo maar ineens verdwenen. Volgens mijn moeder was de markt indertijd door de burgemeester verboden. Het waarom wist ze niet, dat zei ze tenminste.
De straat waar ik woonde, was een rustige straat. Nauwelijks verkeer. Enkele fietsers en af en toe een bromfiets. Dat was het. Er reden nauwelijks auto’s. We konden bijna ongestoord op straat voetballen en spelen. Ik ging naar een kleine school. Een zeer vooruitstrevende school, zeker voor die tijd. Er zaten jongens en meisjes in dezelfde klas. De gemixte klas was het gevolg van het ondernemerschap van het hoofd van de school, meester Van Doorn. Het was in ieder geval efficiënt en de lesruimtes werden hierdoor volledig benut. Elke klas had ten minste dertig leerlingen. Mijn klas telde er zelfs zesendertig.
Ik zat in de vierde klas. Op de dag voor de kerstvakantie kregen we te horen kregen dat er in januari, na de vakantie, een nieuw meisje bij ons in de klas zou komen. Ze kwam uit Amsterdam en haar ouders waren verhuisd naar onze stad, omdat haar vader hier werk had gevonden. Ze heette Esther.
Meesters Bekkers vroeg ons om er vooral voor te zorgen dat ze zich snel thuis zou voelen op onze school. Iedereen knikte braaf dat het wel goed zou komen.
De winter maakte de kerstvakantie tot een feest. Er lag volop sneeuw en de vijvers waren dichtgevroren. Kortom een vakantie vol met ijspret. Maar niet voor mij. Ik had niet veel vriendjes en vriendinnetjes. Mijn beste vriend Joop was uit logeren bij zijn oma en opa in Zeeland. Ik was blij toen de vakantie er op zat en ik weer naar school kon. Ik had me eigenlijk alleen maar ontzettend verveeld.

Het was een drukte van jewelste op het schoolplein. Het leek wel of het de eerste dag was na de zomervakantie. Er waren opvallend veel ouders op het schoolplein. Blijkbaar waren er nog veel thuis. Misschien ook wel door de strenge vorst. Er waren nogal wat vaders die in de bouw een boterham verdienden en die door de aanhoudende vrieskou niet konden werken.
Joop was al een paar dagen terug uit Zeeland, maar ik had hem nog niet gezien. Mijn moeder had het mij verteld. Ze had de moeder van Joop gesproken. In de winkel van de Gruyter. Ik keek nog maar eens om me heen en ik zocht naar Joop, maar blijkbaar was hij er nog niet. Even verderop stond een mevrouw met een roodbruine bontjas en naast haar zag ik een meisje met lang rood haar. Ik veronderstelde dat dit wel eens het nieuwe meisje zou kunnen zijn. Ik durfde er niet naar toe te gaan. Om half negen ging de bel en zoals gebruikelijk ging iedereen op een gedisciplineerde manier naar de klas. Het hoofd van de school vond het niet meer nodig dat wij ons eerst op het schoolplein opstelden, om dan vervolgens als legerpelotons af te marcheren naar de klaslokalen. Voorwaarde was wel dat er op een rustige wijze naar de klassen werd gegaan. Meestal gebeurde dat ook.
Ik zocht in mijn klas naar het nieuwe meisje, maar ik zag het meisje met het rode haar niet.
‘Ze zal het wel niet zijn geweest,’ veronderstelde ik.
Toen we op onze plaatsen zaten en meester Bekkers ons welkom had geheten, ging de deur van het klaslokaal open. Meester Van Doorn en de mevrouw met de bontjas kwamen naar binnen, gevolgd door het meisjes met het rode haar. Het viel me op dat ze een beetje mank liep.
‘Jongens en meisjes, dit is Esther. Ik verwacht van jullie dat jullie allemaal je best doen om Esther te helpen, zodat ze zich welkom voelt op onze school,’ zei meester Van Doorn. Hij richtte zich tot de moeder van Esther en zei dat hij er alle vertrouwen in had.
Meester Bekkers gaf Esther een plaatsje schuin achter me. Toen ik mezelf omdraaide zag ik dat ze verlegen naar het blad van het lessenaartje keek.
‘Hennes voor je kijken, hier is het te doen,’ klonk het.
‘Ja meester,’ zei ik met een rood hoofd.
Toen het pauze was en we het gebruikelijke kwartiertje naar buiten mochten bleef Esther zitten.
‘Ga je niet mee naar buiten?’ vroeg ik. ‘Eh, sorry. Ik heet John…John Hennes.’
Ze keek me aan en ik zag dat ze donkere ogen had. In combinatie met het rode haar was dat bijzonder.
‘Ik ben Esther Silverstein,’ zei ze zacht.
‘Aparte achternaam,’ reageerde ik.
‘Ja,’ zei ze wat afwezig. ’Dat kan je wel zeggen.’
Ik snapte niet goed wat ze bedoelde, maar ik liet het er maar bij.
‘Ga je nou mee of…?’
‘Ja hoor, rustig,’ klonk het wat geïrriteerd.
Ze stond op en ik zag dat ze even een moment naar haar evenwicht zocht.
‘Ben je gevallen omdat je zo moeilijk loopt?’
‘Nee hoor, dat heb ik overgehouden aan mijn geboorte. Ik had er blijkbaar niet zo veel zin in. En het kon blijkbaar niet anders dan met geweld. Ze hebben in ieder geval zo ongeveer mijn heup uit elkaar getrokken. Dat was mijn welkom in deze wereld. Ze hebben me altijd gezegd dat het goed komt, maar tot nu toe heb ik er door de jaren heen alleen maar steeds meer last van gekregen.’
‘Vervelend voor je.’
‘Dat is het zeker. Maar ja, het is niet anders,’ zuchtte ze.
De meeste kinderen hadden de klas al verlaten. Wij waren dan ook zo ongeveer de laatsten.
‘Jullie woonden in Amsterdam geloof ik?’ zei ik om het gesprek gaande te houden.
‘Ja, maar mijn vader heeft hier werk, daarom moesten we verhuizen.’
‘Lijkt me best moeilijk om alle vrienden en vriendinnen achter te moeten laten.’
Ze haalde haar schouders op.
‘Zoveel waren het er niet.’
‘Maar toch…’ probeerde ik nog, maar ze scheen me al niet meer te horen. Ze keek naar het hek dat dicht was. Het hek, dat toegang gaf tot het schoolplein.
‘Is dat ding altijd dicht?’
‘Ik geloof van wel. Hoezo?’
‘Nou ja, het lijkt wel een gevangenis. Ik ben dat niet zo gewend weet je.’
‘Het heeft mij eigenlijk nooit gestoord,’ antwoordde ik.
‘Och laat me maar, ik zit ook maar wat te zeuren.’
‘Zullen we na school afspreken?’ ging ik verder.
‘Ik weet het nog niet, ik wil eerst even een beetje wennen. Vind je dat erg?’ zei ze.
‘Nee hoor, laat me maar weten als je zin hebt.’
Ik liet het er maar bij. De bel ging en we liepen weer naar binnen. Naar onze klas. Ik zag dat ze heel veel moeite had met lopen.
‘Loop eens een beetje door manke,’ hoorde ik achter me.
Een van de jongens uit een hogere klas vond het nodig om een opmerking te maken over de handicap van Esther. In een impuls haalde ik uit en ik raakte hem vol op zijn neus. Hij tuimelde achterover en viel op de grond. Voordat ik het wist werd ik in de kraag gepakt door meester Van Hoorn.
‘Kom maar eens even mee, en jij ook,’ zei hij tegen de andere jongen, die over zijn neus wreef, maar er in ieder geval geen bloedneus aan had overgehouden.
Ik zag dat Esther de klas binnenging zonder ook maar even om te kijken.
‘Zo heren, wat was hiervan de bedoeling?’
Van Hoorn was een strenge maar rechtvaardige man met een groot gevoel voor wat er leefde in de maatschappij. Hij was hulpaalmoezenier geweest in het leger. Er werd verteld dat hij populair was bij de jonge soldaten, vooral omdat hij zoveel begrip toonde voor hun problemen en angsten. Hij was altijd bereid om naar hen te luisteren. Ze konden bij hem hun verhaal kwijt, verhalen over verloren vrienden en de angsten om door te gaan. Over hun afgrijselijke ervaringen. Na afloop van de oorlog was er helemaal geen tijd en ruimte noch geld voor de begeleiding van deze getraumatiseerde jongeren. Er moest gewerkt worden aan het herstel van het land. Meester van Hoorn was daarop een grote uitzondering. Hij stond klaar voor deze jongens als er om werd gevraagd.Ik had mijn vader vaak horen vertellen dat meester van Hoorn ieder weekend beschikbaar was voor iedereen die met hem wilde praten over hun trauma’s en oorlogservaringen. Meestal waren het jongens, niet veel ouder dan twintig. Er waren nogal wat mensen die dat vreemd vonden. Er werd in ieder geval flink over geroddeld. Het waren soms rare verhalen, die de ronde deden.
‘Hij noemde dat nieuwe meisjes een manke,’ zei ik voordat me iets gevraagd werd.
‘Is dat zo Verbeek?’
Van Hoorn kende iedere leerling bij naam. Niemand uitgezonderd.
‘Hij kletst uit zijn nek meester.’
Ik kookte van woede.
‘Hij liegt meester, vraagt u het zelf maar eens aan dat nieuwe meisje.’
‘Esther,’ zei van Hoorn. ‘Ze heeft een naam Hennes.’
‘Nou Verbeek… ga je de waarheid vertellen of blijf je de komende week gezellig na?’
Johan Verbeek keek naar mij. Zijn blik voorspelde niet veel goeds.
‘Ze loopt toch ook een beetje mank, dat is toch zo,’ zei hij.
‘Dan hoef je dat nog niet te zeggen Verbeek. Ieder mens is zoals hij is. Even belangrijk als ieder ander. En om er voor te zorgen dat jij dat nooit meer vergeet, had ik graag dat je dit duizendmaal netjes opschrijft in je schrift. Ik wil dit graag komende woensdag op mijn bureau hebben liggen.’
‘Duizend maal?’ reageerde Verbeek verbolgen.
‘Vind je het niet genoeg Verbeek? Kom, ik ben niet flauw, maak er maar vijftienhonderd van.’
‘Maar…’
‘Verbeek ingerukt, wegwezen naar je klas. En woensdag op mijn bureau, niet vergeten. Als ik jou was begon ik er vandaag al aan. Dan weet je zeker dat je het af krijgt,’ voegde meester van Hoorn er nog aan toe.
Johan Verbeek liep de kamer uit en toen hij mij passeerde keek hij mij vuil aan. Als blikken konden doden.
‘En jij Hennes, wat moet ik met jou?’
Ik wilde wat zeggen, maar kreeg geen kans. Van Hoorn ging verder.
‘Kijk Hennes, als iedereen er maar op los mept als iets hem niet bevalt dan hebben we zo weer een nieuwe wereldoorlog. En daar zitten we niet op te wachten lijkt me zo. Je had er beter aan gedaan om naar mij toe komen. Dat was verstandiger geweest.’
‘Ja maar…’ deed ik nog een poging.
‘Nee niks, ja maar. Het is goed dat je opkomt voor je klasgenootjes, maar doe het volgende keer wat slimmer. Dus niet meteen meppen, maar het aan mij melden. En nou wegwezen.’
‘Dank U wel meester,’ en ik was blij dat het voor mij zo met een sisser was afgelopen. Toen ik de klas binnenkwam en mezelf meldde bij meester Bekkers zag ik dat Esther naar me keek. Ik zag haar glimlach.
In de middagpauze liepen we samen naar huis. Ik had het aan haar gevraagd. Ze vond het goed.
‘Waarom deed je dat nou vanmorgen John?’
‘Omdat ik er niet tegen kan dat mensen zo tegen anderen doen,’ antwoordde ik.
‘Nou dan heb je nog heel wat voor de boeg. Ik ben niet anders gewend, dan als kreupele te worden uitgescholden. Dat was zo in Amsterdam en dat zal hier wel niet veel beter zijn. Of rooie of kreupele,
Ze vinden mijn echte naam blijkbaar niet zo interessant.’
‘Vind je dat dan niet vervelend?’
‘Wat dacht je, maar wat kan ik er tegen doen? Ik ben rood en ik ben kreupel… en Joods maar dat hebben ze hier nog niet door. Al zal dat ook wel niet zo lang duren. Het valt me al mee dat ik hier bij jullie op school mag.’
Ik zei niets. Maar ik vond het verschrikkelijk om dit te moeten horen. Ik kon me niet voorstellen dat het haar niet zo veel deed.
‘Weet je John, het is nou eenmaal zo. Ik heb veel gehuild en ben boos geweest. Nu ben ik zover, dat ik het maar over me heen laat komen. Ik lach er om. Om zoveel domheid.’
Ze liep naast me en ik probeerde rekening te houden met haar handicap.
‘Maar,’ ging ze verder. ‘Ik vond het wel heel lief van je dat je voor me opkwam. Dat gebeurt me niet zoveel. Meestal wordt er om gelachen.’
‘Nou graag gedaan Esther.’
Ze was bijna thuis, op de Bloemenmarkt. Daar woonde Esther. Op nummer veertien. Ik moest nog een klein stukje verder.
‘Zal ik je straks weer op komen halen?’ vroeg ik.
‘Dat zou fijn zijn,’ antwoordde ze en ze liep zwijgend verder.
‘Nou, jij bent er. Tot straks.’
Esther knikte en ze haalde een sleutel uit de haar jaszak.
‘Tot straks John,’ en ze deed de deur open en ging naar binnen.
Toen ik thuis kwam vertelde ik mijn verhaal over Esther en de vechtpartij aan mijn moeder.
‘Kijk maar uit dat ze je geen pak rammel geven.’
‘Nou en?’ zei ik onverschillig.

De weken vlogen voorbij en Esther en ik waren goede maatjes geworden. Ik haalde haar op als we naar school gingen en we liepen samen weer naar huis. Op het schoolplein werd ze met rust gelaten en zelfs Verbeek bleef uit haar buurt. Mijn vriendschap met Joop stond op een laag pitje. Ik zag hem regelmatig met het broertje van Verbeek.
Ik had mijn moeder gevraagd of Esther een keer na schooltijd bij ons mocht komen.
‘Is het niet beter dat je met jongens speelt, dan met meisjes?’ had ze gezegd.
‘En waarom zie ik Joop eigenlijk nooit meer?’ vroeg ze aan mij. Ik had mijn schouders opgehaald.
‘Mag het mam?’ had ik vol gehouden. ‘Toe…?’
‘Achter in de tuin, niet binnen.’
‘Oké. Bedankt mam.’
Het was woensdagmiddag en Esther en ik hadden de hele middag spelletjes gedaan. Mens erger je niet halma, dammen en ganzenbord. Mijn moeder had een glas ranja voor ons ingeschonken en ze had er een sneetje van haar zelfgebakken cake bij gedaan. Mijn moeder kon heerlijke cakes bakken. Soms met chocolade dan weer met vruchtjes of met amandelen.
‘U heeft overheerlijke cake mevrouw Hennes,’ complimenteerde Ester haar.
‘Dank je wel meisje. Lust je nog een plakje?’
‘Nou daar zeg ik geen nee tegen mevrouw.’
Nadat ik Esther naar huis had gebracht en ik weer thuis was, zei mijn moeder, ‘dat is een heel aardig meisje John en zo netjes.’
‘Ja mam, ze is echt heel aardig.’
‘Ze is wel wat ouder dan je andere klasgenootjes geloof ik?’ voegde ze er aan toe.
‘Ze is twee keer blijven zitten. Ze heeft veel in ziekenhuizen gelegen mam.’
‘Oh…’ zei mijn moeder en daar bleef het bij.

Het duurde niet lang voordat het bekend werd dat Esther een Joods meisje was. Verbeek was de eerste die er mee kwam. Schijnbaar stond er nog een rekening open. Ik snapte er niets van. Wat maakte het uit. Maar blijkbaar maakte het wel uit. Er waren ouders op school geweest en die hadden zich beklaagd bij meester Van Hoorn. Het was een katholieke school en dat moest zo blijven. Van Hoorn was ter verantwoording geroepen door het schoolbestuur. De voorzitter van het bestuur was de pastoor van onze parochie. Ik vond het maar een enge man. Hij had aan het begin van het schooljaar aan mijn vader gevraagd of ik misdienaar wilde worden. Ik had heel duidelijk laten merken dat er geen haar op mijn hoofd was die daar aan dacht. Hoewel ik de indruk had dat mijn vader het niet met mij eens was, had hij het er bij gelaten. Door al dat gedoe met het bestuur waren er meer kinderen die het nodig vonden om Esther te pesten. Omdat ik haar vriendje was, had ik er ook last van. Toen ik op een middag in de tuin zat te lezen, hoorde ik de buurvrouw tegen mijn moeder zeggen dat ze gehoord had dat de moeder van Esther getrouwd was met een Duitser. Ze zei dat ze had gehoord dat de moeder van Esther hem aan de haak had geslagen om zo uit de greep van de Duitsers te blijven, terwijl een groot deel van haar familie in de oorlog was gedeporteerd, afgevoerd en omgekomen. Er was iemand die de familie Silverstein kende vanuit Amsterdam en die had haar verteld dat ze daar waren weggegaan, omdat men in de buurt de moeder van Esther beschouwde als een verraadster, een overloopster. Iemand die in de oorlog met de vijand had geheuld om zo haar eigen hachje te kunnen redden.
‘Dat zal dan ook wel de reden zijn dat ze hier zijn gekomen,’ zei de buurvrouw. ‘Ze hebben naast dat meisje dat altijd bij John is, nog een meid, maar die schijnt weer van een Canadees te zijn. Kortom, niet veel soeps als je het mij vraagt. Ik denk, ik zal het je even vertellen, want je zult dit wel niet weten. Dan kunnen jullie in ieder geval met die jongen van jullie praten,’ had de buurvrouw nog met nadruk tegen mijn moeder gezegd. Mijn moeder had niets gezegd alleen, ‘bedankt.’
Toen mijn moeder was ging ophangen en ik aanbood om haar hiermee te helpen, vroeg ze aan mij of ik al eens bij Esther thuis was geweest en of ik haar ouders kende.
‘Nee, alleen haar moeder heb ik bij ons op school gezien. Verder weet ik het niet.’
‘Oh…’ Ze keek me aan en meer zei ze niet. Ze leek in gedachten en ze hing zwijgend de rest van de was aan de waslijn.
Ik was negen en snapte niet waarom de buurvrouw dit zo nodig aan mijn moeder moest vertellen. En waarom mijn vader en moeder met mij moesten praten. Waarover dan wel?’

Het was begin van de jaren zestig en er gebeurde van alles. De wereld was aan het veranderen. De gevestigde orde stond onder grote druk. De muziek werd anders, kleding veranderde. We hadden een telefoonaansluiting gekregen, als eerste in de straat. In de gang hing een groot zwart apparaat van bakeliet. Onze buren hadden een auto gekocht. Een DKW. Esther en ik zaten in de zesde klas en we moesten een keuze maken voor het middelbaar onderwijs. Er viel overigens niet veel te kiezen.
Ik kocht mijn eerste Rolling Stones plaat en Esther zei dat ze meer een Beatle-fan was.
In de zomervakantie was ik voor de eerste keer bij haar thuis geweest. Het had een paar jaar geduurd.
De vader van Esther woonde er niet meer. Hij was teruggegaan naar Duitsland. Haar moeder was in de flat blijven wonen. De zus van Esther, Ruth was teruggegaan naar Amsterdam en woonde bij een tante.
De moeder van Esther was heel aardig voor me. Ze zei met regelmaat dat ze echt wel wist dat ik zo dapper in de bres was gesprongen voor haar dochter. Ik was onder de indruk van haar mooie ogen en haar knappe gezicht. Ze droeg nou niet bepaald de kleren die een huisvrouw draagt. Ze was meestal mooi gekleed.

Het was woensdagmiddag en zoals gebruikelijk was ik naar Esther gegaan. Haar moeder was ook thuis.
‘Zo John, wat ga jij doen na de vakantie?’ vroeg ze terwijl ze een sigaret uit een zilveren sigarettendoos nam.
‘Mama, ik heb je toch verteld dat we samen naar dezelfde school gaan. Je luistert ook nooit als ik iets vertel.’ De reactie van Esther was heftig.
‘Sorry liefje, ik was het even vergeten. Neem me niet kwalijk John.’
‘Nee hoor mevrouw, geen probleem. Kan gebeuren.’
‘Mijn moeder luistert altijd zo slecht John. Ik kan wel honderd keer iets vertellen, maar dan kan ze nog zeggen dat ze het niet wist.’
Ik vond het moeilijk om daar iets op te zeggen dus hield ik wijselijk mijn mond.
Er was thee en een stukje appeltaart.
‘Mam, we gaan naar mijn kamer.’
Ik moest er nog steeds een beetje aan wennen. Ik moest steeds denken aan de eerste keer. Esther had het zonder blikken of blozen gezegd en blijkbaar was het ook voor haar moeder heel gewoon, dat ik met haar dochter naar haar slaapkamer ging. Ik wist zeker dat ik daar thuis niet mee weg zou komen.
Als Esther bij mij thuis was, bleven we in de huiskamer. En als het mooi weer was zaten we in de tuin. In ieder geval had ik niet het lef om haar mee te nemen naar mijn kamer.
‘Goed hoor…neem nog maar iets te drinken mee. Er staat nog prik in de koeling.’
‘Oké mama, tot straks.’
‘Ik ben zo meteen naar mijn werk. Kijk zelf maar even wat je wilt eten. Er ligt nog vers brood. Tot vanavond. Leuk je weer eens te zien John. Esther is blij met je en dan ben ik dat ook.’
‘En ik ook,’ zei ik spontaan en ik bloosde, ‘ik bedoel…uh, ik bedoel dat ik Esther ook heel leuk vind.’
Ze keek me aan en haar glimlach had iets mysterieus.
‘Alleen Esther?’
‘Hoe bedoelt u mevrouw?’
‘Nou zoals ik het zeg…alleen Esther? Vind je mij dan niet leuk?’
‘Zeker,’ zei ik haastig. Ik dacht aan alle roddels die ik de laatste maanden had gehoord.
Ze lachte en ik zag haar witte tanden. Het maakte me verlegen.
‘Nou dag hoor, tot ziens. Es, ik weet niet hoe laat ik er vanavond ben dus wacht maar niet op mij.’ Mevrouw Silverstein deed de deur achter zich dicht. In de buurt werd verteld dat de moeder van Esther in een bar werkte in een andere stad. Men had haar daar gezien. Het was niet zo’n nette bar.

Esther haalde haar schouders op.
‘Let maar niet op mijn moeder. Soms kan ze zo raar doen,’ zei ze.
‘Het is wel fijn dat Ruth nu in Amsterdam is. Zo heb ik alle ruimte voor mezelf. Eerst moesten we alles samen delen en om eerlijk te zijn was dat niet altijd prettig. Niet voor Ruth en niet voor mij.’ De slaapkamer van Esther was sober ingericht. Er stond een tweepersoons bed, een kast en een klein tafeltje. Aan de muur hing een poster van de Beatles. De gordijntjes voor de ramen straalden iets goedkoops uit. Het viel me steeds weer op. Ik was op het bed gaan zitten, zoals ik dat meestal deed. Er was maar één stoel en het was gemakkelijker voor Esther om in die stoel te zitten, dan op bed. Ze had nog steeds veel last van haar heup. Het leek er op dat ze er mee moest leren leven, tenminste dat was haar door de doctoren verteld.
‘Ik heb de nieuwe elpee van de Kinks. Houd je daarvan?’
‘Ik ken ze niet zo,’ antwoordde ik. Ik had af en toe wel iets van deze popgroep op de radio gehoord. Ik wist in ieder geval wel dat ze uit Engeland kwamen.
‘Op zich wel aardige muziek. Het zijn dan wel geen Stones, maar het zal je zeker meer doen dan de Beatles,’ ging Esther verder.
Ze pakte haar koffergrammofoon en zette hem op het tafeltje. In het bovenste deel was de speaker ingebouwd, het onderste gedeelte was de draaitafel.
‘Deze pick-up heb ik vorig jaar van mijn vader gekregen. Voor mijn verjaardag,’ zei ze terwijl ze de elpee uit de hoes haalde.
‘Mooi ding,’ zei ik. ‘Wij hebben er nog eentje in zo’n meubel. Die zit op de radio aangesloten. Als we muziek willen draaien moeten we dat beneden doen. Mijn vader vindt het allemaal maar een rotherrie. Kattengejank. Die houdt meer van Frank Sinatra en Doris Day of Dean Martin.’
Ik hoorde de ruis van de eerste groeven uit de speaker komen. Daarna hoorde ik de eerste maten en maakte kennis met de muziek van de Kinks.
Ze keek me doordringend aan. Ik moest er van blozen.
‘John… ik ga je vanaf vandaag Jay noemen. Vind je dat goed?’
‘Jawel, geen probleem, maar waarom wil je dat dan?’ vroeg ik vol verbazing aan haar.
‘Dat vind ik mooier. Dat past gewoon beter bij je. Ik vind Jay wel een stoere naam.’
‘Als ik je daar een plezier mee kan doen…’
‘Ja, dat had ik zo maar eens bedacht. En je moet ook je haar langer laten. Dat is ook veel mooier.’
‘Daar zullen ze bij mij thuis wel heel blij van worden.’
‘Het moet nou eenmaal. Mijn vriend moet een moderne vent zijn,’ zei ze.
Ik glimlachte om de manier waarop ze dit zei. Vol overtuiging en met veel gebaar.
Ze had een glas Exota voor me ingeschonken en het koolzuur prikkelde in mijn neus. Ik moest er bijna van niezen.


Esther en ik rolden door de middelbare schooltijd. We hielpen elkaar waar het maar kon. Ondertussen was het bij mij thuis ook geaccepteerd dat we samen naar mijn kamer gingen. Om te studeren, te kletsen en naar muziek te luisteren. We kochten van het beetje zakgeld dat we kregen singletjes en soms een elpee. Esther werkte op de zaterdag in een supermarkt en had daardoor meer geld te besteden dan ik. Ik was pas vijftien geworden. Er was voor mij nog niet veel werk.
Na de zomervakantie maakten wij ons op voor ons laatste jaar op de middelbare school. Het examenjaar.
Ik had soms het idee dat het lopen haar steeds moeilijker afging. Ze ontkende dat. Ze nam geen deel aan de gymlessen en aan de sportdag.
Esther droeg haar haren lang. Soms in een staart, maar meestal los. Ze had mooi, glanzend haar. De rossige kleur maakte het bijzonder. Ook mijn haren waren wat langer, maar lang niet op de lengte, die Esther zo graag wilde. Mijn vader en moeder waren nog niet zo ver. Ondanks de heftige discussies hierover, hield ik toch rekening met wat zij er beiden van vonden.
Esther vertelde dat haar zus Ruth was opgepakt bij relletjes in Amsterdam. Ze had een agent gebeten toen die haar weg wilde slepen bij een sit-down demonstratie. Het ging om een protest tegen Amerika en de oorlog in Vietnam.
‘Ruth is echt een hele felle,’ zei Esther. ‘Als je die tegen hebt dan berg je maar. Die wordt zo vals als een wilde kat en ze vecht als een vent.’
Esther was steeds vaker alleen thuis. Haar moeder bleef soms hele nachten weg. Ze zei dat ze dat niet erg vond. Zo kon ze rustig studeren en als het schooljaar voorbij was en ze haar diploma had, ging ze toch het huis uit. Ze vertelde me dat ze van plan was om naar Italië te gaan. Naar Milaan.
‘Jay, ik wil de modewereld in. Mooie dingen voor de mensen maken. Ik heb al zoveel goede ideeën.’ Ze kon er vol enthousiasme over vertellen.
Ik wist nog niet wat ik wilde. Ik had om eerlijk te zijn eigenlijk geen flauw idee.

Het was juni en het was de week waarin de uitslag van de examens bekend zou worden gemaakt. Ik had er wel vertrouwen in en Esther niet minder. We hadden het hele jaar ons uiterste best gedaan en we waren heel serieus met onze studie bezig geweest. We zouden op woensdag gebeld worden door de directeur van onze school. Het was eigenlijk geen verrassing dat we beiden geslaagd waren. Esther had een hele mooie cijferlijst en ik had allemaal ruime voldoendes.
Toen we vrijdags onze diploma’s hadden opgehaald en we naar huis fietsten zei ze plotseling, ‘zullen we ons succes en onze vriendschap vandaag eens gaan vieren, eens lekker uit ons dak gaan?’
‘Wat stel je voor?’
‘Wat jij wilt.’
Ik wist even niet wat ze nou bedoelde dus ik bedacht zo maar iets.
‘Zullen we naar de bossen gaan? Heb je misschien zin in een picknick? Dan nemen we allemaal lekkere dingen mee. En champagne.’
‘En dan vieren we onze onverbrekelijke vriendschap,’ voegde ze er lachend aan toe.
Ik stelde voor om eerst onze diploma’s naar huis te brengen.
Nadat we bij haar thuis waren geweest, waar haar moeder er weer eens niet was, gingen we naar mijn huis.
‘We gaan samen een eindje fietsen. Je ziet me wel,’ zei ik tegen mijn moeder. 
Ze vroeg hoe laat ik dacht thuis te zijn maar ik zei dat ik dat niet wist.
‘Veel plezier dan maar. Oh Esther… jij ook gefeliciteerd met je diploma.’
‘Dank U wel mevrouw Hennes.’

Ik wist een heel mooi plekje in het bos, dat aan de dorpsrand grensde. We gingen er vroeger regelmatig naar toe. Mijn vader en moeder en ik. In de vakantie of zomaar op een zondag. Het was een mooie plek om te picknicken. Je moest wel weten waar het was. Esther was er in ieder geval enthousiast over en voordat ik het wist had ze het kleed op de grond uitgespreid. Ze nam vervolgens alle lekkere dingen, die we in de supermarkt hadden gekocht uit de plastic tas. Ook de grote fles met champagne.
‘Ben ik toch de glazen vergeten,’ zei ze. ‘Dan moet het zo maar, uit de fles. Lekker romantisch.’
Ze keek mij aan.
‘Jay… denk jij dat we elkaar nog wel zullen blijven zien?’
Ik schrok van haar woorden. Ik wist niet goed hoe ik daar op moest reageren.
‘Hoe bedoel je?’ was het beste wat ik kon bedenken.
‘Nou, ik heb vorige week een brief gehad uit Milaan. Ik mag daar gaan studeren. Mijn moeder en ik gaan volgende week naar Italië.’
Ze zei het zo zacht alsof ze het daarmee minder erg wilde doen klinken.
‘Ik zal je wel missen Jay, je bent mijn beste vriend. Vanaf het eerste moment. Ik vond het toen ook zo lief dat je voor me opkwam. Weet je dat nog? Mijn eerste dag. En dat is nooit veranderd. Je bent echt mijn liefste vriend.’
Ik werd er verlegen van. Zeker door de manier waarop ze het had gezegd.
‘Ja, eh… dat was ook niet meer dan normaal,’ stamelde ik.
Ondertussen was het me gelukt om de fles te ontkurken, maar niet zonder dat er al een deel van de champagne verloren was gegaan. Ik zat helemaal onder.
Esther was op haar rug op het kleed gaan liggen.
‘Wil je eerst wat drinken Esther?’
‘Laat maar eens proeven wat we hebben meegenomen. Het bruist in ieder geval.’
Ik had van de tas een soort kussen gemaakt en dat onder het kleed gelegd. Dat lag wat zachter. In ieder geval lag het wat comfortabeler.
Ze kwam bij me liggen en ze legde haar hoofd op mijn schouder.
‘Zul je mij ook wel missen? Ik vind het best spannend en ik heb er wel zin Jay. In Milaan. Het is een mooie opleiding met veel praktijk. In de beste modehuizen.’
‘Natuurlijk ga ik je missen Esther. Hoe lang kennen we elkaar al? Ruim zes jaar… Vanaf de vierde.
Ik hoop echt voor je dat je het daar gaat maken. Ik weet zeker dat het je gaat lukken.’
En weer keek ze me aan. Het was allemaal zo anders als anders.
‘Jay…? Heb jij het ooit gedaan?’
Ik schrok een beetje en mijn antwoord was ook op zijn zachtst gezegd wat klungelachtig.
‘Met een meisje bedoel je?’
‘Ja, niet met je goudvissen,’ zei ze lachend.
‘Hou me nou niet zo voor de gek Esther, toe nou. Alsjeblieft.’
‘Maar, nou even serieus,’ ging ze verder.
‘Nee, jij?’ en ik voelde dat ik bloosde.
‘Nee,’ zei ze zo zachtjes, dat ik het nauwelijks hoorde.
Ze was even stil.
‘Zullen we voor ons afscheid… zodat we altijd aan elkaar zullen blijven denken? Onze eerste keer.’
Ik nam een slok van de champagne. Ik raakte alleen bij de gedachte tamelijk opgewonden.
We lieten het maar uit de hand lopen en we hadden er geen spijt van.

‘Vond je het iets?’ vroeg ik.
Ze glimlachte terwijl ze haar blouse dichtknoopte.
‘Het gaat niet om de snelste tijd lieverd, maar het was verder wel oké.’
‘Ja, ik was wel een beetje haastig geloof ik.’
‘Je was lief…ik zal dit nooit vergeten. Ik heb er al zo vaak aan gedacht. Vandaag moest het dan ook maar gebeuren. Misschien wel mijn laatste kans met jou.’
Ik zei niets en ik realiseerde me maar al te goed dat ik haar na de volgende week misschien nooit meer zou zien.
Ik zette het transistorradiootje aan en we luisterden naar de top veertig. Ze lag bij me en haar lange rode haren lagen over mijn borst verspreid.
‘Jay…?’
‘Wat is er?’ vroeg ik.
‘Ik ben blij dat we het hebben gedaan,’ fluisterde ze.
‘Ik ook,’ antwoordde ik en ik meende het van uit de grond van mijn hart.
Ik streelde haar gezicht en ik wenste dat dit moment eeuwig zou blijven duren.

Toen we naar huis fietsten begon het al een beetje donker te worden.
‘Je moeder zal wel denken,’ zei Esther.
‘Kan mij het schelen. Ik zal vandaag in ieder geval nooit meer vergeten,’ zei ik stoer.
‘Weet je Jay, ik hoop toch zo dat we elkaar niet uit het oog verliezen. Ik zal je in ieder geval elke week een brief schrijven. Wil jij dat ook voor me doen?’
‘Ik schrijf je elke week. Zeker weten,’ beloofde ik haar.
Ik bracht Esther tot aan de Bloemenmarkt. Ze gaf me nog een kus en het leek wel of ze hiermee afscheid van me nam. Zo voelde het.
Toen ik thuis kwam mopperde mijn moeder.
‘Laat je me wachten met mijn eten en dan kom je niet. Had je dat van te voren niet even kunnen zeggen? Waar heb je toch zo lang uitgehangen?’
‘We waren een beetje verdwaald. Een beetje te ver gefietst,’ zei ik.
Ik keek nog even in de pan en ik zag dat ik niets gemist had. Ik was geen liefhebber van spinazie met stooflappen.
‘Ik ben naar mijn kamer. Ik kom straks nog wel even naar beneden.’
Toen ik op bed lag en ik terug dacht aan de middag voelde ik me intens gelukkig. Daarna moet ik in slaap zijn gevallen.

De volgende dag werd ik om half elf wakker. Mijn moeder had me uit laten slapen. Ik kleedde me aan en ging naar beneden. Mijn moeder was de was aan het strijken. Ze deed dat altijd in de woonkamer, want dat vond ze gezelliger.
‘Er liggen nog een paar verse broodjes in de broodtrommel. Kijk zelf maar even,’ riep ze.
Nadat ik wat gegeten had en mezelf had opgefrist besloot ik om naar de Esther te gaan. Ik belde aan, maar er werd niet opengedaan.
‘Er is niemand thuis jongeman,’ zei de buurvrouw die naast hen woonde.
‘Oh…’ reageerde ik verbaasd.
‘Ik denk dat ze voor langere tijd weg zijn. Ze hebben vanmorgen alles ingeladen en ze zijn al vroeg vertrokken. Zonder iets te zeggen. Het is toch wat,’ zei de buurvrouw terwijl ze haar hoofd schudde.
De wereld stond even stil. Vol ongeloof keek ik haar aan.
‘Dat zal toch niet waar zijn… dat ze al naar Milaan zijn vertrokken,’ was mijn eerste reactie.
‘Tja, ik weet het verder ook allemaal niet. Meer kan ik er niet van zeggen,’ voegde ze er nog aan toe.
Ik hoorde haar nauwelijks. Ik kon me niet voorstellen dat Esther zo maar vertrokken was, weg uit mijn leven zonder iets te zeggen, zonder afscheid te nemen. Mijn hart ging tekeer. Was ik boos, verdrietig, ontzet of alles tegelijk? Ik wist niet wat ik voelde. Ik dacht terug aan de vorige avond. De kus en het gevoel dat het me had gegeven.
Ik fietste terug naar huis en mijn moeder vroeg of er iets was.
‘Was Esther niet huis?’
‘Nee ma, ze was niet thuis,’ reageerde ik kortaf. Mijn moeder keek me aan, maar ze zei verder niets.
Esther woonde niet langer meer op de Bloemenmarkt, op nummer veertien. Esther Silverstein was plotseling in mijn leven gekomen en er nu weer net zo plotseling uit verdwenen. Ik was net zestien en dit was mijn eerste grote verdriet. Ik voelde me doodongelukkig.