Esther uit de Bloemenmarkt

 

Jos Heijmans ©2019

 

 

Esther uit de Bloemenmarkt

 

 


Vlietburg 1 (proloog)

Dit verhaal begint in het verzorgingstehuis Vlietburg. In de maanden die achter mij liggen heb ik mijn tijd gedood met het schrijven van mijn levensverhaal. Mijn arts had me dit idee aan de hand gedaan. Als een soort therapie. Het heeft me wel geholpen en weer wat richting gegeven aan mijn leven. Het manuscript ligt voor me op tafel. Tegenover mij zit Sarah. Ze leest de titel hardop. ‘Esther uit de Bloemenmarkt…?’
‘Ja,’ zeg ik. ‘Esther woonde op de Bloemenmarkt. Ze heeft voor een groot deel mijn leven bepaald. Ik ben nooit meer van haar losgekomen en zo lang ik leef denk ik ook niet dat dit zal gebeuren.’
Sarah kijkt me vragend aan.
‘Zo, dat klinkt zwaar, wil je dit verhaal met me delen?’ en ze wijst naar het bundeltje papier.
Ik twijfel.
‘Het is wel een lang verhaal…’ zeg ik aarzelend.
‘Mooi toch,’ zegt ze.
‘Zal ik het dan aan je voorlezen?’ vraag ik aan haar.
‘Dat zou ik heel fijn vinden, als je dat voor mij wilt doen’, antwoordt Sarah.
‘Ja hoor, geen enkel probleem. Wil je hier blijven of…?’
‘Hier is prima,’ zegt ze en ze schuift haar stoel naast die van mij.
Ik pak het manuscript van de tafel en begin te lezen.


1) De schooltijd, de eerste jaren

Ik ben opgegroeid in een naoorlogse nieuwbouwwijk. Zo’n wijk die na de oorlog uit de grond gestampt is om vooral te voorzien in de grote behoefte aan woonruimte. Op zich prima huizen, waar goed in te leven was. Drie slaapkamers, een wasruimte met een lavet, een redelijke ruime woonkamer met in het midden een schouw met een kolenhaard. Een keuken met een gasfornuis op kraakgas. Van het vakantiegeld werden de kolen ingeslagen om de winter door te komen. Kleine kooltjes, die antraciet werden genoemd. Er was geen verwarming en het was dan ook heerlijk om in de winter helemaal onder een dikke stapel dekens weg te kruipen. Het gaf mij in ieder geval een gevoel van geborgenheid. Het voelde als een schuilplaats tegen de koude donkere wereld die aan de andere kant van de bevroren ruiten was. Ruiten vol met fraaie figuren, die door mijn moeder steevast ijsbloemen werden genoemd. Mijn vader en moeder waren niet rijk, maar we hadden een goed leven. We hadden te eten en te drinken en we droegen fatsoenlijke schoenen en kleding. Kortom eigenlijk was er niets om over te klagen.
De nieuwbouwwijk lag tegen de rand van het oude deel van de stad. De grens werd gevormd door een soort flatgebouw, dat een plein omsloot. De flat had drie etages. De woonkamer en slaapkamers waren niet op dezelfde woonlaag. Het plein werd de Bloemenmarkt genoemd. Voor de oorlog werd er wekelijks een kleine groente- en fruitmarkt gehouden. Tijdens de oorlog was de markt afgeschaft, zo maar ineens verdwenen. Volgens mijn moeder was de markt indertijd door de burgemeester verboden. Het waarom wist ze niet, dat zei ze tenminste.
De straat waar ik woonde, was een rustige straat. Nauwelijks verkeer. Enkele fietsers en af en toe een bromfiets. Dat was het. Er reden nauwelijks auto’s. We konden bijna ongestoord op straat voetballen en spelen. Ik ging naar een kleine school. Een zeer vooruitstrevende school, zeker voor die tijd. Er zaten jongens en meisjes in dezelfde klas. De gemixte klas was het gevolg van het ondernemerschap van het hoofd van de school, meester Van Doorn. Het was in ieder geval efficiënt en de lesruimtes werden hierdoor volledig benut. Elke klas had ten minste dertig leerlingen. Mijn klas telde er zelfs zesendertig.
Ik zat in de vierde klas. Op de dag voor de kerstvakantie kregen we te horen kregen dat er in januari, na de vakantie, een nieuw meisje bij ons in de klas zou komen. Ze kwam uit Amsterdam en haar ouders waren verhuisd naar onze stad, omdat haar vader hier werk had gevonden. Ze heette Esther.
Meesters Bekkers vroeg ons om er vooral voor te zorgen dat ze zich snel thuis zou voelen op onze school. Iedereen knikte braaf dat het wel goed zou komen.
De winter maakte de kerstvakantie tot een feest. Er lag volop sneeuw en de vijvers waren dichtgevroren. Kortom een vakantie vol met ijspret. Maar niet voor mij. Ik had niet veel vriendjes en vriendinnetjes. Mijn beste vriend Joop was uit logeren bij zijn oma en opa in Zeeland. Ik was blij toen de vakantie er op zat en ik weer naar school kon. Ik had me eigenlijk alleen maar ontzettend verveeld.

Het was een drukte van jewelste op het schoolplein. Het leek wel of het de eerste dag was na de zomervakantie. Er waren opvallend veel ouders op het schoolplein. Blijkbaar waren er nog veel thuis. Misschien ook wel door de strenge vorst. Er waren nogal wat vaders die in de bouw een boterham verdienden en die door de aanhoudende vrieskou niet konden werken.
Joop was al een paar dagen terug uit Zeeland, maar ik had hem nog niet gezien. Mijn moeder had het mij verteld. Ze had de moeder van Joop gesproken. In de winkel van de Gruyter. Ik keek nog maar eens om me heen en ik zocht naar Joop, maar blijkbaar was hij er nog niet. Even verderop stond een mevrouw met een roodbruine bontjas en naast haar zag ik een meisje met lang rood haar. Ik veronderstelde dat dit wel eens het nieuwe meisje zou kunnen zijn. Ik durfde er niet naar toe te gaan. Om half negen ging de bel en zoals gebruikelijk ging iedereen op een gedisciplineerde manier naar de klas. Het hoofd van de school vond het niet meer nodig dat wij ons eerst op het schoolplein opstelden, om dan vervolgens als legerpelotons af te marcheren naar de klaslokalen. Voorwaarde was wel dat er op een rustige wijze naar de klassen werd gegaan. Meestal gebeurde dat ook.
Ik zocht in mijn klas naar het nieuwe meisje, maar ik zag het meisje met het rode haar niet.
‘Ze zal het wel niet zijn geweest,’ veronderstelde ik.
Toen we op onze plaatsen zaten en meester Bekkers ons welkom had geheten, ging de deur van het klaslokaal open. Meester Van Doorn en de mevrouw met de bontjas kwamen naar binnen, gevolgd door het meisjes met het rode haar. Het viel me op dat ze een beetje mank liep.
‘Jongens en meisjes, dit is Esther. Ik verwacht van jullie dat jullie allemaal je best doen om Esther te helpen, zodat ze zich welkom voelt op onze school,’ zei meester Van Doorn. Hij richtte zich tot de moeder van Esther en zei dat hij er alle vertrouwen in had.
Meester Bekkers gaf Esther een plaatsje schuin achter me. Toen ik mezelf omdraaide zag ik dat ze verlegen naar het blad van het lessenaartje keek.
‘Hennes voor je kijken, hier is het te doen,’ klonk het.
‘Ja meester,’ zei ik met een rood hoofd.
Toen het pauze was en we het gebruikelijke kwartiertje naar buiten mochten bleef Esther zitten.
‘Ga je niet mee naar buiten?’ vroeg ik. ‘Eh, sorry. Ik heet John…John Hennes.’
Ze keek me aan en ik zag dat ze donkere ogen had. In combinatie met het rode haar was dat bijzonder.
‘Ik ben Esther Silverstein,’ zei ze zacht.
‘Aparte achternaam,’ reageerde ik.
‘Ja,’ zei ze wat afwezig. ’Dat kan je wel zeggen.’
Ik snapte niet goed wat ze bedoelde, maar ik liet het er maar bij.
‘Ga je nou mee of…?’
‘Ja hoor, rustig,’ klonk het wat geïrriteerd.
Ze stond op en ik zag dat ze even een moment naar haar evenwicht zocht.
‘Ben je gevallen omdat je zo moeilijk loopt?’
‘Nee hoor, dat heb ik overgehouden aan mijn geboorte. Ik had er blijkbaar niet zo veel zin in. En het kon blijkbaar niet anders dan met geweld. Ze hebben in ieder geval zo ongeveer mijn heup uit elkaar getrokken. Dat was mijn welkom in deze wereld. Ze hebben me altijd gezegd dat het goed komt, maar tot nu toe heb ik er door de jaren heen alleen maar steeds meer last van gekregen.’
‘Vervelend voor je.’
‘Dat is het zeker. Maar ja, het is niet anders,’ zuchtte ze.
De meeste kinderen hadden de klas al verlaten. Wij waren dan ook zo ongeveer de laatsten.
‘Jullie woonden in Amsterdam geloof ik?’ zei ik om het gesprek gaande te houden.
‘Ja, maar mijn vader heeft hier werk, daarom moesten we verhuizen.’
‘Lijkt me best moeilijk om alle vrienden en vriendinnen achter te moeten laten.’
Ze haalde haar schouders op.
‘Zoveel waren het er niet.’
‘Maar toch…’ probeerde ik nog, maar ze scheen me al niet meer te horen. Ze keek naar het hek dat dicht was. Het hek, dat toegang gaf tot het schoolplein.
‘Is dat ding altijd dicht?’
‘Ik geloof van wel. Hoezo?’
‘Nou ja, het lijkt wel een gevangenis. Ik ben dat niet zo gewend weet je.’
‘Het heeft mij eigenlijk nooit gestoord,’ antwoordde ik.
‘Och laat me maar, ik zit ook maar wat te zeuren.’
‘Zullen we na school afspreken?’ ging ik verder.
‘Ik weet het nog niet, ik wil eerst even een beetje wennen. Vind je dat erg?’ zei ze.
‘Nee hoor, laat me maar weten als je zin hebt.’
Ik liet het er maar bij. De bel ging en we liepen weer naar binnen. Naar onze klas. Ik zag dat ze heel veel moeite had met lopen.
‘Loop eens een beetje door manke,’ hoorde ik achter me.
Een van de jongens uit een hogere klas vond het nodig om een opmerking te maken over de handicap van Esther. In een impuls haalde ik uit en ik raakte hem vol op zijn neus. Hij tuimelde achterover en viel op de grond. Voordat ik het wist werd ik in de kraag gepakt door meester Van Hoorn.
‘Kom maar eens even mee, en jij ook,’ zei hij tegen de andere jongen, die over zijn neus wreef, maar er in ieder geval geen bloedneus aan had overgehouden.
Ik zag dat Esther de klas binnenging zonder ook maar even om te kijken.
‘Zo heren, wat was hiervan de bedoeling?’
Van Hoorn was een strenge maar rechtvaardige man met een groot gevoel voor wat er leefde in de maatschappij. Hij was hulpaalmoezenier geweest in het leger. Er werd verteld dat hij populair was bij de jonge soldaten, vooral omdat hij zoveel begrip toonde voor hun problemen en angsten. Hij was altijd bereid om naar hen te luisteren. Ze konden bij hem hun verhaal kwijt, verhalen over verloren vrienden en de angsten om door te gaan. Over hun afgrijselijke ervaringen. Na afloop van de oorlog was er helemaal geen tijd en ruimte noch geld voor de begeleiding van deze getraumatiseerde jongeren. Er moest gewerkt worden aan het herstel van het land. Meester van Hoorn was daarop een grote uitzondering. Hij stond klaar voor deze jongens als er om werd gevraagd.Ik had mijn vader vaak horen vertellen dat meester van Hoorn ieder weekend beschikbaar was voor iedereen die met hem wilde praten over hun trauma’s en oorlogservaringen. Meestal waren het jongens, niet veel ouder dan twintig. Er waren nogal wat mensen die dat vreemd vonden. Er werd in ieder geval flink over geroddeld. Het waren soms rare verhalen, die de ronde deden.
‘Hij noemde dat nieuwe meisjes een manke,’ zei ik voordat me iets gevraagd werd.
‘Is dat zo Verbeek?’
Van Hoorn kende iedere leerling bij naam. Niemand uitgezonderd.
‘Hij kletst uit zijn nek meester.’
Ik kookte van woede.
‘Hij liegt meester, vraagt u het zelf maar eens aan dat nieuwe meisje.’
‘Esther,’ zei van Hoorn. ‘Ze heeft een naam Hennes.’
‘Nou Verbeek… ga je de waarheid vertellen of blijf je de komende week gezellig na?’
Johan Verbeek keek naar mij. Zijn blik voorspelde niet veel goeds.
‘Ze loopt toch ook een beetje mank, dat is toch zo,’ zei hij.
‘Dan hoef je dat nog niet te zeggen Verbeek. Ieder mens is zoals hij is. Even belangrijk als ieder ander. En om er voor te zorgen dat jij dat nooit meer vergeet, had ik graag dat je dit duizendmaal netjes opschrijft in je schrift. Ik wil dit graag komende woensdag op mijn bureau hebben liggen.’
‘Duizend maal?’ reageerde Verbeek verbolgen.
‘Vind je het niet genoeg Verbeek? Kom, ik ben niet flauw, maak er maar vijftienhonderd van.’
‘Maar…’
‘Verbeek ingerukt, wegwezen naar je klas. En woensdag op mijn bureau, niet vergeten. Als ik jou was begon ik er vandaag al aan. Dan weet je zeker dat je het af krijgt,’ voegde meester van Hoorn er nog aan toe.
Johan Verbeek liep de kamer uit en toen hij mij passeerde keek hij mij vuil aan. Als blikken konden doden.
‘En jij Hennes, wat moet ik met jou?’
Ik wilde wat zeggen, maar kreeg geen kans. Van Hoorn ging verder.
‘Kijk Hennes, als iedereen er maar op los mept als iets hem niet bevalt dan hebben we zo weer een nieuwe wereldoorlog. En daar zitten we niet op te wachten lijkt me zo. Je had er beter aan gedaan om naar mij toe komen. Dat was verstandiger geweest.’
‘Ja maar…’ deed ik nog een poging.
‘Nee niks, ja maar. Het is goed dat je opkomt voor je klasgenootjes, maar doe het volgende keer wat slimmer. Dus niet meteen meppen, maar het aan mij melden. En nou wegwezen.’
‘Dank U wel meester,’ en ik was blij dat het voor mij zo met een sisser was afgelopen. Toen ik de klas binnenkwam en mezelf meldde bij meester Bekkers zag ik dat Esther naar me keek. Ik zag haar glimlach.
In de middagpauze liepen we samen naar huis. Ik had het aan haar gevraagd. Ze vond het goed.
‘Waarom deed je dat nou vanmorgen John?’
‘Omdat ik er niet tegen kan dat mensen zo tegen anderen doen,’ antwoordde ik.
‘Nou dan heb je nog heel wat voor de boeg. Ik ben niet anders gewend, dan als kreupele te worden uitgescholden. Dat was zo in Amsterdam en dat zal hier wel niet veel beter zijn. Of rooie of kreupele,
Ze vinden mijn echte naam blijkbaar niet zo interessant.’
‘Vind je dat dan niet vervelend?’
‘Wat dacht je, maar wat kan ik er tegen doen? Ik ben rood en ik ben kreupel… en Joods maar dat hebben ze hier nog niet door. Al zal dat ook wel niet zo lang duren. Het valt me al mee dat ik hier bij jullie op school mag.’
Ik zei niets. Maar ik vond het verschrikkelijk om dit te moeten horen. Ik kon me niet voorstellen dat het haar niet zo veel deed.
‘Weet je John, het is nou eenmaal zo. Ik heb veel gehuild en ben boos geweest. Nu ben ik zover, dat ik het maar over me heen laat komen. Ik lach er om. Om zoveel domheid.’
Ze liep naast me en ik probeerde rekening te houden met haar handicap.
‘Maar,’ ging ze verder. ‘Ik vond het wel heel lief van je dat je voor me opkwam. Dat gebeurt me niet zoveel. Meestal wordt er om gelachen.’
‘Nou graag gedaan Esther.’
Ze was bijna thuis, op de Bloemenmarkt. Daar woonde Esther. Op nummer veertien. Ik moest nog een klein stukje verder.
‘Zal ik je straks weer op komen halen?’ vroeg ik.
‘Dat zou fijn zijn,’ antwoordde ze en ze liep zwijgend verder.
‘Nou, jij bent er. Tot straks.’
Esther knikte en ze haalde een sleutel uit de haar jaszak.
‘Tot straks John,’ en ze deed de deur open en ging naar binnen.
Toen ik thuis kwam vertelde ik mijn verhaal over Esther en de vechtpartij aan mijn moeder.
‘Kijk maar uit dat ze je geen pak rammel geven.’
‘Nou en?’ zei ik onverschillig.

De weken vlogen voorbij en Esther en ik waren goede maatjes geworden. Ik haalde haar op als we naar school gingen en we liepen samen weer naar huis. Op het schoolplein werd ze met rust gelaten en zelfs Verbeek bleef uit haar buurt. Mijn vriendschap met Joop stond op een laag pitje. Ik zag hem regelmatig met het broertje van Verbeek.
Ik had mijn moeder gevraagd of Esther een keer na schooltijd bij ons mocht komen.
‘Is het niet beter dat je met jongens speelt, dan met meisjes?’ had ze gezegd.
‘En waarom zie ik Joop eigenlijk nooit meer?’ vroeg ze aan mij. Ik had mijn schouders opgehaald.
‘Mag het mam?’ had ik vol gehouden. ‘Toe…?’
‘Achter in de tuin, niet binnen.’
‘Oké. Bedankt mam.’
Het was woensdagmiddag en Esther en ik hadden de hele middag spelletjes gedaan. Mens erger je niet halma, dammen en ganzenbord. Mijn moeder had een glas ranja voor ons ingeschonken en ze had er een sneetje van haar zelfgebakken cake bij gedaan. Mijn moeder kon heerlijke cakes bakken. Soms met chocolade dan weer met vruchtjes of met amandelen.
‘U heeft overheerlijke cake mevrouw Hennes,’ complimenteerde Ester haar.
‘Dank je wel meisje. Lust je nog een plakje?’
‘Nou daar zeg ik geen nee tegen mevrouw.’
Nadat ik Esther naar huis had gebracht en ik weer thuis was, zei mijn moeder, ‘dat is een heel aardig meisje John en zo netjes.’
‘Ja mam, ze is echt heel aardig.’
‘Ze is wel wat ouder dan je andere klasgenootjes geloof ik?’ voegde ze er aan toe.
‘Ze is twee keer blijven zitten. Ze heeft veel in ziekenhuizen gelegen mam.’
‘Oh…’ zei mijn moeder en daar bleef het bij.

Het duurde niet lang voordat het bekend werd dat Esther een Joods meisje was. Verbeek was de eerste die er mee kwam. Schijnbaar stond er nog een rekening open. Ik snapte er niets van. Wat maakte het uit. Maar blijkbaar maakte het wel uit. Er waren ouders op school geweest en die hadden zich beklaagd bij meester Van Hoorn. Het was een katholieke school en dat moest zo blijven. Van Hoorn was ter verantwoording geroepen door het schoolbestuur. De voorzitter van het bestuur was de pastoor van onze parochie. Ik vond het maar een enge man. Hij had aan het begin van het schooljaar aan mijn vader gevraagd of ik misdienaar wilde worden. Ik had heel duidelijk laten merken dat er geen haar op mijn hoofd was die daar aan dacht. Hoewel ik de indruk had dat mijn vader het niet met mij eens was, had hij het er bij gelaten. Door al dat gedoe met het bestuur waren er meer kinderen die het nodig vonden om Esther te pesten. Omdat ik haar vriendje was, had ik er ook last van. Toen ik op een middag in de tuin zat te lezen, hoorde ik de buurvrouw tegen mijn moeder zeggen dat ze gehoord had dat de moeder van Esther getrouwd was met een Duitser. Ze zei dat ze had gehoord dat de moeder van Esther hem aan de haak had geslagen om zo uit de greep van de Duitsers te blijven, terwijl een groot deel van haar familie in de oorlog was gedeporteerd, afgevoerd en omgekomen. Er was iemand die de familie Silverstein kende vanuit Amsterdam en die had haar verteld dat ze daar waren weggegaan, omdat men in de buurt de moeder van Esther beschouwde als een verraadster, een overloopster. Iemand die in de oorlog met de vijand had geheuld om zo haar eigen hachje te kunnen redden.
‘Dat zal dan ook wel de reden zijn dat ze hier zijn gekomen,’ zei de buurvrouw. ‘Ze hebben naast dat meisje dat altijd bij John is, nog een meid, maar die schijnt weer van een Canadees te zijn. Kortom, niet veel soeps als je het mij vraagt. Ik denk, ik zal het je even vertellen, want je zult dit wel niet weten. Dan kunnen jullie in ieder geval met die jongen van jullie praten,’ had de buurvrouw nog met nadruk tegen mijn moeder gezegd. Mijn moeder had niets gezegd alleen, ‘bedankt.’
Toen mijn moeder was ging ophangen en ik aanbood om haar hiermee te helpen, vroeg ze aan mij of ik al eens bij Esther thuis was geweest en of ik haar ouders kende.
‘Nee, alleen haar moeder heb ik bij ons op school gezien. Verder weet ik het niet.’
‘Oh…’ Ze keek me aan en meer zei ze niet. Ze leek in gedachten en ze hing zwijgend de rest van de was aan de waslijn.
Ik was negen en snapte niet waarom de buurvrouw dit zo nodig aan mijn moeder moest vertellen. En waarom mijn vader en moeder met mij moesten praten. Waarover dan wel?’

Het was begin van de jaren zestig en er gebeurde van alles. De wereld was aan het veranderen. De gevestigde orde stond onder grote druk. De muziek werd anders, kleding veranderde. We hadden een telefoonaansluiting gekregen, als eerste in de straat. In de gang hing een groot zwart apparaat van bakeliet. Onze buren hadden een auto gekocht. Een DKW. Esther en ik zaten in de zesde klas en we moesten een keuze maken voor het middelbaar onderwijs. Er viel overigens niet veel te kiezen.
Ik kocht mijn eerste Rolling Stones plaat en Esther zei dat ze meer een Beatle-fan was.
In de zomervakantie was ik voor de eerste keer bij haar thuis geweest. Het had een paar jaar geduurd.
De vader van Esther woonde er niet meer. Hij was teruggegaan naar Duitsland. Haar moeder was in de flat blijven wonen. De zus van Esther, Ruth was teruggegaan naar Amsterdam en woonde bij een tante.
De moeder van Esther was heel aardig voor me. Ze zei met regelmaat dat ze echt wel wist dat ik zo dapper in de bres was gesprongen voor haar dochter. Ik was onder de indruk van haar mooie ogen en haar knappe gezicht. Ze droeg nou niet bepaald de kleren die een huisvrouw draagt. Ze was meestal mooi gekleed.

Het was woensdagmiddag en zoals gebruikelijk was ik naar Esther gegaan. Haar moeder was ook thuis.
‘Zo John, wat ga jij doen na de vakantie?’ vroeg ze terwijl ze een sigaret uit een zilveren sigarettendoos nam.
‘Mama, ik heb je toch verteld dat we samen naar dezelfde school gaan. Je luistert ook nooit als ik iets vertel.’ De reactie van Esther was heftig.
‘Sorry liefje, ik was het even vergeten. Neem me niet kwalijk John.’
‘Nee hoor mevrouw, geen probleem. Kan gebeuren.’
‘Mijn moeder luistert altijd zo slecht John. Ik kan wel honderd keer iets vertellen, maar dan kan ze nog zeggen dat ze het niet wist.’
Ik vond het moeilijk om daar iets op te zeggen dus hield ik wijselijk mijn mond.
Er was thee en een stukje appeltaart.
‘Mam, we gaan naar mijn kamer.’
Ik moest er nog steeds een beetje aan wennen. Ik moest steeds denken aan de eerste keer. Esther had het zonder blikken of blozen gezegd en blijkbaar was het ook voor haar moeder heel gewoon, dat ik met haar dochter naar haar slaapkamer ging. Ik wist zeker dat ik daar thuis niet mee weg zou komen.
Als Esther bij mij thuis was, bleven we in de huiskamer. En als het mooi weer was zaten we in de tuin. In ieder geval had ik niet het lef om haar mee te nemen naar mijn kamer.
‘Goed hoor…neem nog maar iets te drinken mee. Er staat nog prik in de koeling.’
‘Oké mama, tot straks.’
‘Ik ben zo meteen naar mijn werk. Kijk zelf maar even wat je wilt eten. Er ligt nog vers brood. Tot vanavond. Leuk je weer eens te zien John. Esther is blij met je en dan ben ik dat ook.’
‘En ik ook,’ zei ik spontaan en ik bloosde, ‘ik bedoel…uh, ik bedoel dat ik Esther ook heel leuk vind.’
Ze keek me aan en haar glimlach had iets mysterieus.
‘Alleen Esther?’
‘Hoe bedoelt u mevrouw?’
‘Nou zoals ik het zeg…alleen Esther? Vind je mij dan niet leuk?’
‘Zeker,’ zei ik haastig. Ik dacht aan alle roddels die ik de laatste maanden had gehoord.
Ze lachte en ik zag haar witte tanden. Het maakte me verlegen.
‘Nou dag hoor, tot ziens. Es, ik weet niet hoe laat ik er vanavond ben dus wacht maar niet op mij.’ Mevrouw Silverstein deed de deur achter zich dicht. In de buurt werd verteld dat de moeder van Esther in een bar werkte in een andere stad. Men had haar daar gezien. Het was niet zo’n nette bar.

Esther haalde haar schouders op.
‘Let maar niet op mijn moeder. Soms kan ze zo raar doen,’ zei ze.
‘Het is wel fijn dat Ruth nu in Amsterdam is. Zo heb ik alle ruimte voor mezelf. Eerst moesten we alles samen delen en om eerlijk te zijn was dat niet altijd prettig. Niet voor Ruth en niet voor mij.’ De slaapkamer van Esther was sober ingericht. Er stond een tweepersoons bed, een kast en een klein tafeltje. Aan de muur hing een poster van de Beatles. De gordijntjes voor de ramen straalden iets goedkoops uit. Het viel me steeds weer op. Ik was op het bed gaan zitten, zoals ik dat meestal deed. Er was maar één stoel en het was gemakkelijker voor Esther om in die stoel te zitten, dan op bed. Ze had nog steeds veel last van haar heup. Het leek er op dat ze er mee moest leren leven, tenminste dat was haar door de doctoren verteld.
‘Ik heb de nieuwe elpee van de Kinks. Houd je daarvan?’
‘Ik ken ze niet zo,’ antwoordde ik. Ik had af en toe wel iets van deze popgroep op de radio gehoord. Ik wist in ieder geval wel dat ze uit Engeland kwamen.
‘Op zich wel aardige muziek. Het zijn dan wel geen Stones, maar het zal je zeker meer doen dan de Beatles,’ ging Esther verder.
Ze pakte haar koffergrammofoon en zette hem op het tafeltje. In het bovenste deel was de speaker ingebouwd, het onderste gedeelte was de draaitafel.
‘Deze pick-up heb ik vorig jaar van mijn vader gekregen. Voor mijn verjaardag,’ zei ze terwijl ze de elpee uit de hoes haalde.
‘Mooi ding,’ zei ik. ‘Wij hebben er nog eentje in zo’n meubel. Die zit op de radio aangesloten. Als we muziek willen draaien moeten we dat beneden doen. Mijn vader vindt het allemaal maar een rotherrie. Kattengejank. Die houdt meer van Frank Sinatra en Doris Day of Dean Martin.’
Ik hoorde de ruis van de eerste groeven uit de speaker komen. Daarna hoorde ik de eerste maten en maakte kennis met de muziek van de Kinks.
Ze keek me doordringend aan. Ik moest er van blozen.
‘John… ik ga je vanaf vandaag Jay noemen. Vind je dat goed?’
‘Jawel, geen probleem, maar waarom wil je dat dan?’ vroeg ik vol verbazing aan haar.
‘Dat vind ik mooier. Dat past gewoon beter bij je. Ik vind Jay wel een stoere naam.’
‘Als ik je daar een plezier mee kan doen…’
‘Ja, dat had ik zo maar eens bedacht. En je moet ook je haar langer laten. Dat is ook veel mooier.’
‘Daar zullen ze bij mij thuis wel heel blij van worden.’
‘Het moet nou eenmaal. Mijn vriend moet een moderne vent zijn,’ zei ze.
Ik glimlachte om de manier waarop ze dit zei. Vol overtuiging en met veel gebaar.
Ze had een glas Exota voor me ingeschonken en het koolzuur prikkelde in mijn neus. Ik moest er bijna van niezen.


Esther en ik rolden door de middelbare schooltijd. We hielpen elkaar waar het maar kon. Ondertussen was het bij mij thuis ook geaccepteerd dat we samen naar mijn kamer gingen. Om te studeren, te kletsen en naar muziek te luisteren. We kochten van het beetje zakgeld dat we kregen singletjes en soms een elpee. Esther werkte op de zaterdag in een supermarkt en had daardoor meer geld te besteden dan ik. Ik was pas vijftien geworden. Er was voor mij nog niet veel werk.
Na de zomervakantie maakten wij ons op voor ons laatste jaar op de middelbare school. Het examenjaar.
Ik had soms het idee dat het lopen haar steeds moeilijker afging. Ze ontkende dat. Ze nam geen deel aan de gymlessen en aan de sportdag.
Esther droeg haar haren lang. Soms in een staart, maar meestal los. Ze had mooi, glanzend haar. De rossige kleur maakte het bijzonder. Ook mijn haren waren wat langer, maar lang niet op de lengte, die Esther zo graag wilde. Mijn vader en moeder waren nog niet zo ver. Ondanks de heftige discussies hierover, hield ik toch rekening met wat zij er beiden van vonden.
Esther vertelde dat haar zus Ruth was opgepakt bij relletjes in Amsterdam. Ze had een agent gebeten toen die haar weg wilde slepen bij een sit-down demonstratie. Het ging om een protest tegen Amerika en de oorlog in Vietnam.
‘Ruth is echt een hele felle,’ zei Esther. ‘Als je die tegen hebt dan berg je maar. Die wordt zo vals als een wilde kat en ze vecht als een vent.’
Esther was steeds vaker alleen thuis. Haar moeder bleef soms hele nachten weg. Ze zei dat ze dat niet erg vond. Zo kon ze rustig studeren en als het schooljaar voorbij was en ze haar diploma had, ging ze toch het huis uit. Ze vertelde me dat ze van plan was om naar Italië te gaan. Naar Milaan.
‘Jay, ik wil de modewereld in. Mooie dingen voor de mensen maken. Ik heb al zoveel goede ideeën.’ Ze kon er vol enthousiasme over vertellen.
Ik wist nog niet wat ik wilde. Ik had om eerlijk te zijn eigenlijk geen flauw idee.

Het was juni en het was de week waarin de uitslag van de examens bekend zou worden gemaakt. Ik had er wel vertrouwen in en Esther niet minder. We hadden het hele jaar ons uiterste best gedaan en we waren heel serieus met onze studie bezig geweest. We zouden op woensdag gebeld worden door de directeur van onze school. Het was eigenlijk geen verrassing dat we beiden geslaagd waren. Esther had een hele mooie cijferlijst en ik had allemaal ruime voldoendes.
Toen we vrijdags onze diploma’s hadden opgehaald en we naar huis fietsten zei ze plotseling, ‘zullen we ons succes en onze vriendschap vandaag eens gaan vieren, eens lekker uit ons dak gaan?’
‘Wat stel je voor?’
‘Wat jij wilt.’
Ik wist even niet wat ze nou bedoelde dus ik bedacht zo maar iets.
‘Zullen we naar de bossen gaan? Heb je misschien zin in een picknick? Dan nemen we allemaal lekkere dingen mee. En champagne.’
‘En dan vieren we onze onverbrekelijke vriendschap,’ voegde ze er lachend aan toe.
Ik stelde voor om eerst onze diploma’s naar huis te brengen.
Nadat we bij haar thuis waren geweest, waar haar moeder er weer eens niet was, gingen we naar mijn huis.
‘We gaan samen een eindje fietsen. Je ziet me wel,’ zei ik tegen mijn moeder. 
Ze vroeg hoe laat ik dacht thuis te zijn maar ik zei dat ik dat niet wist.
‘Veel plezier dan maar. Oh Esther… jij ook gefeliciteerd met je diploma.’
‘Dank U wel mevrouw Hennes.’

Ik wist een heel mooi plekje in het bos, dat aan de dorpsrand grensde. We gingen er vroeger regelmatig naar toe. Mijn vader en moeder en ik. In de vakantie of zomaar op een zondag. Het was een mooie plek om te picknicken. Je moest wel weten waar het was. Esther was er in ieder geval enthousiast over en voordat ik het wist had ze het kleed op de grond uitgespreid. Ze nam vervolgens alle lekkere dingen, die we in de supermarkt hadden gekocht uit de plastic tas. Ook de grote fles met champagne.
‘Ben ik toch de glazen vergeten,’ zei ze. ‘Dan moet het zo maar, uit de fles. Lekker romantisch.’
Ze keek mij aan.
‘Jay… denk jij dat we elkaar nog wel zullen blijven zien?’
Ik schrok van haar woorden. Ik wist niet goed hoe ik daar op moest reageren.
‘Hoe bedoel je?’ was het beste wat ik kon bedenken.
‘Nou, ik heb vorige week een brief gehad uit Milaan. Ik mag daar gaan studeren. Mijn moeder en ik gaan volgende week naar Italië.’
Ze zei het zo zacht alsof ze het daarmee minder erg wilde doen klinken.
‘Ik zal je wel missen Jay, je bent mijn beste vriend. Vanaf het eerste moment. Ik vond het toen ook zo lief dat je voor me opkwam. Weet je dat nog? Mijn eerste dag. En dat is nooit veranderd. Je bent echt mijn liefste vriend.’
Ik werd er verlegen van. Zeker door de manier waarop ze het had gezegd.
‘Ja, eh… dat was ook niet meer dan normaal,’ stamelde ik.
Ondertussen was het me gelukt om de fles te ontkurken, maar niet zonder dat er al een deel van de champagne verloren was gegaan. Ik zat helemaal onder.
Esther was op haar rug op het kleed gaan liggen.
‘Wil je eerst wat drinken Esther?’
‘Laat maar eens proeven wat we hebben meegenomen. Het bruist in ieder geval.’
Ik had van de tas een soort kussen gemaakt en dat onder het kleed gelegd. Dat lag wat zachter. In ieder geval lag het wat comfortabeler.
Ze kwam bij me liggen en ze legde haar hoofd op mijn schouder.
‘Zul je mij ook wel missen? Ik vind het best spannend en ik heb er wel zin Jay. In Milaan. Het is een mooie opleiding met veel praktijk. In de beste modehuizen.’
‘Natuurlijk ga ik je missen Esther. Hoe lang kennen we elkaar al? Ruim zes jaar… Vanaf de vierde.
Ik hoop echt voor je dat je het daar gaat maken. Ik weet zeker dat het je gaat lukken.’
En weer keek ze me aan. Het was allemaal zo anders als anders.
‘Jay…? Heb jij het ooit gedaan?’
Ik schrok een beetje en mijn antwoord was ook op zijn zachtst gezegd wat klungelachtig.
‘Met een meisje bedoel je?’
‘Ja, niet met je goudvissen,’ zei ze lachend.
‘Hou me nou niet zo voor de gek Esther, toe nou. Alsjeblieft.’
‘Maar, nou even serieus,’ ging ze verder.
‘Nee, jij?’ en ik voelde dat ik bloosde.
‘Nee,’ zei ze zo zachtjes, dat ik het nauwelijks hoorde.
Ze was even stil.
‘Zullen we voor ons afscheid… zodat we altijd aan elkaar zullen blijven denken? Onze eerste keer.’
Ik nam een slok van de champagne. Ik raakte alleen bij de gedachte tamelijk opgewonden.
We lieten het maar uit de hand lopen en we hadden er geen spijt van.

‘Vond je het iets?’ vroeg ik.
Ze glimlachte terwijl ze haar blouse dichtknoopte.
‘Het gaat niet om de snelste tijd lieverd, maar het was verder wel oké.’
‘Ja, ik was wel een beetje haastig geloof ik.’
‘Je was lief…ik zal dit nooit vergeten. Ik heb er al zo vaak aan gedacht. Vandaag moest het dan ook maar gebeuren. Misschien wel mijn laatste kans met jou.’
Ik zei niets en ik realiseerde me maar al te goed dat ik haar na de volgende week misschien nooit meer zou zien.
Ik zette het transistorradiootje aan en we luisterden naar de top veertig. Ze lag bij me en haar lange rode haren lagen over mijn borst verspreid.
‘Jay…?’
‘Wat is er?’ vroeg ik.
‘Ik ben blij dat we het hebben gedaan,’ fluisterde ze.
‘Ik ook,’ antwoordde ik en ik meende het van uit de grond van mijn hart.
Ik streelde haar gezicht en ik wenste dat dit moment eeuwig zou blijven duren.

Toen we naar huis fietsten begon het al een beetje donker te worden.
‘Je moeder zal wel denken,’ zei Esther.
‘Kan mij het schelen. Ik zal vandaag in ieder geval nooit meer vergeten,’ zei ik stoer.
‘Weet je Jay, ik hoop toch zo dat we elkaar niet uit het oog verliezen. Ik zal je in ieder geval elke week een brief schrijven. Wil jij dat ook voor me doen?’
‘Ik schrijf je elke week. Zeker weten,’ beloofde ik haar.
Ik bracht Esther tot aan de Bloemenmarkt. Ze gaf me nog een kus en het leek wel of ze hiermee afscheid van me nam. Zo voelde het.
Toen ik thuis kwam mopperde mijn moeder.
‘Laat je me wachten met mijn eten en dan kom je niet. Had je dat van te voren niet even kunnen zeggen? Waar heb je toch zo lang uitgehangen?’
‘We waren een beetje verdwaald. Een beetje te ver gefietst,’ zei ik.
Ik keek nog even in de pan en ik zag dat ik niets gemist had. Ik was geen liefhebber van spinazie met stooflappen.
‘Ik ben naar mijn kamer. Ik kom straks nog wel even naar beneden.’
Toen ik op bed lag en ik terug dacht aan de middag voelde ik me intens gelukkig. Daarna moet ik in slaap zijn gevallen.

De volgende dag werd ik om half elf wakker. Mijn moeder had me uit laten slapen. Ik kleedde me aan en ging naar beneden. Mijn moeder was de was aan het strijken. Ze deed dat altijd in de woonkamer, want dat vond ze gezelliger.
‘Er liggen nog een paar verse broodjes in de broodtrommel. Kijk zelf maar even,’ riep ze.
Nadat ik wat gegeten had en mezelf had opgefrist besloot ik om naar de Esther te gaan. Ik belde aan, maar er werd niet opengedaan.
‘Er is niemand thuis jongeman,’ zei de buurvrouw die naast hen woonde.
‘Oh…’ reageerde ik verbaasd.
‘Ik denk dat ze voor langere tijd weg zijn. Ze hebben vanmorgen alles ingeladen en ze zijn al vroeg vertrokken. Zonder iets te zeggen. Het is toch wat,’ zei de buurvrouw terwijl ze haar hoofd schudde.
De wereld stond even stil. Vol ongeloof keek ik haar aan.
‘Dat zal toch niet waar zijn… dat ze al naar Milaan zijn vertrokken,’ was mijn eerste reactie.
‘Tja, ik weet het verder ook allemaal niet. Meer kan ik er niet van zeggen,’ voegde ze er nog aan toe.
Ik hoorde haar nauwelijks. Ik kon me niet voorstellen dat Esther zo maar vertrokken was, weg uit mijn leven zonder iets te zeggen, zonder afscheid te nemen. Mijn hart ging tekeer. Was ik boos, verdrietig, ontzet of alles tegelijk? Ik wist niet wat ik voelde. Ik dacht terug aan de vorige avond. De kus en het gevoel dat het me had gegeven.
Ik fietste terug naar huis en mijn moeder vroeg of er iets was.
‘Was Esther niet huis?’
‘Nee ma, ze was niet thuis,’ reageerde ik kortaf. Mijn moeder keek me aan, maar ze zei verder niets.
Esther woonde niet langer meer op de Bloemenmarkt, op nummer veertien. Esther Silverstein was plotseling in mijn leven gekomen en er nu weer net zo plotseling uit verdwenen. Ik was net zestien en dit was mijn eerste grote verdriet. Ik voelde me doodongelukkig.


2) Zonder Esther

In het begin van de jaren zestig was er ook voor ons gezin een betere tijd aangebroken. De kolenhaard was vervangen door een gaskachel. We hadden een geiser gekregen zodat er warm water uit de kranen kwam. Mijn vader en moeder hadden een tweedehands autootje gekocht. En we hadden een teevee. De dubbeltjes voor in de elektriciteitsmeter waren al lang niet meer nodig en de kabels van de distributieradio waren al jaren geleden afgekoppeld. Mijn moeder had een wasmachine en in de kelder stond een koelkast. En dat allemaal in een paar jaar tijd. In Amsterdam, maar ook in de rest van de wereld werd nog steeds heftig geprotesteerd tegen kernwapens en de oorlog in Vietnam en tegen het gebruik van napalmbommen. Het oproer kraaide overal. De popfestivals schoten als paddenstoelen uit de grond. Het waren happenings waar vrijheid in de ruimste zin van het woord de boventoon voerde. Vrije seks en drugsgebruik waren schering en inslag, maar vooral ook was het een protest tegen de oudere generatie. De jongeren bepaalden de muziek. Het was allemaal anders geworden. De gevestigde orde wankelde. Ook binnen ons gezin.
Negentienachtenzestig. Lyndon B. Johnson, president van Amerika werd overal ter wereld verguisd. Hij stelde zich niet meer beschikbaar voor een nieuwe ambtstermijn. De oorlog in Vietnam had veel van hem gevraagd. Een oorlog, die niet eens zijn oorlog was, maar een erfenis die hij had gekregen van John F. Kennedy. Kennedy was in drieënzestig vermoord in Dallas en Johnson had hem opgevolgd. In januari negenenzestig kwam Nixon in het Witte Huis.

Ik kon nog steeds maar niet begrijpen waarom Esther mij zo in de steek had gelaten. Het was bijna een jaar geleden. Geen enkel teken van leven. Geen bericht, geen brief. Helemaal niets. Ik was de buurvrouw van Esther tegen gekomen in de supermarkt. Ook zij had nooit meer iets van Esther en haar moeder gehoord. Ze vertelde wel dat Ruth, het zusje van Esther nog een keer langs was geweest. Ook zij had geen adres en zij had ook niets meer van beiden gehoord.
‘Kom maar een keer langs. Ik heb nog een telefoonnummer van dat meisje gekregen. Misschien dat je daar iets aan hebt,’ zei de buurvrouw en ik bedankte haar.

De weken, de maanden vlogen voorbij. Mijn vader vroeg aan mij of ik nog van plan was om iets te gaan doen. Ik was bijna al een jaar aan het lummelen en hij vond het eigenlijk wel mooi geweest.
‘Je kunt gaan studeren of je gaat werken. Je gaat hier in ieder geval niet de hele dag rondhangen.’ Hij was er duidelijk in geweest. Ik had werkelijk geen idee wat ik wilde. Toevalligerwijze kwam ik in de supermarkt een oude schoolvriend van me tegen, Benno Sterk.
‘We gaan een bandje oprichten. Heb je zin om met ons mee te doen? Je had toch een gitaar?’
‘Heb ik nog steeds,’ zei ik.
‘Speel je ook nog steeds?’ vroeg Benno.
Ik had op de middelbare school een paar keer meegedaan met de schoolband. Maar ik kon het niet opbrengen om elke woensdag samen te oefenen. Bovendien was het niet mijn soort muziek. Het was nu ook weer de tegenstelling tussen Stones en Beatles. Ik stond alleen in het kamp van de Stones.
‘Zo af en toe wil ik nog wel eens wat spelen,’ antwoordde ik.
‘Als je zin hebt? Vrijdagavond bij boer Mertens. Jan Mertens doet ook met ons mee en we mogen van zijn vader in een van de schuren oefenen. Daar heeft niemand last van ons. Boer Mertens vindt het goed, mits de kippen niet van de leg raken en de melk van de koeien niet zuur wordt. Nou het lijkt me dat we dat wel kunnen voorkomen,’ gniffelde Benno.
‘Hebben jullie al een idee wat voor muziek…eh in welke richting het gaat?’ vroeg ik.
‘The Who, Stones, Outsiders en blues. Een beetje van dat werk. En een van de jongens, Jim Johnson schrijft eigen nummers. Ik denk niet dat je hem kent. Hij woont sinds een paar maanden in Nederland. Zijn vader werkt voor een Amerikaans bedrijf. Jim komt uit New York. Hij heeft overigens wel de schurft aan alles wat Amerikaans is.’
‘Hij heeft zijn naam niet echt mee.’
Doe me een lol, zeg dat alsjeblieft niet tegen hem, want hij slaat je zo op je bek.’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Nou reken maar dat ik er ben. Vrijdag… hoe laat?’
‘Zeven uur. Is dat oké?’
Toen ik het thuis vertelde keek mijn moeder naar mijn vader. Die zei niets. Het was maar al te duidelijk dat hij het er totaal niet mee eens was.

Het liep in het begin wat stroef, maar in de loop van de tijd klikte het toch wat beter. Jim Johnson was duidelijk een leider. Hij bepaalde wat en hoe. Jan Mertens en Benno Sterk en ook ik luisterden vol aandacht naar wat Jim te vertellen had. Het was duidelijke wat hij wilde en hij wist waarover hij het had. Dat maakte veel goed. Na een paar weken intensief oefenen leek het wat te worden. De drie eigen nummers die Jim zo maar even tussendoor had geschreven waren zonder meer heerlijke nummers om te doen. Jim zong en speelde sologitaar. Hij had een mooie en krachtige stem en zijn gitaarspel was absoluut veel beter dan dat van mij. Jim was bepalend voor het geluid van onze band. We gingen met sprongen vooruit. Mijn vader had al twee weken niet meer tegen me gesproken.
Het was tegen de zomer toen Benno en Jim enthousiast de schuur van boer Mertens binnen kwamen. Een kennis van Benno had een optreden voor ons geregeld op een popfestival in Noord-Holland. Het was op een braakliggend terrein. Er kwamen grote namen. We mochten een half uur optreden. Ondertussen hadden we al vijftien eigen nummers en een handvol covers op ons repertoire.
‘Weet je wie er ook komen? Jefferson Airplane. Je weet wel van White Rabbit en zo. Die spelen eerst in Kralingen en daarna bij ons.’ Benno werd steeds enthousiaster en we moesten hem afremmen.
We oefenden de laatste weken soms wel vijf keer in de week en de band klonk steeds professioneler. Jim ontwikkelde zich goed en hij werd steeds beter en dat vond hij zelf ook. Dat hij zonder ons geen band had was volgens mij ook het enige argument waarom hij bij ons bleef. Vooral de laatste dagen voor het optreden op het popfestival liep de spanning op. Niemand kon nog iets goed doen in zijn ogen. Jan Mertens kreeg er genoeg van en smeet zijn drumstokken in de hoek.
‘Zoeken jullie het lekker zelf maar uit. En die eigenwijze klootzak erbij,’ en hij wees naar Jim.
Hij stond op en Benno probeerde hem te kalmeren. Jim dronk nog maar weer eens een flinke slok jonge jenever, maar zei niets.
‘Jongens dit gaat zo niet,’ zei Benno. ‘We moeten praten.’
Na een gesprek waar iedereen zijn zegje had kunnen doen en waarna Jim beterschap beloofde, ging Jan weer achter zijn drumstel zitten en we pakten de draad weer op. Het was niet meer hetzelfde en ik vroeg me werkelijk af of het wel zin had hier mee door te gaan. We waren het er wel over eens dat de naam van de band “ the Jim Jones Group” werd. Jim wilde absoluut niet zijn eigenlijke achternaam aan de groep verbinden. Ik vond het eigenlijk wel terecht dat Jim het middelpunt was, omdat hij met zijn onmiskenbare talent zijn stempel nadrukkelijk op de band drukte. Iedereen was het hier gelukkig over eens.
Ik had een aantal weken eerder het telefoonnummer van Ruth opgehaald bij de buurvrouw. Na een keer of acht proberen kreeg ik iemand aan de lijn. Ik had geen idee wie het was, maar het was in ieder geval duidelijk dat hij niemand met de naam “Ruth” kende. Ik kon Esther maar niet uit mijn gedachten krijgen.
Al gaf de band me wel wat afleiding.

Het festival was op zich wel een succes. Het optreden was prima gegaan en Jim was nuchter gebleven en had een geweldige prestatie geleverd. Het publiek was tevreden en had enthousiast gereageerd. De leden van Jefferson Airplane waren al vertrokken voordat wij aan beurt waren.
Na afloop van ons optreden vroeg de organisatie of we nog wat wilden drinken. Er was van alles. Van bier tot whisky. Van Cola tot jenever. De provisorische bar was klein maar gezellig. Behalve onze band speelde er nog drie bands uit Engeland en was er een optreden van twee andere Nederlandse groepen. Het was al tegen twaalven toen Jan Mertens zei dat hij het laat genoeg vond. Jan had de Ford Transit van zijn vader mogen lenen en hij was ook onze chauffeur. We stonden op het punt onze spullen in de Ford te laden toen een meisje naar mij toe kwam.
‘Ben jij niet het vriendje van mijn zusje?’ vroeg ze.
‘Van Esther…?’ antwoordde ik verbouwereerd.
‘Ja, van Esther. Ik dacht het al toen ik je het podium op zag komen. Ik heb je wel niet zo vaak gezien, maar ik was je niet vergeten hoor,’ zei ze. Haar brede lach was ontwapenend maar had ook iets opwindends.
‘Dan ben jij Ruth?’ zei ik. Ik had haar eigenlijk maar één keer gezien. Ze was op een middag op bezoek bij Esther, toen ik er toevallig ook was. Ik had haar niet herkend.
‘Helemaal goed. Jullie hebben een prima bandje. Het klonk echt te gek. Speel je allang?’ vroeg ze.
‘Eh, eerst in de schoolband en nu dan sinds een paar maanden in deze band.’
‘Ga je vanavond nog terug?’
‘Dat is wel het plan,’ zei ik.
‘Waarom blijf je niet lekker in Amsterdam, samen met die vriendjes van je? Dan gaan we eens lekker de bloemen buiten zetten. Vriendjes van mijn zusje, zijn mijn vriendjes.’
Ruth was een ander type dan Esther. Ik kon zo gauw geen enkele gelijkenis vinden. Ruth had een ietwat donkere getinte huid en ze had koolzwarte ogen. Haar zwarte krullende haren waren zeker zo lang als de haren van Esther. Ze was ook wat langer dan Esther.
‘Ik weet het niet. Ik weet niet wat de anderen willen.’
‘Dan zal je ze dat eerst moeten vragen, anders komen we er niet achter, denk je wel?’ zei ze met haar brede lach. Ik stond op en ging naar de andere bandleden.
‘Wil er nog iemand van jullie stappen in Amsterdam?’ vroeg ik.
Behalve Jim was er niemand die belangstelling had. Jan wilde onderhand wel naar huis en Benno was het met hem eens.
‘Zo Johnny-boy en wat gaan wij doen? Gaan we met deze mooie dame mee of ga jij ook naar moeders?’ zei Jim met een grote grijns op zijn gezicht. Hij zei het op zo’n manier dat ik bijna geen nee meer kon zeggen.
‘Ik ga wel mee,’ hoorde ik mezelf zeggen zonder al te veel overtuiging.
‘Als je geen zin hebt, is het ook goed,’ reageerde Ruth een beetje bitsig.
‘Jawel hoor,’ antwoordde ik vlug.
Ik kon duidelijk merken dat Jan en Benno niet veel waardering konden opbrengen voor ons plan.
‘Samen uit, samen thuis geldt zeker ineens niet meer.’
Benno was boos en Jan zei helemaal niets meer. Het kwam in ieder geval de toch al broze eenheid in de band niet ten goede.

Toen ik de volgende dag wakker werd had ik geen idee waar ik ergens was. Mijn kop barstte zo ongeveer en ik probeerde vast te stellen wat er gebeurd was. Ik had echter geen flauw idee. Het laatste wat ik nog wist dat ik van een barkruk was gevallen. In een overvolle bar, ergens in Amsterdam.
Ik lag in een vreemd bed en ik had de indruk dat ik niet alleen was geweest. De plek naast me zag er aardig beslapen uit.
‘Hennes, het gaat geweldig met je. Je zult het nog ver brengen,’ zei ik tegen mezelf. Maar ik was toch ook wel weer blij dat ik in ieder geval de zus van Esther had ontmoet.
Ik vroeg me af waar Jim was gebleven. Ik was hem al heel snel kwijt geraakt. Nog voordat Benno en Jan onze instrumenten in het busje hadden geladen was Jim al verdwenen. Ruth zei dat hij met een Engels meisje was weggegaan. Ik had in ieder geval Benno en Jan nog meegeholpen. Ze waren overigens wel zonder nog een woord tegen mij te zeggen, vertrokken.

Ik hoorde in het kamertje naast me stemmen.
‘Tot zo…’ klonk het en ik had geen idee wie het waren. Ik meende de stem van Ruth te herkennen.
Even later kwam ze de kamer binnen gelopen en kroop naast me in bed. Ze droeg een lang T-shirt.
‘Sorry John, oef… eh sorry, Jay… Jay was het toch?’
‘Ja hoor wat jij wilt.’
‘Er waren nog enkele vrienden blijven slapen, dus het was even behelpen.’
‘Geen probleem,’ zei ik, terwijl ik als een uitgetelde bokser op mijn rug lag. Doodgaan kon niet erger zijn.
Ruth draaide zich naar mij toe.
‘Mis je Esther?’
Ik keek naar Ruth.
‘Ik ben er dag en nacht mee bezig, geloof ik. Ik kan maar niet begrijpen dat ze zo is weggegaan, zonder afscheid of zo. Zo maar, als een dief in de nacht.’
‘Dat is nou typisch mijn moeder. Die plant zoiets en poef, weg is ze.’
Ze knipte met haar vingers.
‘Mijn moeder heeft nergens rust. Ze is als opgejaagd wild. Ik ga al jaren mijn eigen gang, maar voor Esther ligt dan anders. Ook al omdat ze zo’n slechte heup heeft. Dus die heeft mijn moeder hartstikke hard nodig totdat ze iemand vindt die voor haar kan zorgen. Ik dacht dat het tussen jullie wel wat zou worden. Ze was tamelijk gek op je. Tenminste dat heeft ze me wel eens ooit verteld.’
Ik zuchtte.
‘En ik op haar, Ruth.’
‘Tja, ik kan je niet helpen. Ik heb geen idee waar ze ergens zijn. Net zo min als jij.’
‘En jullie vader?’
‘Welke bedoel je?’ zei ze met een lach. ‘De mijne of die van Esther.’
‘Bij wie heb ik de meeste kans?’
‘Ik denk niet dat je veel kans hebt. Bij geen van beiden. De mijne woont in Canada. Een uit de hand gelopen bevrijdingsfeestje. Die van Esther moet nog gevonden worden. Mijn moeder is vrij ruimdenkend zal ik maar zeggen.’
‘En die man die bij jullie was op de Bloemenmarkt?’
‘Dat was oom Friedrich. Hij heeft mijn moeder de oorlog doorgeholpen. Hij was een Duitse sergeant die mijn moeder beschermd heeft en als dank door mijn moeder bedrogen werd. Eerst met mijn vader en daarna met de grote onbekende, de vader van Esther. En God mag weten wie met wie ze nog meer…’
Ze maakte haar zin niet af. Er klonk een diepe zucht.
‘Friedrich was stapelgek op mijn moeder. Echt helemaal stapel, hij wilde alles voor haar doen. Hij is uiteindelijk vol teleurstelling en opgekropte frustratie en verdriet teruggegaan naar Duitsland. Ze zeggen ooit dat iemand een gebroken hart kan hebben… We woonden toen al op de Bloemenmarkt. Maar volgens mij heb je dat wel meegekregen.’
‘Ik heb indertijd wel begrepen van Esther dat hij weer terug was gegaan naar Duitsland. Maar ik kende de reden niet. Was ook niet mijn zaak.’
Ruth schoof dichter tegen me aan en ik wist niet goed wat ik moest doen.
‘Weet je,’ zei ze. ‘Ik geloof niet dat er een moment geweest is dat wij ooit een echt gezin zijn geweest. Officieel ben ik Joods, tenminste mijn moeder is Joods. Maar er is niets, maar dan ook helemaal niets wat ik mee heb gekregen. Ik ben voor een deel opgevoed door een tante en een oom, die nooit een sikkepit van mij hebben begrepen. Echt, het enige waardevolle dat ik heb, is mijn zusje. We komen uit dezelfde moeder en dat schept een band. Zeker in onze situatie.’
‘Mis je haar dan niet?’
‘Zeker mis ik haar, maar ik heb geen idee waar ik haar zou moeten zoeken.’
Ze boog zich over me heen en gaf me een kus op mijn voorhoofd.
‘Breng haar bij me terug Jay, alsjeblieft?’
‘Niets liever, maar ik weet net zo min als jij waar ik moet beginnen.’
Ze liet zich terugzakken op haar eigen kussen en zuchtte.
‘Ergens…maar waar.’

Het was middag toen ik op Amsterdam Centraal de trein naar huis nam. Ik had Jim niet meer gezien.
Ik had geld gekregen van Ruth voor het treinkaartje en voor een broodje voor onderweg. Ik was platzak.
Toen ik thuis kwam stond het gezicht van mijn moeder op onweer.
‘Waar heb jij in godsnaam gezeten?’ zei ze met verheven stem. ‘De andere jongens zijn vannacht gewoon naar huis gekomen en jij?’
‘Ik ben in Amsterdam gebleven bij de zus van Esther,’ zei ik kalm.
Mijn moeder vroeg zich af waar ik mee bezig was. Mijn vader was gelukkig naar zijn werk. Er zwaaide wat voor me als hij thuis zou komen. Ik was bijna achttien en hard op weg te ontsporen, volgens mijn ouders.
Ik vond het wel meevallen. Ik was naar mijn kamer gegaan en mijn bed ingedoken. Ik had mijn vader niet meer gesproken.

De volgende ochtend ging ik eerst naar boer Mertens.
‘Is Jan thuis?’ vroeg ik aan de vader van Jan.
‘Jawel, achter bij de kippen, maar niet zo naar binnen lopen, want….’
Voordat boer Mertens was uitgesproken zag ik dat Jan uit een van de stallen kwam. Hij kwam met grote passen op mij af. Zijn blik stond op onweer.
‘Wat een stelletje klootzakken zijn jullie…samen uit is samen thuis. Maar niet voor jullie blijkbaar,’ brieste hij.
‘Sorry,’ zei ik en dat was ook alles wat ik op dat moment kon bedenken.
‘Ja, dat zal wel. Ik heb er genoeg van. Ik maak muziek voor mijn plezier en niet om me kapot te ergeren aan jullie en jullie gedrag. Ik kan niet namens Benno praten, maar ik stop er in ieder geval mee. Haal je rommel straks maar op en dan opgedonderd. Over en uit. En nooit meer op dit erf.’
Hij had volkomen gelijk. Ik kon niets verzinnen om het goed te praten. Ik pakte mijn gitaar en ik beloofde hem dat ik de rest van mijn spullen in de loop van de dag op zou halen.
Ik draaide me om liep zonder iets te zeggen weg. Ik schaamde me voor mijn gedrag.
‘Goed gedaan Hennes. Prima. Vooral zo doorgaan,’ mompelde ik terwijl in het hek achter me dicht deed.
Ik liep terug. Het was nog een aardig eindje. Het was zeker een kilometer of vijf tot aan de wijk waar ik woonde. Met mijn gitaar om mijn schouder en mijn lange vette haren langs mijn gezicht, had ik zeker een nominatie gekregen als er een verkiezing zou zijn gehouden voor de grootste zwerver van de week. Ik zag ook nog dat mijn broek gescheurd was. Ik had geen idee waar ik dat aan had gedaan en prees mezelf gelukkig dat mijn moeder dat niet had opgemerkt. Vlakbij de Bloemenmarkt op de hoek van de Tulpenstraat was een kapperszaak. Ik had nog een paar briefjes van vijfentwintig op zak, die ik over had gehouden aan het optreden. Jan had ze me gegeven.
‘Goede morgen Hendriks, wat kost het me om deze handel te wassen en te knippen?’
‘Wat moet het worden?’ vroeg hij.
‘Fatsoeneren, zodat mijn ouders weer rustig kunnen slapen.’
‘Als het aan je vader ligt, moet alles er af. Hij was hier vorige week en ik geloof niet dat hij het allemaal kan waarderen. Die lange haren en zo.’
‘En zo?’
‘Jullie denken dat het allemaal niet op kan. Beetje lummelen, maar werken, ho maar.’
‘Tja, jullie zullen wel gelijk hebben. Jij en mijn vader.’
‘Nou ga maar zitten. Man, waar heb je toch in gezeten. Het valt nog mee dat er geen beestjes in zitten.’
‘Die moeten me niet Hendriks.’
‘Ja, het zal wel,’ zei de kapper en hij haalde zijn kam nog maar eens door mijn haar. ‘Als jij het zegt.’
Toen hij klaar was leek ik wel een ander mens.
‘Zo,’ zei Hendriks en er zat voldoening in zijn stem. ‘Daar zal je ouwe heer blij mee zijn.’ Toen ik thuis kwam sloeg mijn moeder de handen voor haar gezicht van verbazing.
‘Hoe kom je daar nou bij?’ zei ze.
‘Mam ik ga weer studeren. Ik ga weer terug naar school. Dit wordt ook niks op deze manier,’ zei ik.
Ik zette mijn gitaar in de hoek van de keuken.
‘Zo, die heb ik voorlopig niet meer nodig.’
Mijn moeder zuchtte, ‘dat we dit nog mee mogen maken.’
Twee weken later stierf mijn vader. Een hartstilstand. Zomaar ineens. Ik had hem nog wel verteld dat ik weer ging studeren. Hij had er niet veel over gezegd, maar ik voelde dat hij toch weer een beetje trots op me was.


3)Vlietburg  2 
 
Ik voel de hand van Sarah op mijn knie.
‘Fijn dat je het aan mij voor wilt lezen Jay. Heb je al meer geschreven?’
‘Nou nee, dit is eigenlijk mijn eerste grote verhaal.’
‘Zo,’ zei ze. ‘Je hebt het toch wel afgemaakt?’
‘Ja hoor. Het is helemaal af. Tot aan het bittere eind.’
Ze kijkt me aan. Sarah is bijna zeventig. Ze woont sinds een paar weken in het verzorgingstehuis, waar ik ook ondertussen al ruim een half jaar verblijf. Het klikte meteen tussen ons. Sarah heeft me verteld dat ze last heeft van duizelingen en dat de dokter het beter vond dat ze niet alleen bleef. Ze heeft geen kinderen, geen man, noch familie. Haar beste vriendin is voor langere tijd naar haar dochter in Canada. Sarah heeft me verteld dat het haar niet zou verwonderen als haar vriendin daar zou blijven.
Ik ben in “Vlietburg” terecht gekomen na een val. Ik heb mijn ruggenwervel gebroken. Dankzij de hulp en bemiddeling van mijn goede vriend en huisarts Teun Verberk mag ik hier revalideren. Mijn herstel ging tot een paar weken geleden alles behalve voorspoedig. Maar nu, in de laatste weken, gaat het goed vooruit.
‘Zullen we naar de tuin gaan? Het is zo mooi buiten, het is zonde om hier binnen te blijven zitten.’
‘Helemaal mee eens. Zal ik je rolstoel even pakken?’ zegt Sarah.
‘Dank je, moet ik het manuscript ook meenemen? Of heb je nu wel even genoeg gehad?’
Ze kijkt me aan en fronst haar wenkbrauwen.
‘Ik zou het fijn vinden als je mij het hele verhaal wilt vertellen. Dat wil je toch wel voor me doen?’
‘Jawel hoor.’
‘Je mag me niks verklappen, want dan is de spanning er af. Het maakt me wel nieuwsgierig.’
‘Ik zal mijn mond houden.’
‘Gaat het echt helemaal over jou?’
‘Hoor je nu wat je zegt?’
‘Sorry, ik wilde het alleen maar even weten.’
Ze zet de rolstoel naast me en helpt me. Ik zie haar glimlach en haar ontwapenende blik. Ze heeft nog iets meisjesachtigs in haar ogen. Terwijl we naar buiten lopen begint ze plotseling te vertellen.
‘Ik ben eigenlijk ook Joods’ zegt ze. ‘Mijn hele familie is niet door de oorlog heen gekomen. Ik heb geluk gehad. Mijn vader en moeder hebben mij de avond voordat ze werden opgehaald, weggebracht naar een boerderij buiten de stad. Ik was net één jaar. Mijn vader kende de boer en de boerin. De van Santens hadden zelf geen kinderen. Ik ben er opgegroeid en toen ik zes was hebben ze me geadopteerd. Eigenlijk wist ik niet beter of dat de van Santens mijn ouders waren. Net na mijn twaalfde verjaardag hebben ze me alles verteld. Ik heb nog wel een foto van mijn moeder en mij. Meer is er niet meer. Een paar jaar geleden ben ik samen met mijn vriendin naar het Anne Frankhuis geweest. Het was zo moeilijk.’
Ik zie tranen in haar ogen. De sprankeling is even weg.
‘Weet je Jay…het is allemaal zo onwerkelijk. Na de oorlog is het allemaal zo snel gegaan. De vooruitgang, de ontwikkeling. De welvaart. Maar voor mijn gevoel lijkt het wel of dat allemaal geen onderdeel van mijn leven is geweest. Dat ik aan de zijlijn heb meegelopen, zonder echt ooit deel uitgemaakt te hebben van deze maatschappij. Ik ben niet alleen mijn roots kwijtgeraakt, maar ook het echte plezier om dit leven te leven. Misschien hadden ze er beter aan gedaan om me niets te vertellen over mijn afkomst en hadden ze beter over mijn verleden kunnen zwijgen.’
‘Wat niet weet wat niet deert?’
‘Zoiets ja…’
‘Ik denk dat je het toch wel vroeg of laat zou zijn tegengekomen.’
‘Misschien wel, maar nu heeft het mijn leven bepaald.’
‘Als je er over wilt praten, dan moet je het me maar laten weten,’ zeg ik.
‘Dank je Jay. Soms helpt het als je iemand hebt die bereid is om even naar je te luisteren.’
‘Altijd Sarah. Niet soms. Het lost dan wel niets op, maar het kan soms wel een opluchting zijn. Even de stoom eraf.’
Ze zwijgt en kijkt voor zich uit. Dan hoor ik een diepe zucht.
‘Lees nou maar weer verder. Sorry voor mijn gezeur,’ zegt ze kordaat.
Ze zucht nog maar eens en pakt mijn hand vast. Ik kijk in haar ogen en ze draait haar hoofd van mij weg.
Vlietburg heeft een prachtige tuin en mooie plekjes om te zitten. Een van de meisjes uit de keuken heeft een mandje voor ons klaar gemaakt met wat broodjes en een paar koeken. En een thermoskan met koffie en eentje met thee.
‘Veel plezier,’ had ze gezegd toen Sarah het mandje van haar aannam.
Ik kan me nu een beetje redden met een looprekje en mijn rolstoel. Sarah is nog goed ter been. Met haar ondersteuning lukt het mij om naar de tuin van Vlietburg te gaan. We vinden een bankje vlakbij een van de mooie vijvers die in het park zijn aangelegd.
Ik pak mijn manuscript en zoek op waar ik ben gebleven. Sarah zit naast me en schuift dicht tegen me aan.
‘Laat me dromen Jay.’
‘Ik weet niet of me dat gaat lukken,’ zeg ik.
‘Sstt…begin nou maar.’


4) De weg naar volwassenheid

Het was 1970. Ik had er voor gekozen om economie te gaan studeren en op kamers te gaan wonen. Een hele grote verandering. Voor mij en vooral voor mijn moeder. Het ging niet gemakkelijk. Ik kon maar moeilijk mijn draai vinden. De studie viel me zwaar tegen. Het was begin oktober en ik had het lastig. Op de radio hoorde ik dat Janis Joplin was overleden aan overmatig gebruik van alcohol en drugs. Ik voelde een vreemde verbondenheid. Het maakte me onrustig in mijn hoofd. Haar onvoorwaardelijke keuze om te leven voor muziek was ook haar dood geworden. Ik probeerde me voor te stellen hoe het zo ver had kunnen komen en zonder haar leven te kennen, begreep ik het. Ik had geen idee waarom. Ik huiverde toen er een nummer van haar werd gedraaid op de radio.

Wat ik ook probeerde ik kreeg Esther maar niet uit mijn gedachten. Van Ruth had ik niets meer gehoord. Ik had zelf ook geen contact meer met haar gezocht. Zo ploeterde ik naar het eind van het jaar.
Mijn studieresultaten waren van dien aard dat er nauwelijks een kans was dat ik mijn studie na de kerstvakantie zou kunnen voortzetten. Kortom, het was kommer en kwel.
De kerstvakantie vond ik een goed moment om me te bezinnen en samen met mijn moeder kwam ik tot de conclusie dat het beter was om een baan te gaan zoeken. Bovendien was er ook te weinig geld om de studie en de kamerkosten te kunnen betalen.
Dankzij een kennis van mijn moeder kreeg ik al snel een baantje op een advocatenkantoor. Als jongste bediende. Mijn werk bestond hoofdzakelijk uit het legen van prullenbakken, simpel administratief werk en het archief op orde houden.
Het gaf me in ieder geval iets meer financiële ruimte ook omdat ik weer thuis woonde. Na een jaar pakte ik de draad weer op en ging naast mijn werk studeren. Op de voorpagina van de krant stond een foto van Kim Phúc, een naakt Vietnamees meisje, desperaat op de vlucht voor de napalmbommen van de Amerikanen. Ik vroeg me af of dit de beschaving was, waar we in westen voor gevochten hadden, waar we zo hoog over opgaven.
Ik begon aan een schriftelijke cursus marketing. En het verbaasde me dat dit heel goed ging. De resultaten waren uitzonderlijk goed. Ik was bijna vierentwintig toen ik een advertentie zag van een bedrijf dat iemand zocht voor de marketingafdeling. Het leek mij een baan met een goed vooruitzicht. Ik kende het bedrijf niet. Ze hadden een kantoor in Amsterdam, een in Milaan en nog een vestiging in Londen. Uit de korte omschrijving kon ik opmaken dat ze zich bezighielden met het ontwerpen van kleding en schoenen. Het kantoor van ESSFA. B.V. was gevestigd op de Prinsengracht in Amsterdam. Ik schreef een sollicitatiebrief en werd twee weken later uitgenodigd voor een eerste gesprek. Met een net pak aan en met stropdas meldde ik me een week later bij het kantoor op de Prinsengracht. Ik was tamelijk zenuwachtig en ondanks dat ik ruim op tijd van huis was gegaan, was het op het nippertje. Mijn afspraak was om elf uur en om exact zes minuten voor elf drukte ik op de bel. Het duurde even, tenminste voor mijn gevoel, totdat een meisje de deur opendeed.
‘Goede morgen juffrouw, John Hennes. Ik kom voor de sollicitatie,’ zei ik.
‘Komt U maar binnen meneer Hennes. Meneer Calabro is nog even bezig. Wilt u daar even wachten?’
Ze wees naar een fauteuil die in een nis van de hal stond.
‘Wilt u misschien een kopje koffie of iets anders?’
‘Nee, dank u wel,’ antwoordde ik. Er zat een lichte trilling in mijn stem.
Het was een mooi pand. De ornamenten in het plafond en de tegeltjes op de vloer deden me terugdenken aan de reportage in de Panorama over statige herenhuizen in Amsterdam en langs de Vecht.
Even later kwam de juffrouw uit de kamer en vroeg aan mij of ik mee wilde komen.
Ik liep haar achterna.
‘Neemt u daar maar even plaats. Meneer Calabro komt zo bij u,’ zei ze op vriendelijke toon en liet mij alleen achter in de kamer.
Op het bureau zag ik een koperen plaatje staan in een marmeren voet met daarop “Jeff Calabro managing director”.
Het was een mooie kamer. Met veel smaak ingericht. Er viel flauw zonlicht door een van de zijramen, maar dankzij de kroonluchter en de schemerlampen was er voldoende licht. Ik vond het wel sfeervol.
De deur ging open en een bijna twee meter lange, slanke dertiger kwam de kamer binnen.
‘Goede morgen meneer Hennes. Sorry, dat ik u even heb laten wachten.’
Hij maakte wel indruk op mij. Strak in het pak, de pikzwarte haren keurig gekapt en de donderbruine getinte huid gaven hem iets van een fotomodel. Ik dacht nog even aan de Nieuwe Revue. Hij kon daar zo uit een fotosessie van filmsterren zijn weggelopen.
‘Zo meneer Hennes. Ik zal u eerst maar eens even welkom heten in ons kantoor. Ik heb uw sollicitatiebrief gelezen en die beviel me. Daarom zit u dan ook hier. Vertel eens iets over u zelf. Waarom denkt u dat u geschikt bent voor de vacature die we hebben?
Zijn Engelse accent viel me op, hoewel er eigenlijk niets op zijn uitspraak was aan te merken.
Ik vertelde waarom ik op de functie had gesolliciteerd en waarom ik dacht dat ik daar wel geschikt voor was. Hoewel ik in het begin wat zenuwachtig was, ging het me toch goed af. Calabro luisterde aandachtig en ik had de indruk dat hij geïnteresseerd was in wat ik hem vertelde.
‘Nou,’ besloot ik. ‘Dat is zo’n beetje wat ik u te vertellen heb.’
‘Mooi,’ zei Calabro en hij ging achterover zitten.
‘Heb je nog vragen?’ ging hij verder.
‘Mag ik u vragen waar het bedrijf zich eigenlijk mee bezighoudt?’
Ik realiseerde me te laat dat deze vraag niet zo’n heel slimme zet van me was. Hoe kon ik zo dom zijn? Dat had ik toch allang moeten weten. Ik had me beter moeten voorbereiden.
Calabro reageerde rustig.
‘Jazeker mag je dat. Ik had het je eigenlijk eerst moeten vertellen. ESSFA is een dochteronderneming van Silver Flower Fashion Spa. Dit bedrijf is gevestigd in Milaan. SFF ontwerpt en verkoopt kleding. Het is op weg om een van de belangrijkste modehuizen in Italië te worden en heeft inmiddels een goede reputatie in de film- en showwereld opgebouwd. De kleding die wordt ontworpen is soms wat extravagant, maar wel altijd heel goed draagbaar. ESSFA en onze zusteronderneming in Londen, ESSFA Ltd., zorgen ervoor dat de naam van SFF wordt uitgedragen en dat de ontwerpen worden verhandeld of onder licentie worden geproduceerd. In de meeste modewarenhuizen in Nederland en Engeland vind je deze kleding, waarvan het oorspronkelijke ontwerp uit de koker van de mensen van SFF afkomstig is. Vanuit dit kantoor draag ik de verantwoordelijkheid voor zowel Amsterdam als London. In Londen hebben we alleen twee secretaresses die de zaak bemannen, of eigenlijk moet ik zeggen bevrouwen.’
Hij zei het met een lach en ik besloot maar met hem mee te lachen.
‘Nou dat is in vogelvlucht datgene waar ESSFA voor staat. Of beter SFF, want we zijn hier tenslotte maar een dependance.’
‘Dank u wel meneer Calabro. Het is me helemaal duidelijk,’ antwoordde ik opgelucht. Ik vond eigenlijk dat mijn vraag achteraf niet eens zo dom was. Althans Calabro gaf me niet die indruk.
‘Mooi. Nou dan wil ik het hier even bij laten. Ik laat zo spoedig mogelijk iets van mij horen. Laten we zeggen, dat we over een week of twee weer even contact met elkaar hebben. Oké?’
Ik zei dat het goed was en stond op. Hij gaf me een hand en deed de deur voor me open.
De juffrouw kwam naar me toe en begeleidde me naar de uitgang. Daar stond ik. Voor het pand van ESSFA in het voorjaarszonnetje, op de Prinsengracht. Vlak na mijn eerste echte sollicitatiegesprek. Ik, Jay Hennes of eigenlijk John Hennes bijna vierentwintig, en voor het eerst had ik het gevoel dat ik een beetje volwassen aan het worden was.
De twee weken leken niet voorbij te gaan. Elke dag hoopte ik op een brief van Calabro. Of een telefoontje. Er waren ruim drie weken voorbij toen de postbode aanbelde. Hij had een aangetekende brief. Uit Italië. Voor mij.
Mijn hart sloeg over toen ik de afzender zag. SFF Spa Milano Italy.
Met trillende handen maakte ik de brief open en las hardop; “Dear mister Hennes. Naar aanleiding van uw sollicitatie en het gesprek dat u met de heer J. Calabro heeft gehad, nodigen wij u uit voor een kennismaking met ondergetekende op het kantoor van SFF Spa. Via Arriosto 30/01 te Milano op donderdag 18 mei a.s. om 11.00 uur. Hoogachtend, Mr. Francesco Christoff, general director.”
Er zat behalve een open vliegticket ook nog een hotelreservering voor twee nachten in de enveloppe. Ik wist niet goed wat ik moest doen. Moest ik nou blij zijn of moest ik dit allemaal maar gauw vergeten. Naar Milaan voor een sollicitatie. Ik snapte niet goed wat ik daar te zoeken had. Het ging om een baan in Amsterdam. Dat vond ik eigenlijk al ver genoeg. Ik vertelde het tegen mijn moeder. Maar die kon me er ook niet mee helpen.
‘Je moet maar doen, wat jou het beste lijkt. Het is jouw leven en jouw toekomst,’ zei ze.
Ik had nog ruim een week om er over na te denken. Ik vond het heel erg moeilijk. Het liet me niet los.
Op 17 mei zat ik in het vliegtuig naar Milaan. Het was de eerste keer dat ik vloog en ik was enerzijds trots op mezelf en anderzijds ook wel heel erg nerveus en vooral onzeker.
Toen ik door de douane was en ik een taxi had gevonden die me naar mijn hotel wilde brengen werd ik wat rustiger. Uiteindelijk vond ik het wel stoer. Mijn hotel was vlakbij het kantoor van SFF. Ik kon de afstand gemakkelijk te voet af. Nadat ik me wat had opgefrist ging ik naar de lounge en besloot een ommetje te maken. Het was laat in de middag en het leek me verstandig alvast even te kijken waar ik de volgende morgen moest zijn. Ik had het snel gevonden.
Het was een mooi pand. Het leek totaal niet op een kantoor. Ik zag ook niets dat zei, dat hier SFF. Spa gevestigd was. Ik ging er maar van uit dat het klopte. Nadat ik wat gegeten had liep ik terug naar mijn hotel. Gelukkig had ik een stadsplattegrond meegenomen.
De volgende dag meldde ik me precies op tijd in de Via Arriosto 30/01. Toen ik op de bel drukte, ging er een zoemer en deed ik de deur open. Ik kwam op een soort binnenplaats, die aan alle kanten opgesierd was met planten en bloemen. De mooie witte marmeren vloer maakte indruk op me. Ik keek om me heen waar ik moest zijn. Maar al snel kwam er een meisje naar me toe en vroeg in correct Engels of ik haar wilde volgen. Haar lange zwarte haren en haar slanke postuur en niet in de minste plaats haar mooie kleding leidde me af en deden me even vergeten waarom ik daar eigenlijk was.
We liepen naar een lift en even later zag ik dat we op ‘piano drie’ waren. Dat “piano” stond voor etage had ik al snel door. We kwamen in een lange gang, waar ook weer zoveel schoonheid me tegemoet straalde dat ik er bijna van ondersteboven raakte, zo overweldigend was het allemaal.
De mooie Italiaanse juffrouw ging me voor en ik kwam in een grote salonkamer. Er stond een groot bureau vlakbij het raam. De inrichting deed niet vermoeden dat het hier om een kantoor ging. Althans, ik nam aan dat de kamer als kantoor werd gebruikt. De juffrouw vroeg me of ik wat wilde drinken en ze stelde op vriendelijke wijze voor om even plaats te nemen op de bank in de zithoek. Ik voelde me tamelijk opgelaten. Nadat ik koffie had gekregen, een klein kopje met heerlijk sterke koffie, liep ze de kamer uit en daar zat ik dan. In Milaan, in een schitterende kamer en ik had geen enkel idee wat me te wachten stond. Plotseling ging de telefoon. Dat maakte me weer onrustig. Het duurde even maar uiteindelijk stopte het gerinkel. Ik zag dat er nog een tussendeur was en ik vroeg me af wat daar achter zou kunnen zitten. Ik wilde net mijn laatste beetje koffie opdrinken toen de tussendeur openging. Een statige veertiger stapte de kamer binnen en kwam naar me toe. Hij had dezelfde uitstraling als Calabro, maar hij was wel iets kleiner. Hij stak zijn hand uit en hij begroette me. Zijn stevige handdruk was opvallend.
‘Dag meneer Hennes… Francesco Christoff. Welkom. Fijn dat u gekomen bent. Wilt u mij volgen?’
Ik stond op en ik liep achter hem aan. We gingen door de deur waardoor hij gekomen was en we kwamen in een nog grotere kamer. Deze kamer was nog mooier ingericht dan de vorige. Het was een en al schoonheid. De wanden waren bekleed en er hingen prachtige klassieke schilderijen. De vloer was van wit en rood marmer. Bij het raam stond een kolossaal kersenhouten bureau. De grote hoge bureaustoel die er achter stond, was met de rug naar de kamer gedraaid. Het viel me op en ik vond het wel wat vreemd. Meneer Christoff zei wat in het Italiaans, groette me en liep de kamer uit. Ik snapte er niets meer van en ik voelde me alles behalve op mijn gemak.
‘Hallo Jay, heb je me eindelijk gevonden…’ klonk het vanuit de bureaustoel.
Ik herkende de stem. Ik kon wel door de grond zakken. De zenuwen gierden door mijn lichaam. Ik was duizelig. De tranen brandden in mijn ogen. De emotie sloeg toe. De bureaustoel draaide zich en daar zat Esther…mijn Esther. Haar lange rode haar en haar fijne gezichtje. Acht jaar later. Wat was ze mooi.
‘Sorry Jay, dat ik je zo heb laten schrikken. Kom laat me eens kijken wat er van je geworden is.’
Met trillende benen liep ik naar haar toe. Ze bekeek me van onder tot boven.
‘Je bent nog steeds de mooie jongen, die ik in mijn gedachten had. Ja, Jay, ik ben je nog niet vergeten.’


5) Vlietburg 3

Ik probeer verder te lezen. Sarah ziet mijn emotie en legt haar arm om me heen.
Als je niet verder wilt lezen is het ook goed hoor,’ zegt ze bezorgd. Ze pakt een zakdoekje uit haar handtas en veegt mijn tranen weg.
‘Goh, dat was zeker wel een schok voor je?’
Ik knik en glimlach naar haar.
‘Weet je Sarah, ik had het misschien kunnen weten… Milaan, mode, Silver Flower Fashion…
Esther Silverstein, die mode ging studeren in Milaan, uit de Bloemenmarkt. Maar ik heb geen enkel moment ook maar het vermoeden gehad dat dit iets met Esther te maken zou kunnen hebben. Ze zag er zo mooi uit Sarah. Maar ze leek ook meteen zo onbereikbaar voor me. Ze was in een andere wereld. Zo voelde het meteen.’
Sarah streelt zacht mijn hand.
‘Wil je nog verder lezen of…?’
‘Ja hoor. Het gaat wel weer.’ Ik zucht eens diep en ga dan verder met mijn verhaal.


6) Weerzien in Milaan
   
Esther pakte mijn hand en drukte die tegen haar borst.
‘Er is zoveel gebeurd liefje, ik moet je zoveel vertellen,’ zei ze.
Ik zag de trouwring aan haar vinger, maar ik wilde hier niets over zeggen. Ze was slanker dan toen ik haar de laatste keer had gezien.
‘Sorry Jay, dat ik niet opsta. Het is niet onbeleefd bedoeld. Je moet me even helpen. Daar achter dat gordijn staat een rolstoel. Wil je die even voor me pakken?’
‘Kan je nu helemaal niet meer lopen?’ vroeg ik.
Ik realiseerde me direct dat dit een onhandige vraag was en voegde er meteen aan toe, ‘sorry, dat was niet zo bedoeld. Ik zeg het wat ongelukkig geloof ik.’
En weer zag ik die mooie glimlach.
‘Geeft niets. Nee, zo erg is nou ook weer niet. Tenminste dat hoop ik. Ik heb me laten opereren, maar tot nu toe zie ik nog niet veel verschil. Het is al de derde keer en de doctoren blijven me maar beloven dat het goed komt. En dat het in ieder geval beter wordt dan dat het nu is. Maar ik weet het niet. Ik moet er maar in blijven geloven, al is dat soms wel eens moeilijk. De laatste operatie is een week of vijf geleden en ik ben nu volop in therapie. Voorlopig heb ik wel een rolstoel nodig om me te kunnen verplaatsen.’
Ik pakte de rolstoel en probeerde die zo gemakkelijk mogelijk voor haar naast de bureaustoel te zetten.
‘Wil je me even ondersteunen lieverd, anders gaat het niet lukken. Pak me maar even stevig vast om mijn middel, dan komt het wel goed.’
Ik sloeg mijn arm om haar middel en ik voelde de trilling door mijn lijf gaan. Haar lichaam tegen dat van mij. Acht jaar lang was ze niet uit mijn gedachten geweest. Acht jaar lang had ik naar dit moment verlangd. Acht jaar lang had ik geteerd op dat ene moment in het bos, op de dag van onze diploma-uitreiking. Nu voelde ik weer hoe het was geweest. De warmte en de rondingen van haar lichaam en ik voelde haar adem in mijn gezicht toen ik over haar heen boog om haar te ondersteunen. Ze streelde mijn rug en ze wreef door mijn haren.
‘Je hebt ze wel weer kort Jay, ik vond dat lange haar toch ook wel stoer staan.’
Ik knikte.
‘Wil je me naar mijn zitkamer brengen. Dan kunnen we eens rustig bijpraten. Zoals ik al zei, ik heb je zoveel te vertellen.’
Ze wees naar een andere deur aan de zijkant. Ik duwde de rolstoel daar naar toe.
‘Als jij even de deur open doet… de rest kan ik zelf wel. Het is eigenlijk niets voor mij om zo afhankelijk te doen, maar vandaag maak ik even een uitzondering. Ik vind het zo fijn om je weer te zien.’
We kwamen in een mooie ruime salonkamer. Vol met licht. Aan de wand hingen alleen moderne kunstwerken. De kamer was modern ingericht en vormde een groot contrast met de andere kamers.
‘Wat wil je drinken?’ vroeg ze terwijl ze haar jurk fatsoeneerde.
‘Heb je water?’
‘Wil je niet iets sterkers? Ik denk dat je daar wel even aan toe bent,’ zei ze met een lach.
‘Misschien wel, maar doe toch maar water. Dan kan ik in ieder geval mijn kop erbij houden. Ik probeer te begrijpen wat me allemaal overkomt, maar voorlopig kan ik het allemaal nog niet bevatten. Ik heb nog zoveel vragen en ik weet eigenlijk niet wat ik moet denken, waar ik moet beginnen.’
‘Is het zo erg? Vind je het zo naar dat je me weer ziet?’
‘Lieve Esther… je hebt geen idee. Laat maar, je zult me uitlachen.’
‘Waarom denk je dat? Ben ik zo’n kreng? Heb ik je zo slecht behandeld?’ zei ze en op de een of andere manier klonk het hard.
‘Kun je je voorstellen hoe ik me voelde, toen ik bij jullie aan de deur kwam en de vogels gevlogen waren? Zomaar, zonder ook maar één berichtje. En hoe het voelt om elke dag maar weer te hopen op een brief, een berichtje? Maar niets van dat,’ antwoordde ik en ik realiseerde me dat het alles behalve vriendelijk klonk.
‘Sorry,’ zei ze met zachte stem.
‘Sorry, lieve Esther…ik…’ Ik probeerde me goed te houden, maar de emotie gierde door mijn lijf.
‘Sstt Jay, geniet van dit moment, meer is er niet.’
Ik snapte niet goed wat ze hiermee bedoelde. Ze was met haar rolstoel naar de buffettafel gereden en schonk een glas water voor me in. Ze nam zelf ook water. Ze oogde redelijk ontspannen.
‘Ik snap je boosheid wel Jay, maar soms gaan de dingen zoals ze zijn gegaan. We moesten snel weg, om allerlei redenen en ik had daarin geen keuze.’
‘Ook niet om later contact met me te zoeken? Om iets van je te laten horen?’
Ze keek me aan en ik zag dat deze opmerking haar irriteerde. Maar ze bleef zichzelf.
‘Je kent de feiten niet. Anders zou je deze opmerking niet gemaakt hebben Jay. Maar goed, ik kan je niets kwalijk nemen. Je kunt het tenslotte niet goed beoordelen. Kijk Jay, je moet me geloven, anders is het allemaal voor niets en is alles voorbij, tevergeefs. Dan is het beter dat we het hierbij laten. Dan kun je beter teruggaan naar je hotel en dan vlieg je morgen weer terug naar Nederland. Dan is het klaar.’
‘Wil je dat dan niet?’ Het klonk bijna zielig, zoals ik dat zei.
Ze deed of ze mijn opmerking niet had gehoord en ze nam een slokje water.
Ze reed met haar rolstoel naar het raam en keek naar buiten. Het bleef minuten lang stil. Ik was emotioneel en wilde eigenlijk het liefst zo snel mogelijk weg. De stilte werkte beklemmend.
Ze draaide de rolstoel en keek me aan. Haar ogen stonden hard.
‘Dat het over en uit tussen ons is? Waarom denk je dat ik je naar Milaan heb laten komen?’ zei ze zacht.
Ik haalde mijn schouders op.
‘Weet je Jay, toen ik in de rapportage van Jeff Calabro jouw naam zag en daaruit begreep dat jij gesolliciteerd bij SFF had, was ik zo enorm blij. Ik heb er dagen over nagedacht of het wel fair, maar vooral verstandig was om je naar Milaan te laten komen. Maar nu je er bent, zou ik het fijn vinden als je zou willen blijven.’
‘Hoe had je dat gedacht?’
‘Geen idee. Jij?’
‘Nee, ik zou het niet weten. Alles is zo verwarrend. Wat kan ik nou voor je betekenen? Je zit toch niet te wachten op iemand zoals ik.’
‘Wie zegt dat?’
‘Ik, dat hoor je toch. Je hebt rijkdom, macht. Je bent iemand met aanzien. Je hebt het gemaakt en bovendien ben je getrouwd.’
Ik wees naar haar ring.
‘Tja…ik ben getrouwd. Je hebt mijn echtgenoot gezien. Vind je wel dat we een mooi paar vormen?’
‘Bedoel je de meneer Christoff? Is dat je echtgenoot?’ Ik was verbijsterd.
‘Ja liefje. Hij heeft het geld en ik heb het talent. Een goede match. En met ons volle verstand hebben we dat omgezet in een samenwerking met behoud van alle vrijheden. Een prima deal, die heel erg voordelig is voor ons beiden.’
‘Dus je bent met hem om een zakelijke reden? Tenminste, dat begrijp ik uit je woorden.’
‘Heel goed Jay, je zegt het helemaal goed.’
‘Dus jullie leven niet met elkaar?’
‘Niet uit liefde nee, we hebben ieder ons eigen territorium in dit appartement. Ieder van ons moet maar doen wat hij vindt dat hij moet doen.’
‘Jullie doen niets samen?’
‘Bedoel je dat we samen het bed delen? Of wat bedoel je?’
‘Nou, onder andere. Maar ook of jullie nooit samen uitgaan of dineren of zo.’
‘Daar waar we samen nodig zijn, daar zijn we samen. Als de situatie daarom vraagt. Zeker als het om zaken gaat. De zaken gaan voor alles.’
‘Oké, het is me duidelijk.’
‘Ik hoor een zekere mate van afkeer in je stem?’
‘Nee hoor, als dat is wat je belangrijk vindt. Bovendien is het jullie leven. Wie ben ik om daar iets van te vinden.’
‘Jay Hennes, waarom doe je nou zo? Je bent de enige vriend die ik ooit heb gehad. De enige die ooit iets om mij heeft gegeven. Er voor me was. Alleen voor mij. Je doet zo vijandig tegen me Jay. Waarom…?’
‘Lieve Esther, ik heb vele nachten om je gehuild. Ik zou alles hebben willen geven om je weer te zien. En nu…nu weet ik het niet. Het is allemaal zo anders. Jij bent zo anders. Waar is mijn lieve vriendin? Waar heb je haar gelaten Esther?’
Esther reageerde niet. Ze keek naar beneden en ze keerde haar gezicht van me af. Ik hoorde haar snikken en dat geluid sneed als een scherp mes door mijn ziel.
‘Sorry lief. Zo heb ik het niet bedoeld,’ zei ik met een trilling in mijn stem.
Ze keek me aan en ik zag haar betraande ogen.
‘Er is zoveel gebeurd. Het kan allemaal niet anders. Je moet dat van me aannemen. Alsjeblieft.’
‘Ik zou willen dat het zo simpel was. Wil je me niet een beetje helpen? Mij vertellen wat er is, zodat ik het allemaal beter kan begrijpen.’
‘Nee Jay, dat kan ik niet. Nog niet.’
‘Dus ik moet je op je woord geloven en jou onvoorwaardelijk het voordeel van de twijfel geven?’
‘Als je dat voor me zou willen doen?’ zei ze zacht. ‘Je moet me vertrouwen, echt.’
‘Mag ik er eerst een paar nachten over slapen?’
‘Als je dat nodig vindt.’  
Ik probeerde na te denken maar het lukte niet. Ik voelde wel dat ik weg moest. Weg uit de kamer en weg van Esther.
‘Ik weet het niet. Ik ga terug naar mijn hotel en ik vlieg morgen terug. Ik denk dat dit het verstandigste is.
Daarna zien we wel. Ik zal hiermee mijn kans op een baan wel verspelen. Maar goed, ik heb je weer gevonden en ik weet dat het goed met je gaat. Misschien moet ik het hier maar even bij laten.’
‘Dus je geeft me zomaar op…je laat me zo maar achter?’
‘Heb ik ooit een kans bij je gehad?’
Ze reageerde een beetje boos en ik wist niet of het uit verdriet of uit frustratie was.
‘Een kans Jay Hennes? Je bent echt de enige die ooit een kans bij me heeft gehad!’
Ze smeet het lege glas dat ze in haar hand had tegen de wand. Het spatte uiteen.
‘Je bent de enige die ooit belangrijk voor me is geweest. Laat me nou niet in de steek.’
Ik hield mijn mond. Het zou het alleen maar erger maken.
‘Weet je Jay, je hebt meer invloed op mijn leven gehad, dan je ooit zult weten.’
Ze werd weer wat rustiger.
‘Laat me dan toe in jouw leven Esther,’ zei ik bijna smekend.
‘Nu nog niet. Het is nog te vroeg. Later. Maar je moet me vertrouwen. Alsjeblieft.’
Ik wist het niet meer. Ik had geen idee wat ze bedoelde. Waarom ik zoveel invloed op haar leven had gehad. Ik had haar acht jaar niet meer gezien. Geen enkel contact gehad. Hoe kon ik nou van invloed zijn geweest? Ik was altijd voor haar opgekomen, ik was haar beste vriend geweest. Maar Esther had mij achtergelaten en niet ik Esther.
‘Wat verwacht je van me?’ zei ik op zachte toon.
Ze kwam in de rolstoel naar me toe en pakte mijn hand.
‘Wil je er voor me zijn? Als ik je nodig heb?’
‘Hoe Esther, hoe…?’
‘Door er te zijn.’
‘Op afroep, als ik het allemaal goed begrijp?’
‘Wat een klotenopmerking Jay Hennes!’ zei ze kortaf.
Het deerde me niet.
‘Nogmaals, wat wil je van me?’
‘Dat je me beschermt en voor me opkomt…net als vroeger.’
‘Vroeger bestaat niet meer Esther. Het is nu acht jaar later.’
Ze reageerde niet. Ze hield nog steeds mijn hand vast en het liefst had ik haar in mijn armen gesloten en haar gekust. Maar ik was zo verstandig om dat niet te doen.
‘Ik denk dat ik beter terug kan gaan Esther. Dit is kansloos.’
‘Goed, als dat is wat je wilt,’ zei ze en ze liet mijn hand los. Ze reed met haar rolstoel naar de telefoon die op de tafel stond.
Ik begreep dat ze aan iemand vroeg om mij terug te brengen naar mijn hotel.
‘Jammer dat het zo moet lopen. Ik had het graag anders gezien. Ik had het me allemaal anders voorgesteld Jay.’
‘Ik ook Esther. Ik had vanmorgen geen idee hoe deze dag zou eindigen. Laat staan dat ik jou hier zou ontmoeten. Het meisje met het rode lange haar, dat nooit meer uit mijn gedachten is geweest. Echt, het doet me goed om te weten waar je bent en dat het goed met je gaat. Ik heb altijd stille hoop gehouden dat ik je terug zou vinden en nu het zo is, maakt het me verdrietig. Ik heb het gevoel dat ik je meer kwijt bent dan ooit te voren.’
‘Zeg dat niet Jay, dat doet me pijn.’
‘Het is wat ik voel. Ik kan het niet mooier maken dan dat het is.’
Ze probeerde op te staan en ze strekte haar armen uit. Het lukte haar om te blijven staan.
‘Wil je me nog eenmaal vasthouden, zodat ik weer weet hoe het voelt.’
‘Natuurlijk wil ik dat, niets liever.’
Ik voelde haar lichaam en ik kuste haar lippen. Ik probeerde mijn emotie te onderdrukken, maar dat lukte mij amper en ik voelde de tranen in mijn ogen branden.
‘Goede reis lief en ik hoop toch zo tot ziens.’
‘Dag meisje, mijn lieve Esther, ik zal je missen. Zal je af en toe nog eens aan me denken?’
Ze knikte.
De juffrouw met de lange zwarte haren kwam zeggen dat mijn taxi er was.
Ik liep met haar mee. Esther bleef achter.
De taxichauffeur vroeg wat de bestemming was. Ik gaf hem vijfduizend lires en ik liep terug naar mijn hotel.


7) Vlietburg 4

Ik zucht eens diep.
‘Het is genoeg voor vandaag Jay,’ zegt Sarah met ingetogen stem.
Ik knik en leg het manuscript naast me op de bank.
‘Wil je morgen weer verder lezen?’ vraagt Sarah.
‘Natuurlijk wil ik dat. Het is bijna therapeutisch om alles weer opnieuw te beleven,’ antwoord ik.
‘Ik zou graag hier nog even willen blijven zitten. Even bijkomen van alles. Is dat goed? Niet vertellen hoe het verder gaat hoor.’
De stilte van de natuur doet ons goed. Er klinkt alleen het gekwetter van vogels en verder geen enkel geluid.
‘Ben je al een beetje gewend?’ vraag ik aan Sarah.
‘Jawel, het is niet anders. Ik ben wel blij dat ik jou heb ontmoet. Dat is belangrijk voor me.’
‘Geldt ook voor mij. Voordat jij kwam zat ik hier meestal alleen. Hier op het bankje.’
‘Heb je nooit meer met iemand iets gehad?’ vraagt ze.
‘Je bedoelt verkering of zo?’
‘Ja, of een relatie.’
‘Nee, er is er maar een geweest en dat is Esther.’
‘En jij?’
‘Toen ik eenmaal wist wat mijn eigenlijke afkomst was raakte ik mijn balans kwijt. Ik had altijd wel het gevoel gehad dat er iets niet klopte. Maar dat het zo heftig was, nee daar had ik geen idee van. Ik deed mijn best op de middelbare school, maar het lukte niet zo. Met vallen en op staan heb ik de Mulo af kunnen maken. Daarna ben ik gaan werken op de boerderij van mijn pleegouders. Toen ik achtentwintig was ben ik als een dief in de nacht vertrokken en naar Parijs gegaan. Daarna naar Londen. Ik heb me verdiept in Jiddische liederen en ben die vervolgens gaan zingen. Maar ook dat bracht me niets. Het paste niet. Ik voelde me een verloren ziel. Na een paar jaar ben ik weer teruggekeerd naar Nederland en ben ik in Amsterdam gaan wonen. Twee jaar later ben ik verhuisd naar Antwerpen en later weer naar Brussel. Ik heb voor een paar centen Franse chansons gezongen in bars en kroegen. Maar nergens kon ik mijn rust vinden. Toen ik vijfendertig was kwam ik Frans tegen. Een boerenzoon uit de buurt van Breda. Ik kende het boerenleven en dacht dat dit me uiteindelijk wel de rust zou brengen. Frans wilde kinderen. Het lukte niet. Het lag aan mij. Na twee jaar een relatie als kat en hond te hebben gehad zijn we uit elkaar gegaan. Althans, ik ben vertrokken zonder een woord van afscheid. Ik ben weer teruggegaan naar Antwerpen en heb daar een jaar of drie in de Diamantwijk gewoond. Ook dit was geen succes. Ik was een vreemde eend in de bijt. Een buurjongen, Aaron was zijn naam, probeerde me te overtuigen dat ik moest blijven. Hij wilde alles voor me doen. Hij was bijna vijftien jaar jonger. Ik liet me overhalen. Na een nacht samen was ik er al klaar mee. Weer een ervaring rijker en een illusie armer. Ik was veertig en hopeloos eenzaam en bijna totaal ontredderd. Ik haatte het leven en ik kon me voorstellen dat mensen aan de drank of aan de drugs raakten. Of uit het leven wilden stappen. Goh, wat was dit een verschrikkelijk tijd. Toen ik vijfenveertig was ben ik in een jeugdopvanghuis gaan werken als vrijwilligster. Ik had een uitkering en door heel goed op te letten kon ik met kunst en vliegwerk de maand doorkomen. Op mijn vijftigste kreeg ik bij een ruzie een mes in mijn rug en heb een paar weken slecht gelegen. Daarna was het wat betreft de jongerenopvang helemaal klaar. Ik heb nog een jaar of zes als barjuffrouw gewerkt in een volkscafé en dankzij een erfenisje van een oudtante die ik blijkbaar nog ergens had, heb ik een flatje kunnen kopen. Daar woon ik nu. Helemaal alleen. Tamelijk eenzaam. Niet echt een leven om met plezier op terug te kunnen kijken vind je wel?’
Ik schud mijn hoofd.
‘En nu?’ vraag ik aan haar.
‘Ik mag hier blijven totdat het duidelijk is wat ik mankeer.’
‘Krijg je nog onderzoeken?’
‘Overmorgen een scan van mijn hersenen. Ik ben benieuwd of ik die heb,’ zegt ze met een lach.
‘Ze zullen vast wel iets vinden wat er op lijkt, denk je ook niet?’
‘Dat denk ik ook wel. Zullen we zo meteen maar weer eens terug gaan. Het is al weer bijna vijf uur.
‘Dat is goed. Wil je me even helpen?’ vraag ik haar.
‘Ja hoor, natuurlijk wil ik je helpen.’
Sarah kijkt bezorgd en ze is bang dat ik zal vallen. Ik stel haar gerust. Het lukt allemaal prima.
Ze pakt het manuscript en doet dit in de plastic tas, die aan mijn looprek hangt.
‘Ik zal hem wel voor je dragen, dat lijkt me wel handiger. Lukt het wel Jay?’ vraagt ze nogmaals.
‘Jawel hoor, lief van je dat zo bezorgd bent.’
‘We zijn toch vrienden,’ zegt ze en ze glimlacht.
‘Dat zijn we zeker. Ik ben echt heel blij dat je hier bent. Het maakt de dagen een stuk aangenamer.’
Zwijgend strompel ik naar de ingang van het verzorgingstehuis. De kamer van Sarah is op de eerste verdieping. Die van mij op de begane grond.
‘Nou tot straks in het restaurant.’
‘Half zeven?’
‘Prima,’ zeg ik en ga naar mijn kamer.
Sinds Sarah in Vlietburg is eten we samen.


Het regent.
‘Geen weer om vandaag naar de tuin te gaan,’ stel ik vast.
Ik zie de teleurstelling in haar ogen.
‘Zullen we naar mijn kamer gaan, dan maken we het vandaag daar maar een beetje gezellig. Mocht het weer nog veranderen dan kunnen we altijd nog naar buiten,’ stel ik voor.
Ze vindt het een prima idee onder de voorwaarde dat zij voor de koekjes en de koffie mag zorgen. Bovendien heeft ze nog een half flesje bessensap. Ze vraagt me of ik daar van houd.
‘Lekker,’ reageer ik en ik zie dat het haar weer opvrolijkt.
Ik ga naar mijn kamer en een kwartier later hoor ik Sarah op de gang. Ze klopt op de deur en ik roep dat ze door kan lopen.
‘Goh, deze kamer is groter dan die van mij.’
Ze ziet dat ik ook wat eigen spulletjes heb meegenomen.
‘Zo heb ik het idee, dat ik toch nog iets van mezelf heb. Wat dat betreft zijn ze hier wel meedenkend.
Als ze er maar geen last van hebben, dan is het al gauw in orde.’
‘Zal ik koffie zetten?’
Ik knik instemmend en pak mijn manuscript, dat nog steeds in het plastic tasje zit. Ik heb het er gisteren niet meer uitgehaald.
‘Ga je er nog iets mee doen? Ik bedoel ga je er nog mee naar een uitgever of zo?’ vraagt ze terwijl ze de kopjes op tafel zet. Ze heeft ook een pakje stroopwafels meegebracht.
‘Ik weet het niet. Daar heb ik het in eerste instantie niet voor bedoeld. Het was meer dat ik mijn ervaringen op papier wilde zetten. Als een soort uitlaatklep voor alles.’
‘Nou tot nu toe vind ik het erg boeiend. Ik ben echt heel nieuwsgierig hoe het verder gaat. Gisterenavond op bed had ik zoveel vragen, ik kon niet in slaap komen. Maar nu ben ik ze weer kwijt. Enfin, misschien hoor ik de antwoorden wel als je zo meteen weer verder gaat.’
‘Weet je nog waar we zijn gebleven?’
‘Je ging weer terug naar Nederland… toch?’
‘Oh ja.’
Ik blader door het manuscript en zoek naar de pagina die ik het laatst heb voorgelezen.
Sarah heeft zich in de stoel bij het raam genesteld. Ik zie haar gezicht van de zijkant. Voor bijna zeventig mag ze er echt nog wel zijn. Ik begin weer te lezen.


8) Kiezen voor Esther

De volgende dag vloog ik terug naar Nederland. Ik was blij dat ik weer thuis was.
Mijn moeder vroeg me hoe het was geweest. Ik vertelde haar in grote lijnen over mijn bezoek aan Milaan maar verzweeg dat ik Esther weer had ontmoet.
‘Dus je denkt niet dat het iets gaat worden?’ vroeg ze.
‘Nee hoor, ik denk het niet.’
Ze wilde nog weten hoe het hotel was geweest en of ik nog iets van Milaan had gezien. In grote lijnen vertelde ik over de reis en over SSF. Het mooie gebouw en de fantastische inrichting. Over Christoff en over de mooie Italiaanse juffrouw.
‘Je moet eens wat meer werk maken van de meisjes. Straks als ik er niet meer ben, dan word je een eenzame jongen. Je gaat nooit uit en je blijft hier maar in huis rondhangen. Zo maak je nooit vrienden en vriendinnen. Ze komen echt niet naar je toe hoor.’
Ik had dit al zo vaak gehoord en ik haalde mijn schouders op.
‘Dan maar niet ma.’
Het was alsof ze het aanvoelde.
‘Ben je nog steeds niet over dat meisje…eh Esther heen. Zet haar toch eens uit je hoofd. Die zie je echt nooit meer terug. Je moet verder John, verder met je leven. Je kunt niet eeuwig blijven treuren om een jeugdliefde.’
Het was weer even geleden dat ze me John noemde in plaats van Jay. Ik wilde reageren maar besloot mijn mond maar te houden.
‘Heb je me eigenlijk wel gehoord?’
‘Ja ma, je hebt gelijk ma,’ zei ik terwijl ik in mijn gedachten in Milaan was, bij Esther.
‘Nou doe er dan ook eens iets mee,’ hoorde ik mijn moeder nog zeggen.
Ik stond op en ging naar mijn kamer. Het journaal bracht het nieuws dat van Agt beslag had laten leggen op de apparatuur van de abortuskliniek Bloemenhove.

Twee weken later bezorgde de PTT weer een aangetekende brief. Weer uit Italië.
‘Nou ik ben reuze benieuwd,’ zei mijn moeder opgewonden.
Ik wist niet goed wat ik moest verwachten en maakte de enveloppe zorgvuldige open.
Toen mijn moeder met me mee wilde lezen hield ik de brief tegen mijn borst.
‘Mam, toe nou… alsjeblieft.’
‘Nou ik hoor het wel,’ zei ze en ze ging naar de keuken.
Ik begon te lezen.
“Lieve Jay. Ik heb lang nagedacht over hoe het verder moet. Ik kan echt niet meer zonder jou en daarom wil ik je het volgende voorstel doen. Ik zou het heel fijn vinden als je naar Milaan komt om hier te wonen en te werken. Ik zal voor woonruimte en voor werk zorgen. De rest is aan jou. Alleen al het idee dat je bij me in de buurt bent is voor mij voldoende. Wil je dit overwegen lieverd? Kusjes en met heel mijn hart.
Esther.”

‘En?’ riep mijn moeder vanuit de keuken. ‘Hebben ze een baan voor je?’
Ik wist niet wat ik moest zeggen. Het was in ieder geval niet verstandig om haar de brief te laten lezen.
Althans daar was ik wel van overtuigd.
‘Het lijkt er wel op.’
‘Nou gefeliciteerd. Wat goed van je. Wanneer moet je in Amsterdam beginnen?’
‘In Milaan ma, in Milaan.’
Mijn moeder kwam de woonkamer binnen.
‘In Milaan…?’ stotterde ze en haar stem trilde.
‘Ja ma, in Milaan.’
‘Maar dan moet je naar Italië. Dan moet je daar gaan wonen.’
‘Ja, dan moet ik daar gaan wonen.’
‘Laat je me dan hier alleen achter?’
‘Toe nou ma, alsjeblieft…’ ik wist niet goed wat ik moest zeggen. Ik zag haar tranen. Het was een enorme schok voor haar. Eerst de blijdschap dat ik een baan had en nu het verdriet bij de gedachte dat ik ver van haar vandaan werk had gevonden en er ook nog ging wonen. Het was een moeilijke situatie
Ik keek nog eens naar de brief. Ik wist niet goed of ik haar over Esther moest vertellen. Of ik eerlijk moest zijn. Ik stopte de brief in mijn broekzak en legde mijn arm om mijn moeders schouder.
‘Ik zal er eerst eens rustig over nadenken. Goed?’
‘Je moet doen wat je hart je ingeeft. Je hebt nog een leven voor je. Je moet maar niet naar mij kijken. Maar het valt zo koud op mijn dak, dat begrijp je toch wel?’
‘Natuurlijk begrijp ik dat ma.’
Ik kon de hele nacht niet slapen. Ik kreeg Esther niet meer uit mijn gedachten en elk woordje van haar brief gonsde door mijn hoofd. Ze wilde me in haar buurt hebben. Dat was voor haar al voldoende had ze geschreven. Mijn verlangen naar haar was nog nooit zo groot geweest. Ik dacht aan mijn moeder, maar hoe ik er ook naar keek, wat ik ook bedacht het antwoord was steeds het zelfde. Ik moest naar Milaan. Ik wilde zo graag naar Esther.
Toen mijn moeder de volgende morgen aan me vroeg of ik al wist wat ik wilde zei ik dat ik er nog niet uit was. Ik voelde dat ze er zeker van was dat ik mijn besluit genomen had. Ik vond mezelf een lafaard maar ik kon en durfde het haar niet te vertellen.
Ik zei dat ik even naar de supermarkt moest, maar ging naar het postkantoor. Van daaruit belde ik met SFF en vroeg naar Esther Silverstein. De juffrouw begreep me niet. Pas toen ik naar signora Christoff vroeg, snapte ze wie ik bedoelde. Het duurde even voordat ik Esther aan de lijn kreeg.
‘Hello…pronto….’
‘Esther?’
‘Jay…?’
‘Hoi lief, ik versta je slecht. Hoor je mij wel?’
Ik begreep uit haar woorden dat ze mij in ieder geval duidelijk kon horen.
‘Es ik kom naar je toe, als je dat tenminste nog steeds wilt?’ zei ik.
Het bleef stil aan de andere kant van de lijn.
‘Ben je daar nog Es?’ vroeg ik.
‘Jawel, ik ben zo blij. Je maakt me zo gelukkig liefje. Wanneer kom je? Ik zal je een ticket toe laten sturen. En woonruimte voor je in orde laten maken. Wil je bij ons in het appartement komen wonen of wil je liever ergens anders woonruimte? Alles wat jij maar wilt. Goh, ik ben zo blij.’
‘Als ik maar ergens een eigen plekje heb, de rest komt later wel. Zal ik proberen om begin augustus in Milaan te starten? Wat wil je eigenlijk dat ik ga doen?’
‘Ik wil je graag op onze marketingafdeling hebben. Er zit een jong team. Daar zal je jezelf helemaal thuis gaan voelen. Ik ben ook nog bezig met een nieuw meisje. Als dat allemaal gaat lukken dan wordt het echt helemaal te gek.’
Ze was zo enthousiast en dat deed me goed.
‘Nou Esther, ik ga zo meteen ophangen. Oh, ik ben ook helemaal gelukkig dat ik weer bij je in de buurt kan zijn. Echt hoor, ik meen het.’
Toen ik moest afrekenen was het bedrag van vijftien gulden vijfenzeventig een kleine domper. Maar ik was er weer snel overheen. Op weg naar huis kocht ik een mooie bos bloemen voor mijn moeder. Toen ik naar binnen ging lag er een briefje op tafel.
“Ben even naar mevrouw Janson.” Dat was al vele jaren haar beste vriendin.
Het was eind juli en eigenlijk was alles klaar voor mijn vertrek. Mijn moeder had zich er bij neergelegd en ik had haar beloofd regelmatig te bellen en te schrijven. Ik was op Schiphol toen ik hoorde dat bij zware aardbevingen in het noordoosten van China 240.000 mensen om het leven waren gekomen.


9) Vlietburg 5

‘Wil je nog koffie?’ vroeg Sarah.
‘Ja, doe maar. En een glaasje water, ik heb er een droge keel van gekregen.
Sarah staat op en haalt een kopje koffie en een glas water voor me.
‘Waarom vertelde je niets over Esther aan je moeder?’
‘Omdat ik daar te laf voor was.’
‘Was je bang dat ze dat niet zou begrijpen?’
‘Ik denk dat ze dat ook niet had gedaan Sarah,’ zeg ik.
Ik zucht en voeg er aan toe, ‘ze heeft het ook nooit geweten.’
‘Heb je het haar later ook nooit verteld? Dat kun je niet menen,’ is de reactie van Sarah.
Ik zie de verwondering en het ongeloof in haar ogen.
‘Nee, ze heeft het nooit geweten Sarah, zoals ik al zei.’
‘Maar Jay, hoe kon je dat nou voor haar verzwijgen?’
‘Ik ben er geen kans meer voor gekregen.’
‘Hoezo? Ik begrijp je niet.’
Ik was nauwelijks twee weken in Milaan toen ze door een auto is aangereden. Het viel heel ongelukkig uit. Ze raakte met haar hoofd de stoeprand. Ze was op slag dood.’
‘Sorry…ik wist niet…’
‘Dat kon je ook niet weten. Maar je hebt gelijk, ik had het tegen haar moeten zeggen.’
Ik zie dat Sarah het moeilijk vindt. Maar ze zegt er verder niets meer over, tot mijn grote opluchting. Ik weet zelf maar al te goed dat het verzwijgen van Esther niet fair was geweest tegenover mijn moeder. Ik heb het mezelf eigenlijk nooit kunnen vergeven.
‘Ik denk niet dat het vandaag nog droog wordt,’ zegt Sarah.
‘Nee, ik denk het ook niet.’
‘Zal ik maar weer verder lezen?’ vraag ik.
‘Dat is goed,’ zegt ze afwezig.


10) Laleh  

In Milaan werd ik opgewacht door een jongeman, die met mijn naam op een kartonnen bordje in de aankomsthal van het vliegveld stond. Hij zei me in gebrekkig Engels dat ik werd verwacht op het hoofdkantoor van SFF. Meneer en mevrouw Christoff hadden een lunch voor me geregeld. Ik liep achter hem aan naar de parkeergarage. Ik had een Italiaanse auto verwacht. De jongeman wees naar een zwarte Mercedes. Een half uur later parkeerde hij de auto in een van de zijstraten van de Via Arriosto. We liepen naar een portiek aan de overzijde van de straat. Op de deur stond in vergulde letters SFF. Spa. Milano. Hij zei dat ik mijn koffer in de auto kon laten liggen en dat hij er wel voor zou zorgen dat die bij mijn appartement kwam. Toen hij zich via de intercom had aangemeld, ging de deur automatisch open. In de hoek van de hal was een kleine lift. De jongeman zei dat ik op de tweede piano moest zijn en hij drukte bijna achteloos op de twee. Toen de lift stopte en ik er uit stapte, herkende ik de gang. Ik was hier de vorige keer ook geweest. Aan het eind van deze gang was het kantoor van Esther. De jongeman vroeg aan mij om even te wachten en hij liep naar de deur en klopte aan. Daarna wenkte hij me.
Toen ik de kamer binnenging zag ik meneer Christoff. Esther was er niet.
Francesco Christoff heette mij van harte welkom en vroeg me om plaats te nemen in een van de riante fauteuils.
‘Goede reis gehad, meneer Hennes?’
‘Geen enkel probleem gehad. Het ging zeer voorspoedig.’
‘Mooi. Er wordt voor koffie gezorgd. U drinkt toch wel koffie?’ vroeg hij terwijl hij een stapel papieren van het bureau pakte.
‘Ja hoor, heerlijk. Dank u wel.’
‘Zo meneer Hennes, ik heb van Esther begrepen dat jullie elkaar al heel erg lang kennen.’
Ik voelde me een beetje ongemakkelijk ook al omdat ik geen flauw idee had wat Esther hem allemaal had verteld.
‘Ja,’ zei hij. ‘Soms kan het zo gaan. Oude vriendschap roest niet, zullen we maar zeggen.’
Ik meende iets van een sarcastische ondertoon in zijn opmerking te horen. Maar ik kon het me ook verbeelden.
‘Maar goed,’ ging hij verder. ‘Esther is er vandaag niet. Ze is naar Rome. Dus je zult het met mij moeten doen. Laten we eerst maar even bespreken hoe we gewend zijn om met elkaar om te gaan.
We hebben een informele organisatie en we spreken elkaar aan met de voornaam, van hoog tot laag.
Dus vanaf nu is het Francesco en Jay, geloof ik. Maar eigenlijk heet je John, toch? Zeg maar hoe je het wilt hebben, wat je zelf het meest prettige vindt.’
‘Laten we het maar op Jay houden Francesco,’ antwoordde ik. Hij was goed op de hoogte.
‘Mooi. Nou, ik zal je in grote lijnen de planning voor de komende dagen vertellen. Vanmiddag beginnen we met een lunch. Esther zal hier helaas niet bij zijn, maar dat had je al begrepen. Wel zal Laleh Sherazi zich bij ons voegen. Laleh is ook nieuw in onze organisatie. Ondanks haar jonge leeftijd, ze is net eenentwintig, verwachten wij dat ze zich binnen afzienbare tijd zal ontwikkelen tot onze leading lady. Zeker als het gaat om de ontwerpen voor de haute couturelijn. Ze is werkelijk geniaal en uiterst creatief. Kortom een juweeltje en we zijn dan ook enorm blij dat ze zich aan onze organisatie heeft willen verbinden. Na de lunch zal ik het een en ander vertellen over SFF en onze ideeën en waar we voor staan. Daarna krijg je een diashow over de laatste ontwikkelingen en informatie over onze strategie en aanpak. Aan het einde van de middag zal ik je wegwijs maken en je voorstellen aan de andere medewerkers. Daarna zal ik je naar je appartement brengen, zodat je in de gelegenheid bent om jezelf even op te frissen. Als alles volgens plan verloopt dan is Esther op tijd terug in Milaan en ze zal dan ongetwijfeld met je willen dineren. Ik heb vanavond helaas andere verplichtingen.’

De lunch was buiten het kantoor in een klein restaurant aan de overzijde van de Via Arriosto en er was duidelijk op ons gerekend. We hadden een tafel in de achtertuin van het restaurant. Het was fantastisch weer in Milaan. Francesco vroeg wat ik wilde drinken. Hij nam geen genoegen met een antwoord als “cola” of “aqua’. Ik bestelde een glas droge witte wijn. Hij vertelde me dat Esther hem inmiddels had gebeld en hij zei dat ze heel nadrukkelijk had gevraagd of alles toch wel goed met mij ging en belangrijker, of alles naar mijn zin was. Ik bloosde.
Na tien minuten kwam de eigenaar van het restaurant naar onze tafel. Althans, ik nam aan dat hij de eigenaar was. Met veel drukte werd ik aan hem voorgesteld en hoewel mijn Italiaans van geen enkel niveau was, begreep ik dat ik te allen tijde welkom was. Dag en nacht. Vierentwintig uur, zeven dagen per week. Ik bedankte hem zo goed als ik kon in het Italiaans en Antonio, want zo heette hij, was zichtbaar verheugd. Een half uur en twee glazen wijn later kwam een jong meisje het restaurant binnen. Ze droeg een hoofddoek. Ze maakte indruk op me. Haar koolzwarte ogen keken me doordringend aan en ik werd er verlegen van.
‘Jay Hennes…Laleh Sherazi.’ Francesco stelde ons aan elkaar voor.
Ik stak mijn hand uit, maar ze negeerde deze op een subtiele manier.
‘Laleh spreekt redelijk Italiaans, maar ik denk dat we beter in het Engels kunnen converseren. Mee eens?’ vroeg Francesco.
Ik vond het prima en ik had grote moeite om mijn ogen van haar af te houden. Ze had een slank postuur en ze droeg een lange donkere jurk. Ik probeerde me haar voor te stellen in fleurige westerse kleding. Het was duidelijk dat Laleh een Arabische achtergrond had.
De lunch was voortreffelijk en Francesco en ik spraken over van alles. Laleh nam nauwelijks deel aan ons gesprek. Ze zat erbij alsof ze er niet bij hoorde. Er geen deel van uit wilde maken. Na een kop koffie nam ze afscheid en liep ze het restaurant uit.
‘Ze heeft soms moeite met onze Westerse wereld. Ze zegt zelf dat ze nog niet helemaal gewend is,’ zei Francesco. ‘Haar vader heeft gestudeerd in Turijn en in Londen. Na zijn studie is hij teruggegaan naar Perzië. Het schijnt daar niet zo goed te gaan. Hij heeft zijn dochter naar Europa gestuurd. Ze studeert nu nog op de modeacademie. Daar is ze ons opgevallen en naast haar studie werkt ze, zoals ik al heb verteld, voor SFF. Ze is echt heel erg goed. Esther geeft haar alle ruimte zodat ze zich kan ontwikkelen.
‘Ik heb inderdaad op de teevee gezien dat er grote veranderingen op komst zijn in Perzië. De Sjah heeft het moeilijk. Een deel van de bevolking wil weer terug naar de oorsprong van hun cultuur en godsdienst en voor zover ik het heb begrepen is Amerika daar de grote boeman.’
‘En het Westen Sodom en Gomorra Jay.’
‘Hier gebeurt dan ook van alles,’ voegde ik er aan toe.
‘Zeker, maar om dan maar de klok terug te draaien, lijkt me niet de beste optie.’
‘Ik weet het niet. Ik kan het niet overzien.’
‘Ik ook niet, maar zeker is dat Amerika en Europa en vooral Engeland een gevaarlijk spel spelen. Neem dat maar van me aan.’
Ik knikte of ik het allemaal begreep en ik dacht aan Laleh. Ze had veel indruk op me gemaakt. Nadat Francesco uitgebreid afscheid had genomen van Antonio liepen we naar de overzijde van de Via Arriosto.
‘Kijk, vanaf hier tot aan het witte gebouw is alles eigendom van Esther en mij. Op de derde piano is jouw appartement. Ik zal het je wel even laten zien. Ik hoop dat je jezelf er een beetje thuis zult gaan voelen.’
We liepen naar de ingang en het viel me op dat hier geen lift was. De brede marmeren trap had een klassieke uitstraling. Toen we de derde etage hadden bereikt gaf Francesco mij de sleutel van het appartement. Nummer vijftien.
‘Ik hoop dat het naar je zin is.’
Hij zei het op een bijna verontschuldigende manier.
Toen ik de deur opendeed kon ik niet veel meer uitbrengen dan, ‘tjee, tjonge…Wat geweldig.’
‘Esther dacht wel dat je dit mooi zou vinden,’ zei Francesco.
‘Nou dat kun je wel zeggen,’ zei ik en ik was diep onder de indruk.
De inrichting was modern en door de strakke aankleding was er een volmaakte harmonie tussen de ruimte en de inrichting. Francesco liet me de slaapkamer zien en vooral het brede bed viel me op. Ik was nooit meer gewend dan hooguit negentig centimeter. Dit leek ruim twee meter veertig breed te zijn. Bijna net zo lang als breed. De prachtige satijnen sprei en de moderne aankleding getuigden van een goede smaak.
‘Heeft Esther dit allemaal voor me geregeld?’ vroeg ik aan Francesco.
‘Zeker Jay, ze was er eigenlijk wel zeker van dat je het mooi zou vinden. Ze heeft het allemaal zelf uitgezocht.’
Ik schudde mijn hoofd alsof ik het niet kon bevatten.
‘Je hebt ook nog een kleine keuken. Je kunt er in koken, maar meestal wordt er buiten het appartement gegeten. Dus je zult er wel niet zoveel gebruik van maken.’
Ik zag de strakke roestvrijstalen designkeuken en ik dacht aan mijn moeder die zich elke dag moest behelpen in haar twee bij twee keukentje met de twee houten kastjes en het kleine aanrecht.
‘Nou ik laat je even alleen. Zorg dat je rond acht uur bij het restaurant bent waar we net zijn geweest.
Tegen die tijd zal Esther er ook wel zijn. Tot morgen.’
‘Tot morgen en bedankt voor alles Francesco.’
Hij knikte en zei dat het oké was.
Tegen achten meldde ik me bij het restaurant. Antonio kwam naar me toe en ik begreep uit zijn woorden dat hij het mooiste tafeltje voor mij had gereserveerd. Hij vroeg me wat ik wilde drinken.
Ik keek op mijn horloge en zag dat het bijna half negen was. Ik voelde me niet op mijn gemak. Zou ik het wel goed hebben begrepen? Was het misschien niet de bedoeling dat ik alleen zou dineren?
Het was bijna kwart voor negen toen ik Esther binnen zag komen. Ik voelde de opluchting. De jongeman die me in de ochtend had opgehaald, reed haar in haar rolstoel naar binnen. Antonio zag er op toe dat er voldoende ruimte voor haar was.
‘Sorry lief, ik ben wat vertraagd. Het duurde allemaal wat langer dan gepland. En hoewel Mario zijn uiterste best heeft gedaan en volgens mij ook nog wel een paar verbalen mag verwachten, kon ik er echt niet eerder zijn.’
Ze vertelde me dat Mario haar persoonlijke chauffeur was en dat hij er ook altijd voor zorgde dat ze met haar rolstoel kwam waar ze moest zijn. Hij haalde haar elke morgen op in haar appartement en bracht haar elke avond weer naar huis. Hoe laat het dan ook werd. Ze zei dat het een fantastische vent was. Daarnaast betrapte ik me er op dat ik vond dat hij er een beetje te fantastisch uitzag. Ten opzichte van Mario was ik maar een lelijk eendje.
‘Zo, en hoe was je dag? En ben je al in je appartement geweest? Ik ben zo benieuwd of het naar je zin is?’
Esther ratelde maar door. Ze klonk opgewonden.
‘Ik ben zo enorm blij dat je er bent Jay. Goh, ik kan het bijna niet geloven.’
‘Het is toch echt waar Esther. Om eerlijk te zijn heb ik me in jaren niet zo prettig gevoeld als nu. Nu ik weer bij je ben. Ik heb je ook zo gemist.’
‘Daar zullen we eerst maar eens een glas op drinken.’
Ze pakte haar glas en ik dat van mij. Het kristal gaf een heldere klank. Ze wenkte Mario, die met een glas rode wijn aan de bar stond en ze zei tegen hem dat ze hem die avond niet meer nodig had. Ze zei dat ze wel thuis kwam zonder zijn hulp en ze knipoogde naar mij.
Antonio vroeg of we al wisten wat we wilden eten. Ik had nog niet op de kaart gekeken en Esther vroeg aan hem wat de specialiteit van de dag was. Hij zei dat hij ons wilde verrassen.
‘Doe dan maar tweemaal,’ zei ze met een lach. ‘Dat vind je toch wel goed Jay?’
Ik knikte en legde de menukaart weg.
Antonio had ons inderdaad verrast. En vooral de lamskoteletjes waren voortreffelijk. Hij vertelde dat de saus een eigen bedenksel was. Hij wilde zijn geheim niet aan ons prijsgeven.
Tijdens het diner hadden Esther en ik over van alles gesproken, behalve over onze relatie. Ik had zelf ook mijn uiterste best gedaan om te voorkomen dat het gesprek die richting op zou gaan. Pas toen de ober de espresso bracht zei ze plotseling, ‘weet je Jay, er is geen dag voorbij gegaan dat ik niet aan je hebt gedacht. Maar ik kan je niet vertellen waarom ik nooit meer contact met je heb gezocht. Jou nooit geschreven heb. Misschien dat het er ooit nog eens van komt. Je moet echt van me aannemen dat het zo het beste was. In ieder geval het verstandigste.’
Ze keek me aan en ik zag aan haar blik dat ze het er moeilijk mee had.
‘Weet je, het had allemaal zo anders kunnen lopen. Maar het is nu eenmaal gegaan zoals het is gegaan. Misschien dat we nu een nieuwe kans krijgen.’
‘En Francesco dan?’ zei ik.
‘Hij weet van ons, hij weet van jou en hoe ik er in sta. Ik heb je al eens gezegd dat we ieder ons eigen leven hebben. Francesco is gehecht aan zijn vrijheid.’
‘Dus hij vindt het zo wel oké?’
‘Hoe bedoel je dat?’ zei ze niet begrijpend.
‘Nou ja, dat wij… eh.’
‘We doen toch niets verkeerd. Tot nu toe. Of ga je me zo meteen verleiden?’
Ik moest er van blozen.
‘Nee…nou ja… je weet toch wel wat ik bedoel?’
‘Nou om eerlijk te zijn, weet ik dat niet Jay.’
Het gesprek verliep in een keer tamelijk stroef. Ik had geen idee waarom. Ik had ook geen enkel idee wat ze nou eigenlijk van me wilde. Wat haar plan was. Vanaf mijn zestiende had ik dag en nacht aan haar gedacht. Vele nachten vol van verdriet. Nu zat ik tegenover haar en het leek in een keer allemaal zo anders. Ze keek me aan en ze verwachtte een antwoord.
‘Wat wil jij Esther?’
‘Dat is geen antwoord op mijn vraag.’
‘Sorry, dat was niet zo bedoeld. Ik weet niet wat ik wil. Ik ben in een voor mij totaal vreemde wereld beland. Ik heb geen verstand van mode en hoe jullie business in elkaar steekt. Het enige wat ik weet is dat ik tegenover het meisje zit dat tot nu toe mijn leven voor een groot gedeelte heeft bepaald. Een stempel heeft gedrukt op alles wat ik de laatste jaren heb gedaan. Ik weet me geen raad, ik weet niet wat ik aan moet met deze situatie. Ik herken er niets meer in. Niets waar ik van heb gehouden.’
‘Heb gehouden?’
‘Nou ja, nog steeds van houdt…Esther ik weet het echt niet.’
‘Wat wil je dat ik zeg?’
‘De waarheid. Of we samen een kans hebben,’ antwoordde ik.
Ze zweeg.
‘Jay, er is zoveel gebeurd. Misschien ben ik inderdaad niet meer de Esther, die je altijd hebt beschermd. Voor wie je er altijd was. Misschien is die Esther voorgoed verdwenen. Je moet die Esther maar vlug vergeten, misschien hebben we dan nog een kans.’
Ik zag tranen in haar ogen. Ik schrok er van en ik had geen idee wat ik moest zeggen.
‘Weet je Jay, ik zou er zo alles voor over hebben als ik de tijd terug kon draaien. Terug naar het moment van onze onvoorwaardelijke vriendschap voor elkaar. Maatjes, door dik en dun.’
‘Was je niet verliefd op me? Was het alleen maar vriendschap verder niets?’ vroeg ik aan haar.
Ze nam het laatste slokje espresso en ze staarde naar het lege kopje.
‘Ik weet het niet. Niets lijkt meer zeker. Alleen dat jij de enige bent geweest die ik kon vertrouwen,’ zei ze en ik hoorde de emotie in haar stem. Ik had zo gehoopt dat er meer zou zijn. Dat ik mijn Esther weer teruggevonden had. Het was blijkbaar niet zo en dat deed pijn.
Esther keek weer naar het lege kopje op de tafel. Er viel een traan op haar jurk.
‘Zullen we maar naar het appartement gaan?’ stelde ik voor.
Ze knikte. Ik haalde haar rolstoel. Toen ze met de hulp van Antonio in de stoel zat, fatsoeneerde ze haar jurk en zei tegen Antonio dat hij alles maar op haar rekening moest zetten.
We bedankten hem voor zijn gastvrijheid en het heerlijke eten en wensten hem een goede nacht.
Het was al donker buiten.
‘Je weet waar je moet zijn?’ vroeg ze aan mij.
‘Aan de overkant en dan bij de volgende ingang.’
‘Helemaal goed. Je kunt zelf daar ook naar binnen. Wil je mij wel even naar mijn appartement brengen?’
‘Natuurlijk doe ik dat.’
‘Dank je,’ zei ze met zachte stem.
Ik duwde haar rolstoel en we spraken geen woord. Ik vond het maar een vreemde avond.
Toen ik de kolossale voordeur open deed zag ik dat de binnenruimte gelijk was aan de binnenplaats die bij mijn eerste bezoek zoveel indruk op me had gemaakt. Ook hier was het een en al marmer. De sfeervolle verlichting had een romantische uitstraling.
‘Daar is de lift,’ en ze wees in de richting van een zijgangetje.
Het appartement van Esther was op de tweede verdieping. Het was dus klaarblijkelijk niet het appartement waar ik eerder was geweest. Althans ik herkende het niet.
‘Wil je nog wat drinken?’ vroeg ze.
‘Ik denk dat ik maar ga slapen, het was een lange dag. Vind je het erg?’ antwoordde ik, hoewel ik twijfelde.
‘Nee hoor, ik kan het begrijpen,’ antwoordde ze nauwelijks hoorbaar.
Ik hielp haar uit de rolstoel en met veel moeite haalde ze het kleine stukje naar de fauteuil.
‘Als ik moe word dan kan ik bijna niets meer. Ik hoop toch zo dat dit nog eens wat beter gaat. Ik voel me zo vreselijk kreupel,’ verontschuldigde ze zich.
‘Het zal best goed komen Es,’ zei ik terwijl ik eigenlijk geen flauw benul had hoe het er voor stond met haar heup.
‘Ja, laten we daar maar vanuit gaan,’ zei ze met een flauwe glimlach.
‘Nou dag…’ zei ik.
Ze was zo mooi. Het deed pijn om weg te gaan. Maar ik wist dat het niet anders kon.
‘Dag en bedankt voor je gezelschap. Weet je de weg naar jouw appartement?’
‘Hier door de gang en aan het eind de trap op. Nummer vijftien.’
‘Was het appartement echt naar je zin?’
‘Het was helemaal mijn smaak Esther. Heel erg mooi.’
‘Dan heb ik in ieder geval nog iets goed gedaan.’
Ik keek haar aan.
‘Esther, liefje toe nou…’
Ze wreef met haar hand door haar ogen. Het leek me beter om nu weg te gaan.
‘Nou tot morgen,’ zei ik.
‘Tot over drie weken Jay. Ik vertrek morgenmiddag naar New York.’
Ik wist niet goed hoe ik hier op moest reageren.
‘Francesco zal je verder wegwijs maken,’ voegde ze er aan toe.
‘Nou goede reis dan,’ zei ik en dat was op dat moment dan ook alles wat ik kon bedenken.
Toen ik mijn appartement binnen ging was alles in een keer minder mooi. Ik voelde kilte en eenzaamheid.

De volgende morgen vond ik mijn ontbijt voor mijn deur. Verse broodjes, jam, koffie. Jus d’orange, vers geperst en een soort puddingbroodje. Er lag een briefje bij.
“Sorry Jay, ik had vergeten te vertellen dat er elke morgen ontbijt wordt gebracht. Smakelijk tot zo. Francesco”.
Nadat ik gegeten had nam ik een douche en kleedde me aan. Met mijn jeans en mijn witte blouse, had ik wel iets Italiaans over me. Althans dat vond ik zelf. Francesco had me verteld waar ik hem kon vinden. Ik herkende de gang naar zijn kantoor.

Francesco deed zijn uiterste best om mij op mijn gemak te stellen. De eerste week was snel voorbij. Ik had kennisgemaakt met mijn collega’s en wist in grote lijnen de gang van zaken binnen SFF. Spa. Ik had Laleh niet meer gezien en ik nam aan dat Marco met Esther mee was naar New York. Op vrijdag had ik mijn moeder gebeld en haar op het hart gedrukt dat alles goed met me ging. Ze was blij om dat te horen. Ze zei dat het best mee was gevallen, zo’n eerste week alleen en niemand om voor te zorgen.
‘Je eet toch wel ma?’ vroeg ik.
‘Ja hoor jongen. Wees maar gerust, ik kook elke avond mijn potje.’
‘Mooi ma, nou ik ga ophangen, want het is best kostbaar. Ik bel je volgende week weer.’
Ze zei dat het goed was en dat ze blij was dat ze mijn stem weer had gehoord. En dat was wederzijds.
Het weekend kroop voorbij. Er leek maar geen eind aan te komen. Ik had op zaterdagavond wat gegeten bij Antonio en ik was daarna terug gegaan naar mijn appartement. Ik was vroeg gaan slapen. Zondagmiddag was ik naar het centrum gegaan. Het was schitterend weer en de terrassen zaten bomvol. Bij een kleine pizzeria zag ik dat er nog een tafeltje beschikbaar was. Ik bestelde een karafje wijn.
‘Mag ik bij je komen zitten?’ hoorde ik achter me en ik herkende het accent.
‘Ja natuurlijk mag je dat, graag zelfs,’ zei ik en ik keek in de koolzwarte ogen van Laleh.
Ze droeg een hoofddoek, maar verder zag ze er zomers gekleed uit.
Ze droeg een lange witte broek met een lichtgele blouse met korte mouwtjes. Ze had zich licht opgemaakt, althans daar ging ik van uit. Het leek wel of haar ogen door me heen priemden.
‘Leuk je weer te zien,’ zei ik.
‘Ja, ik zag je zitten. Ik ben de hele week op de academie geweest en ik dacht ik ga eens even ontspannen en toen zag ik jou zitten. Je vindt het toch niet vervelend?’
‘Nee joh, ik ben blij dat je er bent. Het is mijn eerste weekend. Het is allemaal nog een beetje vreemd. Ik moet mijn draai nog vinden.’
‘Nou dat had ik ook. Vooral de eerste weken in zo’n stad zijn altijd lastig. Je weet nergens de weg en je loopt wat verloren.’
De ober kwam bij onze tafel staan en vroeg wat hij voor ons kon doen.
‘Wat wil je drinken Laleh?’
‘Doe maar een cola. Nou om verder te gaan, dus zoals ik al zei, dat had ik ook. Ik ben nu ruim anderhalf jaar in Milaan en nu heb ik zo ongeveer wel mijn draai gevonden. Ik was Teheran gewend, toch ook geen rustige stad, maar hier is alles zo veel, hoe moet ik het zeggen…allemaal veel sneller. Vrijer. En dat is wel even acclimatiseren.’
‘Was je al eerder in Europa geweest?’
‘Ja hoor, maar alleen op bezoek bij mijn vader. Die werkte indertijd voor een Italiaans farmaceutisch bedrijf. Mijn vader heeft in Europa gestudeerd. Hij houdt van zijn land, maar hij ziet alles zo veranderen. Hij is bang voor de toekomst. Hij denkt er over om ook naar Europa te komen, samen met mijn moeder en mijn zusje en mijn twee broers. Alleen mijn moeder ziet dat nog niet zitten. Mijn moeder spreekt geen Engels of een andere taal en ik denk dat ze bang is dat ze hier in een isolement zal raken. Bovendien hangt ze zo aan de traditie en aan haar familie, dat ik denk dat ze als het er op aan komt ze nooit uit Perzië weg wil of misschien wel kan. Mijn vader belt me iedere week. En iedere week hoor ik aan zijn stem dat het slechter met hem gaat. Hij wil niet kiezen, maar ik ben bang dat hij uiteindelijk toch een keuze zal moeten maken.’
‘Wat denk je dat er gaat gebeuren?’
‘Dat kan ik je niet zeggen. De Sjah is de macht aan het verliezen. De bevolking neemt het hem kwalijk dat hij zich zo op Amerika heeft gericht. Hij heeft zich hiermee vervreemd van zijn eigen mensen en heeft daarmee zijn eigen volk te kort gedaan. Althans dat vindt men. Daar lijkt het allemaal over te gaan. Maar verder weet ik het ook niet hoor.’
Ik had de indruk dat ze wel degelijk wist was er speelde, maar ze hield het voor zich.
Ondertussen had de ober een glas cola gebracht.
‘En jij bent een westerse jonge vrouw geworden?’
Ze keek me aan en ze snapte niet wat ik bedoelde.
‘Wat ik wil zeggen is dat het me logisch lijkt dat jij ook vervreemd bent van Perzië, het land waar je bent geboren en opgegroeid.’
Ze veegde met haar vinger over de rand van het glas.
‘Kijk Jay, mijn wortels liggen in Perzië. Ik kan mijn land en mezelf niet verloochenen. Ik probeer de gulden middenweg te vinden. Ik probeer mezelf niet te verliezen in jullie westerse wereld, maar weet maar al te goed dat ik me zal moeten aanpassen. Ik kan mijn ogen daar niet voor sluiten. Het grote gevaar of misschien moet ik zeggen dat het mijn grote angst is, dat ik straks het gevoel verlies met alles wat voor mij belangrijk is.’
‘Het is belangrijk dat je vooral jezelf trouw blijft Laleh. Dat je jezelf blijft begrijpen.’
Ik keek haar aan. Ik zag een aantrekkelijke mooie jonge vrouw. Ik vroeg me af of ze dat zichzelf ook realiseerde. Onder haar hijab, zoals ze het zelf noemde, moest ze wel heel lang haar verbergen, gezien de vorm van haar hoofddoek. Ik probeerde me een voorstelling te maken van Laleh zonder hijab. Het leek wel of ze mijn gedachten doorzag.
‘Jullie westerse mannen zien vrouwen anders dan de mannen in mijn cultuur. Voor jullie moeten we vooral aantrekkelijk zijn anders tellen we niet mee. We moeten ons kunnen meten met de man. Bij ons is het veel traditioneler. De vrouw heeft haar eigen positie en haar eerste prioriteit ligt bij het gezin en bij de familie.’
‘Voor negentien zestig was het hier niet veel anders Laleh. De welvaart heeft de westerse vrouw mondiger gemaakt. Haar kansen zijn toegenomen en de vrouwen hebben laten zien dat ze zeker net zo veel in hun mars hebben als wij mannen.’
‘Toch verstoort het de balans.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, ik bedoel dat dit de balans in onze maatschappij verstoort.’
Ik vond het eigenlijk maar een rare opmerking, maar besloot het maar te laten voor wat het was. Alleen Laleh liet het er niet bij zitten.
‘Kijk, als het evenwicht weg is dan ontstaat er een reëel gevaar dat de maatschappij kan ontsporen. Daarna kan het beter worden, maar ook veel slechter. Het is dan maar de vraag, wie de grootste macht en de grootste mond heeft. Jullie hebben dat in het Europa van eind dertig kunnen ervaren. Je hebt kunnen zien waar het toe kan leiden. Sinds de tweede wereldoorlog is jullie westerse wereld steeds meer gebaseerd op de kansen van het individu en ik denk dat dit op den duur niet gaat werken. Je kunt geen maatschappij hebben met alleen maar individuen, met alleen maar eenlingen die voor zichzelf bestaan. Er zal altijd een grote groep zijn die behoefte heeft aan een leider en de bereidheid in zich heeft deze blindelings te volgen, zonder zich af te vragen waar het toe gaat leiden. Alleen maar omdat men zichzelf verloren voelt en niet in staat is om de balans terug te vinden en de maatschappij te begrijpen. Het tempo gaat omhoog en het aantal afvallers zal toenemen.’
‘Je hebt er wel over nagedacht…’
‘Ik heb het niet bedacht. Het is de geschiedenis die ons dit keer op keer laat zien.’
‘Je zult wel gelijk hebben en inderdaad er is veel veranderd en niet alleen in positieve zin. De macht van geld en daarmee gepaard gaand geweld, de economische belangen, de dreiging van atoomwapens, de honger in Afrika en de ontwikkelingen in landen zoals Perzië en Irak leggen een grote claim op de wijsheid van onze regeringsleiders en bestuurders.’
‘Denk je nou werkelijk dat die nog de dienst uitmaken?’
‘Ik mag het hopen, anders is de democratie gedoemd te sterven.’
Ze keek me aan. Ik zag een zeker fanatisme in haar ogen.
‘Jay, jullie democratie werkt alleen als er grote groepen mensen zijn die hetzelfde denken en het beste met de mensheid en de maatschappij voor hebben. Door het toenemende individualisme hol je ook de democratie uit. Zo kijk ik er tegen aan. Geloof me, de grootste bedreiging van de democratie is de democratie zelf.’
Het was zondag en ik zat met een mooie jonge vrouw op een terras in Milaan de problemen van de wereld door te nemen. Ik had ondertussen wel mijn karafje wijn leeg. Ik bestelde er nog maar een en Laleh wilde nog wel een glas cola.
‘En…?’ probeerde ik het gesprek een andere wending te geven. ‘Wanneer ben je klaar met je studie? Hoe lang moet je nog?’
‘Eigenlijk nog bijna twee jaar. Maar het gaat heel erg goed. Met wat geluk mag ik volgend jaar afstuderen, dankzij SFF. En Esther heeft me beloofd dat ik een deel van de collectie voor volgend jaar mag doen. Naar eigen idee en goeddunken. Dat lijkt me geweldig. Ik heb zo’n leuke ideeën in mijn hoofd. Ik hoop toch zo dat ik die kans van Esther en Francesco zal krijgen.’
‘Je klinkt in ieder geval enthousiast,’ zei ik en ik was toch wel opgelucht dat ons gesprek niet meer over alle sores in de maatschappij en over alle wereldproblemen ging.
‘Wil je nog wat eten?’
‘Nee hoor, tenzij jij dat wilt. Dan blijf ik nog wel even.’
‘Ik zou het wel heel gezellig vinden Laleh.’
Ze lachte en zei dat het goed was.
Het was tegen tienen toen we terug wandelden naar ons appartement. Laleh woonde sinds een paar weken in een van de appartementen op de tweede etage. Blijkbaar was SFF een grote familie. We wensten elkaar een goede nacht en toen ik in mijn bed lag moest ik aan haar denken. Ik probeerde haar te begrijpen.

Het begin van mijn tweede week was heel intensief. Ik was met Francesco naar Rome geweest en we hadden een beurs bezocht in Turijn. Op woensdagmiddag werd ik gebeld door mevrouw Janson. Ze vertelde dat mijn moeder een ongeluk had gehad en dat het heel ernstig was. Ik voelde dat het fout zat en toen ik aan haar vroeg of mijn moeder was overleden, zei ze snikkend dat ze op slag dood moet zijn geweest. De grond onder mijn voeten leek te verdwijnen. Drie uur later zat ik in het vliegtuig naar Nederland. Ik kon me niet herinneren dat ik me ooit zo slecht had gevoeld.


11)Vlietburg 6

Sarah reikt het glas water aan, dat voor me op tafel staat. Ze zegt niets.
‘Het was een moeilijke lange reis. Je wilt zo gauw mogelijk naar huis, maar je hebt het niet in de hand.
Ik had een vlucht naar Düsseldorf kunnen boeken, omdat dat de eerste vlucht was waar ik op mee kon. In Düsseldorf had ik een aansluitende vlucht naar Schiphol kunnen hebben, maar door mijn eigen schuld miste ik die vlucht naar Amsterdam. Ik ben met een taxi naar Nederland gegaan. Ik kon niet langer wachten. Het was heftig Sarah toen ik mijn moeder in het mortuarium opgebaard zag liggen. Het was of ze sliep en ik voelde me zo ongelofelijk schuldig.’
Sarah legt haar arm om me heen.
‘Je kon er toch niets aan doen,’ zegt ze. ‘Een ongeluk is een ongeluk. Alleen God weet misschien het waarom…’
‘Ik heb haar nog wel verteld over Esther. Maar ja, het was wel te laat.’
‘Misschien heeft ze het toch wel gehoord.’
Ik zwijg en leg het manuscript op tafel. Ik zie dat het al bijna half zes is.
‘Zullen we eerst wat gaan eten. Ik heb het even gehad geloof ik.’
‘Prima,’ en Sarah staat op, haalt haar vingers door haar haren en plukt een pluisje van haar rok.
Ze kijkt naar buiten en ze zegt dat het droog is.
‘Zullen we na het eten een stukje gaan wandelen. Ik wil je wel duwen in je rolstoel.’
‘De omgekeerde wereld,’ zeg ik.
Sarah snapt mijn opmerking niet helemaal en ze haalt haar schouders op.
‘Wat is het probleem?’
‘Niets,’ zeg ik en ik denk aan Esther. Ze wist dat ze niet zonder haar rolstoel kon, maar hoe vaak baalde ze dat ze er zo afhankelijk van was.
Na het diner is het buiten helemaal opgeklaard en Sarah duwt mijn rolstoel. Ik voel me eigenlijk een beetje schuldig, maar als ik er iets van zeg, wordt ze boos.
‘Jay Hennes ben je altijd al zo’n zeurkous geweest? Dan is het geen wonder dat je bijna geen vrienden en vriendinnen hebt gehad.’
Ze schrikt van haar opmerking en zegt er direct achteraan dat ze het zo niet bedoeld heeft en dat ze mij alleen maar wil plagen.
‘Misschien heb je daar wel punt Sarah,’ zeg ik.
‘Kom op Jay, niet zo serieus, het was echt maar een grapje hoor,’ en ze verontschuldigt zich nog maar een keer. We lopen door het park en al hoewel het niet gemakkelijk voor haar is, duwt Sarah mij vol overgave over de verharde wandelpaadjes.
‘Als we een bankje tegenkomen wil ik even rusten,’ zegt ze.
‘Dat kan ik me voorstellen. Gaat het nog wel?’
‘Ja hoor,’ antwoordt Sarah.
Het is stil in de tuin van Vlietburg. We zijn de enigen.
‘Ik kan hier zo van genieten,’ zegt ze. De volmaakte rust en stilte. Alleen het geluid van de vogels. Vroeger op de boerderij kon het ook zo stil zijn. We woonden vrij ver achteraf. Mijn opa en ook mijn pleegvader hielden van tuinieren en mijn opa had dan ook een mooie tuin aangelegd. Eigenlijk zag je dat niet zo vaak bij een boerderij. Maar wij hadden er een. Met een grote vijver en fonteinen. Doorkijkjes en mooie grote bomen. In het voorjaar was het een feest om in de tuin te zijn. Alles kwam weer tot leven. Het mooie frisse groen, de ontluikende bloemen en bloesem maakten me zo blij. Overal druk bouwende vogels, die zich opmaakten om te gaan broeden. Als het tegen de avond begon te schemeren en de laatste vogeltjes stopten met kwetteren en fluiten dan was er de volmaakte stilte. Af en toe in de verte het geluid van een loeiende koe. Dat was alles. Ondanks het vele werk wat er was, werd hier altijd tijd voor gemaakt. Tijd om met zijn allen in de tuin te genieten. Mijn pleegmoeder maakte heerlijke bowl van verse aardbeien, kersen, bessen en andere vruchten, meestal uit eigen tuin. Ik zal dat nooit vergeten.’
Ze kijkt me aan met een melancholische blik.
‘Ja Jay, sommige dingen blijven je altijd bij.’
Ik knik.
‘Weet je, soms vraag ik me af hoe mijn leven zou zijn verlopen als mijn vader en moeder niet Joods waren geweest. Hoe het zou zijn geweest om bij hen op te groeien. In een gezin met broertjes en zusjes om me heen. Zou ik dan een ander leven hebben gehad? Zou het dan allemaal anders zijn geweest?’
‘Ik weet het niet Sarah…net zo min als jij.’
‘Ik denk vaak terug aan mijn familie. Ik probeer me een voorstelling te maken over hoe het allemaal gegaan is. Via kamp Westerbork zijn ze indertijd naar Auschwitz gedeporteerd. Ik heb al zo vaak op het punt gestaan om naar Westerbork te gaan, maar ik kan het niet nog steeds niet. Ik wil zo graag het verleden afsluiten, zo graag de rust vinden. Maar het gaat niet. Het heeft mijn hele leven beheerst. Ik kan zo kwaad worden als mensen worden vervolgd en uitgemoord om wie ze zijn. Om hun kleur, afkomst of geloofsovertuiging. En het blijft maar doorgaan. De mens is hardleers.’
‘Ik denk niet dat dit ooit zal veranderen.’
‘Je ben niet erg optimistisch, maar ik ben bang dat ik het met je eens moet zijn. Ik denk het ook niet.
Als ik aan mijn broertjes en zusjes denk, die in koele bloeden zijn vermoord, als ik aan hun angst denk, dan krijg ik het koud. Dan lijkt het wel of alles stil staat. Dan vraag ik me af waarom zij het niet hebben overleefd en ik wel. Wat is in godsnaam het doel van hun leven geweest. Waarom? Wat hebben ze de wereld misdaan?’
Sarah kijkt strak voor zich uit. Ze ziet bleek en ik vind dat ze er vermoeid uit ziet.
‘Wie zijn die idioten die ons dit aandoen?’ zegt ze en ze kijkt strak voor zich uit.
‘Sarah, het is nooit anders geweest en het zal nooit anders zijn. Ik geloof er niet in dat de mens zich zal verbeteren. Wat dat betreft had Laleh gelijk. We zijn allemaal individuen, allemaal met onze eigen belangen en onze eigen wil. Een enkeling is bereid zich op te offeren voor de ander.’
‘Het klinkt inderdaad niet echt hoopvol, maar ik vrees dat ik je weer gelijk moet geven.’
‘Er is in ieder geval tot op dit moment geen enkele reden om aan te nemen dat er iets gaat veranderen. Ondanks de ingestorte economie en alle gevolgen van dien blijven we ons focussen op de materiële dingen en doen we onszelf daar mee te kort.
‘Het hebben van idealen zorgt er niet voor dat je minder honger hebt als je niets te eten hebt…’
‘Nee dat niet, maar het hebben van allerlei luxe soms totaal overbodige dingen draagt ook niet wezenlijk bij tot je geluk. Een uitgestoken hand en een aai over je bol is waardevoller dan een kleurenteevee in drie-D. Maar dat weet je pas achteraf. Ik bedoel, dat weet je pas wanneer je dat niet meer hebt.’
‘Of altijd gemist hebt…’
‘Heb je dat gemist Sarah?’
Ze zwijgt en plukt en frunnikt wat aan haar rok.
‘Ik heb het nooit gekend. Ik heb me altijd afgevraagd hoe het zou voelen als er iemand zou zijn die om mij geeft. Zoals ik ben en om wie ik ben.’
Ik neem haar hand en streel haar haren.
‘Zo voelt het.’
Ze glimlacht.
‘Om wie ik ben en om wat ik ben Jay? Maar het is wel lief bedoeld. Dank je.’
Ze pakt mijn hand en drukt hem tegen zich aan.
‘Om wie je bent en om wat je bent Sarah. Ik mag je heel erg graag.’
‘Sstt,’ zegt ze. ‘Niets meer zeggen Jay. Het is goed zo.’
We blijven nog even zitten en na een kwartier lopen we terug. Althans, ik zit in de rolstoel en Sarah duwt die in de richting van de hoofdingang van Vlietburg.
‘Wil je nog wat drinken?’ vraag ik aan haar als we de hal van Vlietburg binnengaan.
‘Nee, dank je,’ zegt ze. ‘Ik ga naar mijn kamer, ik ben een beetje moe. Vind je dat erg?’
Ik schud van nee.
‘Wil je morgen weer verder lezen? Ik ben zo nieuwsgierig hoe het verder gaat.’
‘Natuurlijk wil ik dat. Ik hoop dat we morgen weer naar buiten kunnen.’
Ze geeft me plotseling een zoen op mijn wang.
‘Bedankt voor deze dag,’ zegt ze.
‘Jij bedankt,’ antwoord ik enigszins verbouwereerd.
Ze draait zich om en ze loopt weg. Naar de lift.

De volgende dag begint met een en al zon en een heldere blauwe lucht. Het belooft een mooie dag te worden. Na het ontbijt zitten we binnen de kortste keren in de tuin. Op het bankje vlakbij de vijver.
Twee zwanen dobberen vlak naast elkaar.
‘Die blijven altijd samen geloof ik, een heel zwanenleven lang,’ zegt ze.
Ik reageer niet op haar opmerking en pak mijn manuscript. Ik schraap mijn keel en ik ga weer verder met mijn verhaal.


12) Succes en teleurstelling
   
Na de begrafenis besloot ik om zo snel mogelijk terug te keren naar Milaan. Ik had mevrouw Janson de sleutel gegeven en haar beloofd de huurvereniging te bellen om de huur op te zeggen. Ik had haar gezegd dat als ze er aan toe was, ze maar eens rond moest kijken of er iets was wat ze kon gebruiken. Ik kon er ook niet veel mee. Ze zei dat ze dat fijn vond. Ze had maar een klein pensioentje en er waren toch wel wat dingen die aan vervanging toe waren. Ze vroeg nadrukkelijk of ik het toch niet erg vond.
‘Anders had ik het echt niet gevraagd mevrouw Janson. En bovendien zou mijn moeder niet anders gewild hebben. Hoelang zijn jullie de beste vriendinnen geweest?’ zei ik, om haar gerust te stellen.
‘Bijna dertig jaar,’ antwoordde ze en ze veegde een traan weg.
Ze was er in ieder geval blij mee.

Toen ik in het vliegtuig zat, onderweg naar Milaan voelde ik me heel verdrietig. Ik realiseerde me dat er niemand meer in Nederland was waar ik nog een band mee hand. Er was alleen nog een zus van mijn vader, maar daar had ik nooit contact mee gehad. Ik was nu plotseling een weeskind en had niemand meer die het belangrijk vond dat ik bestond. Ik schrok van mezelf. Van mijn neerslachtigheid. Ik dacht aan Esther en vroeg me af of zij echt iets om me gaf. Of zij het belangrijk vond dat ik bestond.
Toen ik de deur van mijn appartement binnen ging lag er een enveloppe op de deurmat. Ik maakte hem open en vouwde de brief open. Hij was van Francesco.
“Beste Jay,
Ik kon je niet bereiken en omdat ik een aantal dagen weg ben, schrijf ik je daarom maar even dit briefje. Maar ik wil je eerst condoleren met het verlies van je moeder. Het moet een hele schok voor je zijn. Esther heeft me gisteren gebeld vanuit New York en ze heeft me beloofd je een dezer dagen te bellen. Ik ben zelf naar Moskou en heb daar mijn eerste gesprekken over het opzetten van een verkoopkantoor voor SFF. Neem zelf voldoende rust, dus als je er nog niet aan toe bent om naar SFF te komen, dan begrijpen we dat. Wel wil ik je vragen als je het op kunt brengen om Laleh bellen. Ze heeft wat ideetjes en het lijkt me goed dat jullie samen die eens verder uitwerken. Het is voor jullie beiden een goede oefening. Ik laat me verrassen. Sterkte en groeten. Francesco.”
Ik zuchtte eens diep en liep naar het raam. Aan de voorzijde had ik uitzicht op het plein met allemaal kleine cafeetjes en restaurantjes. Het was er druk. Ik pakte een boek en probeerde wat te lezen. Het lukte me niet om me te concentreren. Na de derde bladzijde werden mijn ogen zwaar en viel ik in slaap.
Ik schrok wakker van het gerinkel van de telefoon. Het was half elf.
‘Met Esther…dag liefje. Hoe is het toch me je? Wat verschrikkelijk van je moeder. Ik hoorde het van Francesco. Gecondoleerd.’
‘Dank je wel Es, het is inderdaad best heftig.’
Ik kon het niet helpen maar ik barstte in tranen uit.
Ze hoorde dat en zei, ‘och lieverd, was ik nou maar bij je. Dan kon ik je troosten. Ik vind het zo naar dat ik nu zover weg ben. Zo ver van je vandaan.’
Ik zei dat ik dat lief van haar vond, maar dat het nou eenmaal niet anders was. Maar dat ik wel blij was om haar stem weer te horen.
‘Hoe lang blijf je nog?’
‘Ik ben net weer geopereerd. De artsen zeggen dat ik in ieder geval nog minimaal drie weken hier moet blijven.’
‘Oh, ik dacht dat je op zakenreis was,’ reageerde ik verbaasd.
‘Dat ben ik ook. Ik probeer een en ander te combineren. De zaken moeten ook doorgaan Jay.’
Ze vertelde me dat ze kennis had gemaakt met Georgio Kuhn, een specialist op het gebied van gewrichten. Hij had haar heup onderzocht en hij dacht wel dat hij haar kon helpen. Hij was heel stellig en positief geweest.
‘Dat zou echt geweldig zijn Esther,’ zei ik enthousiast.
‘Nou ik zou er alles voor willen geven om weer eens gewoon te kunnen lopen. Het lijkt me heerlijk zo maar eens te kunnen shoppen, zonder die rolstoel en zonder zo afhankelijk te zijn van iemand anders.
Als het zover is Jay, dan gaan we samen naar Kopenhagen. Daar ben ik nog nooit geweest. Is dat goed?’
‘Jazeker liefje, jazeker is dat goed. Maar zorg nou maar eerst eens dat je uit die rolstoel komt. Daarna zien we wel verder. Oké?’
Ze zei nog dat ze me miste en daarna werd de verbinding verbroken. Het gesprek had me goed gedaan.
Ik zag dat het te laat was om Laleh nog te bellen. Ik dronk mijn glas leeg en ging naar bed.

De volgende dag was ik al vroeg op kantoor. Ik had nauwelijks mijn ontbijt aangeraakt. Ik had alleen het verse sinaasappelsap opgedronken en een hapje van het puddingbroodje genomen. Bij de receptioniste lag een briefje van Laleh. Daar stond in dat ze in de loop van de voormiddag weer terug zou zijn op kantoor en ze vroeg of het goed was dat we samen zouden lunchen bij Antonio. En als dat niet uitkwam of ik haar dan even wilde bellen. Ze had er een telefoonnummer bijgeschreven.
Tegen de middag kreeg ik een telefoontje. Laleh zat al op het terras bij Antonio. Ik pakte mijn spullen bij elkaar en liep naar de overzijde van de straat. Van een afstand zag ik haar al zitten. Ze droeg een moderne grijze broekrok en een bijpassend rode blouse, met lange mouwen. Haar haren waren verborgen onder haar hoofddoek. Ze had zich wel heel lichtjes opgemaakt. Ik betrapte mezelf er op dat ik ook nu weer mijn blik maar moeilijk van haar af kon houden.
‘Heeft Francesco je al iets verteld?’ vroeg ze.
‘Niet meer dan dat jij wat ideetjes hebt, waar we samen even naar moeten kijken.’
‘Juist ja,’ zei ze. ‘Nou Jay, het gaat om het volgende. Ik wil eigenlijk dat de voorjaarscollectie van het volgende jaar in het teken staat van bloemenkleuren. De ontwerpen moeten ook iets met bloemen van doen hebben. De mooie vorm van bijvoorbeeld de tulp zouden we terug kunnen laten komen in een ontwerp van een broekpak. Of we kunnen de vormen en kleuren van de roos als basis nemen voor het ontwerp van rokken en jurken. Ik heb het helemaal in mijn hoofd. Francesco wil dat we dit samen uitwerken. Ik zorg voor de ontwerpen en jij bedenkt het marketingconcept. Zo zouden we dit idee ook voor de zomer en de herfstcollectie kunnen gebruiken. Het zou een fantastische lijn kunnen worden. Ik heb alles in grote lijnen uitgewerkt en nu moet jij er alleen nog gevoel bij krijgen.’
‘Nou Laleh het klinkt in ieder geval veelbelovend. SFF, Silverstein Flower Fashion. Ik kan niet anders zeggen dan dat de vlag in dit geval de lading helemaal dekt. Het moet eigentijds, met veel kleur en het moet vooral flitsend zijn. Misschien zelfs een beetje extravagant. Tenminste…wat vind jij?’
‘Het moet spetterend en overweldigend zijn. Het moet de mensen weer blij maken. Het is allemaal zo suffig.’
‘Mee eens. Ik kan niet wachten om dit samen met je uit te werken. Heb je al wat schetsen?’
Ze pakte haar tas en ze haalde er een klein tekenblok uit.
‘Kijk zo had ik dat gedacht…anders schuif even wat dichterbij. Dat kijkt even wat gemakkelijker.’
Ik schoof mijn stoel naast die van haar en per ongeluk raakte mijn been dat van haar. Ze ging snel recht zitten en ik vond haar reactie eigenlijk wel een beetje vreemd maar vooral overdreven.
Het waren prachtige ontwerpen. Ik was dan wel geen kenner, maar ik was onder de indruk. Het waren stuk voor stuk ontwerpen die gericht waren op de moderne westerse vrouw. Mooie opvallende kleding, soms een beetje sexy, maar zeer goed draagbaar. Ik vroeg me af waarom Laleh zich af en toe zo afkerig opstelde tegenover de wereld waarvoor ze zo’n mooie ontwerpen maakte. Ik probeerde me in te leven in haar situatie. Het lukte me niet.
Na de lunch liepen we terug naar het kantoor van SFF. Ze had nog een afspraak en het had mij goed gedaan om weer met de dagelijkse dingen bezig te zijn. In ieder geval had het voor wat afleiding gezorgd, al kon ik het verdriet om de dood van mijn moeder maar moeilijk van me af zetten. Laleh had er geen woord over gerept. Ik nam aan dat ze niet op de hoogte was van het overlijden van mijn moeder en ik had het haar ook niet verteld. We spraken af om de volgende dag verder te werken aan de totale presentatie.
Francesco had tegen Laleh gezegd dat alles binnen drie weken klaar moest zijn. Hij zou dan onze voorstellen beoordelen en hoewel Esther meestal het laatste woord had, was het belangrijk dat hij in ieder geval achter de ontwerpen stond. Zonder zijn instemming kwamen de ontwerpen niet eens op het bureau van Esther. Zo waren de afspraken.

In de weken die volgden, maakten Laleh en ik lange dagen. Toen onze presentatie bijna af was, vroeg ik aan haar of ze zin had om samen met mij te gaan dineren. Als een soort afsluiting van het project. Ik had een tafel gereserveerd bij Antonio. We hadden om acht uur afgesproken. Ik was er al toen Laleh het restaurant binnen kwam. Ze zag er geweldig uit. Ze maakte indruk en niet alleen op mij. Ze ging tegenover me zitten en Antonio kwam naar onze tafel en begroette haar hartelijk. Hij maakte haar op een uiterst charmante manier de nodige complimenten. Ze reageerde met een klein knikje.
Ik bestelde een cola voor haar en een glas wijn voor mezelf en Laleh vertelde dat het belangrijk voor haar was dat ik haar werk mooi vond.
‘Het maakt me blij Jay, dat jij er ook zo in gelooft. Dan kan het heel erg mooi worden.’
‘Op ons eerste project…’
Ze nam haar glas cola en ik mijn glas wijn. Ik voelde haar voet tegen die van mij. Nu vond ze het blijkbaar niet erg. Om eerlijk te zijn had het iets opwindends. Zeker toen ik haar aankeek en ik in haar sprankelende ogen keek. Ik probeerde me weer een voorstelling te maken van Laleh zonder hoofddoek. Toen we terug liepen naar onze appartementen had ik de neiging om haar hand vast te pakken, maar ik beheerste me.

Onze presentatie was klaar en Francesco had een afspraak met ons gemaakt. Jeff Calabro zou er ook bij zijn. Esther was nog steeds in New York. We hadden elkaar een paar keer gebeld. Laleh en ik waren meer dan tevreden over de resultaten van onze samenwerking. Het zag er allemaal fantastisch uit en we waren dan ook nieuwsgierig wat Francesco en Jeff Calabro er van zouden vinden. De presentatie was in het kantoor van Francesco.
‘Nou Laleh, maak er een feest van. Het is jouw dag vandaag,’ zei ik voordat we het kantoor binnenstapten.
Ze keek me aan en ze stak haar hand naar mij uit.
‘Dank je Jay, maar zonder jou had ik het echt niet gered. Dus het is net zo goed jouw dag.’
Ik voelde haar slanke vingers. Het voelde prettig.
De presentatie verliep goed. Tenminste voor ons gevoel. Het maakte ons wel enigszins onzeker dat Francesco en Jeff nauwelijks reageerden. Laleh keek mij aan en ik gaf haar een geruststellende knipoog. Ik wist dat die nergens op gebaseerd was. Ook ik had geen enkel idee wat Francesco en Jeff Calabro er van vonden. Toen Laleh klaar was met haar gedeelte en ik de marketingcampagne had toegelicht, bedankte Francesco ons beiden en vroeg hij ons om even buiten zijn kantoor te wachten.
‘Drink maar even iets. Ik wil even met Jeff overleggen. Daarna horen jullie wat wij er ervan vinden.’
Hij zei het op zo’n manier dat het weinig goeds voorspelde. Ik kon geen greintje enthousiasme ontdekken. Niets wat er op wees dat onze presentatie indruk had gemaakt.
Toen we op de gang stonden keek Laleh mij vragend aan.
‘Wat denk jij?’
‘Ik weet het niet. Ik vond je heel goed. Maar ja, nu beide heren nog.’
‘Ik ben bijna op van de zenuwen,’ zei ze. Haar handen trilden.
‘Laleh, je bent pas eenentwintig, er ligt nog een heel leven vol met kansen voor je.’
Ze keek me aan.
‘Ik heb er zo hard aan gewerkt Jay. Het is mijn kindje.’
Ik nam haar hand en legde mijn andere hand boven op die van haar. Ze liet het toe.
‘Liefje, je bent echt geweldig, maar je moet geduld hebben. Francesco zal het echt wel op waarde weten te schatten. Geloof me.’
Ik schrok van mezelf dat ik haar zo had aangesproken, maar ze accepteerde het zonder blikken of blozen. Ze legde haar ander hand boven op die van mij en keek me aan.
‘We zijn een goed team, wij samen Jay… Vind jij dat ook?’
‘Zeker weten Laleh, dat zijn we zeker. Een heel goed team.’
‘Dank je,’ zei ze nauwelijks hoorbaar.
De deur van het kantoor ging open en Francesco vroeg ons om binnen te komen.
Jeff Calabro zat ontspannen in een van de fauteuils in de zithoek.
‘Jongelui ga zitten en maak het jezelf gemakkelijk.’
De manier waarop Francesco dit zei stelde me enigszins gerust.
‘Laleh, Jay…’ ging hij verder. ‘Jeff en ik hebben maar een woord kunnen bedenken voor jullie presentatie.’
Hij keek naar Laleh en toen naar mij en daarna weer naar Jeff Calabro.
‘Jongelui…dit was smashing! Gefeliciteerd en ga er voor. Geweldig.’
In mijn opwinding sloeg ik mijn armen om Laleh heen en drukte haar tegen me aan. Ik keek in haar ogen en zag haar emotie.
‘Sorry,’ zei ik bijna onhoorbaar. ‘Sorry, dat ik me zo laat gaan.’
‘Geeft niets. Is niet erg hoor,’ antwoordde ze met een glimlach.
Francesco keek me aan. Ik voelde dat hij zo zijn gedachte had bij mijn spontane actie.
‘Ik denk dat SFF heel veel plezier aan jullie gaat beleven. Jullie zijn een jong fris team, maar vooral een veelbelovend stel met veel potentie. En dat is mooi. Daar zitten we op te wachten. Nogmaals van harte.’
Jeff Calabro stond op een feliciteerde ons beiden op een joviale manier.
‘Ik zal Esther op de hoogte brengen. Jullie weten dat zij het laatste woord heeft. Maar ik zou me daar maar geen zorgen over maken. Dit was verbazend goed. Nou jongelui, nu weer aan het werk,’ voegde Francesco er nog aan toe en hij bedankte ons. Daarna liepen we het kantoor uit.

‘Sorry, dat ik zo reageerde. Het was niet de bedoeling je zo vast te pakken. Maar…’
‘Vond je het zo vervelend?’
‘Eh, nee natuurlijk niet. Maar ik dacht…’
‘Jay, ik ben ook een mens, een vrouw met gevoelens.’
‘Sorry.’
Ze schudde haar hoofd.
‘Kom’ zei ze. ‘Meneer Sorry heeft wel een lekker glas wijn verdiend. Ik trakteer.’
We liepen naar buiten. De zon straalde ons tegemoet.
‘Het is inderdaad jouw dag,’ zei ik.
‘Onze dag Jay.’
‘Onze dag Laleh.’

We hadden nog een paar laatste aanpassingen gedaan. Toen was het uiteindelijk voor ons gevoel helemaal klaar. Ik had gehoord dat Esther weer terug was uit Amerika. Ik had haar noch gezien noch gehoord.
Ik ging er maar van uit dat als ze er aan toe was, ze zich wel zou melden. Er was een kleine week voorbij toen Laleh mij belde en zei dat we een afspraak hadden bij Esther op kantoor. Ik was nog in mijn appartement en stond op het punt naar een afspraak te gaan in Verona.
‘Het moet vandaag nog,’ zei Laleh.
‘Is er haast bij of zo?’ antwoordde ik.
‘Geen idee, maar ze wilde ons vandaag nog spreken. Ze klonk overigens niet al te vrolijk.’
‘Nou, we wachten maar af. Ze zal wel moe zijn van de operatie en de reis. Laten we daar maar van uit gaan. Hoe laat hebben we onze afspraak?’
‘Drie uur vanmiddag.’
‘Oké, dan zie ik je op kantoor. Ik heb nu nog een afspraak buiten kantoor. Maar ik zal zorgen dat ik op tijd terug ben.’
‘Goed, tot vanmiddag,’ zei ze.
De verbinding werd verbroken. Ik deed mijn colbert aan en deed de deur van mijn appartement achter me dicht.

Ik was ruim voor drie uur weer terug op kantoor. Laleh was er al klaar voor.
‘Nou ik ben wel heel erg benieuwd wat Esther er van vindt. Jij niet?’
‘Het zal best goed komen Laleh. Francesco en Jeff Calabro waren niet voor niets zo enthousiast.’
‘Ja, dat wel, maar Esther is Esther…’
We liepen door de gang naar het kantoor van Esther. We klopten op de deur en ze zei dat we binnen mochten komen. Ik had haar bijna vier weken niet meer gezien. Ze zag er vermoeid uit.
‘Sorry jongens, ik blijf even zitten. Het lukt nog niet zo heel erg goed met mijn heup. Maar het zal wel weer goed komen.’
Ze reed met haar rolstoel naar het zitgedeelte van het kantoor.
‘Ga zitten,’ zei ze. Ze was kortaf.
‘Nou, eens kijken wat jullie samen gefabriceerd hebben. Francesco heeft me de ontwerpen al laten zien.’
Ze nam de map met de schetsen en legde die voor ons op tafel.
‘Wil je even een glas water voor me pakken Jay en als jullie koffie of thee willen, moeten jullie dat zelf ook maar even regelen. Misschien komt er ooit nog eens een dag dat ik dat weer zelf kan.’ Het klonk wat cynisch.
‘Geen probleem,’ zei ik en vroeg aan Laleh wat ze wilde drinken.
‘Doe maar een kopje thee alsjeblieft.’
Ik nam zelf koffie.
‘Laleh en Jay… jullie zijn allebei nog jonge mensen met een hoop potentie. Jullie ontwerpen en plannen zijn heel goed, maar het is niet het goede moment.’
Ze zei het zo kil en zonder enig gevoel, dat het me deed huiveren Ik keek naar Laleh en ik zag haar gezicht verkrampen. De teleurstelling was af te lezen in haar ogen.
‘Kijk,’ ging Esther verder. ‘We zitten in een keiharde business. Er is geen ruimte voor emotie of gevoel. Het moet allemaal kloppen en we moeten er zeker van zijn dat het gaat brengen wat we er van verwachten. Francesco heeft me verteld dat het hem zeer verrast had en dat hij zich heel enthousiast heeft uitgelaten. Ik kan dat begrijpen, maar we moeten de realiteit niet uit het oog verliezen. De ontwerpen en de plannen passen niet in het moment. Daarom gaan ze de ijskast in. Of beter de koelkast. We moeten wachten op een beter moment. Ik nodig jullie uit om volgende week samen met mij te brainstormen en me te helpen met het vinden van een passend alternatief.’
Ze dronk haar glas leeg en ik pakte het lege glas aan en zette het op tafel. Laleh keek strak voor zich uit.
‘Ik hoop dat jullie me willen begrijpen,’ zei Esther op een formele toon, zonder enige emotie of gevoel.
Ik knikte maar om eerlijk te zijn snapte ik haar niet. Ik ging er maar van uit dat ze er meer kijk op had dan wij.
Laleh stond op.
‘Is het goed dat ik ga?’ vroeg ze met trillende stem.
‘Natuurlijk. Maar meisje, kom op. Niet zo teleurgesteld zijn. Het zijn echt prachtige ontwerpen. Prima werk, maar het moment is niet goed. Wil je dat van me aannemen?’
Laleh knikte. Maar ik zag dat ze het er moeilijk mee had. Ze liep de kamer uit en ze ontweek alle oogcontact.
‘Wil jij nog even blijven?’ vroeg Esther aan mij.
‘Natuurlijk.’
Ze reed met haar rolstoel naar achteren en ging naar haar bureau.
‘Wil je me even helpen?’
‘Zeker.’
Ik hielp haar van de rolstoel in de bureaustoel.
‘Zo dat zit even wat beter.’
‘Dat geloof ik best.’
‘Dit is echt een vlot lopend gesprek, dat we samen hebben,’ zei Esther geïrriteerd.
‘Ik had het me even anders voorgesteld.’
‘Hoe dan?’
‘Nou ja, ik heb je bijna vier weken niet gezien en het is allemaal zo kil. Je doet zo afstandelijk.’
‘Wat wil je? Dat ik je om je nek vlieg? Dat gaat me even niet lukken meneer Jay Hennes. Ik kan niet eens lopen, dat weet je toch nog wel, of was je dat misschien vergeten?’ Haar reactie zat vol cynisme.
‘Nee Esther, je weet best wat ik bedoel.’
‘Nou om eerlijk te zijn niet. Leg het me eens uit. Misschien dat ik het dan begrijp.’
De manier waarop ze het zei maakte me boos.
‘Esther, laat maar zitten. Het is goed zo. Heb je mij nog nodig, anders ga ik aan het werk.’
‘Dat lijkt me een goed plan. O ja en nog iets Jay, binnen SFF hebben we liever geen affaires tussen de medewerkers.’
‘Waar slaat dat nu weer op?’
‘Dat zal je zelf wel het beste weten. Ik neem aan dat het niet nodig is om je dat uit te leggen.’
‘Ik weet echt niet waar je het over hebt Esther.’
‘Nou dan denk er maar eens over na.’
Ik was verbijsterd. Ik snapte er echt helemaal niets van. Ik liep boos de deur uit zonder nog een woord tegen haar te zeggen.
De hele middag bleef het door mijn hoofd spoken. Wat had ze me nou willen zeggen. Wat had ze bedoeld met liever geen affaires. Wilde ze hiermee zeggen dat het over was tussen ons?
Laleh was al weg. Ze had de rest van de middag vrij genomen.
In de weken die volgden hadden we meerdere malen een afspraak met Esther. Ik moest eerlijk bekennen dat ze een professional was. Haar duidelijke visie en aanpak maakte indruk, zowel op Laleh als op mij.
We kregen ook begrip voor haar beslissing en uiteindelijk konden we niet anders dan het met haar eens zijn. De nieuwe plannen en ontwerpen kregen gestalte en met steeds meer plezier werkten Laleh en ik de ideeën uit. Soms tot laat in de avond.

Ruim een jaar later werden de ontwerpen van Laleh door SFF gelanceerd. Het was het begin van een succesvolle periode. SFF kreeg waardering in de vakbladen en sommigen voorspelden ons een grote toekomst als een van de toonaangevende ontwerpers in de modewereld. Op de beurzen in Milaan en Parijs ontvingen we zelfs de prijs voor het meest innovatieve modehuis.
Het idee om onze collecties namen te geven werd alom geprezen. Het was de vlag die de lading dekte en het was voor mij een geweldig handvat om passende en pakkende promotiecampagnes te bedenken.
De namen van de collecties “Herfstbloemen”, “Zomerzon ” en ‘Lentegevoel” waren een voortreffelijke basis voor de mooie campagnes van 1978 en 1979.


13) Tussen hoop en twijfel

Ik was veel onderweg geweest en Esther en ik hadden elkaar bijna alleen maar zakelijk gesproken.
Ze was weer een aantal weken in New York geweest. Voor de zoveelste operatie. De samenwerking tussen Laleh en mij verliep prima. Meestal dineerden we samen op zondagavond op een terrasje bij de Duomo. En af en toe bij Antonio.
Met Esther ging het niet vooruit. De diverse operaties hadden niet het gewenste resultaat. In tegendeel zelfs. Ik had de indruk dat het steeds slechter met haar heup ging. Ze hield zelf vol dat het niet zo was.
Haar arts, Georgio Kuhn beweerde nog altijd dat het allemaal goed zou komen.
In de relatie tussen Esther en mij was niets veranderd. We vonden het ook zo wel goed. Een soort van status quo. Ze was nog steeds officieel de vrouw van mijn baas Francesco Christoff, hoewel ik ze het laatste jaar nauwelijks meer samen had gezien. Francesco was druk met het verkoopkantoor in Moskou. Soms was hij maanden achtereen weg. Esther had me verteld, dat hij in Moskou een luxe appartement had gekocht had en dat deelde met zijn Russische vriendin. Een meisje dat zijn dochter had kunnen zijn. Hij had haar een foto laten zien en ze had hem gecomplimenteerd met zijn keuze. Esther vertelde dat Francesco en zij altijd open en eerlijk tegen elkaar waren geweest en dat ze mede daardoor veel respect voor elkaar hadden. Ik kon het maar moeilijk begrijpen en ik bleef het maar een rare situatie vinden.
Laleh was bijna klaar met haar opleiding en het was de bedoeling dat ze daarna zich volledig zou wijden aan SFF. Ze had inmiddels een goede naam opgebouwd en Esther wist maar al te goed dat de concurrentie niets na zou laten om Laleh los te weken van SFF. Ze had Laleh daarom al vrij snel een baan aangeboden als hoofdontwerpster. Ze zou verantwoordelijk worden voor de gehele ontwerpafdeling van SFF. Laleh was blij met het aanbod, maar ze wilde er nog even over na denken.
Ik voelde me thuis in Milaan en bij SFF. Ondanks dat ik niet veel vrije tijd had en meestal op de zaak of onderweg was, kostte het me niet veel moeite. Ik hoopte dat Laleh zou besluiten om op het aanbod van Esther in te gaan. Laleh had me verteld dat ze zich grote zorgen maakte om haar vader.
De ontwikkelingen in Perzië maakten het moeilijk om contact met hem te krijgen. Bovendien wist ze dat haar moeder hem niet zou steunen. Ze had hem een paar maanden geleden voor het laatste gesproken en hij had haar gerustgesteld en gezegd dat hij echt op het punt stond om naar Italië te komen. Hij hoopte dat hij binnen een paar weken een uitreisvisum zou krijgen. Ze had sindsdien niets meer van hem gehoord. Laleh had nog wel geprobeerd om haar moeder te bereiken en ze had ook nog een broer van haar vader gebeld, maar het was zonder succes geweest. Het was aan haar te merken. Ze was stil en het was moeilijk om tot haar door te dringen.
Toen ze op de radio hoorde dat de Sjah was gevlucht barstte ze in tranen uit. We waren samen op kantoor en hadden het toevallig in de nieuwsuitzending gehoord. Meestal was die al voorbij, zonder dat het was opgevallen. Nu was het anders. Ze keek me aan.
‘Wat denk jij Jay? Zou het allemaal wel goed komen met mijn vader?’
‘Ik weet het niet. Het klinkt allemaal niet zo goed, maar misschien valt het mee. Ik kan het je niet zeggen.’
‘Ik heb gisterenavond nog geprobeerd met mijn moeder te bellen. Maar ik krijg steeds maar geen gehoor. Ik ben zo bang dat hem iets is overkomen. En hoe moet het dan met mijn zusje en mijn twee broers?’
Ik ging naar haar toe en sloeg mijn arm om haar heen.
‘Ik ben bang lieve Laleh dat je alleen maar kunt afwachten. Je kunt er niets aan doen.’
Ze keek me aan en ik zag de angst in haar koolzwarte ogen.

Het leek een moeilijk jaar te worden voor Laleh. Ze had gekozen voor SFF dit tot volle tevredenheid van Esther en Francesco. Hoewel ze haar best deed om zich op haar werk te concentreren, lukte het niet om de ontwikkelingen in haar vaderland van zich af te zetten. In elk gesprek kwam ze er weer op terug. De deadlines voor de winter- en voorjaarscollectie werden niet gehaald en ik had medelijden met haar toen Esther haar op een vrije botte manier duidelijk had gemaakt dat het zo niet verder kon. Esther kon zo verschrikkelijk hard zijn. Zo zonder gevoel.
Toen ik Laleh probeerde te troosten en Esther in haar rolstoel mijn kantoor binnenkwam reageerde ze geïrriteerd.
‘Als jullie er nou eerst eens voor zorgen dat die voorstellen af worden gemaakt in plaats van elkaar hier op gaan staan te staan vrijen,’ zei ze kortaf.
Ik werd kwaad.
‘Esther, dat jij alle gevoel over boord hebt gegooid, dat moet je zelf weten. Maar ga ons geen verwijten maken over iets wat je zelf mist.’
Ik schrok van mijn eigen woorden. Ze keek me aan en ze schudde haar hoofd, draaide haar rolstoel en reed zonder iets te zeggen weg.
Laleh keek me aan.
‘Dat was lief van je Jay, maar ik denk niet dat dit heel verstandig van je was.’
‘We zien het wel. Ze kan ook zo verschrikkelijk bot zijn.’
‘Ze bedoelt het niet zo.’
‘Dat kan wel zijn, maar toch.’
Laleh pakte een tissue en wreef haar tranen weg.
‘Zullen we dan maar aan het werk gaan. De baas wil het.’
‘Als de baas het wil, dan zullen het maar doen.’
Meteen ging de telefoon op mijn bureau. Het was Francesco. Hij vertelde vol enthousiasme over het contract dat hij in Rusland had afgesloten. SFF stond ook daar op het punt om op de kaart te worden gezet.
‘Ik vlieg komend weekend terug naar Milaan. Dan kun je ook kennis maken met Katarina, mijn assistente.’
‘Je assistente?’
‘Ja hoor Hennes mijn assistente… en mijn vriendin. Nou goed.’
‘Wat jij wilt Francesco Christoff, het is jouw leven.’
‘Ik geniet er tenminste van. Dat zou jij ook eens moeten doen. Je lijkt af en toe wel een vent van tachtig.’
‘Ik voel me anders nog niet zo oud en ik zie er in ieder geval nog niet zo uit,’ antwoordde ik, maar ik wist maar al te goed wat Francesco bedoelde. Mijn leven bestond uit niet veel meer dan werken, slapen, eten en werken.
‘Het zal wel als jij het zegt. Maar in ieder geval tot zaterdag of zondag. Ik weet het nog niet precies wat het gaat worden. Ik zou het wel leuk vinden als je samen met mij en Katarina zou willen dineren. Maar ik bel je nog wel. O ja, ik zal Esther ook nog even bellen…’
‘Prima,’ zei ik.
‘Nou dat is dan een afspraak. Tot ziens,’ en hij verbrak de verbinding.
Ik wist niet goed wat ik ervan moest verwachten. Een etentje met de heer en mevrouw Christoff die beiden een andere partner aan hun zijde hadden. Ik keek naar Laleh. Het liefst was ik met haar naar het terrasje bij de Duomo gegaan. Meestal deden we dat op de zondagmiddag. Dan wandelden we wat door het centrum en aten een pizza of een pasta en dronken we samen iets op een gezellig terrasje. Ik meestal een wijntje, zij iets fris. Ze wilde nadrukkelijk geen alcohol.
Even later ging weer mijn telefoon. Nu was het Esther die vroeg of ik even tijd voor haar had.
‘Oei,’ zei ik tegen Laleh. ‘Ik denk dat ze nog een appeltje met me te schillen heeft.’
Ze keek me aan.
‘Succes, als je over een half uur niet terug bent zal ik de hulpdiensten waarschuwen.’
‘Doe dat,’ antwoordde ik met een lach.
Ik liep naar het kantoor van Esther, klopte aan en hoorde dat ik naar binnen mocht komen.
‘Hallo Jay. Ga zitten.’
Ik zag dat haar gezicht niet op onweer stond, wat ik eigenlijk wel verwacht had.
‘Lieverd,’ ging ze verder. ‘Je opmerking van zo straks vond ik niet zo leuk, maar dat zal je wel kunnen begrijpen. Ik weet zelf maar al te goed dat ik jouw reactie over mezelf afroep. Ook al is het dan niet waar wat jij beweert. Maar dat maakt het allemaal niet gemakkelijker. Ik heb overigens wel degelijk gevoel, maar…’
Ze zweeg een moment en ik zag dat ze diep zuchtte.
‘Weet je liefje, ik kan het me niet permitteren. Ik heb een bedrijf te runnen en er voor te zorgen dat alles hier goed blijft gaan. Francesco doet er ook alles aan, alles wat in zijn vermogen ligt. Maar hij heeft zijn handen nu vol om ons project in Rusland succesvol te maken. Het is een harde branche waar we in zitten. We kunnen en mogen niet verslappen.’
‘Is dat de enige reden Esther? Is dat de enige reden waarom je jouw gevoel zo wegdrukt. Of ligt de oorzaak hiervan dieper?’
‘Wat zou dat moeten zijn?’ zei ze quasi onverschillig.
‘Dat je niet gelukkig bent bijvoorbeeld.’
‘Waarom denk je dat?’ antwoordde ze met zachte stem.
‘Omdat ik dat aan je zie.’
‘Je kent me niet Jay.’
‘Misschien niet de Esther die nu tegenover me zit, maar wel de Esther waar ik mee opgegroeid ben en die ik ken als het liefste meisje dat ooit in mijn leven is geweest.’
Ze glimlachte.
‘Dat is alweer lang geleden. Het verleden telt niet meer. Vandaag telt… en morgen.’
‘Dat is te gemakkelijk.’
‘Dat kan wel zijn, maar dat houdt me op de been. Nou ja bij wijze van spreken,’ en ze wees met een glimlach naar de rolstoel.
‘Esther, waar is mijn lief gebleven. Ik heb je dat al eerder gevraagd. Waar heb je haar gelaten?’
Ze keek me aan en ik zag dat haar ogen vochtig werden.
‘Je zult het zonder haar moeten doen.’
‘En als ik zeg dat ik dat niet kan.’
Ze zweeg en keek naar het bureaublad.
‘Ik ben bang dat je geen andere keus hebt, dan haar te vergeten. Ze is er niet meer, jouw liefje. De Esther waar jij van hebt gehouden is dood in mij. Ik…’
Weer zuchtte ze diep.
‘Ik… ik wil je geen valse hoop geven. Het komt echt nooit meer goed. Er is teveel gebeurd, om dat nog te kunnen veranderen. Het verleden staat mij dat niet toe.’
‘Wil je dat dan zelfs niet proberen?’
Ze zweeg een moment.
‘Nee, het is een kansloze weg. Vergeet me Jay en zoek je geluk ergens anders. Niet bij mij. Hoe moeilijk me dat ook valt om dat zo te zeggen.’
‘Wil je dat ik wegga?’
‘Nee liefje, dat is het laatste wat ik wil. Maar ik wil je ook geen valse hoop geven.’
‘En jij dan? Hoe gaat het met jou verder?’
Ze keek me aan en schudde opnieuw haar hoofd.
‘Weet je, als het zo doorgaat dan zit ik voor altijd aan dit pokkending gekluisterd.’
Ze wees naar de rolstoel.
‘Ondanks het optimisme voel ik zelf dat het slechter gaat. Ik kan steeds minder en het bewegen wordt steeds zwaarder. Zo ziet mijn toekomst er uit. Dat was toch je vraag?’
‘En wie zal er dan voor jou zorgen?’
‘Jij in ieder geval niet Jay Hennes. Ik kan en mag dat niet van je vragen. Ik zou het ook niet eens willen.’
Ik wreef met mijn hand over mijn kin. Ik wist niet goed wat ik hiermee aan moest.
‘Je bent belangrijk voor me Esther. Misschien wel het belangrijkst van alles.’
‘Zo belangrijk dat jij jouw hele leven ervoor wilt vergooien?’
‘Dat is wel heel zwaar aangezet, vind je zelf ook niet?’
‘Wil je dan niet eens met iemand vrijen, uitgaan, dansen, plezier maken? Heb je daar nooit eens behoefte aan? Dat is toch een beter vooruitzicht dan je leven op te hangen aan deze kreupele.’
‘Godverdomme Esther Silverstein. Wil je dat nooit meer zeggen. Ik heb destijds die knul van Verbeek er voor op zijn bek geslagen. Ik kan dit niet hebben hoor en zeker niet van jou.’
Ze zag dat ik boos was. Dat haar opmerking mij diep had geraakt.
‘Sorry,’ zei ze. ‘Dat had ik niet zo bedoeld. Maar je weet toch wat ik wil zeggen?’
Ik liep naar haar toe pakte haar vast en drukte mijn lippen op die van haar. Ze beantwoordde mijn kus.
‘Nooit meer zeggen liefje, ik geef om je zoals je bent en dat zal nooit meer veranderen. Maar laat me toe in jouw leven Es, alsjeblieft?’
‘Dank je Jay.’ Het kwam bijna onhoorbaar uit haar mond. ‘Maar het is ook allemaal zo moeilijk Jay.’
Ik liet haar los en deed een paar passen terug.
‘Sorry, dat ik zo heftig reageerde, maar ik meen het echt.’
‘Het is goed zo. Wil je me nu even alleen laten alsjeblieft?’
‘Natuurlijk,’ zei ik en liep naar de deur. Ik keek nog even om en zag dat ze beide handen voor haar ogen hield.
Toen ik mijn kantoor binnenging zag ik Laleh. Ze huilde. Ze vertelde snikkend dat ze haar oom had gesproken, die haar op de hoogte had gebracht van de vermissing van haar vader.
‘Ik wist het wel… ik voelde wel dat het fout zou gaan,’ zei ze snikkend.
Ik hield haar in mijn armen en ze drukte zich tegen me aan. Haar lichaam schokte en ze was ontroostbaar.
Toen ze weer wat rustiger werd vroeg ik of ze een glas water of een kopje thee wilde. Ze knikte.
Het was zondag en ik wachtte tevergeefs op een telefoontje van Francesco. Hij had toch duidelijk gezegd dat hij mij zou bellen. Ik begon te twijfelen en besloot tenslotte toch maar om hem te bellen. Er werd niet opgenomen. Een kwartier later ging mijn telefoon. Het was Francesco. Hij verontschuldigde zich en probeerde me uit te leggen dat Esther de voorkeur had gegeven om met iemand anders dan met mij te dineren met hem en Katarina. Hij zei me niet wie het was. Hij beloofde wel dat hij samen met Katarina naar het kantoor zou komen om haar aan ons voor te stellen. Ik zei dat ik het allemaal prima vond. Maar ik was toch wel verbaasd over het feit dat Esther blijkbaar de voorkeur gaf aan ander gezelschap. Ik belde Laleh.
‘Heb je zin om samen in het centrum wat te drinken en te eten?’
Ze was blij dat ik belde, maar vroeg zich af waarom ik niet bij Esther en Francesco was.
‘Dat leg ik je straks wel uit. Oké?’ antwoordde ik.

We hadden een heerlijke lasagne gegeten en ik had eigenlijk teveel wijn gedronken.
‘Heb je nog zin in een kop koffie? Op zijn Arabisch?’ vroeg ze toen we bij haar appartement waren aangekomen.
‘Als jij het oké vindt?’
‘Anders had ik het niet gevraagd,’ zei ze met een lach. Haar mooie witte tanden en haar koolzwarte ogen met de mooie lange wimpers bleven me boeien. En het kwam niet alleen door de wijn.
Ze had haar appartement mooi maar vooral gezellig ingericht. Op iedere muur hing wel een kunstwerk of een schilderij. Het was kunst uit haar vaderland. Dat vertelde ze me toen ik er naar vroeg.
‘Zo heb ik in ieder geval nog iets wat me bindt,’ zei ze op bijna melancholische wijze.
‘Het is wel een hele mooie verzameling, hoewel ik niet alles even boeiend vind. Maar dat heb je nou eenmaal met kunst. Je hebt er iets of je hebt er niets mee.’
‘Er zitten waardevolle stukken tussen. Sommige kunstenaars zijn nu verboden.’
Ze zei het op een manier waar duidelijk boosheid en frustratie in doorklonk.
‘Heb je nog iets van je vader gehoord?’ vroeg ik.
‘Nee, en ik denk ook niet dat ik nog iets van hem zal horen,’ was haar antwoord op mijn vraag.
Er klonk wanhoop, boosheid maar vooral verdriet doorheen.
‘Kom Laleh, een beetje hoop houden.’
Ze draaide zich om en zonder iets te zeggen ging ze naar de keuken. Ze kwam terug met een grote koffiepot en twee kleine kopjes.
‘Ik weet niet of je dit wel lekker vindt?’
‘Het zal best smaken. Ik heb hier ook aan de koffie moeten wennen. Italianen drinken het ook weer anders dan wij Nederlanders.’
Ze schonk de twee kopjes die op het lage salontafeltje stonden vol. Het was vooral de sterke bittere smaak
die opviel. Het was een gezellige middag. We spraken over haar jeugd. En over die van mij. Hoe ze was opgegroeid in Perzië en over de tradities in haar familie. Het leken verschillende werelden te zijn. We maakten nieuwe plannen voor SFF en hadden allerlei nieuwe, maar soms ook wel tamelijke wilde ideeën. Soms sloegen we helemaal door en lachten we samen over onze fantasieën. Aan het eind van middag nam ik afscheid en toen ik terugliep naar mijn appartement dacht ik aan Esther. ‘Wat zou ze toch van plan zijn? Waar was ze op uit? Wat wilde ze nou eigenlijk van mij?’
Laleh belde me in de avond.
‘Jay, nog bedankt voor je gezelschap. Ik had het echt even nodig. Het gaat nu weer een stuk beter,’ zei ze.
‘Ik vond het ook leuk meisje. En voor straks alvast welterusten. En niet te veel piekeren hoor, dat is niet goed voor dat mooie hoofdje van jou.’ Ik had direct spijt van mijn laatste opmerking. Ik wilde vooral geen verkeerde indruk bij haar wekken. En zeker niet met haar flirten, hoewel ze mij zeker niet koud liet.
Laleh reageerde niet op mijn laatste woorden.
‘Ik zal het proberen, maar ik kan je niets beloven. Maar het heeft in ieder geval wel geholpen. Jay… nogmaals bedankt.’
Haar sensibele stemgeluid bezorgde me een rilling of was het een tinteling?
Toen ik de maandagmorgen op kantoor kwam hoorde ik van de secretaresse dat Esther onderweg naar Londen was. Ik begon steeds minder van haar te begrijpen. En dat deed me zeer. Francesco was in de loop van de morgen met zijn assistente naar kantoor gekomen. Katarina was een mooie slanke blondine, maar vooral een spontane en een innemende persoonlijkheid.
‘En ze heeft nog hersens ook,’ lachte Francesco. ‘En dat is tegenwoordig mooi meegenomen, wat jij Jay?’
‘Zeker,’ zei ik wat ongemakkelijk en keek naar Katarina. Ik hield niet zo van dat machogedrag.
Het klikte meteen tussen haar en Laleh en mij.
‘Jullie moeten me wel een beetje helpen hoor,’ zei ze. ‘Ik weet er wel iets van, maar over de specifieke dingen van SFF ben ik volkomen blanco. Behalve dan datgene wat Francesco mij heeft verteld, weet ik nauwelijks iets. En wat hij mij heeft verteld, heeft hij volgens mij allemaal zo ingewikkeld spannend gemaakt, dat ik mezelf afvraag wat nu de werkelijkheid is.’
Ik kon niet goed plaatsen wat ze daarmee bedoelde. Zo kende ik Francesco in ieder geval niet.
‘Kom maar met mij mee Katarina,’ zei Laleh. ‘Die kerels kunnen nou nooit eens iets op een normale manier uitleggen. Gewoon zeggen zoals het is. Gewoon de feiten en niet hele verhalen en met een hoop gratis maar vooral nutteloze poeha er bij.’
‘Laleh Sherazi, je mag dan wel de grote baas van de ontwerpafdeling van SFF zijn, maar dat wil niet zeggen dat je Jay en mij zomaar kunt koeioneren.’
Laleh keek me vragend aan. Ze snapte het woord niet.
‘Hij wil alleen maar zeggen, dat hij vindt dat je aardiger over ons moet praten. Met meer respect,’ legde ik haar uit.
‘Oh…’ zei ze. ‘Is dat alles?’


De weken vlogen voorbij. Esther was al drie maanden weg. Ik had niets meer van haar gehoord.
Toen ik aan Francesco vroeg of ze dat vaker deed, zei hij dat ik me geen zorgen hoefde te maken.
‘Ze loopt niet in zeven sloten tegelijk Jay.’
Ik vroeg hem of hij ook niets meer van haar had gehoord.
‘Ik heb haar vorige week nog gesproken. We hebben ons maandelijkse aandeelhoudersvergadering deze keer maar telefonisch afgedaan. Toen we pas getrouwd waren deden we dat in bed,’ grinnikte hij.
‘Bespaar me de details,’ was mijn reactie.
‘Zoveel valt er niet over te vertellen. Droge saaie cijfers Jay. Alleen maar.’
Francesco keek me aan en ik zag de glimlach op zijn gezicht.
‘En dat is toch niet waar je net op doelde, toch?’ voegde hij er nog aan toe.
Het was midden december, toen Esther weer iets van zich liet horen. Ze vroeg me wat ik met Kerstmis van haar wilde hebben.
‘Een doosje met aandacht. En jij van mij?’ was mijn reactie geweest.
‘Een doosje met begrip,’ had ze geantwoord.


14) Vlietburg 7
 
‘Zullen we eens opstappen,’ zegt Sarah tegen mij. ‘Het begint frisjes te worden.’
‘En ik word een beetje moe, van al dat voorlezen,’ zeg ik.
‘Het is me ook wel een verhaal. Ik mag je natuurlijk niet vragen om te vertellen hoe je nu, achteraf over Esther denkt, want dan weet ik ook meteen hoe het verder gaat. En dat wil ik niet. En ook niet over Laleh zeker?’ zegt Sarah. Ik zie iets ondeugends in haar ogen.
‘Morgen is er weer een dag. Dan gaan we weer verder. Maar je moet niet te hard oordelen over Esther, dat heeft ze niet verdiend.’
‘Hou nou je mond Jay Hennes, zo verraad je alles,’ zegt Sarah en ze houdt haar wijsvinger voor haar lippen.
‘Nee hoor, wees maar niet bang.
‘Wordt het nog wel iets tussen jullie? ’
‘Ik mag niets verklappen nieuwsgierige Sarah, dus als je het allemaal wilt weten dan zal je echt het hele verhaal moeten uitzitten. Dan krijg je alle antwoorden op jouw vragen.’
‘Ik weet nog dat de Sjah vluchtte uit Perzië, ’ zegt Sarah. ‘Hij was getrouwd met Farah Diba. Ik vond dat zo’n mooie vrouw.’
‘Ja, dat was ze zeker. Maar hij was al meerdere keren getrouwd, geloof ik.’
‘Dat zal best. Alleen rijke mannen hebben vele vrouwen. Daarom heb ik er geen een.’
‘Wat zielig nou. Je bent wel een beetje aan de late kant, als je nu nog je fortuin moet maken.’
‘Je weet maar nooit.’
‘Waarom was de vader van Laleh eigenlijk in gevaar? Tenminste zo heb ik dat begrepen.’
‘Laleh heeft me verteld dat haar vader gestudeerd heeft in het westen en daarom ook duidelijk zijn voorkeur had voor de westerse wereld. Hij is indertijd naar Perzië terug gegaan omdat hij dacht daar een goede toekomst op te kunnen bouwen. Hij was getrouwd met een vrouw, de moeder van Laleh die uit een traditionele plattelandsfamilie kwam. Dat ging niet zo goed samen. Hij, met zijn westerse opvattingen en zij en haar familie met de traditionele islamitische ideeën. Laleh heeft het nooit zeker geweten, maar ze heeft altijd aangenomen dat de broers van haar moeder, dus haar ooms de hand hebben gehad in de verdwijning van haar vader. De rest kom je wel tegen in mijn verhaal.’
‘Vreemd eigenlijk, maar ik voel me best verbonden met Laleh.’
We wandelen in een rustig tempo terug en Sarah duwt mijn rolstoel naar de ingang van Vlietburg.
‘Hoe laat moet je morgen in het ziekenhuis zijn?’
‘Om half tien. Als het allemaal goed gaat ben ik rond de lunch hier weer terug. Ik zou het fijn vinden als je dan nog even tijd voor me hebt.’
‘Natuurlijk heb ik dat. Zal ik wachten met de lunch tot jij terug bent?’
‘Maar als het dan wat later wordt?’
‘Dan wordt het maar wat later. Ik zorg er wel voor dat ik iets op mijn kamer heb om te eten, mocht het uit de hand lopen. Hier in het winkeltje hebben ze vast wel iets wat smaakt. Wat kan ik voor jou meenemen? Waar heb je zin in?’
‘Ik ben niet zo’n grote eter. Maar een krentenbolletje zou wel lekker zijn. En een glaasje melk.’
‘Geen probleem. Wil je nog iets anders, misschien wat fruit?’
‘Nee hoor, zo is het wel goed,’ antwoordt ze.
‘Maar één krentenbolletje?’
‘Ja, dat is toch niet zo gek. Of wel soms?’
‘Jij zegt het.’
‘Zo is het.’
‘Zie je er tegen op? Ik bedoel tegen die scan van morgenvroeg?’
‘Nee hoor, niet tegen het onderzoek op zich, maar meer tegen de uitslag. Ik zal blij zijn als ik dit weer achter de rug heb.’
‘Ik kan het me voorstellen.’
We zijn bij Vlietburg aangekomen. Ze doet de toegangsdeur open en duwt mijn rolstoel naar binnen.
‘Pff, ik ben blij dat ik er ben.’
‘Het gaat toch wel?’ vraag ik bezorgd. ‘We moeten ook nog even naar het winkeltje.’
‘Jawel hoor, het lukt zo wel weer, maar even bijkomen. Ik word toch echt een dagje ouder. Een paar jaar geleden deed dit me niets. Nu ben ik bijna doodop.’
‘De volgende keer moet je echt een keer tussendoor rusten. Dat maakt ook maar een paar minuten.’
‘Daar heb je gelijk in,’ en ze zucht nog eens diep.
‘Nou ik ga me even opfrissen dan zien we elkaar straks weer bij het diner.’
‘Oké. Ja en eh… bedankt voor het voorlezen.’
‘Graag gedaan en tot straks.’ Ik schud mijn hoofd. Ze is ook zo lief en aardig voor me.

Tijdens het diner hebben we het over van alles. Sarah vertelt over haar jeugddroom. Ze vertelt dat ze altijd danseres had willen worden. En eigenlijk nog liever zangeres. Haar voorkeur gaat uit naar jazzmuziek. Ze zegt dat ze eigenlijk haar hele leven achter zichzelf heeft aangelopen. Nooit de rust heeft kunnen vinden. Ze zegt ook dat ze een rotgevoel heeft over het onderzoek.
‘Het zal best allemaal goed komen,’ zeg ik. Ik weet maar al te goed dat dit nergens op is gebaseerd.
‘Als ik morgen op tijd ben, wil je me dan weer voorlezen?’
‘Natuurlijk. Als het je helpt wil ik dat vanavond ook nog wel doen. Het verzet in ieder geval even je gedachten.’
‘Is dat niet te veel gevraagd?’
‘Nee hoor, met liefde en plezier. Anders stel ik het niet voor.’
‘Dat is wel heel erg lief van je Jay,’ zegt ze bijna fluisterend.
Na het diner gaat ze met me mee naar mijn kamer. Ze gaat in de fauteuil zitten die het dichtst bij het raam staat.
‘Het begint al weer wat vroeger donker te worden,’ zeg ik terwijl ik twee schemerlampen aanmaak en mijn manuscript van de tafel pak.
‘Zeg dat wel. De zomer is in een poep en een scheet voorbij.’
‘Waar haal je die opmerking nou vandaan?’
‘Hoezo, vind je hem niet bij mij passen?’
‘Nee, dat zou je niet geleerd hebben, als je in een net joods gezin was opgegroeid!’
‘Denk je dat? Nou dit zei mijn vader altijd. Mijn pleegvader dus.’
Ik lach naar Sarah en weer zie ik die ondeugende, meisjesachtige blik in haar ogen.
‘Weet je nog waar we zijn gestopt.’
‘Dat Esther een doosje met begrip aan jou vroeg. Voor kerst.’
‘O ja, eens kijken. Ja… eh hier was het.’


15) Kerst 1979

Esther had laten weten dat ze met kerst in Milaan wilde zijn. Katarina en Francesco waren in de week voor kerst al naar Moskou vertrokken. Ze hadden gepland om voor oudjaar weer in Milaan te zijn. Althans Francesco. Katarina bleef in elk geval tot half januari in Rusland. Laleh had weer contact met een van haar ooms gehad. Haar vader was nog steeds spoorloos. Die oom had haar verteld dat hij dacht dat haar vader in Irak was. Laleh vond dat niet logisch en ze was ervan overtuigd dat hij haar maar iets op de mouw had gespeld.

‘Wat ga jij met de kerstdagen doen?’ vroeg ik.
Laleh keek me vreemd aan.
‘Ik?’ zei ze.
‘Ja…jij.’
‘Ik niets, ik… eh… Wij vieren geen kerstfeest.’
‘O ja natuurlijk, wat dom van me.’
‘En jij?’
‘Geen idee.’ Ik wist niet wat de plannen van Esther waren.

Esther was twee dagen voor kerst weer in Milaan aangekomen. Haar secretaresse liet me weten dat ze niet meer naar kantoor zou komen.
‘Mevrouw Christoff is heel erg moe van de reis. Ze heeft me overigens wel gevraagd of ik aan u wilde doorgeven dat ze het fijn zou vinden als u nog even tijd voor haar zou hebben,’ zei ze.
Ik antwoordde haar dat ik Esther zeker een bezoekje zou gaan brengen De secretaresse vertelde ook dat er nu een verpleegster in huis was. Ik schrok.
‘Toch niets aparts hoop ik?’
‘Hoe bedoelt u dat?’ en ze keek me niet begrijpend aan.
‘Nou gewoon…uh niets ernstig met Esther hoop ik?’
Ik beloofde haar dat ik nog dezelfde avond bij Esther op bezoek zou gaan. De secretaresse zei dat ze het aan mevrouw Esther door zou geven.

Toen ik aanbelde maakte een dame van rond de veertig open. Ik vertelde wie ik was en ze vroeg aan mij om even een moment geduld te hebben. Ze zou even aan mevrouw gaan vragen of het uit kwam.
Even later kwam ze terug en zei dat ik door kon lopen naar de slaapkamer van Esther.
‘Hoi liefje,’ begroette ik haar toen ik de kamer binnen kwam.
‘Dag Jay, ik ben zo blij je weer te zien.’
‘Het gaat niet zo goed met je, althans zo heb ik het begrepen,’ zei ik.
‘Nee, dat kun je wel zeggen. Er was een nieuwe aanhechting gemaakt. Maar die pezen hebben zich niet voldoende vastgezet. Het is nu nog slechter dan het al was. Alleen kunnen ze er nu even niets meer aan doen. Alles moet eerst weer helemaal genezen en tot rust zijn gekomen. Daarna kunnen ze weer een nieuwe poging ondernemen. Ik word er zo moedeloos van Jay…het gaat steeds beroerder.’ Ik hoorde de wanhoop in haar stem.
‘Ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Ik hoop toch zo voor je dat het ook eens een keer de goede kant op gaat.’ Ik streelde haar schouder.
‘Blijft die mevrouw het hele kerstweekend?’ vroeg ik.
‘Vanavond tot acht uur. Morgenvroeg is ze er weer. Rond half acht geloof ik.’
‘En vanavond na acht uur? Wie zorgt er dan voor jou?’
‘Dan moet ik het zelf maar even zien te rooien. Het is even niet anders,’ zei ze moedig.
‘Esther Silverstein, je denkt toch niet dat ik je zo helemaal hulpeloos en alleen achter laat. Geen haar op mijn hoofd die daar aan denkt.’
Ze keek me aan. Ik zag dat ze het moeilijk had.
‘Dat kan ik niet van je vragen Jay. Het is kerstavond. Je zult je dat toch wel anders hebben voorgesteld.’
‘Nou eigenlijk niet. Ik heb een kleinigheidje voor je gekocht en we gaan het vanavond gezellig maken.
Je mag toch wel een drankje en zo?’
Ze glimlachte.
‘Ja hoor, maak me maar dronken. Ik kan er in ieder geval bij blijven liggen.’
‘Je zult wel moeten.’
‘Jay, waarom doe je dat nou allemaal voor mij? Ik geef je er nooit iets voor terug. Waarom Jay?’
‘Misschien wel omdat ik om je geef liefje.’
‘Stom dat ik daar zelf niet op ben gekomen. Maar is het alleen maar geven om? Niet meer?’
‘Wat wil je horen?’
‘Wat zegt je hart?’
‘Esther Silverstein, wat mijn hart zegt houd ik lekker voor mezelf.’
‘Wat flauw.’
‘En wat zegt jouw hart?’
‘Dat ik blij ben dat je hier bij me bent. Het maakt me in ieder geval een beetje minder ongelukkig.’
‘Kom op Es, dat klinkt wel heel erg droevig.’
Ze reageerde niet op mijn opmerking.
‘En nou jij Jay Hennes.’
‘Het feit dat ik hier ben en niet ergens in Nederland of waar dan ook. Dat moet volgens mij zo ongeveer aangeven wat mijn hart zegt.’
Esther glimlachte en ze probeerde iets meer rechtop te gaan zitten. Het lukte haar niet.
‘Wil je me even helpen? Alsjeblieft?’
‘Natuurlijk, als de baas het zegt.’
‘Voelt het zo?’
‘Nee, natuurlijk niet. Ik plaag je maar een beetje. Kom op, dan zal ik je ondersteunen. Zeg maar wat ik moet doen. Ik heb niet zo veel ervaring in deze sector.’
‘Als je me even onder mijn armen ondersteunt, dan kan ik me iets opdrukken…ja zo. Dank je.’
Ik zette het kussen wat steviger achter haar rug. Ik had eigenlijk medelijden met haar. Zo jong en zo afhankelijk van een ander. Ze was tenslotte pas dertig.
‘Wat lust mevrouw zo meteen te eten en te drinken? U zegt het maar en uw dienaar zal er voor zorgen.’
‘Ik zou wel eh…in ieder geval een glas champagne enne… heb je iets van kaasstengels of zoutjes?’
‘Wat romantisch, champagne, kaasstengels en zoutjes en een mooie rijke roodharige dame. En dat allemaal op kerstavond en straks nog als extra verrassing de doosjes. Een doosje met aandacht en een doosje met begrip.’
‘Is dat alles Jay?’
‘Voorlopig wel. Mevrouw heeft toch geen klachten over de verzorging hoop ik?’ zei ik terwijl ik een lichte buiging maakte.
Het was alweer lang geleden, maar nu lachte ze en ik had even het gevoel dat mijn Esther uit de Bloemenmarkt weer bij me terug was. Het meisjes dat vanaf het eerste moment dat ik haar had gezien mijn hart had ingepalmd. Het maakte me blij en dat was aan me te merken. Het viel Esther ook op.
‘Goh, wat ben jij heerlijk uitgelaten. Je bent weer de kwajongen van vroeger. Wil je niet even lekker naast me komen liggen?’
‘Jawel, maar heb je daar geen last van?’
‘Nee, niet als je netjes stil blijft liggen.’
‘Dat wordt nog wat,’ zei ik.
‘Ik denk het niet,’ was haar antwoord.
Ik snapte niet wat ze bedoelde.
‘Hoezo?’
‘Nou ik denk niet dat het wat wordt,’ reageerde ze met gespeelde teleurstelling.
Ik moest lachen vooral ook omdat ze het op zo’n koddige manier zei.
‘Kom schuif eens op Silverstein, Hennes meldt zich.’
‘Hennes moet toch weten dat Silverstein niet op kan schuiven en bovendien had ik dat ook niet gedaan als ik het wel had gekund. Niemand schuift mij zo maar eventjes aan de kant. En je schoenen uit. Niemand komt met schoenen aan in mijn bed. Dus jij ook niet.’
Ik schopte mijn schoenen uit.
‘Wat ben jij streng. Sokken en broek en de rest mag wel aanblijven?’
‘Hou dat maar even aan. De laatste keer als mijn herinnering me niet in de steek laat, is dat aardig uit de hand gelopen.’
‘Eh… niet om vervelend te doen, maar dat was jouw idee.’
‘Natuurlijk,’ zei ze.
‘Het was voor mij echt de eerste, maar ook de laatste keer Es.’
Ze keek me aan en fronste haar wenkbrauwen.
‘Dan kun je niet menen,’ reageerde ze vol verbazing.
‘Ja, echt, ik heb nooit iemand meer gehad.’
‘Jij bent echt helemaal gek Jay Hennes, ik geloof er echt helemaal niets van.’
‘Echt, je was de eerste en de laatste. Voor mij is er maar één geweest.’
‘Geweest?’
‘Nou ja, nog steeds. Maar er is zoveel veranderd.’
Haar humeur sloeg om als een donderslag bij heldere hemel. Haar uitbundigheid was in een keer als sneeuw voor de zon verdwenen. Zomaar.
‘Teveel Jay. Er is zoveel wat je niet weet. Zoveel dat ik je zo graag zou willen vertellen, maar ik kan het niet. Ik denk dat ik je dan helemaal zal verliezen. Dat maakt me zo bang.’
‘Wil je me ook geen kansje gunnen?’
‘Nee Jay, nog niet, misschien later…’
‘Dat zei je de vorige keer ook al. Esther, wat is er zo moeilijk? Vertrouw je me niet? Ik vind het zo jammer. Het zou me zo kunnen helpen om je te kunnen begrijpen…om te kunnen snappen waarom we steeds maar weer om elkaar heen draaien zonder dat we dichter naar elkaar toe komen. Sterker, ik heb soms het idee dat we in twee verschillende werelden leven. Waarom Esther?’
Ik zag de wanhopige blik in haar ogen. Het leek of ze op het punt stond om haar verhaal aan mij te vertellen. Mij deelgenoot te maken van de dingen die voor haar zo belangrijk schenen te zijn, maar ook zo tussen ons in leken te staan. Maar weer kwam het er niet van.
‘Sorry, misschien later, maar nu nog niet. Meer kan ik je echt niet beloven. Hier moet je het voorlopig mee doen,’ zuchtte ze.
‘Nou, daar doe ik het dan maar mee. Kom we nemen er nog maar een. Wil je ook nog een kaasstengel?’
Het was bijna twaalf uur en bijna kerstmis.
‘Wil je nu je doosje met begrip?’ vroeg ik aan haar.
‘Heb je het wel mooi ingepakt? Dat vind ik altijd het mooiste van alles. Zo’n mooi feestelijk pakje met een strikje er omheen.’
Ik haalde het cadeautje uit de zak van mijn colbert.
‘Je hebt echt een pakje. Goh Jay, wat goed!’ riep ze verbaasd.
‘Wat dacht je dan?’
Ze maakte het open en ik zag de tranen over haar wangen rollen. Ik had indertijd voor haar negentiende verjaardag een zilveren vriendschapsring gekocht. Ik had hem niet meer aan haar kunnen geven. Ze was toen al naar Italië vertrokken. Ik had hem steeds bij me gehad, in mijn portemonnee. Ik had de ring een paar dagen voor Kerstmis door een juwelier in Milaan laten graveren. Hij had hem in een mooi zwartvelours doosje gedaan.
Toen Esther de tekst zag werd het haar even te veel.
‘Dank je liefje…oh wat maak je me hier blij mee. En wat een mooie tekst.’
‘Ik hoop dat hij je past.’
Ik schoof de ring aan haar rechtse ringvinger. Hij paste perfect. Ze keek er naar of ze een ring van onschatbare waarde had gekregen. Aan haar andere hand fonkelden de kostbare diamanten van haar trouwring.
‘Echt heel lief van je. Kom eens bij me.’
Ze kuste me.
‘Bedankt lieverd, je geeft hiermee weer een beetje de jonge Esther aan mij terug. Een mooier kerstcadeau had je me niet kunnen geven.’
‘Graag gedaan en wat in de ring staat, dat klopt.’
Ze las de tekst hardop.
‘Voor altijd in mijn hart…’
‘Ja Esther, je bent er nooit meer uit geweest. Soms heb ik je vervloekt, maar je bent blijven zitten. Je hebt het volgehouden. Het heeft me verdriet gebracht, maar mij ook redenen genoeg gegeven om door te gaan. Ik heb er altijd in geloofd dat we elkaar weer terug zouden vinden. Al had ik soms wel eens grote twijfels. Maar uiteindelijk heeft de tijd me toch weer bij jou gebracht. Of jij bij mij. Het maakt voor mij geen verschil. Dat ik jou weer bij me in de buurt heb, dat is nu het enige wat telt.’
‘Zal dat wel genoeg voor je zijn Jay? Het maakt mij zo bang dat je er op een dag genoeg van zult krijgen. Dat ik je moet laten gaan.’
‘Esther wil je mij geloven als ik zeg dat ik niet zonder jou kan, alsjeblieft?’
‘Ik geloof je Jay. Wil je naast me komen liggen liefje? Doe je wel voorzichtig? Ik heb er vandaag wel heel erg veel last van.’
Voorzichtig draaide ik me naar haar toe. Ze kreunde en ik vroeg of het wel ging.
‘Zo is het goed,’ stelde ze mij gerust.
Ze probeerde haar hoofd op mijn borst te leggen. Dat kostte haar erg veel moeite.
‘Lukt het wel Esther, anders moet je gewoon doen wat je het fijnst vindt.’
Ze zuchtte diep.
‘Ik heb geen cadeau voor jou Jay.’
‘Geeft niets.’
‘Ik beloof je dat ik je meer aandacht zal geven, vind je dat goed?’
‘Dat is nou net wat ik aan de Kerstman had gevraagd. Dus ik ben helemaal tevreden.’
‘Jay, wil je het me eerlijk zeggen als je vind dat ik je verwaarloos, jou te kort doe. Wil je dat aan mij beloven alsjeblieft?’
‘Beloofd.’
Tegen twee uur was ze in slaap gevallen. Toen ik voorzichtig probeerde op te staan vroeg ze slaperig of ik bij haar wilde blijven. Ik was voor mijn gevoel vroeg wakker. Ik wist even niet waar ik was. Het leek wel of ik droomde. Daar lag ze naast me, mijn Esther. Ik zag dat het bijna half acht was.
De verpleegster kon zich elk moment melden. Ik fatsoeneerde mijn kleding en ging naar de zitkamer. Nog voordat ik zat, ging de deur open en kwam ze de kamer binnen. Ze groette me en vroeg of mevrouw Christoff al wakker was. Ik zei dat ik het niet wist.
De verpleegster klopte op de kamerdeur en ik hoorde Esther zeggen dat ze binnen mocht komen.
Een half uurtje later kwam ze weer uit de slaapkamer en zei tegen me dat mevrouw me wilde spreken.
Ik klopte op de deur en ging naar binnen. Esther zat rechtop in bed. Haar haren waren opgestoken en ze had zich licht opgemaakt. De blos op haar wangen, al was die dan niet echt, deed haar goed.
‘Hoi liefje. Goed geslapen?’
‘Heerlijk Jay, ik ben zo blij dat je gebleven bent.’
‘Ik ook Esther, ik ook.’
De telefoon ging. Francesco belde om Esther een fijne kerst toe te wensen.
‘Jij ook Francesco en ook een fijne kerst voor Katarina. Jay is vannacht bij me gebleven. Oké, ik zal het tegen hem zeggen. Dag.’
Ze verbrak de verbinding en zuchtte.
‘Ook een fijne kerst toegewenst van Francesco. Hij was blij dat je vannacht bij me was.’
Ik vond het toch nog steeds wat vreemd. Ze waren immers nog steeds getrouwd. Hij in Moskou met Katarina en zij in Milaan, met mij. Een beetje bizar. Maar het was nou eenmaal niet anders.
We brachten de kerstdagen samen door. Esther aan bed gekluisterd en ik naast haar. Ik zorgde voor de drankjes en de hapjes. Esther genoot. Ik zag weer een stukje terug van mijn lieve vriendinnetje en dat deed me goed. Het was voor mij in elk geval de mooiste kerst sinds lange tijd.
Tweede kerstdag viel Rusland binnen in Afghanistan. Het was bijna 1980. En voor een aantal mensen op deze wereld was Kerstmis blijkbaar geen feest van vrede en geluk.


16) Vlietburg 8

‘Ik denk dat we ons bedje maar eens op moeten gaan zoeken Sarah, denk je ook niet? Morgen is een belangrijke dag voor jou.’
Sarah staat op en kijkt naar de klok.
‘Ja het moet wel, maar ik heb eigenlijk nog niet zoveel zin om eerlijk te zijn. Zullen we samen nog een kopje thee doen?’
‘Ik laat het over aan jou. Ik vind het best.’
‘Dank je. Dan zet ik even de waterkoker aan. Ik ben bang dat ik niet veel zal slapen. Ik vind het toch wel spannend. Ik zal tenminste blij zijn als ik dit achter de rug heb. Wat het dan ook is. Er is niets zo erg als onzekerheid. Het blijft maar door je hoofd zeuren.’
Ze staat op en pakt de theeglazen en vult de waterkoker.
‘Ik vond dat laatste stukje wel heel mooi,’ zegt ze, terwijl de doos met de theezakjes op tafel zet.
‘Dat Esther en ik samen de kerstdagen hebben doorgebracht? Samen in bed? Met champagne en wat hapjes?’
‘Ja, dat is best toch romantisch.’
‘Ze had zoveel pijn Sarah, maar ze probeerde zich goed te houden. Ze gunde mij zo graag een mooie kerst.’
‘Wat was er nou eigenlijk ook weer mis met haar heup?’
‘Bij haar geboorte is er van alles misgegaan. Daardoor is onder andere de kom van haar heup beschadigd. De spieren die ervoor zorgen dat alles op zijn plaats blijft, waren te slap om te voorkomen dat bij de geringste verkeerde beweging het gewricht uit de kom schoot. Dat was heel erg pijnlijk, en daarom moest ze voorzichtig zijn met het belasten en bewegen. En ondanks allerlei operaties werd het in de loop der jaren eigenlijk steeds slechter. Zeker na de operatie vlak voor kerst leek het een hopeloze toestand te worden.’
‘Heeft ze nog wel ooit kunnen lopen sinds die kerst?’
‘Jawel hoor, maar nou niet alles vragen anders blijft er niets meer over om te vertellen.’
‘Ik zal het niet meer doen.’
‘Heb jij die flauwtes hier ook nog gekregen?’
‘Nee, tot op heden niet. Ik voel me ook best. Alleen soms een beetje draaierig, maar dat heb ik al wat langer. Het is dan net of ik zo uit de draaimolen ben gestapt. Althans zo’n gevoel heb ik.’
‘Nou ja, laten we maar hopen dat het niets bijzonders is.’
Sarah schenkt de thee in en vraagt of ik er nog een koekje bij wil. Nadat ze haar kopje half leeg gedronken heeft, staat ze op.
‘Ik denk dat ik nu maar eens ga, anders wordt het wel heel erg laat.’
‘Nou welterusten en probeer maar wat te slapen,’ zeg ik.
Als ze bij de deur staat loopt ze terug en geeft me een kus op mijn wang.
‘Dank je Jay, het doet me zo goed, jouw gezelschap.’
‘Graag gedaan en nou naar bed en eh Sarah… ach je weet wel wat ik wil zeggen.’
Ze glimlacht.
‘Ik ben toch liever in mijn eigen flatje, om eerlijk te zijn,’ zegt ze en ik zie de twinkeling in haar ogen.
‘Ach je weet best wat ik bedoel,’ probeer ik nog, maar ze schudt haar hoofd en loopt mijn kamer uit.
Als ze weg is denk ik aan de volgende dag. Ik hoop dat het voor haar allemaal mee zal vallen en ik realiseer me maar al te goed hoe belangrijk haar gezelschap voor mij is. De nachtzuster meldt zich om mij uit te kleden zodat ik naar bed kan.
‘Nog een paar weken flinke therapie meneer Hennes en dat kunt u uzelf wel weer een heel eind redden.’
‘Ik hoop het van harte Suzanne. Niet dat ik iets te kort kom, maar het is toch wel fijn om niet meer zo afhankelijk te zijn.’
‘Dat kan ik me heel goed voorstellen. Nou welterusten en een goede nacht.’

Ik word wakker en denk aan Sarah. Ik zie dat het al bijna half negen is. Ik ben later wakker dan ik gewend ben. Ik denk dat ze al op weg is naar het ziekenhuis. Ik druk op de bel en de stem van een van de verpleegsters vraagt door de intercom wat ze voor me kan doen.
‘Ik wil graag opstaan, ik ben al aan de late kant,’ antwoord ik.
‘Jawel, meneer Hennes, we komen zo naar u toe,’ hoor ik haar zeggen.
Tien minuten later komen twee verpleegsters mijn kamer binnen en helpen me met douchen en scheren.
Nadat ik ben aangekleed ga ik met mijn rolstoel naar het restaurant van Vlietburg. Ik geniet van het uitgebreide ontbijt. Daarna ga ik naar de ontspanningsruimte. Ik lees in de krant dat de economen positief zijn over de ontwikkelingen, maar dat het nog te vroeg is om te stellen dat de recessie nu echt voorbij is. De recessie heeft ondertussen al bijna tien jaar de wereldeconomie in haar greep. Steeds vaker gaan er stemmen op dat het allemaal anders moet. Maar er is tot nu toe geen mens die kan vertellen hoe het dan wel zou moeten. De discussieprogramma’s op teevee brengen meer verwarring dan oplossingen. De visie van de bestuurders en regeringsleiders wordt voor een groot gedeelte bepaald door angst en onzekerheid. En soms door eigenbelang en opportunisme. Ik lees een klein berichtje over een jongen die een klein meisje uit een of andere gracht heeft gered. Gelukkig valt er dus ook nog wat positiefs te melden. Het is vandaag geen goede dag. Het is al weer maanden geleden dat ik voor de laatste keer antidepressiva hebt geslikt. Nu lijkt het zo’n dag te worden dat ik niet zonder de hulp van Prozac kan. Ik denk aan Sarah en zie dat het ondertussen al bijna half twaalf is. Dat valt niet tegen. De tijd vliegt in elk geval voorbij. Gelukkig maar. Ik ben de laatste dagen helemaal opgeleefd door het gezelschap van Sarah. Dat beetje aandacht en interesse geven me een gevoel van warmte. Het idee dat er nog mensen zijn, die in mij geïnteresseerd zijn. Die het belangrijk vinden dat ik besta. Ik realiseer me maar al te goed dat ik van ver ben gekomen. Ik heb een lange periode niet zonder pillen kunnen functioneren. Het leek allemaal zo uitzichtloos. Toen mijn psychiater me adviseerde mijn verhaal op papier te zetten, vond ik het maar een vreemd idee. Ik had tot aan dat moment nog nooit iets geschreven, althans geen verhalen of gedichten. Hooguit een brief. Meer niet. In het begin ging het me niet gemakkelijk af. Daarna werd het beter. Toen mijn psychiater, Classens heette de man, een paar bladzijden had gelezen, adviseerde hij me om vooral door te gaan. Het zou me helpen. Achteraf moet ik hem gelijk geven. Het heeft me in ieder geval weer moed gegeven om door te gaan. Nu ik mijn verhaal aan Sarah mag voorlezen geeft het me opnieuw energie om er nog iets van te willen maken. Misschien is het wel daarom dat ik een beetje depressief ben. Ik mis Sarah nu al en ik maak me ook wel zorgen. In die paar dagen is ze zo belangrijk voor me geworden. Ik vraag me af of het wel eerlijk is. Of ik eigenlijk niet een te grote claim op haar leg. Van de andere kant heb ik de indruk dat zij zich ook prettig voelt in mijn gezelschap. Ik hoop zo dat het allemaal goed afloopt. Ik kijk nog maar eens op de klok. Het is over twaalven. Nog steeds geen Sarah. De onrust in me neemt toe. Ik probeer uit mijn rolstoel op te staan, maar het lukt niet. Toch heb ik het gevoel dat ik de laatste weken grotere stappen maak. Ik ben van de trap gevallen. Ik struikelde en kwam ongelukkig terecht. Achteraf viel het misschien toch nog wel mee. Mijn dokter heeft me een honderd procent herstel toegezegd. Ik moet in de toekomst wel blijven opletten met tillen en met het maken van sommige bewegingen. Maar als dat het ergste is, dan is het wel te overzien. Ik besluit om terug te gaan mijn kamer. Ik kan vanuit mijn rolstoel naar buiten kijken en heb een mooi uitzicht op de tuin van Vlietburg. Het is buiten stil. Ondanks het zonnetje is er niemand in de tuin.
Een van de verpleegsters komt vragen of ik mijn lunch op mijn kamer wil.
‘Graag,’ antwoord ik haar.
‘U weet toch wel dat u morgen weer therapie heeft?’ vraagt ze.
‘Ik heb er rekening mee gehouden.’
‘Mooi, het gaat nu ook wel in een keer de goede kant op,’ zegt ze en legt haar hand op mijn schouder.
‘Ja,’ reageer ik. ‘Gelukkig wel, ik denk dat jullie me zo langzamerhand ook wel kwijt willen.’
‘Nou meneer Hennes, dat valt wel mee. U bent toch niet lastig.’
‘Als jullie dat vinden …’
‘Zit u nu te vissen naar complimentjes?’
‘Nou ja, ik ben ook maar een mens.’
‘U bent een lieverd, nou goed?’ zegt ze en ze loopt lachend de deur uit.
Een kwartiertje later brengt ze mijn lunch.

Het is ruim drie uur geweest als er op mijn deur wordt geklopt. Ik schrik wakker. Ik moet even in slaap zijn gevallen. Even een middagdutje hebben gedaan.
‘Hallo Sarah, fijn dat je er weer bent. Wat heeft het toch lang geduurd.’
Ze gaat tegenover me zitten en haalt haar vingers door haar haren.
‘Ja, dat kun je wel zeggen. Het was een tamelijk uitgebreid onderzoek. Volgens mij hebben ze elke vierkante millimeter in beeld gebracht. En nu maar afwachten. Dat is nog het meest vervelende van alles. Dat wachten op de uitslag,’ zegt ze.
Wanneer krijg je die te horen?’
‘Volgende week. Waarschijnlijk donderdag of vrijdag.’
Ze ziet er vermoeid uit.
‘Gaat het,’ vraag ik bezorgd.
‘Jawel hoor, maar ik moet even bijkomen. Het is ook zo’n hoop gedoe. En vooral dat wachten… daar wordt een mens je zo moe van,’ zegt ze met een zucht.
‘Heb je al iets gegeten?’ vraag ik aan haar.
‘Ik heb in het restaurant van het ziekenhuis nog snel een broodje genomen. Met een kopje koffie. Dat is voldoende.’
‘Zeker weten?’
‘Zeker weten Jay. Ik ben niet zo’n grote eter. Eigenlijk ook nooit geweest.’
‘Heb je straks nog zin om even mee naar buiten te gaan?’
‘Jawel hoor, maar even zitten, dat vind je toch niet erg?’
‘Natuurlijk niet, zeg maar wat jij graag wilt. Ik pas me wel aan.’
‘Ik ga een kopje thee maken en dan hoop ik dat je me weer een stukje voor wilt lezen. Ik wil zo graag weten hoe het verder gaat met Esther en Laleh.’
Ik glimlach.
‘Natuurlijk wil ik dat. Zullen we dan maar hier op de kamer blijven of…’
‘Laten we maar hier blijven, dat lijkt me een prima idee,’ zegt ze en ze zucht nog maar eens.
Ze zet de theekopjes klaar en ze pakt het manuscript van het kastje naast mijn bed. Nadat ze de thee heeft ingeschonken, gaat ze in de fauteuil zitten die voor het raam staat.
‘Het is wel mooi weer, maar als je het echt niet erg vindt Jay, dan blijf ik toch liever hier.’
‘Geen probleem Sarah, wat jij wilt.’
Ze geeft me het manuscript aan en ik zoek op waar ik gebleven ben.


17) Twijfel

Francesco had Esther gebeld en hij had haar verteld dat hij de jaarwisseling ook in Moskou wilde vieren.
Ze zei dat ze het allemaal prima vond, maar dat ze er wel vanuit ging dat hij de eerste week van januari naar Milaan zou komen, omdat er een afspraak met de accountants was gepland. Het was belangrijk dat hij daarbij aanwezig was. Francesco beloofde haar dat hij op tijd terug zou zijn.
Esther vroeg hoe het met Katarina ging.
‘We hebben het samen heel erg fijn. Dank je liefje voor je belangstelling,’ had hij geantwoord.
‘Doe haar maar de groeten Francesco, wil je?’
‘Dat zal ik zeker doen en hoe gaat het met je heup?’
‘Wil je het weten?’
‘Nou, ik denk dat ik het al weet. Let je wel op jezelf? Ik vind het zo vervelend voor je.’
‘Niets aan te doen. Het is nou eenmaal zo en niet anders.’
‘Dat wel, maar toch.’
‘Ga nou maar lekker genieten. Gaan jullie nog uit in Moskou? Is er wat te beleven met de jaarwisseling?’
‘Ik denk het wel. Kat weet een leuke disco. Het schijnt daar geweldig te zijn. Ik laat me verrassen.’
‘Nou veel plezier.’
‘Bedankt Es en ik weet dat het een domme vraag is, maar ga jij nog wat leuks doen?’
Het bleef even stil.
‘Francesco lieverd, maak je over mij maar geen zorgen. Ik kom deze dagen echt wel door. Nou dag dan maar en doe je de groeten aan Kat? Niet vergeten hoor.’ Daarna verbrak ze de verbinding
Omdat Esther het gesprek op de luidspreker had gezet, had ik alles gehoord. Het voelde een beetje ongemakkelijk.
‘Sorry,’ zei ze. ‘Je vond het toch niet vervelend?’
‘Nee hoor.’ Ik probeerde het zo overtuigend mogelijk te laten klinken.
‘En jij Jay, wat ga jij doen? Wat is jouw plan om het nieuwe jaar in te luiden?’
‘Wil je dat ik bij jou blijf?’
‘Nee lieverd, kom nou. Ga nou toch ook eens iets leuks doen. Ga eens een keer flink uit je dak, je lijkt wel een oude vent.’
‘Ik vind het niet erg.’
‘Wat vind je niet erg?’ vroeg ze niet begrijpend.
‘Om bij jou te blijven.’
‘Wil je soms weer naast me in bed komen liggen en zo het nieuwe jaar ingaan? Tjonge, wat opwindend Jay.’
‘Dat is op dit moment voor mij het mooiste plekje op aarde.’
‘Jay Hennes. Jij bent gek, echt stapelgek.’
‘Maar wel lief toch?’
‘Maar wel lief. Kom eens hier.’
Ik boog me naar haar toe en ze kuste me. Heel intens.
‘Zo,’ zei ze, ‘dat heb je wel verdiend en lieverd vind je het echt wel oké om hier bij mij te blijven?’
‘Esther, geloof me. Het is echt het liefste wat ik wil.’
‘Kom er dan maar bij liggen. Ik snap er niks van. Maar ja, het is jouw keuze.’
Ik stapte voorzichtig in bed. Ik draaide me naar haar toe en ik legde mijn hoofd op haar schouder. Ze speelde met mijn haren en we zeiden niets. We genoten van het moment. Ik dacht dat Esther in slaap was gevallen, maar plotseling zei ze, ‘Jay, waarom wil je mij zo graag? Ik snap het niet. Wat heb ik jou nou te bieden. Misschien dat het nog ooit iets beter met me wordt, maar ik zal nooit echt goed kunnen lopen. De kans dat ik nooit meer kan lopen is misschien wel net zo groot. En wat moet je nou met een lamme vriendin. Er zijn nog zoveel andere leuke meiden op deze wereld, die je veel meer te bieden hebben. We kunnen niet eens samen vrijen.’
‘Esther, ik hou van je. Dat is genoeg voor mij. Hou er nou eens mee op om jezelf steeds zo naar beneden te halen!’
‘Ben je echt nooit meer op iemand anders verliefd geweest?’
‘Nee, nooit.’
‘Ook niet een beetje?’
‘Ook niet een beetje.’
‘Ook niet een beetje op Laleh?’
Ik draaide mijn hoofd en keek haar aan.
‘Op Laleh?’
‘Ja, ik heb de indruk dat jullie het samen goed kunnen vinden.’
‘We zijn goede vrienden, meer is er niet.’
‘Is er echt niet meer? En ze is zo prachtig. In ieder geval veel mooier dan ik.’
‘Wat wil je nou horen Es? Dat ik jou veel mooier vind? Liefje je bent voor mij de mooiste, de liefste en je bent vooral mijn Esther, mijn leven.’
Ze zei niets. Ze streelde mijn haren en het bleef even stil.
Daarna zei ze nauwelijks hoorbaar. ‘Kon ik het maar geloven Jay.’
‘Waarom wil je dat nou niet van me aannemen? Wat moet ik in hemelsnaam doen om jou te overtuigen?’
Ze zei niets maar ik voelde haar tranen op mijn wang. Ze huilde en ik probeerde haar te troosten door haar te strelen. Het deed me zeer dat ze zo verdrietig was. Op de drempel van het nieuwe jaar, waar ze eigenlijk blij en vrolijk hoorde te zijn. Toen de klok twaalf uur sloeg en het vuurwerk los barstte lagen wij zwijgend naast elkaar. We hadden elkaar gekust en een gelukkig Nieuwjaar gewenst. Het was voor mij de mooiste jaarwisseling die ik ooit beleefd had.

Het nieuwe jaar begon voorspoedig. De voorjaarsbeurs in Parijs was voor SFF een groot succes en de ontwerpen van Laleh waren het onderwerp van gesprek. Ze werd alom geprezen voor haar originaliteit en de durf en moed die ze toonde met haar creaties. We waren samen drie dagen in Parijs geweest. Drie dagen waarin we intensief met elkaar hadden gewerkt. Waarin we samen hadden gegeten en gedronken, maar vooral veel hadden gepraat.
De zorg van Laleh om haar vader liep als een rode draad door onze gesprekken en ik realiseerde me steeds meer dat de verschillen tussen de westerse en haar eigen cultuur zoals ze die noemde, haar innerlijk verscheurden. Ze probeerde de balans te vinden, maar ze kon geen keuzes maken. Ze had een week eerder een aanvaring met Esther gehad toen ze met één van haar ontwerpen zich duidelijk afzette tegen de moderne westerse wereld.
‘Jij bent hier in Milaan en je werkt voor een westers bedrijf. Als je dat anders ziet, dan moet je het maar zeggen, maar dan hebben we een samen een groot probleem.’
Esther was duidelijk geweest.
Laleh was boos weggelopen en beide vrouwen hadden dagen lang niet meer met elkaar gesproken.
Dit voorval kwam weer ter sprake in Parijs.
‘Vind jij ook dat ik teveel blijf hangen in mijn eigen cultuur? Wees eerlijk, ik ben wie ik ben. Ik kan toch mijn afkomst en mijn oorsprong niet verloochenen?’
‘Laleh, je moet vooral jezelf zijn, daar ben je niemand enige verantwoording over schuldig. Niet aan Esther en niet aan mij, niet aan wie dan ook. Alleen aan jezelf.’
‘Maar het is ook zo moeilijk. Weet je Jay, misschien is het wel beter dat ik terugga naar Iran. Terug naar mijn moeder en mijn familie. Misschien is het wel beter dat ik mezelf aanpas aan deze nieuwe situatie.’
‘Waarom?’
‘Ik weet het niet. Er is iets in me dat zegt dat het zo moet zijn. Ik kan het je niet uitleggen. Ik heb het heerlijk naar mijn zin bij jullie, bij SFF en ik heb een fantastisch leven in Milaan. Ik heb geld en woon in een mooi appartement, ik draag mooie kleren en ik heb een mooie auto en toch Jay…er ontbreekt iets. Ik mis iets en ik kan je niet zeggen wat het is.’
‘Iemand die om je geeft misschien?’
Ik schrok van mijn eigen opmerking en durfde haar niet aan te kijken. Ik draaide mijn hoofd opzij en keek quasi nonchalant om me heen.
‘Wat bedoel je?’ reageerde ze. Er zat een lichte irritatie in haar stem. Tenminste dat dacht ik te horen.
‘Nou, dat het dat misschien is. Het missen van iemand om je heen, die belangrijk voor je is en andersom.’
‘Ik kan me prima alleen vermaken hoor. Ik heb niemand nodig’.
‘Je weet zelf wel Laleh dat dit niet zo is. Ieder mens heeft iemand nodig. Iemand waarbij hij of zij zichzelf prettig voelt. En dat kan net zo goed een goede vriend als een vriendin zijn en je hoeft niet meteen het bed met elkaar te delen, om het zo maar eens te zeggen.’
‘Zoiets als jij en Esther hebben,’ zei ze kortaf.
‘Wat Esther en ik samen hebben, is heel ingewikkeld Laleh,’ zei ik met zachte stem. ‘Weet je, we kennen elkaar al zo lang en er is een onverbrekelijke band. Alleen ergens onderweg zijn we elkaar min of meer kwijt geraakt en het kost ons zoveel moeite om elkaar weer te vinden. Het is moeilijk, maar ook tegelijkertijd wel heel mooi. Het frustreert ons soms, maar het geeft ons ook een warm gevoel.’
‘Ik kan het maar moeilijk begrijpen.’
‘Kun je of wil je het maar moeilijk begrijpen?’
‘Het past niet in mijn denken. Waarom maken jullie het jezelf toch zo moeilijk?’
‘Omdat het met gevoel te maken heeft Laleh, daarom is het zo lastig. Het is geen optelsom, geen rekenkundige formule, waarvan de uitkomst te berekenen is. Zo werkt het niet.’
‘Dat snap ik. Maar mijn leven is ook geen rekenkundige formule, maar dankzij mijn overtuiging weet ik welke weg ik moet volgen. Mijn geloof geeft me dit aan en vertelt me wat ik moet doen. Dat is mijn opvoeding.’
‘En toch voer je een gevecht?’
‘Je snapt me niet Jay. Het gaat er niet om wat ik vind. Het gaat er om wat me te doen staat.’
‘En wie of wat bepaalt dan wat je te doen staat en waar sta je zelf?’
‘Mijn opvoeding en mijn geloof. Dat ben ik,’ zei ze en ze keek me doordringend aan. Haar ogen stonden hard en ik voelde me onprettig.
‘De wijsheid van anderen?’ zei ik.
‘Nee Jay, de wijsheid van Allah. Daar moeten we het mee doen. Daar moet ik met respect naar handelen’
‘Ik vind het moeilijk Laleh…echt…ik …’
De ober vroeg of we nog wilde drinken.
‘Heb je dan geen behoefte aan een arm om je heen. Een aai over je bol of een gemeende kus?’ ging ik verder.
‘Als Allah dat wil, dan komt dat vanzelf.’
‘Misschien wel. Ik heb vaak aan mijn God gevraagd om me terug te brengen bij Esther. Nu het zover is heb ik soms de indruk dat we het voor de rest zelf maar uit moeten zoeken.’
‘Je staat er niet voor open.’
‘Misschien niet, maar ik heb nog steeds geen antwoord op mijn vraag?’
Ze zweeg even en zuchtte diep.
‘Weet je Jay, natuurlijk heb ik wel behoefte aan de dingen die je net noemde. Maar ik kan me niet zo goed vinden in jullie manier van denken en doen. Jullie vrije manier om met elkaar om te gaan, met elkaar seks te hebben zonder dat er sprake is van liefde en respect voor elkaar. Ik kan dan niet.’
‘Lieve Laleh, er zijn ook mensen die om elkaar geven en uit liefde samen seks hebben. Het is niet allemaal zo zwart wit zoals je het schetst.’
‘Dan kan wel zijn, maar toch.’
‘Je hoeft het niet met me eens te zijn.’
‘Dat ben ik ook niet. Laten we het maar over morgen hebben. Onze laatste dag in Parijs.’
‘Misschien is dat wel het beste,’ zei ik met een zucht.
‘Jay?’
‘Ja Laleh.’
‘Je bent toch niet boos op me. Dat zou ik heel erg vinden weet je. Jij bent eigenlijk de eerste waarmee ik over dit soort zaken praat. Ik vind het moeilijk.’
Ik pakte haar hand en ze liet het toe.
‘Liefje, natuurlijk ben ik niet boos op je. Je bent een lieve meid en ik snap best dat het allemaal moeilijk voor je is. Maar je moet dat mooie hoofdje van jou niet zo plagen, ben gewoon jezelf, dan komt het allemaal goed. Geloof me.’
Ze legde haar hand boven op die van mij.
‘Wil jij dan mijn vriendje zijn, mijn aai over mijn bol?’
‘Ik mis de gemeende kus,’ zei ik met een lach.
‘Mijn vriendje, mijn aai over mijn bol en als ik er ooit aan toe ben, misschien ooit mijn gemeende kus.’
Gelukkig lachte ze weer. Ik vond het jammer dat ze nog altijd de hijab droeg. Ik probeerde me weer een voorstelling te maken hoe ze er zonder haar hoofddoek uit zou zien. Ik realiseerde me meteen dat dit nou net datgene was wat haar zo irriteerde in onze westerse wereld.


18) Dr.Kuhn

Het was begin april, 1982. Argentinië en Engeland vochten samen een geschil over de Falklandeilanden uit en Esther en ik hadden een verschil van inzicht over de campagne voor het najaar. In de relatie tussen Ester en mij was een soort van status-quo ontstaan. Tenminste zo noemde Esther dat. Ik had soms de neiging om het meer een impasse noemen. In ieder geval kabbelde het voort. Soms waren we wekenlang bij elkaar en soms zagen we elkaar weken niet. Zakelijk hadden we telefonisch contact en in het beste geval was er een vluchtige vergadering. De meeste van de zaken werden met Francesco afgehandeld.
In de gezondheidstoestand van Esther zat nauwelijks enige verbetering. Ze was weer opnieuw geopereerd en ook nu weer op advies van Georgio Kuhn. Nu was ze er voor naar Peking geweest, wat op zich al heel bijzonder was. Kuhn was met haar meegereisd. Ik had geen enkel vertrouwen in hem. Ik had hem een paar keer ontmoet en ik vond het een windbuil eerste klas. Esther dweepte met hem. Hij bleef haar maar beloven dat alles goed zou komen. Ik verdacht hem ervan Esther grote sommen geld afhandig te maken met zijn zogenaamde consulten. Ik had dit een keer terloops tegen haar gezegd en ze had me uitgescholden voor alles wat lelijk was. Ze verweet me dat ik het haar misgunde om weer te kunnen lopen. De onsmakelijke woordenwisseling die daarop volgde zorgde er in ieder geval voor dat we een aantal maanden niet met elkaar spraken. Ons contact verliep via onze secretaresses.
Laleh ging zo op in haar werk dat ze nauwelijks tijd had om zich druk te maken over andere dingen. Ze was vrolijk en opgeruimd. De meeste zondagen waren we samen te vinden in het centrum van Milaan. De gewoonte om op zondag samen wat te eten en te drinken hielden we al jarenlang in stand. Het ging goed tussen ons. Francesco en Katarina woonden sinds kort weer in Milaan. Het kantoor in Moskou werd gerund door een Rus. De omzet was in één jaar tijd verdrievoudigd. Francesco vertelde dit tegen iedereen die het maar wilde horen. Hij was er trots op en dat mocht hij met recht ook zijn.

Het leek er op dat de operatie in Peking een positieve uitwerking ging hebben. Het ging aanzienlijk beter met Esther. Ze kon weer een beetje lopen al was dat dan met krukken. En al ging het wel moeizaam, het was al meer dan ze de laatste jaren had gekund. Om eerlijk te zijn had ik dit ook niet verwacht. Kuhn was steeds vaker in de nabijheid van Esther te vinden en ik vroeg me af of hij geen andere patiënten had, dan Esther. Hij geneerde zich er niet voor om zichzelf met veel bombarie aan te kondigen en vervolgens met veel poeha ons te vertellen over zijn rode Lamborghini en over zijn geweldige rijcapaciteiten. Ik kon hem wel schieten. Nadat hij mij in al zijn arrogantie had geschoffeerd door mij een minkukel te noemen was het oorlog.
‘Een minkukel van het ergste soort. Een soort waar Esther absoluut niet op zat te wachten,’ had hij gezegd. Toen was de jongen uit de vierde klas weer in mij boven gekomen. In een waas zag ik in Kuhn, Johan Verbeek weer voor me staan, de jongen die mijn Esther een manke had genoemd. Ik trof Kuhn vol op zijn neus en gelukkig kwam Laleh tussen beiden. Hij hield er een bloedneus aan over en Laleh hield me gelukkig tegen, zodat Kuhn verder geen schade meer opliep.
‘Daar zal je voor boeten mannetje,’ gromde hij terwijl hij met een tissue zijn gezicht probeerde schoon te vegen. ‘Je bent nog niet van me af!’
Twee dagen later werd ik verzocht om me te melden op het politiebureau. Ik zou Kuhn ernstig letsel hebben toegebracht. Esther had niets meer van zich laten horen.

Laleh was met me mee gegaan en ik had een verklaring afgelegd. De politiebeambte zei tegen Laleh dat het niet nodig was dat zei haar verhaal zou doen. Maar voor de zekerheid noteerde hij haar gegevens.
‘Ik had dat niet achter je gezocht. Ik dacht dat jij een vredelievend iemand was, maar blijkbaar zit er toch nog ergens iets agressiefs in je.’
‘Als ze me maar kwaad maken,’ zei ik.
‘Nou, dan zal ik maar eens op gaan passen,’ grinnikte ze.
‘Je doet maar. Kom op, we gaan naar kantoor, al dat gedoe om niets.’
‘Ik wilde je vragen om samen even een terrasje te pikken. We werken tenslotte al hard genoeg, dus dat moet maar even kunnen. Ik nodig je uit. Goed?’
‘Laleh, ik ben geheel tot uw beschikking,’ zei ik, maar ik was wel verbaasd over haar uitnodiging.
‘Dit maakt het allemaal weer de moeite waard, die klap op de neus van Kuhn, bedoel ik.’
‘Toe nou Jay, niet zo overdrijven.’
We zochten een terras en hoewel dat het een mooie dag was, waren de terrasjes maar matig bezet. We hadden het voor het uitkiezen.
‘Heeft Francesco nog met je gesproken over zijn idee met computers?’ vroeg ze aan mij.
‘Nee, maar hij heeft wel een bericht bij mijn secretaresse achter gelaten. Ik moest hem bellen.’
‘Nou, dan zal hij het nog wel vertellen. Het komt er eigenlijk in het kort op neer dat IBM een soort van computer heeft ontwikkeld die helemaal zelfstandig kan werken. Dus niet via een mainframe of zo, maar gewoon als een soort stand-alone systeem. Overigens kunnen de systemen wel gekoppeld worden aan bijvoorbeeld een centrale computer. Francesco wil een werkgroep formeren, die dat allemaal voor hem gaat uitzoeken. En hem in ieder geval gaat adviseren of dit iets voor SFF Spa zou kunnen zijn. Het zou wel een geweldige vooruitgang zijn.’
‘Het klinkt interessant.’
‘Dat is het zeker,’ zei Laleh.
Eh…? Heb je eigenlijk helemaal niet meer met Esther gesproken?’ veranderde ze van onderwerp.
‘Geen woord.’
‘Vind je dat niet vreselijk? Het lijkt mij in ieder geval afschuwelijk.’
‘Esther is Esther. Dat weet je net zo goed als ik. Soms is ze niet te volgen.’
‘Jammer, voor jullie bedoel ik?’
‘Dat is het zeker, maar het is niet anders.’
‘Ja,’ zei ze en haar gezicht stond strak.
Ze hebben me gisteren nog gebeld. Een van mijn ooms. Ze weten waar mijn vader is. Hij leeft in ieder geval, maar het gaat niet goed met hem.’
‘Dat is naar om te horen Laleh.’
‘Het schijnt dat hij in Teheran in een soort gevangenis zit, waar mensen worden vastgezet die verdacht worden van ondermijnende activiteiten tegen het regime. Ze worden dan wel niet beschouwd als landverraders, maar er zit uiteindelijk niet zoveel verschil tussen. Nou ja, landverraders worden zonder enige vorm van proces opgehangen. Mijn vader zou nog op een eerlijk proces mogen rekenen. Voor wat het waard is. Het moet in die gevangenissen verschrikkelijk zijn.’
Ze zweeg en wreef met haar hand door haar gezicht.
‘En wie zei je ook weer heeft jou gebeld?’
‘Een oom van me, de broer van mijn moeder. Hij heeft me gevraagd geld op te sturen, zodat ze een advocaat voor hem kunnen regelen. Hij zit er volgens mijn oom al ruim een jaar maar voorlopig er is nog steeds enkel vooruitzicht op een proces.’
‘Maakt hij wel een kans?’
‘Mijn oom zegt van wel.’
‘En wat zegt jouw gevoel?’
‘Ik weet het niet Jay, ik vind dit zo moeilijk. Ik kan me geen voorstelling maken van de actuele situatie in mijn vaderland. Alles schijnt zo veranderd te zijn. Ik durf niet terug te gaan.’
‘Dat lijkt me ook niet zo verstandig. Je bent te lang in het westen geweest.’
‘Ik weet het niet…écht niet. Ik maak me grote zorgen, maar als ik eerlijk ben weet ik ook dat ik nauwelijks een kans heb om iets aan zijn situatie te veranderen. Maar van de andere kant is het natuurlijk wel zo dat wanneer ik niets doe, ik hem voor mijn gevoel in de steek laat. En dat kan en dat wil ik niet.’
‘Ik zou willen dat ik je een goed advies zou kunnen geven. Ik denk dat je maar moet doen wat je hart je ingeeft.’
‘Dan zou ik terug moeten gaan.’
‘Met alle gevolgen van dien?’
‘Met alle gevolgen, die ik niet kan overzien. Ik vrees wel dat mijn moeder mij nooit meer uit Iran zal laten gaan. Ik zal…’
Ze slikte en ik zag tranen over haar wangen rollen.
‘Ik…weet het niet…Jay. Ik geloof dat ik nu wel toe ben aan een aai over mijn bol.’
‘Laleh, het komt echt allemaal goed,’ en ik legde mijn hand in haar nek en masseerde die zachtjes. Ik voelde de dikke haardos onder haar hijab. Ze duwde mijn hand behoedzaam weg. Ze keek me aan, maar ze zei niets en glimlachte.
‘Sorry,’ zei ik.
‘Dank je meneer Sorry. Ik had het even nodig, maar nu gaat het wel weer.’
Zo noemde ze me altijd wanneer ik het woord sorry gebruikte. Nadat we onze glazen leeg hadden gedronken en Laleh had afgerekend, liepen we zwijgend terug naar SFF Spa.
Toen ik mijn kantoor binnen kwam hoorde ik mijn telefoon. Het was Francesco die mij wilde spreken. Hij vertelde over zijn plannen om te gaan automatiseren. Er stond een week later een afspraak gepland met een bureau die ons daarbij zou gaan helpen.


19) Ruth

Het was bijna half tien, toen ik mijn appartement binnenging. Het was een lange dag geweest.
Ik deed mijn schoenen uit en plofte neer op de bank. Ik was moe. Er stond nog een aangebroken fles rode wijn in de keuken. Hoewel het me moeite kostte om weer op te staan, schonk ik mezelf toch maar een glaasje in. Toen ik weer wilde gaan zitten ging mijn telefoon.
‘Met Hennes…Jay Hennes,’ zei ik.
De verbinding was matig maar ik kon er in ieder geval uit op maken dat het de buurvrouw van Esther was, de buurvrouw uit de Bloemenmarkt. Ze vertelde me dat ze mijn nummer had gekregen van de vriendin van mijn overleden moeder. Ze kende die van de kaartclub, die elke dinsdag in de soos bij elkaar kwam. Ze had eigenlijk niet naar me willen telefoneren ook al omdat ze het moeilijk vond, want ze wist dat ik in het buitenland woonde. Dat had mevrouw Janson haar verteld. Ze klonk opgewonden.
‘En nu bel ik toch helemaal naar Italië. Het is toch wat. Maar het gaat eigenlijk om het zusje van Esther, het zusje dat in Amsterdam woonde,’ zei ze. ‘ U weet dat vast nog wel. Esther, dat meisje waar u altijd mee omging.’
‘Ja hoor, zeker mevrouw. Maar doe me een plezier mevrouw, wilt u me tutoyeren.’
‘Watblief?’ hoorde ik aan de andere kant.
‘Wilt u gewoon jou tegen mij zeggen in plaats van u.’
‘Oh, jawel hoor. Ik wist niet zo goed…’
‘Het is in orde mevrouw. Waar kan ik u mee van dienst zijn?’
‘Nou,’ ging ze verder. ‘Een paar weken geleden is dat zusje van Esther bij me langs gekomen. Ze vroeg me of ik nog een adres van u …eh van jou had. Of een telefoonnummer. Ze was naar je op zoek. In eerste instantie zei ik dat ik haar niet kon helpen. Ze deed ook zo raar. Ze is toen weg gegaan maar gisteren stond ze zo maar ineens weer voor mijn deur. Ze zei dat het heel erg dringend was. Toen heb ik haar maar beloofd dat ik mijn best zou doen en toen ik dat zo tegen mevrouw Janson vertelde, heeft die mij jouw telefoonnummer gegeven. Ze wist dat ze dat nog ergens had opgeschreven. Zodoende.’
‘En u weet niet waar het om gaat?’
‘Nee, ik kan het je niet zeggen, maar ik heb wel een telefoonnummer van haar gekregen. Het is in Amsterdam. Heb je iets bij de hand om het op te schrijven?’
Ik nam de krant van tafel en de pen die naast de telefoon lag. Ik schreef de cijfers op die ze één voor één noemde alsof ze het winnende lotnummer van de staatsloterij bekend maakte.
‘Nou mevrouw, dank u wel voor alle moeite. Ik zal direct contact met haar opnemen. Nogmaals mijn dank voor alle moeite.’
Ze zei dat het in orde was en de verbinding werd verbroken. Ik vroeg me af waarom Ruth mij zo dringend wilde spreken. Ik toetste het nummer in, maar er werd niet opgenomen. Ik besloot om het later nog maar eens te proberen. Het was tegen elven, toen ik het nummer opnieuw intoetste. Nu had ik meer succes.
‘Hallo…’ hoorde ik aan de andere kant.
‘Spreek ik met Ruth?’
De stem aan de andere kant vertelde me dat Ruth welleswaar ieder moment thuis kon komen maar dat als ik het niet vervelend vond, het beter was om de volgende morgen even terug te bellen. Ze zei dat ik dan ook een ander nummer moest bellen en ze gaf mij dat telefoonnummer. Toen werd de verbinding verbroken, zomaar ineens. Ik nipte aan mijn glas met rode wijn en vroeg me af wat Ruth van me wilde en waarom ze nu zo opeens weer contact met mij zocht.

De volgende ochtend belde ik al voor tien uur met het nummer dat ik van de onbekende dame had gekregen.
‘Met Ruth…’
‘Hoi Ruth, met Jay Hennes. Je was op zoek naar mij?’
Het bleef even stil.
‘Uh…Jay, ben jij het echt? Goh, ik had de hoop al een beetje opgegeven.’
‘Ja, Ruth, ik ben het echt. Maar hoe gaat het met jou en wat kan ik voor je doen?’
‘Met mij gaat het wel goed hoor. Goh wat fijn. Dat is lang geleden joh.’
‘Een jaar of tien. Tenminste daar zal niet alles aan mankeren.’
‘Waar woon je tegenwoordig? Kan ik naar je toe komen? Of kunnen we ergens afspreken?’
‘Als jij nog steeds in Amsterdam woont, dan wordt het lastig. Ik woon namelijk in Milaan.’
‘In Milaan?’ klonk het vol van verbazing. Het bleef even stil.
‘In Milaan?’ herhaalde ze daarna nog maar eens alsof ze het niet kon geloven.
‘In Milaan, Ruth. Echt waar.’
‘Tjeetje en wat doe je in godsnaam in Milaan?’
‘Daar werk ik. Daar heb ik een baan als marketingmanager in het bedrijf van je zusje, in het bedrijf van Esther.’
Het bleef weer even stil.
‘Krijg nou wat! Bij Es? Heb je haar weer gevonden? En uh, zijn jullie nu weer samen?’
Ik vertelde in grote lijnen hoe het allemaal was gelopen en ze reageerde vol verbazing. Het was maar al te duidelijk dat Ruth geen enkel vermoeden had gehad, dat ze ook Esther weer zou vinden toen ze via de buurvrouw naar mij op zoek was gegaan.
‘Dat treft, een geluk bij een ongeluk dat ik nu ook weet waar Esther is,’ zei ze en haar stem klonk opgelucht.
‘Hoezo een geluk bij een ongeluk. Er is toch niets ernstigs?’
Ze vertelde waarom ze naar mij op zoek was gegaan. Een paar weken geleden had ze een berichtje ontvangen over haar moeder. Het bleek dat die was teruggekeerd naar Nederland en nu op zoek was naar haar twee dochters. Blijkbaar wist ze dat Ruth nog in Amsterdam woonde. Haar moeder zat aan de grond en daarbij was ze ook nog vrij ernstig ziek. Ze woonde tijdelijk bij een goede kennis en die was ook degene geweest die Ruth had gebeld. De kennis had Ruth uitgelegd dat ze niet langer de mogelijkheid had om de moeder van Ruth en Esther onderdak te bieden. Ze was daar eerlijk en openhartig over geweest en ze had met nadruk aan Ruth gevraagd om snel voor een oplossing te zorgen.
‘En Jay, nu weet ik echt niet wat ik moet doen. Ik heb het zelf ook niet zo breed en van die paar centen kan ik mijn moeder echt niet onderhouden. Bovendien heb ik er ook de ruimte niet voor. Ik ben een beetje ten einde raad. Ik wil haar ook niet laten stikken, niet aan haar lot overlaten, maar ik heb verder niemand die me hiermee kan helpen. En zodoende dacht ik aan jou. Ik hoop niet dat je dit vervelend vind?’
Ik vond het eigenlijk op zich wel raar dat ze aan mij gedacht had. Zeker na al die jaren. Maar ik voelde ook dat ik haar niet in de steek kon laten.
‘Nee hoor, maar wat vervelend voor je moeder en natuurlijk ook voor jou. Zo een twee drie weet ik ook geen oplossing om eerlijk te zijn,’ zei ik.
‘Wil je dit alsjeblieft met Es bespreken? Misschien weet die wel een oplossing.’
‘We praten de laatste tijd niet zoveel met elkaar. Of beter, helemaal niet meer.’
‘Hebben jullie ruzie?’
‘Het ligt allemaal iets ingewikkelder, maar goed daar ben jij niet mee geholpen. Waar is je moeder nu? Nog steeds bij die kennis?’
‘Ja, nog wel, maar die wil haar echt zo snel mogelijk kwijt.’
‘Weet je wat? Het is nog vroeg. Ik probeer vanmiddag wel naar Amsterdam te komen. Ik heb ook nog een paar andere zaken, die ik in Nederland moet afhandelen. Dat kan ik dan mooi combineren. Ik weet nog wel niet hoe en op welke manier ik je zou kunnen helpen Ruth, maar goed daar hebben we het dan nog wel over.’
‘Geeft niets. Goh Jay, het zou geweldig zijn als je dit voor mij zou willen doen.’
‘Geen probleem. Ik ga nu eerst maar eens proberen een vlucht te regelen en ik laat je wel weten hoe laat ik op Schiphol aankom. Ben je straks nog te bereiken op dit nummer?’
‘Minstens tot half twee, daarna ben ik aan het werk. Dan moet je het nummer hebben dat je gisterenavond hebt gebeld. Dat heb je toch nog wel? En Jay… echt heel fijn dat je me wilt helpen. Ik zou ook niet meer weten wat ik dan nog had kunnen verzinnen. Fijn dat je komt. Moet ik nog iets voor je regelen of zien we dat straks wel?’ Ruth klonk opgewonden en ze ratelde aan een stuk door.
‘Nou, ik ga nu mijn vlucht boeken en dat andere nummer heb ik nog…’ onderbrak ik haar. ‘Nou tot straks,’ en ik verbrak de verbinding. Ik had geluk want ik kon om half zes met een lijnvlucht van Alitalia mee naar Amsterdam. Naar Schiphol. Ik had aan Laleh verteld waarom ik naar Nederland ging. Maar tegen Esther had ik niets gezegd. Niets over haar moeder en niets over Ruth.

Ruth stond al te wachten in de aankomsthal. Ze zag er goed uit. Ze droeg een zwarte strakke broek met daarop een wit truitje en een kort spijkerjasje. Haar lippen waren felrood en ze had haar haren opgestoken. Ze waren voor mijn gevoel iets lichter van kleur dan de laatste keer dat ik haar gezien had.
De begroeting was uiterst hartelijk en de innige omhelzing met daarbij een drietal stevige kussen verbaasde me. Zo intens was het contact voor mijn gevoel toch niet geweest.
‘Mijn autootje staat in de parkeergarage’ zei ze. ‘Het is niet veel bijzonders, maar het rijdt.’
Ze bleek een oude Opel Kadett te hebben. De kerrieachtige kleur en de zwartlederen bekleding waren op zijn minst opmerkelijk. Met veel bravoure stuurde ze door het drukke verkeer richting het centrum.
‘Ik deel een appartementje in de Jordaan. Het is leuk wonen, maar wel een beetje krap.’
‘Samen met een vriendin?’ vroeg ik.
‘Nee hoor. Een jongen, een student. Hij is drieëntwintig of zoiets. We hebben wel ieder een apart gedeelte. Dus nauwelijks last van elkaar, hooguit plezier.’
Ze zei het op zo’n manier dat het leek of ze me wilde prikkelen.
‘Dat is mooi Ruth. Beter dan een oude vent, toch?’
Ze keek me aan en zei niets.
‘Waar slaap je vannacht?’ zei ze na een paar minuten.
‘Ik moet nog ergens een hotelletje zoeken, maar dat zal wel niet zo’n groot probleem zijn. Er zal vast wel ergens plaats zijn in een of andere herberg hier in de stad.’
‘Je kunt ook bij mij blijven…in mijn herberg?’
‘Is dat wel een goed idee?’ antwoordde ik.
‘Nou ja, je moet het zelf weten. Je bent toch niet bang voor me? We hebben al eens eerder naast elkaar geslapen, zonder gevolgen. Althans we hebben het overleefd.’
Ze glimlachte en ik moest haar gelijk geven.
‘Nou, wat doe je?’
‘Het zal wel geen kwaad kunnen, lijkt me,’ zei ik plagend. ‘Op een voorwaarde.’
‘En dat is?’
‘Dat ik je mag uitnodigen om vanavond samen met mij een hapje te gaan eten.’
‘Oké, als dat alles is. Bij deze, uitnodiging van harte geaccepteerd,’ zei ze spontaan.
‘Dat is mooi,’ antwoordde ik. Op de een of andere manier voelde ik me prettig in haar gezelschap. Het leek zo vertrouwd, ondanks dat dit eigenlijk pas de tweede keer was dat we bij elkaar waren.
Ruth stelde voor om eerst naar haar appartement te gaan. Dan kon ze zich nog even opfrissen. Ze vroeg ook of ik mezelf ook nog wilde omkleden. Ik vond het een goed plan.


Het appartement was inderdaad heel erg klein. Ik dacht aan mijn appartement in Milaan. Het was niet te vergelijken. Ruth had het wel heel gezellig en knus ingericht. Het straalde warmte uit.
‘Kijk hier liggen we vanavond samen. We hebben wel iets meer ruimte dan de vorige keer, dus daar hoef je je geen zorgen over te maken,’ zei ze met een lach.
‘Wie zegt dat ik me daar zorgen over maak?’
‘Oh…prima. Ik verheug me er op,’ en haar reactie klonk als een onvervalste flirt. Ik ging er maar van uit dat ik me dat maar inbeeldde.
‘Als het maar niet tegen valt,’ zei ik.
‘Wat niet tegenvalt? Hoe bedoel je? Waar moet ik op rekenen?’ reageerde ze met een glimlach en haar ogen twinkelden.
Ik voelde me enigszins ongemakkelijk en ik wist niet goed wat ik moest zeggen. Alles kon nu verkeerd worden opgevat. In ieder geval anders, dan mijn bedoeling was. En wat bedoelde ik eigenlijk?’
Ik besloot het er bij te laten. Dat leek me het verstandigste.
‘Je prikkelt mijn nieuwsgierigheid Jay Hennes,’ ging ze verder.
Het was dus nog niet voorbij en ik voelde een kleur op mijn wangen komen.
‘Nou…’ zei ik, want ik wist dat er nu geen ontkomen meer aan was. ‘Nou, ik neem aan dat je vlottere en leukere jongens in je leven ontmoet hebt dan ik?’
Het klonk zo ongelofelijk dom, maar het was er uit voordat ik er erg in had.
‘Je moet jezelf niet te kort doen. Je mag er best zijn.’
Ik knikte en ik probeerde het gesprek een andere richting te geven.
‘Ruth, kom we gaan een hapje eten. Ik begin een hongerig gevoel te krijgen.’
‘Vluchten kan niet meer,’ zei ze en haar stralende lach maakte indruk op me.
Ze wist een leuk eettentje. Het was een paar straten verderop en ik vond het prettig om weer terug te zijn in Amsterdam. Het eten was prima en het gezelschap van Ruth deed me goed. Ik was alles even vergeten. Milaan, de ruzie met Esther, SFF en de drukte van de laatste weken.
Ruth vertelde me dat haar leven de laatste jaren in een rustiger vaarwater was gekomen. Ze had zoals ze dat zelf noemde, de wilde jaren achter zich gelaten en hoewel ze het allemaal voor geen goud had willen missen, was ze blij dat alles nu toch stabieler en daarmee in ieder geval overzichtelijker was geworden. Ze was jarenlang met rockgroepen mee gereisd, had stevig gedronken en ze had met grote regelmaat drugs gebruikt, van hasj tot cocaïne. Ze vertelde het met een lach en zei dat ze zonder spijt terug kon kijken op die tijd. Ze zei dat ze vond dat het haar leven uiteindelijk had verrijkt.
‘Ik lijk wel een beetje op mijn moeder, althans in die dingen. Maar nu is het genoeg. Ik ben bijna vijfendertig en het is mooi geweest. Je kunt niet eeuwig een puber blijven en maar aan fladderen en maar wat aan rotzooien. Al denkt die moeder van mij daar anders over,’ voegde ze er aan toe.
Ik liet die laatste opmerking maar voor wat het was.
‘Heb je geen vriendje of zo?’ vroeg ik.
‘Nee joh, ik zit in de fase van mijn leven, waar de leuke mannen niet meer voor het oprapen liggen en zoals ik al zei, dat one-night-stand gedoe heb ik nu wel even gehad. Daar ben ik wel klaar mee. Ik werk nu in de bediening in een restaurantje even verderop. Overdag, meestal dan. Soms ook wel eens ’s avonds, als de baas drukte verwacht. Daarnaast heb ik nog een ander restaurantje waar ik af en toe werk. De eigenaar belt me vrij regelmatig om even bij te springen. Dat is wel lekker. Het levert in ieder geval weer wat centjes op. Maar al met al, een vetpot is het niet. En dat zal het wel nooit met mij worden.’
Ik vertelde Ruth over Milaan en over Esther. Ruth vroeg naar onze relatie en ik kon er niet omheen en probeerde haar uit te leggen hoe Esther en ik met elkaar omgingen. Hoe het er voor stond.
Ze was verbaasd toen ze hoorde dat haar zusje nog steeds getrouwd was, ondanks dat haar huwelijk nauwelijks nog iets voorstelde. Ze hoorde met nog meer verbazing mijn verhaal aan over de manier waarop Esther en ik met elkaar omgingen.
‘Jij bent gek,’ zei ze. ‘Echt helemaal mesjokke dat je dat allemaal pikt!’
Ik nipte aan mijn glas met witte wijn en zweeg.
‘Jay, je moet meer voor jezelf opkomen hoor. Ze heeft je al zolang aan het lijntje gehouden. Ik snap niet dat je dit nog op kunt brengen, zo op deze manier. Er zijn toch wel meer leuke meiden voor je dan alleen onze Esther.’
‘Was het maar zo eenvoudig…’
‘Zo eenvoudig is het, neem dat maar van mij aan.’ Er zat een grote mate van strijdvaardigheid in haar antwoord.
Na het dessert bestelden we nog een kopje koffie en daarna liepen we terug naar het appartement van Ruth.
‘Ik ben best een beetje moe Ruth. Vind je het erg als we nu gaan slapen?’
‘Had je nog andere plannen?’
‘Nee, ach, je plaagt me. Je weet best wat ik bedoel.’
Ze keek me aan en nam me op. Van top tot teen.
‘Jammer,’ zei ze met een glimlach om haar mond. ‘Het had zo mooi kunnen zijn.’
‘Dat had het, maar dat is het niet,’ was mijn reactie.
‘Mag ik nog wel naast je komen liggen?’
‘Geen bezwaar. Bovendien is het jouw bed. Ik ben maar te gast.’
‘Dan valt het toch weer mee.’
‘Schiet nou maar op.’
Ze ging naar de badkamer en het kostte me moeite om wakker te blijven, maar ik vond dat ik het niet kon maken om al in slaap te vallen, terwijl mijn gastvrouw zich nog aan het opfrissen was voor de nacht.
Na twintig minuten kwam Ruth uit de badkamer. Ze droeg een lang T-shirt en ze had haar haren los hangen. Ondanks dat ze geen make-up meer op had was het nog steeds een aantrekkelijke jonge vrouw.
‘Je ligt eigenlijk op mijn plekje,’ zei ze. ‘Maar laat maar, jij bent tenslotte de gast.’
‘Wil je ruilen?’ vroeg ik. ‘Het maakt mij niet uit, je zegt het maar.’
En voordat ik het wist kroop ze over me heen en haar lange haren zwierden door mijn gezicht.
‘Sorry, dat was een beetje onhandig van me, geloof ik,’ zei ze, maar ik vroeg me af of ze er niet op uit was om mij te plagen.
‘Geen probleem,’ antwoordde ik.
‘We hebben het eigenlijk nog niet over mijn moeder gehad,’ zei ze en ze kroop was dichter tegen mij aan.
‘Zullen we dat maar naar morgen schuiven,’ stelde ik voor.
‘Dat is goed. Wel fijn dat je gekomen bent Jay. Ik vind het echt super van je.’
Ze boog zich naar mij toe en kuste me op mijn voorhoofd.
‘Bedankt en deze was voor de nacht…of krijg je die nooit van Esther?’
‘Toe Ruth…alsjeblieft.’
‘Sorry, het was niet lullig bedoeld.’
‘Oké, het is al goed.’
‘Nou welterusten.’
‘Ja, welterusten.’
Ze draaide zich om en het duurde niet lang of ze was in een diepe slaap. Ik kon aanvankelijk niet in slaap komen, maar tenslotte gaf ik me over en werden mijn ogen zwaar.

Het was bijna vijf uur toen ik wakker werd. Ik voelde dat Ruth strak tegen mij aan lag. Ze had haar arm om mijn middel geslagen. Ik liet het maar zo.
Tegen de morgen, het was bijna zeven uur, stapte ik voorzichtig uit bed en ging naar de keuken. Hoewel ik er een beetje moeite mee had om in de keukenkastjes van iemand anders naar iets eetbaars te zoeken, vermande ik me en ik maakte een ontbijtje voor Ruth en mezelf. In de koelkast lagen nog een paar eieren en wat kaas en er stond nog een pak melk. Ik ging er maar vanuit dat Ruth dat ook dronk. Gewapend met twee borden met daarop een spiegelei twee boterhammen en een plak kaas, twee glazen melk en een zoutstrooier ging ik terug naar de slaapkamer.
‘Roomservice mevrouwtje Ruth…’
Ze kreunde en draaide zich om.
‘Zo laat al?’
‘Ja, zo laat al schone slaapster.’
Ze keek op haar horloge.
‘Jay Hennes…het is nog middernacht. Het is pas half acht!’
‘Hoe laat ben jij dan in hemelsnaam gewend om je luiken open te doen?’ vroeg ik.
‘Nou niet veel eerder dan rond tienen,’ zei ze met haar ogen nog half dicht.
‘Dan heb je vandaag geluk en daarmee een mooie lange dag voor je. Hoe laat hebben we een afspraak met je moeder?’
‘Ik heb beloofd dat ik eerst zou bellen. Maar het moet wel vandaag.’
‘Prima. Als het even kan wil ik vanavond weer terugvliegen naar Milaan.’
‘Wil je niet nog een nachtje in mijn herberg blijven? Ik zou het echt heel leuk vinden,’ zei Ruth op een meisjesachtige manier.
‘Ik kom nog wel een keer terug, oké?’ stelde ik voor.
Ze reageerde niet.
Ik had gedoucht en ondertussen had Ruth een afspraak gemaakt. We zouden rond twaalf uur bij de kennis zijn, waar de moeder van Ruth en Esther tijdelijk verbleef. Het was volgens Ruth een half uurtje rijden.
Terwijl ze een douche nam belde ik met de KLM en informeerde naar de mogelijkheden om nog dezelfde avond naar Milaan te kunnen vliegen. De juffrouw kon me niet verder helpen en ze zei dat het beter was om het bij Alitalia te proberen. Ik bedankte haar en draaide het nummer dat ze me had gegeven. Ik lukte me om een vlucht voor laat in de middag te boeken. Ik moest om uiterlijk half vier op Schiphol zijn. Mijn ticket zou klaar liggen bij de balie.
Toen Ruth de kamer binnen kwam kon ik mijn ogen niet van haar af houden. Ze droeg strakke jeans en een hardgeel truitje en ze had zich mooi opgemaakt. Haar lange haar had ze op een staart gebonden. Blijkbaar had ze door dat ik onder de indruk was.
‘Gaat het wel goed met je?’
‘Sorry…eh je bent adembenemend.’ Het was er uit voordat ik er erg in had.
‘Is dit een flirt van het vriendje van mijn zusje of vergis ik me?’
Ik voelde me opgelaten.
‘Eh…ik mag toch wel zeggen dat je er mooi uitziet?’ stamelde ik.
‘Natuurlijk mag je dat zeggen. Dank je wel voor het compliment. Maar ja, je bent nou eenmaal het vriendje van mijn zusje, dus…’
‘Dus?’
‘Dus niets. Voor mij ben je verboden terrein, als je voelt wat ik bedoel. Helaas,’ voegde ze er nog aan toe.
Ik wist niet goed wat ze hiermee wilde zeggen. Ik reageerde maar niet, dat vond ik wel net zo verstandig.
Ze schudde haar hoofd en zei, ‘kom Don Juan, dan gaan we naar mijn moeder.’
Ze liep voor me de trap af. Het was nog een kleine tien minuten lopen voordat we bij haar auto waren.
Ze hield het portier van de Opel Kadett voor mij open.
‘Alsjeblieft mijnheer Hennes. Neemt u plaats.’
De Kadett leek er even geen zin in te hebben, maar na wat gepruttel en andere protestgeluiden sloeg de motor uiteindelijk aan.
‘Pff, ik dacht even dat hij mij in de steek liet,’ zuchtte ze opgelucht.
‘Valt weer mee. Het moet je geluksdag zijn.’
‘Dat zal zo meteen wel snel over zijn. Heb je enig idee hoe we dit gaan oplossen? Het enige wat ik kan bedenken is dat er hier in Amsterdam een soort van privékliniek is, waar ze eventueel naar toe zou kunnen. Maar dat kost wel een pak geld, al heb ik geen idee hoeveel precies. Maar het zal vast niet goedkoop zijn. En ik weet ook niet of ze daar al meteen een plaatsje voor haar hebben.’
‘Misschien hadden we dat eerst even moeten nagaan?’ zei ik.
‘We komen er bijna langs. Zullen we het meteen even navragen?’ antwoordde Ruth.
Ik keek haar aan en knikte bevestigend.
‘Dan moeten we even de andere kant op,’ en ze keek me aan.
Ze keerde de Kadett en terwijl een aantal medeweggebruikers luid toeterend Ruth erop wilden wijzen dat ze niet zo gediend waren van haar capriolen, mopperde ze ‘krijg de tering’ of zoiets.
De kliniek lag tegen de rand van de stad. Ze parkeerde de Opel naast een dikke Mercedes.
‘Zo kadettje, zo mooi moet jij ook worden…ooit.’
Ik keek haar aan en ze lachte.
‘Jij zult ook wel denken, wat een rare.’
‘Wat wil je van me horen?’
‘De waarheid Jay Hennes, de waarheid en niets anders.’
Ze wachtte niet op mijn antwoord en liep naar binnen. Ze vroeg naar degene die over de opname ging. Even later kwam een dame van middelbare leeftijd naar ons toe. Het was een aardige mevrouw.
Nadat Ruth haar verhaal had gedaan zei de mevrouw van de kliniek dat er wel een plaatsje voor de moeder van Ruth en Esther was, maar dat er wel tamelijke hoge kosten aan verbonden waren. Ze vroeg zich af of wij ons dat wel realiseerden. Ruth keek mij aan en ik zag de wanhopige blik in haar ogen.
‘Mevrouw, ik sta garant,’ zei ik. ‘Wat wilt u van me weten? U zegt het maar.’
Nadat alle formaliteiten waren afgehandeld namen we afscheid van de mevrouw van de kliniek. We hadden afgesproken dat we ons samen met mevrouw Silverstein in de loop van de middag bij de kliniek zouden melden.
De mevrouw zei dat dit in orde was. Toen we buiten kwamen vloog Ruth me om mijn nek.
‘Jay…geweldig bedankt,’ en ik voelde haar tranen op mijn wang.
‘Graag gedaan Ruth,’ antwoordde ik helemaal beduusd.
We liepen zwijgend naar de auto en ook onderweg wisselden we geen woord met elkaar. Ruth was emotioneel en ik vond het beter om haar even met rust te laten.
Toen we bij de kennis van mevrouw Silverstein waren gearriveerd, zag ik dat het weer wat beter met haar ging.
‘We zijn er Jay. Het zal wel even lastig worden, maar je helpt me toch wel?’
‘Zeker weten.’
‘Bedankt. Goh, ik snap niet waarom onze Esther zo raar met je omgaat. Je bent zo lief.’
‘Esther bedoelt het niet verkeerd Ruth. Dat moet je van me aannemen. Echt.’
Ze parkeerde de Opel op de kleine parkeerplaats aan de zijkant van het huis. Ze maakte het poortje open en we liepen over het tuinpad naar de achterdeur. Ruth ging zonder te kloppen naar binnen. Ik volgde haar wat onwennig.
‘Dat zijn we hier zo gewend,’ zei ze zonder dat ik er een opmerking over had gemaakt.
Haar moeder zat aan de keukentafel. Tegenover haar zat een statige donkere vrouw.
‘Elisa…aangenaam.’
‘Jay Hennes.’
De moeder van Ruth keek me vol verbazing aan.
‘Gut, Jay Hennes, dat ik jou nog eens terug zie…Jay, het vriendje van onze Esther. Man wat ben jij veranderd. Je bent een echte vent geworden. Je was zo’n broekie.’ Het praten kostte haar moeite. Ze zuchtte diep en ze ademde zwaar.
Ze pakte mijn hand vast en ze bestudeerde me van top tot teen.
‘Als onze Esther je nou nog maar eens zou kunnen zien, dan…’
Ruth liet haar moeder de zin niet afmaken.
‘Jay is samen met onze Esther in Milaan mama,’ zei Ruth.
Ik zag tranen in de ogen van mevrouw Silverstein. Ik legde mijn hand op haar schouder en ze legde haar hand er boven op. Ik voelde haar knokkelige koude hand en ik zag nu pas goed dat ze er slecht uitzag. De gelige kleur op haar gezicht en op haar handen was me in eerste instantie niet zo opgevallen.
‘Is dat waar jongen? Ben jij bij onze Esther? Hoe gaat het met mijn dochter?’
Ik vertelde haar in grote lijnen hoe het met Esther ging en over het succes van haar modehuis. Ik zweeg over haar gezondheidsproblemen.
Nadat Ruth samen met Elisa nog wat spulletjes bij elkaar hadden gezocht, namen we afscheid.
Het hele bezit van mevrouw Silverstein paste in een kleine bruine koffer.
‘Dank je Elisa, voor alle goede zorg voor mijn moeder. Ik zal je wel op de hoogte houden over hoe het met haar gaat.’
‘Ik denk dat dit echt het beste is meisje. Het spijt me maar het kon echt niet meer, hoe graag ik ook voor je moeder had willen zorgen. Ik ben bang dat het niet meer goed komt.’
Ik zag dat Ruth begreep wat Elisa haar wilde zeggen.
Ik had mevrouw Silverstein ondertussen al in de auto geholpen. Ik voelde hoe mager ze was. Er was niet veel meer over van de mooie vrouw die ze eens was geweest. De vrouw die samen met Esther zo maar ineens uit mijn leven was verdwenen. Alleen haar mooie kaaklijn en haar mooie lange haren hadden nog iets van de mevrouw Silverstein uit de Bloemenmarkt.
‘Waar gaan we eigenlijk naar toe Ruth?’ vroeg ze en ik hoorde een lichte trilling in haar stem.
‘Mam, we hebben een plekje in een privékliniek voor je geregeld. Je hebt echt verzorging nodig en je weet…’
Ruth kon haar zin niet afmaken.
‘Kind, je weet toch dat ik dat niet kan betalen.’
‘Jay heeft het voor jou geregeld mama,’ en ik hoorde weer de emotie in Ruth ’s stem. Ze had het er moeilijk mee. Mevrouw Silverstein draaide zich om en keek me aan. Ze zei niets, maar haar flauwe glimlach was maar al te duidelijk.

Ruth parkeerde de Kadett vlakbij de hoofdingang.
‘Ik haal wel even een rolstoel. Die zullen ze hier vast wel hebben,’ zei ik.
Met de nodigde moeite kregen we mevrouw Silverstein vanuit de auto in de rolstoel. Na het invullen van een formulier en nog enkele formaliteiten mochten we haar naar haar kamer brengen. De kamer was sober ingericht, maar maakte absoluut geen onplezierige indruk.
‘Mijn laatste halte jongens,’ zei ze nauwelijks hoorbaar.
‘Toen nou mama, alsjeblieft,’ antwoordde Ruth en ze keek me aan. Haar ogen stonden vol.
‘Och mijn kind…’ Verder kwam mevrouw Silverstein niet meer.
Ze keek me aan.
‘Jay, als je onze Esther nog ziet wil je haar dan vragen…’ ze stopte en ze ademde diep.
‘… wil je haar dan vragen of ze me nog een keer wil zien. Ik zou dat zo graag willen. Ik zou er alles voor over hebben om haar nog eenmaal in mijn armen te kunnen sluiten. Jay, dat is mijn liefste wens. Dan is alles goed.’
Ze zei het bijna op een smekende manier en toen ik de wanhopige blik in haar ogen zag werd het me bijna te veel. Ik slikte en probeerde me te vermannen.
‘Ik zal alles proberen mevrouw, dat beloof ik.’
‘Dank je wel Jay,’ en ze strekte haar hand uit. De aanraking van haar koude knokkelige hand deed me huiveren.
‘En Jay, wil je me Silvia noemen in plaats van mevrouw. Alsjeblieft?’
‘Jawel hoor, geen probleem.’
Ruth had ondertussen de kleine koffer met de spullen van haar moeder opgeruimd. Ze keek me aan en knikte.
‘We moeten zo meteen gaan Jay. Je moet nu echt naar Schiphol, als je tenminste de vlucht van vanmiddag nog wilt halen?’
‘Ga je terug naar onze Esther?’ vroeg Silvia.
‘Ja, ik vlieg vanmiddag terug naar Milaan en ik zal meteen aan je dochter vragen of ze naar Nederland wil komen. Is dat goed?’
‘Ja heel erg fijn dat je dat voor mij wilt doen.’
‘Natuurlijk Silvia, met alle plezier.’
Weer zag ik die glimlach. Ze had onmiskenbaar dezelfde glimlach als Esther.
Ruth nam afscheid van haar moeder en ik gaf Silvia nog een hand.
‘Tot vanavond mama, dan kom ik nog even bij je kijken. Vind je dat fijn?’
De moeder van Ruth knikte. Ze zag er vermoeid uit.
Toen we buiten kwamen keek Ruth me aan.
‘Wat denk jij?’
‘Moeilijk te zeggen, maar ik denk wel dat Esther niet lang meer moet wachten.’
‘Dat denk ik ook. Ik heb het gevoel Jay, dat het zomaar afgelopen kan zijn.’
Ik zei niets maar Ruth begreep dat ik er ook zo over dacht.

We waren ruim op tijd op Schiphol en nadat ik was ingecheckt, zag ik dat er nog tijd genoeg was voor een kop koffie. Het had me toch wel aangegrepen en ik dacht aan Ruth. Haar karakter was zo anders als dat van Esther. Dezelfde moeder, maar verschillende vaders. Ik vond dat Ruth meer op haar moeder leek.
Mijn vlucht verliep keurig op tijd en toen ik uit de aankomsthal van het vliegveld van Malpensa kwam, nam ik de eerste de beste taxi naar kantoor. Ik hoopte dat Esther er nog was en met mij wilde praten. Toen ik op kantoor was aangekomen vroeg ik aan de secretaresse of Esther nog te bereiken was. Ze zei dat Esther de volgende dag met Kuhn naar Parijs zou vertrekken, maar dat ze in ieder geval nog op kantoor zou komen. Het al was ruim over negenen.
Ik ging naar mijn eigen kantoor en ik probeerde Laleh te bereiken. Een van de meisjes vertelde me dat ze al naar huis was. Ze voelde zich niet zo lekker. Ik staarde voor me uit en vroeg me af of Esther me zou willen spreken.
Het was bijna half tien toen mijn telefoon ging. Het was de secretaresse van Esther. Ze zei dat mevrouw in haar kantoor was en dat ze om tien uur een afspraak voor me had geregeld. Het was een lange en vermoeiende dag geweest, maar ondanks het late tijdstip zei ik dat het in orde was.
Ik nam nog een espresso en bladerde door mijn agenda.
Toen het bijna tijd was om te gaan, rinkelde mijn telefoon. Het was Ruth.
Ze was bij haar moeder en ze maakte zich grote zorgen. Ik vertelde haar dat ik op weg was naar haar zusje. Ik beloofde haar dat ik zo snel mogelijk terug zou bellen.

‘Binnen,’ hoorde ik toen ik aanklopte.
Esther zat achter haar bureau en keek niet op toen ik binnenkwam.
‘Hallo Es.’
Dat dit verkeerd klonk, zeker op dat moment, realiseerde ik me maar al te goed.
‘Wat is er zo dringend?’ vroeg ze op botte toon.
‘Es, ik ben net terug uit Nederland. Ruth en ik hebben je moeder naar een kliniek gebracht. Het gaat slecht met haar en uh, ze heeft me bijna gesmeekt om aan jou te vragen of je haar alsjeblieft nog wilt bezoeken.’
Esther keek me aan en ik zag een verbeten trek om haar mond.
‘Zo…wil ze dat?’ Haar stem klonk koud en was zonder enige emotie.
‘Ja Esther. Het zal niet lang meer duren voordat…’
Ze onderbrak me.
‘Je laat je dus ook al door haar gebruiken Jay Hennes. Dat lukt haar dus ook al.’
Ik werd boos vooral door de manier waarop ze dit tegen me zei.
‘Kom op Esther, ze kan elk ogenblik doodgaan.’
‘Dat is dan jammer voor haar,’ antwoordde ze op kille toon.
‘Het is wel je moeder…’ probeerde ik nog.
‘Jay Hennes, mijn moeder ben ik al jaren kwijt. Die is al jaren dood. Dus volgens mij heb ik geen moeder. En dat mens in Nederland weet dat maar al te goed. En als dat alles is wat je me te vertellen hebt, dan zijn we klaar. Ik ben druk dus ik zou graag nu even doorgaan met belangrijkere dingen.’
‘Esther Silverstein, wat mankeert jou! Zo ken ik je niet en zo wil ik je ook niet kennen. Kom nou toch!’
‘Als het je niet bevalt Hennes, dan ga je maar. Ik zal je niet tegenhouden. Maar laat even een ding duidelijk zijn. De vrouw die zich mijn moeder noemt heeft me zoveel pijn gedaan, dat ik haar dat nooit zal kunnen vergeven. Ze heeft me verraden en mij alleen gelaten met al mijn verdriet. Ze heeft me gewoon laten stikken Jay Hennes. En verder wil ik het hierbij laten. Zoals ik al zei, ik heb nog meer te doen.’
Ze ademde snel en ze draaide haar hoofd van me weg.
‘Esther, ze gaat dood!’
Ze keek me aan en ik zag dat ze zich goed hield. Ik wist dat ik niet door moest gaan. Mijn missie was kansloos en het was niet anders dan dat ik Silvia Silverstein moest teleurstellen. Hoe moeilijk dat dit ook zou zijn. Esther dronk een beetje water.
‘Ze gaat dood ja. Nou en? Moet ik daar mee zitten of zo? Moet ik janken of verdriet hebben? Jay Hennes, je hebt geen idee wat deze vrouw me heeft aangedaan. Als je dat zou weten… En bovendien zal het wel weer een van haar vele doortrapte smoezen zijn om mij onder druk te zetten.’
Ik wist niet of ze verdrietig of boos was.
‘Esther, liefje het is jouw beslissing, maar er komt geen kans meer na deze.’
‘Noem mij alsjeblieft niet zo, ik ben je liefje niet en inderdaad het is mijn beslissing. Is het nu eindelijk klaar?’
‘Het is klaar Esther. Ik begrijp het niet, maar nogmaals het is jouw beslissing. We zullen dat dan maar moeten accepteren.’
‘Dat zie je goed. Nou succes ermee. En doe de groeten aan Ruth als je haar nog spreekt. Ik heb met haar te doen, maar ja…’
Ze maakte haar zin niet af.
Ik stond op en ik liep naar de deur. Ik keek niet meer om en liet haar alleen.
Ik besloot nog dezelfde avond naar Nederland te vliegen. Het was nu zaak om nog een vlucht te krijgen. Het lukte me om nog een avondvlucht te boeken. Volgens de juffrouw van Alitalia zou ik om vijf over half twee op Schiphol landen. Op de luchthaven Malpensa probeerde ik Ruth te bellen, maar de telefoon werd niet opgenomen. Met de volle medewerking van de douane en een behulpzame steward was ik nog net op tijd. Het vliegtuig stond op het punt te vertrekken. Ik was bijna buiten adem, maar wel blij dat ik het gehaald had.
‘Nou ik zie het wel als ik in Amsterdam ben,’ dacht ik. Ik had nog dezelfde bagage als die morgen. Ik moest het er maar mee doen.
Onderweg had ik wat geslapen en het vliegtuig taxiede exact om half twee van de landingsbaan naar een van de terminals. Toen ik in de aankomsthal was aangekomen, zocht ik een telefooncel. Schiphol was zo goed als verlaten.
‘Hallo Ruth met Jay…Jay Hennes. Ik sta op Schiphol. Ik ben maar weer teuggevolgen. Ik heb geprobeerd met je zusje te praten, maar zonder veel succes. Dus mijn missie is eigenlijk mislukt. Ik wil dit persoonlijk tegen je moeder vertellen, want ik vind dat ik jou daarmee niet moet belasten. Vandaar dat ik er weer ben.’
Het bleef stil aan de andere kant van de lijn. Ruth sprak geen woord.
‘Ben je er nog?’ Ik hoorde dat ze het moeilijk had.
‘Gaat het?’ probeerde ik nog.
Met horten en stoten vertelde ze me dat ze bij haar moeder was geweest en dat het niet goed ging met Silvia. Ze was zo blij dat ik weer naar Amsterdam was gekomen. Ik probeerde haar gerust te stellen.
‘Over een goed half uur ben ik er Ruth. Ik moet nog even een taxi zoeken.’
Ze zei dat dit niet nodig was. Ze zei dat ze wel naar Schiphol zou komen om me op te halen.
‘Prima, dat is heel fijn. Ik laat je echt niet alleen. Nou tot zo,’ voegde ik er nog aan toe voordat ik de verbinding verbrak.
Het was bijna half drie toen ik Ruth aan zag komen.
‘Oh, wat ben ik blij dat je dat voor me wilt doen,’ zei ze met opwinding in haar stem. Ze sloeg haar armen om me heen en ze gaf me spontaan een zoen op mijn mond.
‘Geen probleem, maar zoals ik je al heb verteld, ben ik helaas alleen. Ik had zo graag gehad dat Esther met me mee was gekomen. Ik heb echt mijn best gedaan. Ik weet niet wat er is, maar ze wilde niets van Silvia weten.’
‘Ik weet het ook niet,’ reageerde Ruth bijna gedachteloos.
‘Het gaat slecht met haar, is het niet?’
‘Ik ben zo geschrokken Jay. Ik was vanavond nog even bij haar, maar het lijkt wel of ze niet meer verder wil. Ze was zo gelaten en zo verdrietig. Ik weet het niet.’
‘We zijn nu met z’n tweetjes Ruth. Ik laat je echt niet in de steek.’
‘Dank je Jay,’ zei ze met zachte stem.
‘Kan ik vanavond bij jou slapen? Geeft niet hoor als het niet uitkomt, dan zoek ik nog wel een hotelletje.’ Ze keek me aan.
‘Ik ga jou echt niet naar een hotel sturen Jay Hennes, wat denk je wel van mij. Je zult wel moe zijn. Je hebt bijna de hele dag in een vliegtuig gezeten. Heb je wel gegeten?’
‘Ik heb een broodje op de luchthaven gekocht en ook nog een paar kopjes koffie. Het is prima zo.’
‘Jay Hennes, denk je ook een beetje aan jezelf,’ zei ze met gespeelde boosheid.
‘Alleen maar Ruth, ik denk alleen maar aan mezelf, geloof me.’
‘Het zal wel. Ik geloof je direct,’ zei ze terwijl ze de autosleutel uit haar jaszak haalde.
Toen ik in het Kadettje stapte, voelde ik eigenlijk pas goed hoe moe ik was. Ik was blij dat het maar een kort ritje was, van Schiphol naar het appartement van Ruth.

‘Zal ik nog iets voor je klaarmaken?’ vroeg Ruth toen we in haar appartement waren aangekomen en ik het koffertje met mijn spullen in de slaapkamer had neergezet.
‘Nee hoor, als je het niet erg vindt, ga ik slapen. Ik heb het even helemaal gehad.’
Ruth zei dat ze dat kon begrijpen.
‘Zal ik op de bank slapen, zodat je het bed voor jezelf hebt?’ stelde ze voor.
‘Nee hoor, het is jouw bed. Zal ik op de bank gaan liggen?’
‘Nee, dat wil ik niet hebben. Dan zullen we het samen maar weer proberen.’
‘Je hoort mij niet klagen hoor.’
Het was bijna half vier toen we in bed stapten. Ruth had het licht uitgemaakt en we hadden elkaar een goede nacht toegewenst. Ik voelde dat ze onrustig was.
‘Mag ik even bij je liggen Jay. Sorry, maar ik heb het even nodig. Ik ben zo verdrietig.’
‘Natuurlijk, kom maar.’
Ze draaide zich om en legde haar hoofd op mijn schouder. Ik voelde haar haren op mijn borst.
‘Stom van onze Esther dat ze niet naar mama wil. Ik weet echt niet wat haar bezielt.’
‘Ik ook niet Ruth. Ik heb haar zo gezegd dat dit misschien wel de laatste kans is, maar ze was voor geen enkele reden vatbaar. Ik kan haar moeilijk dwingen.’
‘Ik weet wel dat jij het hebt geprobeerd, maar ik vind het zo rottig voor mama.’
Ze huilde en ik probeerde haar te troosten en ik streelde haar.
‘Als mama doodgaat, laat je mij dan niet alleen Jay? Ik weet niet goed…’
‘Sstt,’ zei ik. ‘Ik blijf zo lang het nodig is. Is dat goed?’
‘Dat is lief van je,’ zei ze met een snik. ‘Zullen we nu toch maar proberen wat te gaan slapen. Morgen is er weer een dag en het is beter dat we in ieder geval wat gerust hebben.’
‘Dat is goed. Dank je wel Jay. Ik zou niet weten…’
‘Ruth, het is goed zo.’
‘Mag ik nog even bij je blijven liggen of vind je dat vervelend?’
‘Nee Ruth, ik vind het niet vervelend. Al blijf je de hele nacht zo liggen.’
Ze kwam overeind en gaf me een zoen op mijn mond.
‘Dank je wel voor alles, je hebt wel een stevige zoen verdiend.’
Ze legde haar hoofd weer op mijn schouder en binnen vijf minuten was ze in een diepe slaap.
Ik voelde haar warme lichaam tegen dat van mij en ik probeerde ook wat te slapen.
Ik kreeg het gesprek met Esther maar niet uit mijn hoofd en probeerde te begrijpen waarom ze zo hard was geweest.


20) Vlietburg 9

Ik leg het manuscript op het tafeltje dat naast mijn stoel staat.
‘Zo, het is even genoeg.’
Sarah kijkt me aan. Het lijkt wel of ze er even niet met haar gedachten bij is.
‘Uh, ja…oh dat is goed hoor. Natuurlijk,’ zegt ze met zachte stem.
‘Ik ging zo op in je verhaal dat ik mezelf even moest herpakken. Sorry.’
‘Geeft niets Sarah. Maar om eerlijk te zijn krijg ik een beetje honger. Wil jij niets eten? Je hebt vanmiddag ook al niet veel genomen. Zal ik een paar broodjes voor je laten komen of wil je iets anders?’
‘Een paar broodjes is prima. En jij?’
‘Voor mij ook.’
Ik neem de huistelefoon en vraag aan de juffrouw aan de andere kant van de lijn om een viertal broodjes en twee krentenbollen naar mijn kamer te brengen. Sarah vult de waterkoker en heeft ondertussen het koffiezetapparaat aangezet.
‘Je lust toch wel koffie?’ vraagt ze.
‘Lekker, je weet dat ik een echte liefhebber ben.’
‘Dat is niet altijd goed, zoveel koffie,’ zegt ze bezorgd.
‘Ze zeggen dat je er lelijk van wordt, maar daar heb ik geen last van.’
‘Wil je dat ik nu ga zeggen dat het allemaal reuze meevalt?’
‘Het zou wel goed voor mijn ego zijn,’ grinnik ik.
‘Hou toch op Jay Hennes, je lijkt wel een puber,’ zegt Sarah op strenge toon.
‘Maar toch…’
Ze loopt naar me toe en legt haar handen op mijn schouder.
‘Echte schoonheid zit van binnen. Die kun je niet zien Jay, maar bij jou weet ik dat het er is.’
‘Je maakt me verlegen Sarah.’
‘Ik meen het echt hoor.’
Ik voel haar warme handen.
‘Weet je Jay, ik weet niet hoe het verder gaat met je verhaal, maar het geeft me wel een goed gevoel.
‘Hoe bedoel je dat?’
‘Nou dat je er bent als men je nodig heeft.’
Ik zwijg en kijk naar buiten. Er valt weinig te zien maar mijn gedachten dwalen af.
‘Soms lijken de dingen anders dan dat ze zijn Sarah.’
‘Dan kan wel zijn, maar ik geloof niet dat ik me vergis.’
Ze haalt haar handen van mijn schouder en gaat naar het keukentje en ze schenkt een kop koffie voor me in. De bel van de kamerdeur gaat en een stagiaire brengt een schaal met vier broodjes en twee krentenbollen.
‘Als je boter of kaas wilt Sarah? Dat ligt in de koelkast.’
‘Ik heb het al gevonden. Je vindt me toch niet te brutaal?’
‘Nee hoor, doe maar net alsof je thuis bent.’
Ze kijkt me aan en ze begint te lachen.
‘Je wilt toch niet zeggen dat jij dit als thuis beschouwt? Ik in ieder geval niet.’
‘Nou bij wijze van spreken. Je weet best wat ik bedoel.’
‘Ik plaag je maar een beetje Jay. Maar even serieus. Hoe kan het in vredesnaam mogelijk zijn dat een kind, een dochter, haar moeder niet wil zien terwijl die op haar sterfbed ligt? Althans, ik neem aan dat de moeder van Esther en Ruth stervende was?’
‘Lieve Sarah, dat kan heel goed en om een heel begrijpelijke redenen. Ik kon het eerst ook niet vatten, maar geloof me het zal je allemaal duidelijk worden. Als je het tenminste nog op kunt brengen om naar het vervolg van mijn verhaal te luisteren.’
‘Wat denk jezelf?’
‘Nou ik denk dat we na de broodjes nog wel een paar bladzijdes kunnen doen?’
‘Dat is een goed plan, maar ik maak het niet te laat. Ik wil uiterlijk om half elf in bed liggen. Het was vandaag ook voor mij best een vermoeiende dag. Ik zal blij zijn als al dat gedoe achter de rug is.’
‘Heb je vandaag ook nog last gehad van die duizelingen?’
‘Nee, om eerlijk te zijn niet. Maar dat kan ook zo maar aan de medicijnen liggen. Volgens die arts van vanmorgen is dat een prima middel. Maar hij zei er meteen bij dat het niet de bedoeling is om dat medicijn langdurig te gebruiken. Dus het zal op den duur wel niet zo heel erg goed voor een mens zijn, denk je ook niet?’
‘Zo klinkt het in ieder geval niet.’
‘Nou ik heb mijn broodjes op. Vooruit, dan kunnen we weer.’
Ze brengt de borden en de kopjes naar de keuken en vraagt of ik nog een kopje koffie lust.
‘Graag en wil je ook een glaasje water voor me mee brengen?’
‘Je zegt het maar,’ zegt ze met een lach.
‘Zullen we dan maar weer?’
‘Alsjeblieft.’
Ik neem het manuscript van het tafeltje en begin weer met lezen.


21) Silvia

Ik was vroeg wakker en probeerde uit bed te gaan zonder Ruth wakker te maken. Ik duwde haar zachtjes van me af. Ze kreunde en ze draaide zich om en ze sliep weer rustig verder.
Het was bijna zeven uur. Ik maakte weer een ontbijtje klaar met de dingen die ik kon vinden. Een paar crackers met jam. Een sneetje ontbijtkoek en twee eieren. Een glas melk en voor mezelf een kop koffie. Het was niet veel anders dan de vorige morgen. Tegen achten ging ik de slaapkamer binnen en maakte ik Ruth wakker. We hadden afgesproken dat we rond half tien in de verpleegkliniek zouden zijn.
‘Hallo meisje, je hebt wel goed geslapen geloof ik?’ zei ik.
Ze wreef met haar hand door haar ogen en keek me met een glimlach aan.
‘Je was ook zo lekker warm en het gaf me een lekker rustig gevoel. Het is zo fijn om te weten dat ik er niet alleen voor sta. Jay, ik vind het echt super van je.’
‘Graag gedaan hoor.’
Meer wist ik ook niet uit te brengen. Ik keek naar Ruth en ze zag er zo meisjesachtig uit in haar veel te grote pyjama en met haar loshangende haren.
‘Ik ben wel een beetje zenuwachtig,’ ging ze verder. ‘De artsen hadden er niet veel vertrouwen meer in. Ze zeiden dat ze geen prognose konden geven, maar dat ik er op moest rekenen dat het niet lang meer zou duren. Het lijkt wel of ze er echt geen zin meer in heeft. Zo maar ineens.’
‘Ze is ziek Ruth, misschien voelt ze zelf wel het beste hoe het er voor staat. In ieder geval kun jij er ook niet veel aan doen, niet meer dan er voor haar te zijn.’
Ruth keek me aan en ik zag dikke tranen over haar wangen rollen.
‘Kom eens hier liefje. Ik ben bij je. We gaan dit samen tot een goed einde brengen. Dat beloof ik.’
Ze nam een zakdoekje van het nachtkastje en ze depte haar tranen weg. Er volgde nog een paar snikken en toen zag ik gelukkig weer een glimlach.
‘Zonder jou…’ zei ze en ze keek me aan.
Ik legde mijn vinger op haar lippen.
‘Het is goed liefje.’
Ze legde haar arm om me heen. Het voelde zo vertrouwd.
Toen we ons hadden gedoucht en aangekleed was het de hoogste tijd om naar de moeder van Ruth en Esther te gaan. Het Kadettje bracht ons zonder morren naar de privékliniek.
“Barrenveldenkliniek ” stond met goudkleurige letters op het zwarte marmeren plaatje bij de ingang.
Het was me de vorige dag niet opgevallen. We meldden ons en de mevrouw achter de balie vroeg ons vriendelijk om plaats te nemen en ze wees naar de zithoek die naast de ingang was.
‘Dokter Jans komt zo spoedig mogelijk naar u toe,’ hoorde ik haar nog tegen Ruth zeggen, terwijl ik al op weg was naar het bankje.
Ruth keek strak voor zich uit en ik vond dat haar gezicht wat bleekjes was. Ze had zich niet opgemaakt. Misschien was dat wel de oorzaak. Even later meldde een jonge arts zich en stelde zich voor als Erik Jans.
‘Wilt u mij maar volgen?’ vroeg hij op vriendelijke toon.
‘Ik zal u even bijpraten over de toestand van mevrouw. U bent u de dochter van mevrouw Silverstein?
Ruth knikte.
‘En u bent…?’ Hij keek me vragend aan, maar voordat ik iets had kunnen zeggen, antwoordde Ruth, ‘Jay is mijn vriend, dokter.’
‘Oké, duidelijk. Nou het spijt me, maar ik heb helaas geen goede berichten voor u. Het gaat erg snel achteruit met uw moeder. Ik ben bang dat het niet heel lang meer gaat duren.’
Hij keek Ruth aan en ik voelde dat haar hand die van mij zocht. Ze omklemde hem stevig.
‘Ik was er al een beetje bang voor dokter…ik …’
Ze wilde nog wat zeggen maar het lukte niet meer.
‘Zullen we nu maar even naar haar toe gaan? De verpleegsters hebben haar vanmorgen toch nog maar even gewassen en aangekleed,’ zei Erik Jans. Hij had met haar te doen.
De kamer van Silvia was aan het einde van een lange gang. Dokter Jans ging niet mee naar binnen, maar beloofde om zo spoedig mogelijk naar ons toe te komen.
‘Dag mama.’ Ruth hield zich goed.
‘Dag Silvia,’ zei ik. Het kostte me moeite om me goed te houden toen ze me vragend, bijna smekend aankeek.
‘Komt Esther ook?’ vroeg ze met trillende stem. ‘Heb je Esther voor me mee gebracht Jay?’
Ik schudde mijn hoofd en Silvia begreep wat ik haar wilde zeggen.
Ik zag dat Ruth zich omdraaide.
‘Ga maar even wat drinken Ruth. Ik blijf wel even bij je moeder.’
Ruth knikte en liep de kamer uit. Silvia pakte mijn hand. Er ging een rilling door me heen.
‘Jay…? Komt ze echt niet?’
‘Nee Silvia, Esther komt niet. Ze wilde niet. Ik heb mijn best gedaan, echt.’
Ze zei niets maar ik zag de tranen in haar ogen.
‘Wil ze me echt niet meer zien? Wil ze me niet vergeven?’
Er zat zoveel wanhoop in haar woorden, dat ik er van huiverde.
‘Ik kan het wel begrijpen hoor,’ ging ze verder. ‘Ik kan het wel snappen dat onze Esther me niet meer wil zien, maar het doet me wel heel erg veel pijn Jay. Wil je me wel beloven dat je altijd goed voor haar zult blijven zorgen. Ze heeft het zo nodig.’
‘Dat zal ik Silvia, ik zal er altijd voor haar zijn, als ze dat wil. Dat beloof ik.’
Ze hield mijn hand nog steeds stevig vast.
‘Jay, wil je Ruth ook tot steun zijn. Ze staat er nu helemaal alleen voor.’
‘Silvia, ik zal er voor Esther en Ruth zijn. Echt, dat moet je van me aannemen, dat beloof ik.’
Ze boog zich naar me toe en ze wilde me op mijn voorhoofd kussen. Het viel haar zwaar en ik boog naar haar toe. Ze aaide met haar hand over mijn wang. Het voelde koud aan.
‘Je bent altijd al zo’n lieverd geweest. God, wat had het allemaal anders kunnen lopen…als…’
Ze maakte haar zin niet af. Ze zakte terug in haar stoel en ik schrok toen ik haar ogen weg zag draaien.
Ik maakte me van haar los en rende de kamer uit en riep om de verpleging. Ik zocht Ruth maar ze was er niet. Ik zag haar nergens. Ik voelde de paniek en mijn hart ging tekeer.
Even later kwam een verpleger uit een van de andere kamers.
‘Mevrouw Silverstein…! Het gaat niet goed,’ riep ik met trillende stem.
De verpleger ging de kamer binnen terwijl ik om me heen keek in de hoop Ruth te zien.
Toen ik even later ook de kamer binnenging keek de verpleger mij aan en schudde hij zijn hoofd.
‘Ik kan niets meer voor haar doen. Mevrouw is helaas overleden. Gecondoleerd meneer. Ik zal even hulp gaan halen. Als u wilt, mag u hier wel blijven, maar als u liever even buiten de kamer wacht, is dat ook goed hoor,’ zei hij.
‘Ik ga eerst maar even de dochter van mevrouw zoeken. Ik denk dat ze even iets is gaan drinken in het restaurant.’
De verpleger knikte en ik liep de kamer uit.
Ik zag Ruth aan een tafeltje zitten in het restaurant van de kliniek. Ze zat daar helemaal moederziel alleen. Die aanblik deed me zeer. Ik liep naar haar toe en toen ze me aankeek sloeg mijn hart over.
‘Mama is dood Jay, ik voel het.’
Ik streelde haar en ik kon nauwelijks iets uitbrengen.
‘Ja liefje, Silvia is zojuist gestorven. Ik was gelukkig nog bij haar. Het ging zo plotseling. Zo maar ineens.
Ik vind het zo rot voor je dat je er niet bij was.’
‘Ik voelde dat het zo zou gaan. Echt… Ik was er zeker van dat als ze zou horen dat Es niet met jou mee gekomen was, het voor haar genoeg zou zijn. Dat het dan helemaal klaar voor haar was.’
‘En jij dan?’ vroeg ik
‘Mama en Es waren één Jay. Esther was nou eenmaal mama’s lieveling.’
Ik drukte Ruth tegen me aan.
‘Silvia mag trots op jou zijn Ruth. Je bent een geweldige dochter voor haar geweest.’
Ze glimlachte flauw.
‘Ja, een geweldige dochter… laten we het daar maar op houden.’
Ik begreep niet wat ze bedoelde of wat ze wilde zeggen, maar ik vond het niet verstandig om er verder op door te gaan.
‘Wil je nog even naar haar toe?’
Ze knikte.
De verpleging had Silvia inmiddels op bed gelegd en ze hadden haar tot aan haar middel met een laken toegedekt. Haar handen lagen ineen gevouwen net boven het laken uit. Het leek wel of ze in een diepe slaap was.
Ruth legde haar hand op de rimpelige handen van haar moeder.
‘Mama, nou heb je eindelijk je rust gevonden. Ik heb altijd van je gehouden mama…echt. Rust zacht.’
Er liepen tranen over de wangen van Ruth en ze legde haar hoofd tegen mijn schouder.
‘Zullen we nu gaan Jay? Alsjeblieft? Ik kan dit niet.’
We liepen de kamer uit en voordat ik de deur achter me dicht deed keek ik nog eenmaal naar Silvia Silverstein. Ik dacht aan mijn belofte. Ik was vastbesloten om mij aan mijn woord te houden.
We meldden ons bij de balie en de mevrouw vroeg ons vriendelijk om nog even een momentje te wachten. Dokter Jans was naar ons onderweg.


22) Twijfel tussen twee werelden

Het was ondertussen begin november. Ik had sinds de crematie van Silvia Silverstein nog één keer contact gehad met Ruth. We hadden destijds samen de crematie geregeld en na afloop nog wat gegeten, waarna ik terug was gegaan naar Milaan. Ze had me een kartonnen sigarendoosje met foto’s meegegeven.
‘Dit is onze hele erfenis Jay, dit is alles wat er is, meer is er niet. Neem ze maar mee voor Esther. Op de meeste foto’s sta ik niet en die paar waar ik waarschijnlijk wel op voor kom zeggen me niets. Misschien dat Es zichzelf nog ergens op herkent.’
Ik had het doosje in mijn reiskoffer gedaan en aan Ruth beloofd dat ik het aan Esther zou geven.
Ruth had mij drie weken later gebeld en opgewonden verteld dat ze naar Amerika ging. Ze had een vriendin in Atlanta, die aan haar gevraagd had of ze zin had om een tijdje bij haar te komen wonen. Dat was het laatste wat ik van haar had gehoord. Ik vond het wel wat vreemd, maar realiseerde me ook dat dit wel bij haar paste. Esther had daar ook wel eens over verteld. Ruth kon zomaar verdwijnen om vervolgens tijden later plotseling weer op te duiken.

Esther en ik hadden de laatste maanden nauwelijks een woord met elkaar gewisseld. Alleen wanneer het hoognodig was. En dan ging het vooral over zaken. Verder kwam het niet.
Ze had ook niet meer naar haar moeder geïnformeerd en ik vroeg me af of ze eigenlijk wel wist dat Silvia was overleden. Ik had het haar in ieder geval niet verteld. Ik had de sigarendoos met foto’s nog steeds in een kast in mijn appartement staan.
Laleh had een aanvaring met Esther gehad. Ze waren het samen volstrekt oneens over de voorjaarscollectie.
‘Het wordt er niet gezelliger op Jay. Ik weet niet wat jij ervan vindt, maar als het zo doorgaat dan kap ik ermee. Dat meen ik echt,’ had Laleh tegen mij gezegd. Ik had aan haar haar gezicht gezien dat ze het meende.
‘Ik begrijp je Laleh, maar misschien moet je toch maar even geduld hebben. Ik denk dat het gedoe met Kuhn de langste tijd heeft gehad.’
‘Maar ze is zo onredelijk…’ morde Laleh.
‘Vertel mij wat,’ antwoordde ik, hoewel ik dat eigenlijk niet wilde zeggen.
‘Dus dat vind jij ook?’
Er was nu geen ontkomen meer aan.
‘Ik kan nou niet bepaald beweren dat het allemaal geweldig gaat. Ze spreekt nauwelijks tegen me en als ze wat zegt dan is dat puur zakelijk. Maar ja, het zal wel niet anders kunnen.’
‘Wat maar ja!’ reageerde Laleh fel. ‘We moeten dat zeker allemaal maar accepteren, terwijl mevrouw zich overal afzijdig van houdt. Alleen als er wat te bekritiseren valt, dan hoor je haar. Wij zorgen voor omzet en voor de winst. Zij is alleen maar druk met haar doktertje. Ik baal hiervan Jay, echt het zit me tot hier.’
Ze hield haar vlakke hand tegen haar keel. De felle blik in haar ogen maakten indruk op me.
‘Je bent toch niet boos op mij, hoop ik?’
‘Sorry, ik weet ook wel dat jij er niets aan kunt doen. Maar ik moest even stoom afblazen.’
‘Pak je jas, dan gaan we wat drinken. Bij de Duomo,’ stelde ik voor.
Ze knikte.
‘Misschien is dat wel het beste. Even weg van hier.’

Het was druk op de terrasjes. Het was ook nog een fraaie dag, zo laat in het najaar. De zon maakte de herfstkleuren extra mooi.
‘Word jij nou nooit eens gestoord van Ester?’ begon Laleh.
‘Liefje, nu even geen Esther alsjeblieft. Laten we het over iets anders hebben. Hoe is het met je familie?’
Ze zuchtte en ik kreeg er meteen spijt van dat ik deze vraag gesteld had.
‘Weet je Jay, als ik mijn hart zou volgen was ik nou in Iran. Maar mijn verstand zegt dat ik hier moet blijven. Ik leef nog steeds in twee werelden, blijkbaar lukt het me niet om een keuze te maken.’
‘Hoe lang denk je dat nog vol te kunnen houden? Je doet jezelf echt te kort meisje. Gun jezelf toch eens een beetje meer vrijheid.’
‘Waarom, waarvoor?’
‘Tjee, gaat het wel goed met je? Waarom ontzeg je jezelf elke kans om een beetje gelukkig te zijn? Wat is er zo belangrijk, dat je daar alles voor opoffert? Laleh, waarom maak je het voor jezelf allemaal zo moeilijk?’
Ze keek me aan en ik zag tranen in haar ogen en een verbeten trek om haar mond. Ze zei niets.
‘Nou Laleh…?’
Ze draaide haar hoofd van me af. Ik pakte mijn glas met wijn en ik dronk het zonder er bij na te denken leeg.
Het bleef stil.
‘Wil je nog wat drinken?’ vroeg ik.
Ze bleef strak voor zich uitkijken en negeerde me volkomen. Plotseling stond ze op en liep weg, zonder iets te zeggen. Ik bleef achter en wenkte de ober. Hij zag me niet.
Toen ik had afgerekend liep ik terug naar kantoor. Ik verwachtte dat Laleh er al zou zijn maar haar kamer was leeg. Ik was er niet gerust op en ging naar haar appartement. Ik drukte op de bel maar de deur bleef gesloten. Nadat ik het nog maar een keer geprobeerd had liet ik het erbij en ging terug naar de zaak.
Toen ik binnenkwam ging mijn telefoon. Het was Francesco. Hij wilde me dringend spreken.

‘Hallo Jay, ga zitten. Heb je iets gehoord over de aanvaring die Esther en Laleh hebben gehad?’
‘Niet meer dan dat ze het niet eens konden worden over de voorjaarscollectie, althans zo heb ik het van Laleh begrepen.’
Hij keek me aan en wreef met zijn hand over zijn kin.
‘Nou dat ze het samen niet eens konden worden is een understatement. Laleh heeft ons voor het blok gezet. Ze wil ten koste van alles haar ideeën doordrukken.’
‘En wat mag dat dan wel zijn?’
‘Tja, het ligt tamelijk moeilijk. Ze heeft geweldige ontwerpen gemaakt, maar niet voor Westerse vrouwen, als je begrijpt wat ik bedoel.’
Ik keek hem niet begrijpend aan.
‘Jay, ik snap je verbazing en verwondering. Ik zal haar ontwerpen wel eens even laten zien. Verder zeg ik niets. Maar ik wil wel je eerlijke mening horen.’
Francesco pakte een map uit zijn bureaulade.
‘Hier, ik laat je even alleen. Ik hoor graag wat je hiervan vindt.’
Hij pakte zijn colbert en liep de kamer uit. Ik bladerde door de map met de schetsen en ontwerpen. Laleh had zonder meer een mooie kledinglijn ontworpen maar in alle gevallen was er sprake van een hijab of sluier. De ontwerpen waren ondanks de westerse lijnen toch vooral geïnspireerd op de kleding zoals die vooral door vrouwen in moslimlanden werd gedragen. Ik vond het moeilijk. Enerzijds waren het stuk voor stuk stijlvolle ontwerpen en anderzijds vormden ze toch enigszins een politieke getinte statement.
Ik hoorde de deur en Francesco kwam binnen met een kop espresso in zijn hand.
‘Wil je ook een kopje?’
‘Nee, dank je.’
‘En?’
‘Nou het is, laat ik het maar voorzichtig zeggen, nogal afwijkend. Het zijn niet de ontwerpen van Laleh zoals we die van haar gewend zijn.’
‘Jay, het lijkt wel een politiek statement,’ zei Francesco kortaf.
Ik keek hem aan.
‘Kom nou, Francesco, dat kun je niet menen,’ probeerde ik nog maar ik wist exact wat hij bedoelde.
‘Dat kan wel zijn Jay, maar als je eerlijk bent dan heb jij hier ook zo je twijfels over. Of niet soms?’
‘Ik begrijp wat je zegt,’ antwoordde ik en ik schaamde me eigenlijk een beetje voor mijn eerste reactie op de woorden van Francesco. Natuurlijk had hij gelijk.
‘Nou, Esther en ik zijn het er samen in elk geval wel over eens. Laleh Sherazi laat hier iets van zichzelf zien, wat ons absoluut niet bevalt. SFF doet niet aan politiek. Dat hebben we nooit gedaan en dat zullen we ook nooit doen. Niet in Italië, niet in Rusland. Nergens Jay. Ze is heel waardevol voor SFF, maar dit kunnen we niet accepteren. Esther heeft hier met haar over gesproken, maar ze was absoluut niet voor rede vatbaar. Ik weet niet wat er met haar aan de hand is, maar ik zeg het nog maar eens helder en duidelijk. Dit kan zo absoluut niet verder. Esther en ik hebben vanmiddag afgesproken, dat we haar nog wel een nieuwe kans willen geven, maar deze ontwerpen gaan regelrecht de vuilnisbak in. Volstrekt onaanvaardbaar, al zijn ze dan nog zo geniaal. Dus nogmaals, we willen graag met haar verder, maar dan geen politieke of andere maatschappij-gevoelige statements meer. Want dan is het voor haar bij SFF voorbij. Over en uit.’
Ik zweeg en luisterde. Ik zag dat Francesco ieder woord meende.
‘En nu?’ vroeg ik.
‘Nou, Esther en ik zijn van mening dat jij de enige bent die blijkbaar nog invloed op haar heeft.’
‘Wat betekent…?’
‘Dat wij graag zouden zien dat jij haar op andere gedachten brengt.’
Hij keek me aan en ik kende Francesco lang genoeg om zijn blik naar waarde in te kunnen schatten. Hij zou geen genoegen nemen met “neen”. Dat was duidelijk.
‘Mag ik er over nadenken?’
‘Hoe lang?’
‘Hoeveel tijd krijg ik van je?’
‘Hoeveel tijd heb je nodig?’
‘Geen idee.’
Het leek wel een spel. Het beantwoorden met een vraag door een nieuwe vraag te stellen.
‘Morgenvroeg wil ik een antwoord. Wat het ook is. Morgenvroeg nemen we een besluit hoe we verder gaan Jay. Sorry dat ik zoveel druk op je leg. Maar het kan niet anders.’
‘Ik doe mijn best.’
‘Dat weet ik,’ en Francesco kwam naar me toe.
‘Wat spreken we af?’
‘Morgenvroeg half negen. Op het kantoor van Esther.’
Hij stak zijn hand uit.
‘Is ze er dan ook?’ vroeg ik en ik probeerde het zo nonchalant mogelijk te laten klinken.
‘Ja,’ zei hij kortaf. Hij schudde mijn hand alsof we zojuist een belangrijke deal hadden afgesloten.
‘Oké, ik doe mijn best. Maar dat had ik al gezegd, geloof ik.’
Francesco reageerde niet en ik liep naar de deur van het kantoor.
‘Nou tot morgenvroeg dan maar.’
Hij keek op.
‘Het zal niet gemakkelijk zijn, maar in ieder geval succes. We hebben vertrouwen in je Jay. Esther en ik.’
Ik wilde reageren, maar ik hield het bij een knikje en hij deed de deur achter mij dicht.

Het was bijna half tien en het was donker toen ik bij het appartement van Laleh aankwam. Ik vond het moeilijk. Ik was toch altijd degene die iedereen in zijn waarde liet? Die iedereen respecteerde zoals hij was en om wat hij dacht? Ik vroeg me werkelijk af waarom ik hier voor haar deur stond. Ik belde aan en het duurde even voordat de deur werd opengedaan. Ik schrok, want het was niet Laleh die de deur voor me opendeed maar een iemand met een boerka aan. Ik had geen idee wie er voor mij stond.
‘Is Laleh er ook?’ vroeg ik timide.
‘Ik ben het…ik ben Laleh.’
Ik wist niet wat ik moest zeggen.
‘Wat wil je van me Jay? Kom jij me ook vertellen dat ik gek ben?’
‘Wie zegt dat?’
‘Esther…’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Esther zegt dat ik gek en een ondankbare hond ben.’
‘Esther weet niet wat ze zegt.’
‘Nee, Esther weet nooit wat ze zegt. Esther is zielig, Esther kan niet lopen. Esther is…’
‘Stop Laleh, niet doen, alsjeblieft.’
‘Waarom bescherm je haar altijd? Waarom Jay? Ze geeft niets om je. Ze behandelt je als oud vuil en toch neem je het altijd voor haar op. Waarom?’
‘Ik houd nog steeds van haar, denk ik…’ zei ik zacht.
‘Zo, denk je dat? Jay Hennes wordt toch eens wakker. Je wordt gebruikt en als ze je niet meer nodig heeft, word je door haar de straat op geschopt. Geloof me nou Jay.’
‘Het is mijn leven Laleh. Mijn keuze.’
‘En dit is mijn leven. Ja, Jay Hennes mijn verdomde leven, maar dit is wel alles wat en wie ik ben. Mijn overtuiging, mijn geloof. Maar goed, jullie willen het allemaal anders. Jullie willen dat ik me aanpas aan jullie wereld. Dat ik denk zoals jullie denken.’
Haar stem klonk woest en het maakte me bang.
‘Jullie willen me niet zien zoals ik ben. Verscheurd door twee werelden. Er is nergens een plek waar ik me thuis voel. Waar ik gelukkig kan zijn. Niet hier, niet in Iran. Niet bij jullie, niet bij mijn familie. Ik kan net zo goed dood zijn, wat maakt het uit…’
‘Dat maakt veel uit. Heel veel. Waarom gun je jezelf zo weinig meisje?’
‘Waarom…? Waarom zou ik, voor wie? Wie kan het wat schelen?’
‘Mij wel.’
‘Ja, jou wel Jay. Natuurlijk kan ik jou wat schelen, ik geloof je direct, maar niet heus. Kom nou toch. Je wilt me niet eens.’
Ik probeerde te begrijpen wat ze bedoelde maar daar kreeg ik nauwelijks de kans voor.
Ze rukte de boerka van haar lijf en voor het eerst zag ik haar, zoals ik haar in mijn fantasie had voorgesteld. Ze was naakt. Wat was ze een mooie vrouw.
‘Hier Jay Hennes… vergrijp je er maar aan. Dat is toch wat jullie willen. Seks en lust. Jullie willen vrouwen bezitten, jullie willen toch allemaal je eigen slavin?’
Ik zei niets.
Ze tilde haar borsten op en liet haar lange loshangende haren om haar hoofd zwieren.
‘Zijn ze niet goed genoeg voor je?’ krijste ze terwijl de tranen over haar wangen liepen.
‘Lieve, lieve Laleh. Waarom ben je zo ongelukkig?. Waarom nou toch?’
Ik liep naar haar toe en streelde haar. Ze drukte zich tegen me aan. Ze huilde en wat ik ook probeerde, ik kon haar niet troosten. Ik duwde haar een beetje van me af en wees naar de bank.
‘Zullen we daar even gaan zitten? Of wil je graag even gaan liggen?’
Ze knikte. Voor het eerst zag ik sinds lange tijd haar appartement van binnen. Het was nog steeds smaakvol ingericht, maar het had ook iets beklemmends gekregen. Aan de muren hingen nu kustwerken, waarop alleen maar moslima’s waren afgebeeld. Gesluierd. Soms erotisch, soms helemaal bedekt door een boerka. Er waren nauwelijks kleuren gebruikt. Laleh was op de bank gaan zitten en huilde nog steeds.
‘Kom maar meisje,’ zei ik en ik legde de gescheurde boerka zo goed als het kon over haar heen.
‘Wil je jezelf niet even aankleden…even iets warmers aandoen?’
Ze schudde haar hoofd.
Ik wist niet goed wat ik hier mee aan moest. Ik dacht terug aan het gesprek met Francesco. De volgende morgen moest ik verslag doen van mijn missie. Een ding was zeker, noch Esther nog Francesco zouden van me te horen krijgen wat ik had aangetroffen.
Na een kwartiertje werd Laleh wat rustiger.
‘Jay…?Sorry.’
‘Geeft niets Laleh,’ zei ik met trillende stem. Ik had zo met haar te doen.
Ze zag dat ik het er ook moeilijk mee had. Ik kon mijn tranen nauwelijks bedwingen. Ik vond het vreselijk om te zien hoe zo’n mooie intelligente jonge vrouw zo moest worstelen met de twee werelden waarin ze zich in geen van beide thuis voelde. Waarin ze zichzelf kwijt dreigde te raken. Ze kwam overeind en veegde met haar hand door mijn gezicht. Ik zag hoe mooi ze was. Het lange zwarte haar en haar mooie ronde borsten. Haar mooie lichaam. Het verwarde me.
‘Niet verdrietig zijn Jay. Niet om mij, alsjeblieft.’
‘Wel om jou liefje. Ik vind het zo erg voor je. Wil je echt niet iets warmers aandoen? Heb je geen kamerjas of zo?’
‘Vind je me dan niet mooi? Ben ik niet mooier dan Esther?’
‘Lieverd, je bent zo prachtig. Van buiten maar ook van binnen.’
‘Waarom wil je mij dan niet?’
Ik wist niet wat ik moest zeggen.
‘Nou…waarom? Zeg nou eens eerlijk… waarom Jay?’
‘Lieverd, ik weet het niet. Ik kan het je niet zeggen. Echt niet. Ik zit gevangen in mezelf. Gevangen in mijn liefde voor Esther. Al is dat schijnbaar niet wederzijds. Het heeft tot nu toe mijn leven bepaald en misschien wel voor altijd. Ik kom niet los van haar. Wat ik ook probeer, hoe ik er ook naar kijk. Ik heb heel veel respect voor je Laleh. Ook al ben je zo mooi en zo lief, ik mag me daar niet aan overgeven. Ik wil vooral eerlijk tegenover je zijn en vooral ook blijven. Ik wil voor altijd je beste vriend zijn en je troosten als je verdriet hebt. Waar en wanneer dan ook. Ik wil met je lachen, met je praten, avonden lang tot het morgen wordt. Maar meer kan ik je niet bieden, meer kan ik je niet beloven.’
Ze keek me aan en ze knikte dat ze het begreep.
‘Wil je vannacht bij me blijven?’
‘Natuurlijk blijf ik bij je. Ik laat je echt niet alleen.’
‘Mag ik dan voor één keertje bij je liggen. Ik wil zo graag weten hoe dat voelt.’
‘Wat je maar wilt,’ zei ik.
Ze was weer wat rustiger en ze veegde de laatste tranen van haar gezicht,
‘Zullen we dan maar gaan slapen?’
‘Dat is goed. Lukt het?’
Ze stond op en ze liep voor me uit naar de slaapkamer. Dit voorval had grote indruk op me gemaakt.
De donker ingerichte slaapkamer met vooral zwarte en grijze tinten en met een aantal mooie, licht-erotische afbeeldingen van vrouwen in lange gewaden, waarvan ik maar aannam dat het moslima’s waren, gaf me een onbestemd onrustig gevoel. Toen ik naast haar lag en ze haar hoofd op mijn borst had gelegd voelde ik mijn hart bonken. Mijn hoofd barstte bijna uit elkaar. Laleh sliep binnen vijf minuten. Ik probeerde de dag te begrijpen en dacht vooral ook aan de volgende morgen. Aan de afspraak met Francesco en Esther. Laleh drukte zich vaster tegen mij aan.

Ik was zenuwachtig toen ik de volgende ochtend voor de deur van het kantoor van Esther stond. Ik klopte en hoorde haar op de bekende manier “binnen” roepen. Ik zuchtte nog eens diep en deed de deur open. Esther was alleen.
‘Goedemorgen Es,’ zei ik. Ik probeerde mijn nervositeit te verhullen, maar ze had me snel door.
‘Dag Jay, gaat het wel goed met jou?’
Ze keek me aan en ik wendde mijn blik van haar af.
‘Is het zo moeilijk? Heb je zo de pest aan me gekregen?’ zei ze met een flauwe glimlach, maar ik voelde ook een zeker cynisme in haar opmerking.
‘Nou, nee, maar…’
Ze liet me niet uitspreken.
‘Francesco komt er aan. Hij heeft me een paar minuten geleden gebeld. Hij moest nog even de auto parkeren. Had hij ook maar in dit appartement moeten blijven wonen, maar ja…’
Ze sprak het uit op een manier of het leek dat hij een enorme vergissing had begaan door te verhuizen. Zo van eigen schuld, dikke bult. Francesco was een aantal maanden geleden verhuisd naar een villa in Settala, een dorpje net buiten Milaan. Hij woonde er samen met Katarina, althans als ze niet in Moskou waren.
‘Hij woont er toch mooi,’ zei ik en ik realiseerde me dat deze opmerking eigenlijk totaal overbodig was.
‘Ja, dat zal wel. Ik ben er nog niet geweest. Dus ik kan er niet over oordelen.’
‘Nou niet zo verongelijkt doen Esther.’
Ik had met deze opmerking de toon gezet. Ze keek me aan en haar blik voorspelde niet veel goeds.
‘Is dat het beste wat je mij na al die maanden te zeggen hebt, dat ik niet zo verongelijkt moet doen? Jammer Jay Hennes, ik dacht dat het misschien weer een beetje beter tussen ons zou kunnen worden. Maar ja, blijkbaar…’
‘Hou nou toch op Esther, je weet zelf maar al te goed dat we eerst maar eens goed moeten praten. Ik snap echt helemaal niets meer van jou.’
‘Wat snap je niet? Vertel het eens. Snap je niet waarom ik zo goed met Kuhn ben of beter was? Ik heb wat dat betreft goed nieuws voor je. Kuhn is naar Zwitserland vertrokken. Hij heeft daar werk in een of andere kliniek. Dus daar hoef je jezelf geen zorgen meer over te maken.’
‘Dat is het niet alleen, dat weet je zelf ook wel.’
‘Oh, natuurlijk. Dan is er ook nog Silvia Silverstein. Mijn oprechte en oh zo eerlijke en zorgzame moeder. Hoe gaat het er mee?’
‘Ze is dood Esther. Ze is overleden toen ik in Nederland was. Na het gesprek met jou ben ik teruggegaan naar Ruth. Ik wilde niet dat Ruth er alleen voor stond.’
Het bracht haar even uit haar evenwicht.
‘Waarom heb je mij dat niet verteld?’
Er zat lichte emotie maar vooral ook boosheid in haar stem.
‘Ik dacht dat het je niets deed, dat het je geen barst interesseerde. Jij hebt er ook nooit meer naar gevraagd.’
‘Fijn stel zijn jullie. Ruth en jij.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, zoals ik het zeg. Fijn stel om mij overal buiten te houden. Maar dan weet ik in ieder geval waar ik sta. Dat helpt ook wel eens.’
Ik was blij dat Francesco zich meldde. Ik had het gevoel dat het anders wel eens tot een heftige woordenwisseling had kunnen komen.
‘Goedemorgen. Sorry, dat ik wat laat ben. Het zat vanmorgen niet mee. Wat kijken jullie beteuterd. Is er iets wat ik moet weten?’
Voordat ik iets kon zeggen nam Esther het woord.
‘Misschien dat je het interessant vindt om te weten dat Silvia Silverstein dood is?’’
‘Dat is toch oud nieuws liefje en bovendien geloof ik niet dat jij daar warm of koud van wordt. Heeft Jay je dat net verteld?’
‘Het is al ruim een half jaar geleden en niemand vertelt mij iets!’ Esther was laaiend.
‘Dat is niet eerlijk. Je weet maar al te goed dat ik je gevraagd heb om met me mee naar Nederland te gaan,’ reageerde ik.
‘Ja, maar daar had ik even geen zin in op dat moment.’
‘Kom nou toch Esther, zeg gewoon eerlijk dat het je worst was, wat er met je moeder aan de hand was,’ zei Francesco met verheven stem. Zijn opmerking kwam hard aan. Het bracht Esther uit haar evenwicht. Ze wist niet goed of ze boos moest worden of dat die opmerking haar verdriet deed. Een ding was zeker, Francesco had haar diep geraakt. Ze zei niets en keek naar buiten. Ik kon haar gezicht niet zien, maar ik kon me er wel een voorstelling van maken.
‘Kom Esther, hang nou niet de vermoorde onschuld uit. Je weet net zo goed als ik, dat ik gelijk heb. Maar laten we nou maar eerst concentreren op onze andere probleem. Daar ben ik vanmorgen extra vroeg mijn bed voor uitgekomen en niet om ruzie te maken over je overleden moeder. God hebbe haar ziel.’
Francesco pakte een stoel en ging naast het bureau van Esther zitten. Hij wees op de andere stoel.
‘Ga zitten Jay, ik ben benieuwd wat je hebt kunnen bereiken.’
Esther draaide zich weer naar ons toe. Ik zag aan haar ogen dat ze het moeilijk had.
‘Nou, vertel eens…is er nog een kans dat we Laleh voor SFF kunnen behouden, of is het al te laat?’
‘Hoezo te laat?’ reageerde ik
‘Nou, dat ze al zover is afgegleden, dat we er niets meer aan hebben.’
Het klonk alsof het over de eerste de beste medewerkster ging. Hoewel het niet in mijn aard lag werd ik boos.
‘Als jullie er zo over denken, dan geloof ik dat ik Laleh wel kan begrijpen. Dit heeft ze absoluut niet verdiend. Ze heeft de afgelopen jaren een hoop geld voor jullie binnengebracht. Ze heeft haar stinkende best gedaan voor SFF. Bijna dag en nacht. Zo kun je haar niet afschrijven Francesco. Dit vind ik spijtig om te horen en ik vind het ook niet kunnen.’
Ik stond op en maakte aanstalten om op te stappen.
‘Rustig Jay, ik zeg het wat ongelukkig. Sorry. Natuurlijk is Laleh belangrijk voor ons bedrijf. En haar inbreng is onmiskenbaar waardevol. Maar je moet echt van mij aannemen dat wij geen politiek willen bedrijven. We zijn een modehuis en geen actiegroep of wat dan ook. Nou, ga eens rustig zitten, dan praten we dit als volwassen mensen uit,’ zei Francesco kalm.
‘Zonder Laleh?’ antwoordde ik.
‘Misschien heb je wel gelijk en is dit niet de juiste manier. Maar we dachten dat het misschien een optie was om Laleh door jou op andere gedachten te brengen. Heb je haar gisteren nog wel gesproken?’
Esther hield zich stil en zei geen woord.
‘Ik heb haar gisteren avond opgezocht. Ze was verdrietig en teleurgesteld.’
‘Je hebt haar toch zeker wel getroost, hoop ik?’ was de reactie van Esther. En weer vond ik dat er veel cynisme in haar opmerking zat.
‘Wat is dat nou voor een waardeloze opmerking Esther Silverstein. Waar slaat dat op?’ was mijn felle reactie.
‘Hennes, ik weet niet of je iets aan je ogen mankeert of dat je een andere afwijking hebt, maar Laleh Shirazi is al tijden stapelgek op jou,’ was het vinnige antwoord van Esther.
Ik wist even niet meer hoe ik het had.
‘Dat zal wel, als jij het zegt.’
‘Ja, dat zal wel. Ze heeft het me zelf gezegd. Ze vond dat ik je slecht behandelde en op het hoogtepunt van onze ruzie, zei ze ook nog dat ik jouw aandacht niet verdiende. Toen ik haar vroeg of ze soms jaloers was zei ze dat ik gek was. Ik ben vrouw genoeg om zo’n opmerking op waarde te kunnen schatten. Ze is verliefd op je Jay Hennes. Goh, wat ben jij blind.’
Ik was in paniek en probeerde de vorige avond en nacht terug te halen. Natuurlijk had Laleh zich aan me willen geven, maar ik dacht dat het de omstandigheden waren. Dat ze troost zocht en niet meer. Ik voelde me zo ongelooflijk dom.
‘Ik heb dan zeker wat gemist,’ was het enige wat ik kon bedenken.
‘We willen geen affaires op kantoor Jay,’ voegde Francesco er aan toe. ‘Je weet hoe we daar over denken.’
‘En nu?’
‘Ik wil weten hoe jullie hier in staan. Jij en Laleh. Dan zullen we naar een passende oplossing zoeken.’
‘Gaat het nou in een keer niet meer over politiek, maar over Laleh en mij? Ik begrijp het allemaal niet zo goed meer, geloof ik.’
‘Dat zijn de verkeerde conclusies. Het gaat ons wel degelijk over politiek en wij hadden gehoopt dat jij haar op andere gedachten had kunnen brengen, maar blijkbaar ben je daar niet aan toegekomen.’
‘Ben je vannacht bij haar geweest?’ vroeg Esther en ze keek me doordringend aan.
‘En wat dan nog,’ was mijn onverschillige reactie.
‘Ik hoop dat jullie het samen fijn hebben gehad. Kom het toch nog goed met je.’
‘Dit gaat nergens meer over. Ik kan zo niet verder. Ik stop ermee.’
‘Begrijp ik dat je ontslag neemt?’
Francesco stond voor me.
‘Jay Hennes, ik accepteer dit niet. Dit is wel heel erg gemakkelijk. Nogmaals, we praten dit als volwassen mensen uit en we moeten dit als volwassen mensen oplossen. Geen haar op mijn hoofd die er aan denkt om jou te laten gaan. Maar met Laleh moet het echt anders. Je moest ons willen begrijpen. Alsjeblieft. En Es, hou nou toch eens op met je zelfmedelijden. Ik weet dat het moeilijk voor je is, maar je moet niet zo cynisch reageren op Jay en Laleh. Dat verdienen beiden niet.’
Het was duidelijk dat Francesco nu de leiding nam. Esther zweeg.
‘Nou eerst die flauwekul van tafel. Niks ontslag, je blijft gewoon bij SFF. En verder… doe me een lol en heb eens een goed en open gesprek met elkaar.’
Hij maakte duidelijk dat hij hiermee een gesprek bedoelde tussen Laleh en mij.
‘En mijn welgemeend advies, wacht er niet te lang mee. En Jay, neem vandaag vrijaf en kom eerst weer eens tot jezelf.’
Hij keerde zich van mij af en richtte zich tot Esther.
‘Heb je nog iets toe te voegen of zijn we klaar?’
‘Nee,’ was het korte antwoord.
‘Mooi, nou ik vlieg vanmiddag naar Moskou en ik ben volgende week dinsdag weer terug. Doe me een plezier en praten jullie samen ook eens met elkaar. Dat lost volgens mij ook een heleboel op.’
Hij pakte zijn jas en zonder te groeten liep hij de kamer uit. Esther en ik bleven achter.
Ik voelde me doodongelukkig.
‘Wil je koffie?’ Esther verbrak als eerste de stilte.
‘Graag, jij ook?’
‘Ja graag,’ zei ze met zachte stem.
‘Zal ik er even voor zorgen Es?’
Ze knikte.
Nadat ik de twee kopjes espresso had gemaakt, ging ik bij haar zitten. In de stoel naast haar bureau. De stoel die Francesco er neer had gezet.
‘Hoe heeft het zover met ons kunnen komen Jay?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, je moet me wel haten zo langzamerhand?’
Ik zocht haar hand.
‘Liefje, ik zal altijd van jou blijven houden. Wat je ook doet, waar je ook bent. Je maakt het me soms niet gemakkelijk maar ik kan je echt niet vergeten. Hoe goed je ook je best doet.’
‘Maar wat moet je met mij, Jay, ik kan je toch niet gelukkig maken. Dat weet jij zelf toch ook wel. Laat me los. Ga voor Laleh. Ze houdt in ieder geval van je.’
‘En jij Esther, hou je ook van mij?’
Ze draaide haar hoofd van me af. Ik zag het schokken van haar schouders. Ik stond op en legde mijn arm om haar heen. Omdat ze in haar rolstoel zat was het een ongemakkelijke houding en ik zakte iets door mijn knieën en ik keek recht in haar ogen. Ik zag dikke tranen. Oprechte tranen van verdriet.
‘Ik zal altijd van je houden Jay, maar ik heb je niets te bieden. Ik heb van alles geprobeerd om je af te stoten om je los te laten, maar het gaat niet…’
‘Och liefje, dat hoeft toch ook niet. Ik ben er voor jou. Dat is altijd al zo geweest en dat zal altijd zo blijven.’
‘En Laleh?’
‘Laleh en ik zijn goede vrienden. Een eerlijke en oprechte vriendschap. Meer is er niet, althans niet voor mij.’
Ik realiseerde me maar al te goed wat ik zojuist had gezegd.
Voor het eerst sinds lange tijd kusten we elkaar. Heel intens. Het voelde zo vertrouwd en het maakte me blij. Ik droogde haar tranen en ik zag haar flauwe glimlach. Ze was zo mooi als ze verdrietig was, zo mooi maar ook zo kwetsbaar. Over een goede maand was het weer kerst. Ik wist het zeker. Ik zou haar een kerst bezorgen die ze nooit meer zou vergeten.


23) Vlietburg 9

‘Oef, zucht Sarah. ‘Dat was even wat…ik moet even bijkomen.’
‘Wil je iets drinken?’ vraag ik aan haar.
‘Het is bijna elf uur Jay, ik wil eigenlijk gaan slapen, maar van de andere kant…een mens leeft maar een keer. Dus één glaasje dan,’
‘Wat mag het zijn?’
‘Heb je nog van die lekkere zware rode wijn? Een glaasje voor het slapen gaan lijkt me wel lekker.’
‘Zeker, als jij de glaasjes pakt dan schenk ik in.’
De fles wijn stond binnen handbereik.
‘Je bent echt wel helemaal idolaat van Esther.’
‘Meer dan ik je kan vertellen, maar ook meer dan ik zelf ooit zal kunnen begrijpen, neem dat maar van me aan.’
‘Heel apart. Het lijkt er soms wel op dat jullie een groot deel van jullie leven aan het verdoen zijn. Het lijkt allemaal zo moeilijk, zo uitzichtloos. Zo zonder doel. Ik had me voor kunnen stellen dat het met Laleh, een kans zou maken, ondanks dat ze tussen twee culturen heen en weer werd geslingerd. Maar ja, dat zal wel niet.’
Ze ziet mijn glimlach.
‘Of wel soms?’
‘Sarah, je komt er vanzelf achter, hoe het allemaal is gegaan.’
‘Nou dat zal vandaag in ieder geval niet meer zijn. Ik ga zo meteen naar mijn kamer, hoe gezellig en nieuwsgierig ik ook ben. Morgen maar weer verder neem ik aan?’
‘Zeker, zolang het jou blijft boeien, dan blijf ik je voorlezen.’
Ze staat op en komt naar me toe en geeft me een kleine kus op mijn voorhoofd.
‘Bedankt Jay, ik ben dat gedoe met het ziekenhuis en die scans even helemaal vergeten. Nou tot morgen dan maar.’
Ze zet de glazen op het aanrecht en loopt naar de deur.
‘Welterusten Jay.’
‘Welterusten Sarah.’
Ze trekt de deur achter zich dicht en ik zucht eens diep en druk op de bel. De verpleegster meldt zich en roept door de intercom dat ze zo bij me is om mij in bed te helpen.

De volgende dag is Sarah al vroeg bij mij.
‘Wat was ik blij dat het tijd was om op te staan. Ik heb zo verschrikkelijk slecht geslapen. Ik zal blij zijn als ik volgende week weet waar ik aan toe ben.’
‘Het zal allemaal best goed komen,’ zeg ik zonder veel overtuiging.
‘Dat zal ook wel, maar toch. Onwillekeurig blijf je er mee bezig.’
‘Natuurlijk, dat is toch ook begrijpelijk Sarah.’
Ze knikt en legt haar hand op die van mij.
‘Dat is ook zo Jay, maar het blijft maar door mijn hoofd malen. Ik raak het maar niet kwijt.’
‘Zullen we gaan ontbijten of wil je liever een paar broodjes hier op de kamer.?’
‘Nee hoor, wat jij wilt. Het is mij om het even.’
‘Zo schiet het niet op’
‘Nee, daar heb je gelijk in. Zullen we dan maar hier blijven? Wil je dan na het ontbijt verder lezen alsjeblief. Het verzet mijn gedachten.’
‘Natuurlijk wil ik dat. Ik zal het manuscript alvast klaar leggen. Eens kijken, volgens mij waren we bij Kerstmis aangekomen aan elkaar. Kerst, negentien drieëntachtig.’
Er wordt op de deur geklopt en een van twee de hulpjes, die sinds kort in de keuken assisteren brengt een dienblad met een potje thee, twee kopje, twee eitjes, beleg en diverse broodjes. Ook zie ik twee croissants.
‘Zo, dat ziet er weer geweldig uit,’ zeg ik tegen het jonge meisje.
Ze kleurt een beetje en zegt zachtjes, ‘dank u wel meneer Hennes, ik zal het doorgeven aan de keuken.’
Nadat Sarah en ik hebben ontbeten en zij het dienblad op het aanrecht heeft gezet pak ik het manuscript en wacht tot ze op haar vertrouwde plekje zit. In de stoel die bij het raam staat. Ze knikt en zonder nog iets te zeggen weet ik dat ik kan beginnen.


24)Verona

Het was 1983, de avond voor Kerstmis. Ik had met Esther afgesproken dat ik naar haar appartement zou komen.
De laatste weken ging het weer een stuk beter tussen ons beiden. Ze was hartelijker en blijkbaar ook wel opgelucht dat ik haar meerdere keren had gerustgesteld dat er niets meer tussen Laleh en mij was dan oprechte vriendschap. Ik had in de week na de avond en nacht die ik samen met haar had doorgebracht, Laleh nauwelijks nog gesproken. Ik had haar nog even vluchtig op kantoor gezien, voordat ik naar Turijn en Rome was vertrokken. Ik had daar enkele afspraken. Ze had me nog wel verteld dat ze op het punt stond te vertrekken naar de Verenigde Staten. Ze beloofde me in ieder geval nog even te bellen. Twee dagen later vertelde Esther dat Laleh goed in New York was aangekomen. Ze had mij nog niet gebeld. Esther vertelde me ook dat Laleh en zij alles hadden uitgepraat. De lucht was weer helemaal opgeklaard. Laleh had haar excuses aangeboden en ze waren samen tot een compromis gekomen. Laleh mocht in haar ontwerpen beperkt gebruik maken van oosterse en Arabische invloeden. Voorwaarde was wel dat er geen enkele politieke suggestie vanuit mocht gaan en dat er absoluut geen uitingen van geloofsovertuiging in konden worden gezien. Laleh had Esther omhelsd en ze had haar beloofd om er iets moois en spectaculairs van te maken. Dat was ook de reden waarom ze naar de Verenigde Staten was gevlogen. Er was sinds kort een nieuwe ontwerper op het kantoor in New York werkzaam. De bedoeling was dat ze samen met hem haar schetsen verder ging uitwerken. Volgens Jim Calabro, die sinds het begin van het jaar het kantoor in New York bemande was Ravi Kahn een fenomeen. Deze jonge Amerikaan, van Pakistaanse afkomst was cum laude geslaagd op de NYFA of Seattle en was nu al een sensatie. Jim had hem al in een vroeg stadium weten te contracteren en SFF was hiermee alle concurrenten te snel af geweest. Vooral Francesco had zich bijna lyrisch over Ravi uitgelaten. De jonge ontwerper, hij was amper vierentwintig, had Francesco de garantie gegeven dat SFF binnen een paar jaar toonaangevend zou zijn in de Verenigde Staten. De absolute marktleider, voor minder ging hij niet. In januari in het nieuwe jaar had ik een bezoek gepland aan het kantoor in New York om kennis te maken met Ravi En als haar gezondheid het toe zou laten zou Esther mij vergezellen.

Maar eerst was er Kerstmis. Ik belde aan en na een paar tellen ging de deur van het appartement van Esther automatisch open. Esther had een camerasysteem laten installeren en zo kon ze met een druk op een knop de deur opendoen. De laatste paar weken ging haar mobiliteit zienderogen achteruit. Volgens haar nieuwe persoonlijke arts had dit te maken met het vochtige weer. Hij had haar gerustgesteld dat wanneer de luchtvochtigheid af zou nemen, de pijn bij Esther aanzienlijk zou verminderen. Ze had hem geloofd en had zonder enige vorm van protest ook maar de extra medicijnen geslikt. Ik was het er niet mee eens, maar ik had mijn lessen al eerder geleerd in de tijd dat Georgio Kuhn het nog voor het zeggen had. Dus ik bemoeide me er niet mee en hield mijn mening voor mezelf.
‘Hoi Es. Gaat het vandaag?’
Ze knikte.
‘Jawel hoor, het is wel te doen. Ik moet straks nog even mijn pillen pakken, maar verder gaat het allemaal wel.’
‘Dat is mooi. Want ik wil je eigenlijk mee uit vragen. Ik heb een tafel gereserveerd bij Antonio. Hij heeft er voor vanavond iets speciaals van gemaakt. Antonio is helemaal in kerstsfeer.’
‘Denk je dat het kan…ik bedoel, vind je het niet erg om met mij in een rolstoel binnen te komen?’
‘Hoe kom je daar nou bij? Je weet dat ik daar nog nooit een probleem van heb gemaakt.’
Ze zweeg.
‘Kom op Esther,’ ging ik verder. ‘Ik houd van je en ik vind het alleen vervelend voor jou. Verder kan het me niets schelen wat een ander denkt.’
‘Maar je kunt niet dansen of zo…ik bedoel wat heb je er aan?’
‘Dat jij bij me bent, dat je naast me zit Es, dat is het enige wat telt. Geloof me nou eens een keer.’
Ze veegde een traan weg, althans dat dacht ik en ik zei dat ze niet verdrietig hoefde te zijn.
‘Dat ben ik ook niet,’ antwoordde ze. ‘Alleen ik zou het zo graag allemaal anders willen.’
‘Het is wat het is liefje. Het is niet anders.’
‘Dat is ook zo,’ zei ze met ingetogen stem.
Ze pakte mijn hand en ze keek me aan.
‘Wil je me wel even helpen met het omkleden. Ik wil me mooi maken voor je, maar ik heb je hulp daar helaas echt bij nodig.’
‘Natuurlijk wil ik dat,’ en ik hielp haar naar haar slaapkamer.
Ze vroeg me of ik de rode satijnen jurk uit de garderobekast wilde pakken. Ik hielp haar de jurk aan te doen, daarna zei ze dat ze het verder wel alleen af kon. Ik liet haar alleen en ging naar de salonkamer en schonk mezelf een glas bourbon in.
Ruim een half uur later kwam ze in haar rolstoel de salonkamer binnen. Ze was zo mooi. Haar haren, haar make-up, alles was perfect. Ze droeg op de rode jurk een witgouden collier. De schittering van de diamanten was adembenemend. Haar rode haar kleurde verrassend mooi bij haar rode jurk.
‘Goh meisje, wat ben je mooi,’ zei ik met zachte stem. Ik was onder de indruk en kon mijn ogen nauwelijks van haar af houden.
‘Mag ik zo met je mee?’ vroeg ze op meisjesachtige toon.
‘Of je dat mag. Het is volgens mij onze eerste date.’
‘Niet helemaal lieverd, je vergeet het schoolbal.’
‘Dat je dat nog weet.’
‘Jij niet dan?’
‘Ik zal dat mijn leven lang niet vergeten. Wat waren er toen veel jongens jaloers op mij. Je had een wit jurkje aan… met van die zwarte stipjes.’
Ze glimlachte.
‘We zijn wel ruim vijftien jaar ouder. En wijzer, of niet soms?’
‘Nee lief. Niet wijzer, vandaag niet. Ik wil verliefd zijn, ik wil genieten. Ik heb hier vijftien jaar op gewacht.’
‘Ja,’ zei ze afwezig. ‘Wat zou ik de tijd graag terug willen draaien. Het zou dan allemaal zo anders gelopen zijn.’
Ik snapte weer niet goed wat ze mij wilde zeggen, wat ze nou eigenlijk bedoelde. Maar ook nu liet ik het er bij.
‘Kom schoonheid we gaan naar vriend Antonio.’
‘Bedankt Jay, voor het geduld dat je met mij hebt. Het zal niet altijd even gemakkelijk voor je zijn.’
‘Misschien niet, maar ik doe het met plezier en op zo’n dag als vandaag weet ik ook waar ik het voor doe. Ik ben volmaakt gelukkig Es.’
‘Zeg dat nou niet…’
‘Waarom niet?’
‘Ik ben zo bang dat ik zo meteen wakker word uit deze mooie droom.’
‘Niks droom,’ en ik hield de rolstoel schuin zodat ze zich vastklampte aan de armleuningen.
‘Jay! Niet doen.’
‘Zie je wel, het is geen droom. Het is een nachtmerrie. Hi… hi!’ hinnikte ik.
‘Gek!’
‘Maar wel lief toch?’
Ze lachte.
‘Ja wel lief, veel te lief voor een kreng zoals ik. Ik beloof je dat ik zal proberen de rest van dit jaar aardig tegen je te zijn.’
‘Esther Silverstein, nou zeg ik het nog een keer en dan niet meer. Ik houd van je. Ben je soms doof?’
Ze keek me aan en ze schudde haar hoofd.
‘Je moet wel gek zijn,’ zei ze nog.
Ik schudde mijn hoofd. ‘Echt doof dus.’
Ik sloot de deur en we namen de lift naar beneden.

Bij Antonio was het al behoorlijk druk. Hij had zoals hij mij had beloofd een van de mooiste tafels voor ons gereserveerd.
‘Oké?’ vroeg hij aan me.
‘Je bent mijn held Antonio,’ zei ik.
Hij glunderde en toen kuste hij de hand van Esther die hem ook nog eens een compliment maakte.
Antonio was een charmeur en ik zag dat hij onder de indruk was van Esther.
‘Bellissima …sei la plu bella donna che abbia mai incintrato,’ zei hij terwijl hij een diepe buiging maakte.
Vrij vertaald kwam het er op neer dat hij zei dat hij nog nooit zo’n mooie vrouw had ontmoet. Esther bloosde.
Het restaurant ademde een en al kerstsfeer uit en Antonio was gekleed in een chique rokkostuum. Het personeel droeg een rood-zwarte combinatie met gouden biezen afgezet.
De chef-kok had zijn uiterste best gedaan en het was onmiskenbaar dat hij al zijn creativiteit had ingezet om een bijzonder kerstdiner te bereiden. De kleine honderd gasten werden tussen de gangen door vermaakt met muziek en dans. Ik zag dat Esther volop genoot.
‘Het is lang geleden Jay, dat ik me zo lekker heb gevoeld. Dank je wel.’
‘De avond is nog lang Es.’
‘Hoezo? Heb je nog meer plannen of moet ik zeggen verrassingen?’
‘We gaan na afloop van het diner naar Verona. Naar…nou ja, nou verraad ik bijna alles.’
‘Naar Romeo en Juliet?’
Ik knikte.
‘Naar de Arena?’
Ik zag tranen in haar ogen.
‘Dat gaat toch niet?’
‘Dat gaat prima liefje,’ stelde ik haar gerust.
Na het dessert zag ik dat het de hoogste tijd was om te gaan. Ik had een limousine gehuurd. Antonio, die op de hoogte was van mijn plan kwam zeggen dat de chauffeur zich al had gemeld.

Tijdens de rit van Milaan naar Verona schonk ik een glas champagne voor haar in.
‘Ik neem er zelf ook maar een,’ zei ik en probeerde hiermee even de sfeer wat te ontspannen.
Esther was duidelijk aangedaan.
‘Je hebt het verdiend Es om eens een keer verwend te worden.’
Ze zei niets maar staarde voor zich uit.
‘Is er iets liefje?’ vroeg ik bezorgd.
‘Nee, weet je Jay... och laat ook maar.’
Ze onderbrak haar zin.
‘Wat wilde je me zeggen?’
‘Niets, het is allemaal zo moeilijk, zo lastig. Het had allemaal zo anders kunnen gaan.’
En weer begreep ik niet wat ze eigenlijk bedoelde, wat ze me eigenlijk wilde zeggen.
‘Wat had zo anders kunnen gaan?’
‘Alles,’ zei ze en ze snikte.
‘Dat is zeker, maar het is toch nooit te laat.’
‘Jawel Jay, het is wel te laat. Er is teveel gebeurd.’
‘Wil je me niet vertellen wat er is gebeurd, waarom je zo ongelukkig bent? Sluit je niet voor me af Es, alsjeblieft.’ Ze staarde door het raam van de limo naar buiten. In het donker van de autoruit zag ik de weerspiegeling van haar gezicht. Ik zag de glinstering van haar tranen.
‘Jay wil je er altijd voor me zijn? Ik zou niet weten wat ik zonder jou moet. Vanaf het eerste moment op het schoolplein.’
‘Dat was niet het antwoord op mijn vraag liefje. Maar het is goed zo. Als je het mij niet wilt vertellen vind ik het ook prima. Ik laat het helemaal aan jou over.’
Ze draaide zich naar me toe en ik zag de bijna wanhopige blik in haar ogen.
‘Ik…ik kan het niet, nog niet. Misschien wel nooit. Ik mag het niet doen.’
Het leek me verstandig om er maar niet verder op door te gaan. Ik pakte haar hand en ik schoof dichter tegen haar aan en ze legde haar hoofd op mijn schouder. We zwegen en genoten van het moment.
Het was bijna half elf toen de chauffeur de limousine parkeerde bij de Arena. Hij hielp me met de rolstoel en hij vroeg of alles zo in orde was. Ik bedankte hem en gaf hem een extra fooi.
‘Alvast een mooie kerst,’ voegde ik er nog aan toe. Hij bedankte me en hij liep terug naar de auto.
Ik was al eens eerder in de Arena geweest en tijdens een van die bezoeken was een vriendschap ontstaan tussen een van de organisatoren en mijzelf. Fabrizio en ik hadden een paar jaar geleden intensief samengewerkt tijdens een modeproject in Verona en sindsdien hadden we regelmatig contact en als er even tijd voor was, dineerden we samen. We konden urenlang discussiëren over van alles en nog wat. Over de ontwikkelingen in de muziek, over mode en kunst. Fabrizio Doni was een levenskunstenaar. Hij kon intens genieten van de mooie dingen om zich heen. Van kunst maar zeker ook van het vrouwelijke schoon. Hij was een op en top charmeur en zijn hele uitstraling had iets waar ik mij bij kon voorstellen dat vrouwen hier gevoelig voor waren. Hij stond ons al op te wachten bij een van de vip-ingangen. Ik stelde hem voor aan Esther en ik zag dat zij ook zichtbaar onder de indruk was van mijn vriend Fabrizio.
‘Je maakt mijn meisje verlegen Fabrizio Doni,’ zei ik.
‘Jouw meisje met haar mooie rode haren is niet zo snel onder de indruk lijkt me zo,’ antwoordde hij met een brede glimlach. ‘Ze is eigenlijk veel mooier dan je mij hebt verteld, Jay Hennes. Waarom heb je haar zo lang voor mij verborgen gehouden? Wilde je haar helemaal alleen voor jezelf?’ Gun je jouw beste vriend niet het gezelschap van deze stralende jonge vrouw? Ik vind je eigenlijk wel een grote egoïst Jay Hennes. Esther, waarom kom ik je nu pas tegen?’
Esther keek ons beiden aan,
‘Willen de haantjes nu weer terug op stok, alsjeblieft.’
‘Wij…’ ik wilde mijn zin afmaken maar Fabrizio onderbrak me.
‘Ze heeft gelijk Jay. We zijn inderdaad een paar opgefokte haantjes. Een hoop gekraai, maar verder niets.’
Esther kon er wel om lachen.
‘Maar we zien er toch mooi uit?’ probeerde ik nog.
‘Dat zijn alleen maar de veren vriend, dat zegt nog niets over het vlees,’ zei Fabrizio met een uitgestreken gezicht.
‘Het zal allemaal wel. Vertel ons nou maar eens eerst waar we heen moeten,’ ging ik verder.
‘Ik loop met jullie mee. Een momentje.’
Hij liep naar een van de medewerkers van de Arena en de man knikte en kwam naar ons toe.
‘We hebben hier een speciale ingang voor speciale gasten. Deze man zal jullie naar jullie plek brengen. Ik zie jullie zo.’
Esther en ik bedankten Fabrizio en we gingen met de man mee. Hij maakte een zijdeur open en we kwamen in een lange gang. Hij vroeg of we een plaid mee hadden gebracht. Het was dan wel niet zo heel erg koud, maar het was wel wat vochtig. Het was tenslotte eind december. Toen ik hem zei dat we daar geen rekening mee hadden gehouden stelde hij ons gerust. Hij zou wel wat voor ons regelen.

Het was een overweldigende aanblik. Vanuit onze plaatsen hadden we een goed zicht op de gehele Arena.
De sfeer was betoverend. Esther genoot, het was haar aan te zien.
Tegen elf uur werd het doodstil. De eerste klanken vulden de Arena en we gingen op in een geweldige
uitvoering van Romeo en Juliet. Esther hield mijn hand stevig vast. Ik kon me ander geen moment herinneren waarin ik gelukkiger was geweest. Het leek wel of de wereld rondom me heen verdwenen was. Ik was alleen met Esther, mijn lief en met de muziek en de spelers in het midden van de Arena. Alleen voor ons. Alles was volmaakt. Ik keek naar Esther en ik zag tranen van ontroering, maar ook van blijdschap en geluk. Ik voelde het. Ze keek me aan en ze kneep in mijn hand.
‘Jay, lief van me, ik hou echt van je, geloof je mij alsjeblieft?’
Ik knikte.
Ze veegde de traan op mijn wang weg.
‘Jay, ik…’
‘Sstt…geniet van onze avond.’
Ze knikte en ze staarde voor zich uit.

Ik had een hotelkamer geboekt in hotel Victoria. Ik had er vaker gelogeerd en voor deze gelegenheid had ik de suite gereserveerd. Het hotel lag op loopafstand van de Arena en zo kon ik met Esther in de rolstoel naar het hotel wandelen. We waren nog zo onder de indruk van de opera, dat we nauwelijks een woord met elkaar spraken. Ik had haar wel verteld dat we de nacht in Verona zouden doorbrengen. De volgende dag, eerste kerstdag was het plan om terug te gaan naar Milaan.
‘Oh, wat leuk en wat lief van je, ’ was haar reactie toen ik het haar vertelde.
‘Wil je nog ergens heen of wil je naar het hotel?,’ vroeg ik aan haar.
‘Nee, het is goed zo. Ik ben best wel moe. Dat vind je toch niet vervelend?’
Ze zei het op een verontschuldigende toon.
‘Kom op Esther, ik snap best dat het allemaal wat veel voor je is. Dat is toch niet erg. Ik ben zelf ook wel aan wat rust toe.’
‘Hebben we één kamer?’
‘Ja, maar wel met twee bedden. Vind je dat vervelend?’
Esther glimlachte.
‘Nee hoor, als we ieder een aparte kamer hadden gehad, dan had ik dat wel vervelend gevonden.’
‘Mooi,’ antwoordde ik.
Ze keek me aan en ik zag de ondeugende blik in haar ogen. De blik die me herinnerde aan het meisje dat me altijd plaagde met mijn huiswerk. Dat mij zat te vervelen als ik serieus wilde zijn. Het meisje dat me van mijn stuk bracht elke keer als ik haar zag. Het meisje dat dag en nacht in mijn gedachten was.
‘Mooi? Wat is daar zo mooi aan Jay Hennes? Ik ben moe en ik wil gaan slapen. Of heb jij soms andere plannen?’
Ze zei het op een manier die me aan het twijfelen bracht. Meende ze het nou of was ze mij weer eens aan het plagen?.
‘Vriendje…’ ging ze verder. ‘Je nodigt me uit voor een etentje bij Antonio en nu lijkt het te eindigen in bed in een hotelkamer in Verona en dan zeg jij er nog even tussen neus en lippen bij dat het mooi is. Jay Hennes wat moet ik hier nu van denken. Je beweert dat er nooit iemand anders is geweest dan ik en dat moet ik dan maar geloven. En als klap op de vuurpijl ook zo maar even van je aannemen dat dit doortrapte plan spontaan bij je opgekomen is en dat ik echt het enige slachtoffer ben van jou perverse geest. Een weerloze kreupele vrouw die aan een rolstoel gekluisterd zit ontvoeren en meeslepen naar de Arena en vervolgens gijzelen in hotel Victoria in Verona. Hoe laag kun je zijn, hoe diep kun je vallen?’ zei ze met veel drama.
‘Je hebt een overdosis Romeo en Juliet gehad Esther Silverstein. Hoe kun je mij zo afschilderen? Als een bruut, een weerwolf in schaapskleding.’
We kregen beiden een lachaanval. De man achter de balie, die bezig was om ons in te checken keek ons aan maar hij vertrok geen spier. Dat maakte het voor ons alleen maar erger. Esther had het niet meer en ze probeerde haar lach te onderdrukken. Zonder veel succes. Ze proestte het uit en toen ik ook nog op gênante wijze een windje liet ontsnappen was het hek van de dam. Ze hield haar buik vast van het lachen. De tranen liepen over haar wangen. De man achter de balie bleef zich concentreren op het inschrijfformulier en ik zag dat Esther haar rolstoel naar de zijkant van de balie reed. Daar stond ik dan alleen met de onverstoorbare baliemedewerker. Ik probeerde me goed te houden, maar ik voelde weer een lachbui opkomen. Ik was blij dat ik de sleutel van onze suite had en ik bedankte de man achter de balie en gaf hem een fooi. Hij had dat wel verdiend, vond ik. Hij bedankt me uitvoerig.
‘Tjeetje, wat was dat erg,’ zei Esther. ‘Schaamteloos.’
‘Ik kon er echt niets aan doen. Het was er uit voordat ik er erg in had, zal ik maar zeggen.’
‘Oh dat…ik bedoel eigenlijk dat we als een stel pubers daar stonden te ginnegappen. Die man zal wel gedacht hebben. Die zijn dronken of zo…’
‘Dat is zijn probleem, ik zit daar niet zo mee.’
‘Nou ik ook niet, maar het was zo’n komisch gezicht,’ antwoordde ze en ze kreeg weer een lachbui.
Inmiddels was de lift gearriveerd en lachend reed ik de rolstoel er in. De suite was op de bovenste etage.
Het was een mooie kamer. De single-bedden stonden tamelijk ver van elkaar af.
‘Kun je daar nog wat aan doen?’ vroeg Esther toen ze dat zag.
‘Ik kan de zaak hier wel wat gaan verbouwen, als je dat bedoelt.’
‘Mooi,’ zei ze en ik voelde weer een lachbui opkomen. Ik durfde niet naar Esther te kijken.
Na een kleine tien minuten stonden de bedden strak tegen elkaar aan. Esther was in haar rolstoel naar de badkamer gegaan en ik had ondertussen voor ons beiden een glas champagne ingeschonken. Het was ruim na middernacht en het was Kerstmis. Ik hoorde in de verte de kerkklokken.
Esther had een badjas van het hotel aangedaan.
‘Kom eens hier lief, zalig kerstfeest,’ zei ze met zachte stem.
‘Jij ook Esther.’
Ik boog voorover en onze lippen vonden elkaar. Ik was volmaakt gelukkig.


Het was ruim na tienen toen ik wakker werd. Esther lag naast me en las een tijdschrift.
Ik had een kerstontbijt geregeld. Een van de medewerkers van het hotel had het naar onze suite gebracht. Ik was nog in een diepe slaap. Esther zei dat hij eerst naar de kamer gebeld had. Ze had tegen hem gezegd dat hij het maar voor de kamerdeur neer moest zetten.
‘Dus Jay, ons ontbijt staat voor de deur. Zou jij zo vriendelijk willen zijn…?’
‘Zeker,’ zei ik nog half in slaap en stapte uit bed.
‘Doe in ieder geval even wat aan meneer Hennes,’ gniffelde ze.
‘Eh sorry. Je overvalt me ook zo.’
‘Zeker, ik kan het begrijpen meneer Hennes. Niet dat het mij stoort, maar de buren…’
Ik zuchtte maar een keer.
‘We hebben geen buren,’ probeerde ik nog.
‘Maar stel dat een van de kamermeisjes…’ zei ze met een lach. ‘Het zijn vaak nog maar kinderen,’
‘Esther Silverstein, ik grijp je zo meteen.’
‘Ik heb het je al zo vaak gezegd. Ik krijg altijd wat ik wil.’
‘Hier is je ontbijt en nou lief zijn.’
Esther was goed gehumeurd. Het kerstontbijt was voortreffelijk en we namen ruim de tijd.
‘Wil je eigenlijk geen cadeautje van me?’ plaagde ik haar.
‘Nee, want ik heb niets voor jou.’
‘Esther toch!’
‘Ja, jij ontvoert me. Ik kan er echt niets aan doen. Ik, een arm zielig weerloos meisje.’
‘… in een rolstoel. Nou die smoes ken ik onderhand wel,’ reageerde ik.
‘Je gebruikt dat alleen maar om mij een schuldgevoel aan te praten Esther Silverstein. Maar eigenlijk wil je gewoon aandacht. Zo zie ik dat.’
‘U heeft mij door. Ik val door de mand, u heeft mij ontmaskerd. Vergeef me mijn Romeo.’
‘Jeetje, ben je nog niet klaar met die voorstelling? Nou even serieus, wil je nou een cadeautje of moet ik het voor een van de kamermeisjes achterlaten?’
‘Dat ligt er aan.’
‘Hoezo?’
‘Nou, wat je voor me hebt, wat het voor iets is?’
‘Esthertje, Esthertje, wat moet ik nou met jou?’
‘Dat zeg ik al tijden tegen je, dat probeer ik nou steeds jou aan het verstand te brengen.’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Je bent onverbeterlijk.’
‘Maar best wel lief. Toch?’
‘Best wel. Eigenlijk heel erg lief. De liefste.’
‘En nou je cadeau, ik ben er klaar voor.’
Ze ging rechtop zitten en stak haar handen uit.
‘Kindjes die vragen worden…’
‘…overgeslagen. Kom nou maar en laat me maar eens zien hoeveel je om me geeft.’
‘Aha, word ik zo beoordeeld.’
‘Kom nou liefje. Ik ben zo nieuwsgierig.’
Ik had in Milaan een witgouden ring laten maken naar eigen idee. Het was een moderne ring met mooie heldere briljantjes afgezet.
Toen Esther de ring zag was ze zichtbaar ontroerd.
‘Wat mooi…en nou heb ik weer niets voor jou.’
‘Daar gaat het niet om Es, ik hoop dat je hem met plezier wilt dragen.’
Ze kon haar blik niet van de ring afhouden.
‘Heb je de binnenzijde gezien?’ zei ik.
Ze deed de ring af en las de inscriptie hardop.
‘Voor altijd verbonden E en J.’
‘Dat is helemaal waar. Kom eens bij mij dat ik je bedank.’
Ze gaf me een kus en streelde door mijn haren.
‘Voor altijd Jay? Wat het ook brengt? Zal je er altijd voor me zijn?’ zei ze met zachte stem.
‘Onvoorwaardelijk, voor altijd liefje.’
Er liepen tranen over haar wangen.
‘Jay, je bent zo belangrijk voor me. Je moest eens weten.’
Weer begreep ik niet was ze eigenlijk wilde zeggen en daarom reageerde ik niet op haar woorden.
We besloten nog een dag langer in Verona te blijven en boekten nog een extra nacht in het Victoria hotel.
Het was laat in de middag toen we op tweede kerstdag in ons appartement in Milaan arriveerden. Ether was erg moe en nadat we samen nog wat hadden gegeten ging ik naar mijn eigen appartement. Esther was toen al in een diepe slaap.

Het uitstapje naar Verona had onze relatie goed gedaan. Omdat er niet veel te doen was en het kantoor gesloten was tussen kerst en de jaarwisseling hadden we veel tijd voor elkaar. We waren samen naar de Duomo geweest en we hadden urenlang door het centrum van Milaan gewandeld. We hadden gewinkeld en we hadden twee musea bezocht. Esther genoot zichtbaar van alles en ik genoot van haar. We hadden samen de jaarwisseling gevierd.
Laleh had mij gebeld vanuit New York. Het ging goed met haar. Ze keek uit naar eind januari. Ik zei dat zoals het nu ging het geen probleem was voor Esther om met mij mee te gaan naar New York.
Francesco en Katarina waren teruggekeerd uit Moskou en waren van plan om een drietal weken in hun villa in Setalla te blijven. We hadden met ons vieren gedineerd en het was laat geworden. Francesco was blij dat Esther en ik weer samen waren. Katarina vertelde dat ze acht weken zwanger was. Esther was oprecht blij voor haar en Francesco geweest. Eindelijk ging alles zoals ik me dat zo lang al gewenst had.


25)Vlietburg 10

Ik kijk op de klok die aan de muur hangt. Het is een klokje dat voor mij grote waarde heeft. Het is nog van mijn moeder geweest. Een prul, maar wel belangrijk voor me. De klok is minstens zo oud als ik. Elk moment van mijn leven heeft hij weggetikt. Elke seconde. Elke tel. Mijn moeder heeft het gekregen van haar broer en zus op haar trouwdag. Mijn vader vond het maar een raar ding, maar mijn moeder was er aan gehecht. Na het overlijden van mijn moeder heb ik het meegenomen naar Milaan. Als aandenken. Nu hangt het klokje tijdelijk in mijn kamer in Vlietburg.
‘Het wordt tijd dat we naar het restaurant gaan Sarah. We zijn al aan de late kant.’
Ze knikt.
‘Het gaat ook zo snel. Ik was nog met mijn gedachten bij jullie, in Milaan. Bij Francesco en Katarina.
Was het niet vervelend voor Esther om te horen dat de vriendin van haar man zwanger was?’
‘Vervelend is niet het juiste woord. Maar dat hoor je later wel, verderop in het verhaal. Ze hield zich in elk geval flink en nogmaals, ze was echt oprecht blij voor Kat en Francesco. Maar het was wel moeilijk voor haar. Francesco en Esther hadden graag kinderen gewild, zeker toen ze pas waren getrouwd. Maar dat was er nooit van gekomen of beter het was nooit gelukt volgens Esther. De echte reden? Daar kom je nog wel achter.’
‘Ze waren toen officieel nog steeds getrouwd…toch?’
‘Jawel, maar dat had alleen maar te maken met het bedrijf. Dat was een zakelijke afspraak, meer niet.’
‘Het is toch wat,’ zegt Sarah terwijl ze opstaat.
‘Zal ik je rolstoel duwen of ga je met je looprek?’ vraagt ze.
‘Ik ga het weer met mijn looprekje proberen. Het gaat me steeds beter af.’
We lopen langzaam en behoedzaam naar het restaurant. Sarah vraagt bezorgd of het me allemaal wel lukt.
‘Jawel hoor. Ik ben wel blij dat je bij me bent Sarah.’
Ik weet niet waarom ik dat zo maar ineens zeg, maar ik meen het wel.
Ze zwijgt en we gaan het restaurant binnen. De meeste tafels zijn al leeg. De gastvrouw vraagt aan ons wat we willen eten. Ik vraag aan Sarah of er wat is. Ze is zo stil.
‘Nee hoor. Ik zat maar wat te mijmeren,’ zegt ze.
‘Je maakt je zorgen is het niet?’
‘Nou dat valt wel mee. Ik…’
Ze zucht en ik zie haar worstelen met haar gevoelens. Ze legt haar mes en vork neer.
‘Wat ik wilde zeggen, ik weet wat het is om kinderloos te blijven en wat het met je doet als het ook nog eens aan jou ligt.’
Ik pak haar hand en ik streel haar vingers.
‘Weet je Sarah, soms is het niet eerlijk. De een wil graag een kind, maar dan lukt het niet. De ander krijgt kinderen en weet zich er geen raad mee. Het hoort er blijkbaar allemaal bij. En een kind heeft niets te kiezen. Er wordt voor haar of hem een keuze gemaakt.’
‘Ik had als kind ook niks te kiezen Jay.’
‘Toen je ouder werd toch wel? Toen zijn het toch jouw eigen keuzes geweest?’
Ik voelde meteen dat ik dit niet had moeten zeggen.
Ze knikte.
‘Laat maar Jay. Ik heb gewoon even in een sombere bui. Een kleine depressie die wel weer wegtrekt. Sorry.’
‘Geeft niets. Zullen we zo meteen nog even wat gaan drinken bij mij op de kamer?’
‘Wil je niet een keer bij mij komen. Het is wel niet zo ingericht als bij jou, maar ik zou het wel fijn vinden. Ik breng je straks wel weer terug.’
‘Prima, geen probleem. Wil je nog wel dat ik verder ga met mijn verhaal of wil je wat anders gaan doen?’
‘Nee hoor. Ik vind het best. Ik wil maar al te graag weten hoe het verder gaat.’
‘Zou je dan wel het manuscript voor me willen halen op mijn kamer. Hier is mijn sleutel.’
‘Vind je dat niet vervelend?’
‘Hoezo, wat bedoel je?’
‘¬Nou ja, een vreemde in je kamer.’
‘Een vreemde? Zo voelt het niet Sarah.’
Ze kijkt naar haar lege bord.
‘Je kent me nauwelijks. Je weet niets van mij.’
‘Dat klopt, niets meer dan datgene wat je mij hebt verteld. En toch voelt het vertrouwd. Het is alsof ik je al jaren ken.’
Ze zegt niets en ze staat op en pakt de sleutel van de tafel.
‘Nou, tot zo meteen dan maar.’
‘Het ligt op het kleine tafeltje bij de stoel!’ roep ik nog.
Ik realiseer me dat dit een totaal overbodige opmerking is. Natuurlijk weet ze waar het manuscript ligt. Ze heeft het er zelf neergelegd.
Na een minuut of tien is ze terug en we lopen naar de lift.
Haar kamer is op de tweede verdieping. Het is een kleine kamer met een bed, een fauteuil en een kleine tafel. In een nis is een kleine keuken ingericht, waar onder meer een koffiezetapparaat staat. In de hoek is een kleine koelkast ingebouwd.
‘Het is niet zo huiselijk als bij jou,’ zegt ze.
‘Ik moet er ook langer in wonen dan jij Sarah en bovendien vind ik het hier best gezellig.’
Ze reageert niet op mijn opmerking en ze zet het koffiezetapparaat aan. Sarah zet twee kopjes klaar op het kleine aanrecht en pakt de koffiemelk uit de koelkast.
‘Sorry, je wilt toch wel een kopje koffie?’ zegt ze bijna verontschuldigend.
‘Ja hoor, natuurlijk dat weet je toch.’
Ze reageert niet. Het lijkt wel of ze met haar gedachten ergens anders is.
‘Weet je zeker dat er niets is Sarah?’
Ze draait haar hoofd van me weg en ik hoor haar zacht snikken. Het is lastig om bij haar te komen, omdat ik me nauwelijks kan verplaatsen met mijn looprek. De kleine kamer biedt daar amper gelegenheid toe.
Ik voel me een beetje machteloos.
‘Kan ik echt niets voor je doen?’
Ze schudt haar hoofd.
‘Het gaat wel weer over. Het is me allemaal eventjes teveel.’
‘Geeft niets. Wil je dat ik wegga? Wil je liever alleen zijn?’
‘Nee Jay, alsjeblieft, wil je bij me blijven? Het gaat zo wel weer over.’
Ze schenkt koffie in en ze zet mijn kopje op het kleine tafeltje dat ze naast mijn stoel heeft gezet. Zelf gaat ze in de andere fauteuil zitten en houdt het kopje in haar hand. Ze trilt.
‘Jay, sorry. De reactie van Esther op de zwangerschap van Katarina confronteerde me met mijn eigen gedrag. Frans, je weet wel waar ik mee was, ging ervandoor met mijn beste vriendin. Toen ik hoorde dat ze samen een kindje zouden krijgen heb ik ze beiden vervloekt. Ik heb gebeden dat het fout zou gaan, dat…ik gunde ze dat geluk niet… Waarom zij wel en ik niet? Mijn vriendin is toen ze zes maanden was gestruikeld en van de trap gevallen, ik kreeg mijn zin. Het heeft me altijd achtervolgd. Hoe kon ik dat nou doen?’
Ik zie tranen over haar wangen lopen.
‘Het is gebeurd, Sarah. Het verleden kun je niet meer veranderen. Je moet niet zo hard voor jezelf zijn.’
Ze kijkt me aan en ik heb met haar te doen.
‘Helpt het als ik zeg dat ik zeker weet dat je dat nooit zo bedoeld hebt.’
Ze knikt en veegt met een zakdoekje haar tranen weg.
‘Ik vond het echt mooi van Esther…hoe ze reageerde op die zwangerschap.’
Ik zwijg. Ik weet maar al te goed hoe moeilijk het voor Esther was geweest.
‘Wil je dat ik nu weer verder lees?’
‘Ja, maar zal ik eerst nog een kopje koffie inschenken?’
‘Dat is goed, dan zoek ik alvast op waar we gebleven zijn.’
De wijzers op het kleine reiswekkertje geven aan dat het bijna twee uur is.


26) New York

Eind januari waren we naar New York gereisd. De trip was voorspoedig verlopen. Het weerzien met Laleh was hartelijk en Esther en Laleh straalden beiden oprechte blijdschap uit toen ze elkaar weer zagen.
Laleh knuffelde Esther en het verbaasde me. Er was totaal geen sprake van enige terughoudendheid en haar spontaniteit ontroerde me. Ook naar mij was Laleh open en alles behalve gereserveerd. Ze omhelsde me en ze kuste me op mijn lippen. Het enige wat nog herinnerde aan de Laleh van een aantal weken geleden was de hijab die ze nog steeds droeg. Verder leek alles anders aan haar. Ze had ons zoveel te vertellen. Laleh had een tafel gereserveerd in het hotel waar wij logeerden. Ze vertelde ons opgewonden dat we die avond eindelijk kennis zouden maken met Ravi. Toen ze zich verontschuldigde en naar het toilet ging keek ik naar Esther.
‘Jay, ze is tot over haar oren verliefd.’
Ik wist hoe men binnen SFF dacht over opbloeiende romances tussen medewerkers.
‘Laat haar nou maar Es, gun het haar alsjeblieft.’
‘Het is geen kwestie van gunnen,’ zei ze zachtjes.
‘Toe Es, alsjeblieft. Eindelijk is ze een beetje gelukkig.’
‘Het zijn de regels binnen SFF. Francesco is daar heel rechtlijnig in Jay. Dat weet je net zo goed als ik.’
‘En jij?’
‘Ik ben het met hem eens.’
‘En wij dan?’
Ze zweeg en draaide haar hoofd van me weg.
‘Es…. en wij dan? Hoe moet het dan met ons?’
Ik hield mijn adem in. Het kon zo maar gebeuren dat ze onze relatie zou ontkennen. Het was al vaker zo geweest. Ik wist dat ze daar geen enkele moeite mee zou hebben, als dat het belang van SFF zou dienen. Bovendien was ze loyaal aan de afspraken met Francesco. Ze hadden samen de regels bepaald en er was niets of niemand die haar op andere gedachten zou kunnen brengen. Daar was ik zeker van.
‘Dit gaat niet over ons. Wij zijn een heel ander probleem. Het gaat om Laleh en Ravi. Het kan ernstige gevolgen hebben voor ons bedrijf. Zeker als de verliefdheid over gaat. Je moet dat begrijpen Jay, hoe lastig het ook is. Wij kunnen dit als management niet goed vinden.’
Ik begreep haar standpunt wel, maar anderzijds was ik blij voor Laleh. Eindelijk had ik haar oprechte lach gezien. Een lach die zoveel zei over hoe ze zich voelde.
‘En als mens? Es, ik begrijp jullie standpunt wel en dat wil ik best respecteren, echt. Maar alsjeblieft, wil je niet voor deze ene keer de andere kant opkijken en een uitzondering maken?’
Ze pakte mijn hand.
‘Liefje, je vraagt mij om de mijn afspraak met Francesco aan de kant te schuiven. Je vraagt mij om mijn eigen overtuiging te negeren. Je gaat voorbij aan de belangen van SFF en je schuift je eigen verantwoordelijkheid aan de kant voor een verliefdheid tussen twee mensen die elkaar een aantal weken kennen. Een broze verliefdheid die over een paar weken wel weer voorbij kan zijn. En dan Jay, als het overgaat… dan hebben we twee mensen die met elkaar verder moeten. Die beiden ongelofelijk belangrijk zijn voor SFF. Maar zullen ze dan nog wel functioneren? Zullen ze dan nog een team zijn of moeten we ze dan uit elkaar halen? Moeten we ze dan demotiveren door ze over te plaatsen? Welke keuze moeten we dan maken Jay? Wie moet er weg? Wie moeten we laten vallen als het niet verder kan? Snap je dat we daarom zo alert en rechtlijnig naar dit soort affaires kijken. We weten dat de gevolgen desastreus kunnen zijn. Het belang van SFF kan grote schade oplopen. En als bestuurders moeten wij onze verantwoordelijk daarin nemen.’
‘En het menselijke aspect? Waar kan ik dat terugvinden?’
Esther schudde haar hoofd.
‘Daar gaat het niet om Jay. Dat is totaal niet aan de orde.’
‘Ik vind het teleurstellend, dat er zo wordt gedacht.’
‘Het is een vrije keuze Jay om bij SFF te werken. Je bent vrij om te gaan als jij vindt dat de regels niet bij jou horen.’
Mijn voorgevoel was werkelijkheid geworden. Ik wist dat het er nu op aan kwam. Ik moest kiezen. Als ik mezelf zou schikken in het standpunt van Francesco en Esther dan was dat voor mijn gevoel een soort verraad van Laleh. Of moest ik afstand nemen en daarmee mijn relatie met Esther op het spel zetten. Het was een verschrikkelijk dilemma. Ik begreep maar al te goed dat dit nou juist datgene was waarvoor Francesco en Esther hun bedrijf wilden beschermen. Ze hadden gelijk. Daar kon ik niet om heen. Ik zag Laleh uit de gang bij de toiletten komen. Ze straalde van blijdschap. Esther keek me aan.
‘Nou Jay, wat wordt het?’
Ze liet me geen keus.
‘Je hebt gelijk, hoe oneerlijk het ook voelt. Ik begrijp jullie, maar het is moeilijk om het te accepteren.’
‘Mooi,’ zei ze op een zakelijk toon. ‘Als je in de gelegenheid bent, wil je dan deze situatie met haar bespreken. Ik denk dat ze eerder iets van jou aanneemt dan van mij.’
Ik voelde de grond onder mijn voeten wegzakken. Hoe kon ze mij dat nou aandoen? Hoe kon ze mij daar nou mee belasten?
‘Ravi heeft beloofd dat hij om uiterlijk half negen hier zal zijn. En als hij iets belooft dat houdt hij zich er ook aan. Het gaat zo goed tussen ons. We voelen elkaar zo perfect aan,’ glunderde Laleh.
Ik keek naar Esther, maar die reageerde niet en keek strak voor zich uit.
‘Ja,’ ging Laleh verder. ‘Jullie zullen je ogen uitkijken, als we morgen onze nieuwe lijn gaan presenteren. Ik ben er echt zeker van Esther, dat je dit keer heel enthousiast zult zijn, al weet ik dat ik niet voor mijn beurt mag spreken en je niet op voorhand mag beïnvloeden. Nou ja, ik denk ook niet dat het wat uit maakt,’ vulde ze nog aan.
‘Dat denk ik ook niet,’ klonk het gereserveerd. Esther was er niet met haar gedachten bij. Ik probeerde in ieder geval nog de schijn hoog te houden, maar ook ik was elders met mijn gedachten. Ik probeerde me een voorstelling te maken wat de reactie van Laleh zou zijn. Hoe ze zou reageren op onze bemoeizucht met haar relatie met Ravi Kahn. Het verliep plotseling allemaal erg moeizaam en ik was blij dat Ravi zich meldde. Het was nog een paar minuten voor half negen, maar hij vond het blijkbaar toch nodig zijn verontschuldigingen aan te bieden.
‘Sorry mevrouw Silverstein en meneer Hennes, het was tamelijk druk. Het was niet mijn bedoeling om u te laten wachten.’
‘Geen probleem hoor,’ zei ik joviaal, althans dat was mijn bedoeling. Het klonk een beetje overdreven.
Hij keek mij aan en hij knikte.
Esther kon haar ogen niet van hem afhouden. Ravi had een atletisch figuur en zijn pikzwarte sluike haar en donkere ogen gaven hem iets van een popster of een sportman.
‘Zo…en hebben jullie een goede reis gehad?’
We hadden hem met klem gevraagd ons aan te spreken met onze voornamen en te tutoyeren.
‘Ja geen probleem eh…een beetje vermoeiend voor Esther dat wel.’
Ze keek me aan.
‘Behalve dat Jay blijkbaar een nieuw stopwoord heeft gevonden en niets meer een probleem vind moet ik hem toch even corrigeren. Het was ook voor mij prima te doen alleen ik moet me af en toe even kunnen bewegen en dat was soms wat lastig.’
‘U, sorry je zit al een tijdje in een rolstoel, tenminste dat heeft Laleh mij verteld.’
‘Dat klopt. En het lijkt dat het in de toekomst ook zo zal blijven. Tenzij er wonderen gebeuren, maar om heel eerlijk te zijn geloof ik daar niet meer in. Niet na alle mooie voorspellingen en prognoses, die tot nu toe tot niets hebben geleid. Voorlopig wordt het alleen maar minder.’
Er klonk verbittering in haar stem.
Laleh keek me aan en ik wist niet goed hoe ik moest reageren.
Ravi stoorde zich er niet aan en vroeg aan Esther hoe het allemaal gekomen was. Wat de oorzaak was.
Esther vertelde in grote lijnen over haar gezondheidsproblemen..
‘Weet je Esther. Ik heb in mijn familie knappe doctoren. Het zijn twee broers van mijn vader en mijn neef. Ze hebben gestudeerd in Amerika. Mijn ooms zijn teruggekeerd naar Pakistan, maar mijn neef woont in New York. Hij heeft zich gespecialiseerd in gewrichtsaandoeningen en zo. Ik wil hem wel vragen of hij morgen tijd voor je heeft. Hij is echt een gerespecteerd en kundig arts.’
Esther glimlachte.
‘Dat neem ik graag van je aan Ravi, maar ik heb ondertussen de gehele wereld afgereisd op zoek naar iemand die mij helpen kan. Tot nu toe heeft dit alleen maar teleurstelling gebracht.’
Ravi zweeg een moment en knikte. Daarna richtte hij zich tot mij.
‘Ik vond dat ik het jullie toch even moest vertellen…’
‘Dat is ook heel aardig van je,’ antwoordde ik. Esther keek om zich heen. Of ze op zoek was naar iemand of iets. Laleh had zich er niet mee bemoeid en had tot dusverre alleen maar geluisterd.
‘Je kunt het toch even proberen Esther,’ zei ze met zachte stem. ‘Je weet maar nooit.’
‘Laten we ons maar concentreren op jullie werk. Daar zijn we voor hier en niet om mijn gezondheid te bespreken.’
De manier waarop Esther reageerde was bijna onvriendelijk.
‘Oké Esther…natuurlijk.’ De reactie van Laleh klonk aanmatigend. De toon was hiermee gezet. Het zweet brak me uit bij de gedachte dat er ook nog van mij werd verwacht om Laleh en Ravi duidelijk te maken dat er bij SFF geen ruimte was voor een andere dan zakelijke relatie.
Ravi keek naar beneden.
‘Sorry mevrouw Esther. Het was niet mijn bedoeling om me te bemoeien met uw gezondheid.’
De toon was nu gezet. Ravi wilde ons duidelijk maken hoe hij er over dacht.
‘U bent hier voor de ontwerpen voor de herfst en wintercollectie. Laten we ons daar maar mee bezig houden,’ voegde hij er aan toe. Ravi was opeens heel formeel.
‘Dat lijkt me een goed plan,’ zei Esther kortaf. Ze leek geïrriteerd.
Laleh keek mij aan en ik durfde niet te reageren. Ze sloeg haar ogen neer.
De avond verliep moeizaam en we hadden moeite om het gesprek gaande te houden. De minuten kropen voorbij. Tegen half twaalf zei Esther dat ze moe was en dat ze naar haar kamer wilde.
Laleh had twee kamers gereserveerd. Een voor Esther en een voor mij.
‘Ja, eh ik wist het ook niet…hoe het nou eigenlijk zit…eh tussen jou en Esther,’ zei ze zachtjes.
Esther had zich al met de hulp van Ravi langs de andere gasten naar de uitgang van het restaurant gemanoeuvreerd.
‘Ik ook niet Laleh. Soms…’ ik maakte mijn zin maar niet af. Ik vond dat niet zo verstandig.
‘Kies toch eens voor jezelf Jay. Ga toch eens voor je eigen geluk.’
Ik zuchtte.
‘En jij Laleh, hoe gaat het met jouw geluk?’
Ze lachte.
‘Mijn geluk duwt jouw zogenaamde geluk naar de uitgang van het restaurant. Kijk, daar gaat mijn geluk.’
Ze wees naar Ravi.
Ik wreef mezelf door mijn gezicht. Hoe moest ik haar in godsnaam vertellen dat SFF niet gediend was van haar relatie met Ravi. Dat er een eind aan moest komen.
‘Je kent de regels liefje.’
Het was er uit voordat ik er erg in had.
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, je weet dat het moeilijk ligt, relaties binnen SFF.’
Ze keek me niet begrijpend aan.
‘Het zijn de huisregels Laleh. Ik heb het niet verzonnen.’
‘Ik dacht dat je mijn vriend was Jay. Ik dacht dat ik je kon vertrouwen. Dat je altijd voor me op zou komen. Maar blijkbaar heeft Esther je nu helemaal in haar macht. Wat is er nog van je over? Waar is de Jay gebleven die…?’
Ze maakte haar zin niet af. Haar ogen stonden hard en ze zuchtte diep voordat ze verder ging.
‘Ik heb het begrepen. Zeg maar tegen Esther dat ik mijn plan zal trekken. En voeg er maar aan toe dat ik het wel belangrijk vindt om gelukkig te zijn. En jij Jay, jij moet maar doen wat je goed dunkt. Ik heb medelijden met je en dat meen ik uit de grond van mijn hart. Hoe kun je jezelf in hemelsnaam zo wegcijferen voor een vrouw, die nooit iets om je heeft gegeven en dat ook nooit zal doen.’
‘Laleh toe…’
‘Heb ik soms ongelijk?’
‘Ik…ik weet het niet. Echt niet. Soms heb ik ook mijn twijfels, maar ergens weet ik dat ik er goed aan doe om haar niet los te laten. Dat dit mijn lot is en dat het uiteindelijk de moeite waard zal zijn. Dat ik tenslotte samen met haar gelukkig zal worden. Ik weet het, het klinkt absurd en ongeloofwaardig, maar het voelt zo Laleh. Ik kan er niet omheen.’
‘Als jij het zo voelt dan zal het wel zo zijn. In ieder geval laat ik mijn geluk niet lopen omdat mevrouw Esther vindt dat het niet in haar bedrijfscultuur past. En ik weet zeker dat Ravi er net zo over denkt.’
‘Overmorgen zijn we weer naar Milaan. Dan kun je toch gewoon je gang gaan. Ik zal Esther er wel van overtuigen dat jullie begrip hebben voor haar standpunt.’
‘Je wilt haar om de tuin leiden?’
‘Uh ja…dat zeg ik.’
‘Wat blijft er eigenlijk nog van je over Jay?’
Ze schudde haar hoofd en pakte mijn hand.
‘Jay Hennes, dankzij jou gaat het weer goed met mij. Dankzij jouw steun. Ik zal de opdracht die je me geeft uitvoeren. Maar Jay, ik hoop van harte dat je jezelf weer terug zult vinden…echt.’
‘Bedoel je nou dat je Ravi los laat. Dat jij de relatie met Ravi even in de koelkast zet…om het zo maar eens te noemen.’
‘Dat is toch wat je wilt? Dat vroeg je toch?’
‘Eh…nee, dat is niet wat ik wil.’
‘Wat wil je dan?’
‘Dat je gelukkig wordt…bent. Dat je jouw leven een goede richting kunt geven Laleh. Dat is wat ik wil.’
‘Dan zal ik dat doen Jay. Geloof me, dan zal ik dat doen,’ zei ze vastbesloten.
Ze draaide zich om en liep zonder nog iets te zeggen naar de uitgang van het hotel.
Esther was al in een van de liften verdwenen en ik ging er maar van uit dat Ravi nog steeds bij haar was.
Daar stond ik. Verbijsterd, verward en op mijn plaats gezet door mijn beste vriendin. Het meisje waar ik de laatste jaren lief en leed mee had gedeeld. Ik had in eerste instantie geen idee wat ze van plan was.
Maar toen het weer rustiger in mijn hoofd werd wist ik maar al te goed dat Laleh zich niet door Esther en zeker niet door mij de wet liet voorschrijven. Ik was er zeker van dat ze haar eigen weg zou gaan. Ik zocht naar de manier om dit aan Esther duidelijk te maken. Ik zou haar de waarheid vertellen.
Mijn kamer was op de vijftiende etage. Ik had begrepen dat Esther een kamer had op de top floor. Mijn koffer stond al in mijn kamer. Nadat ik mijn schoenen had uitgedaan en mezelf een brandy had ingeschonken zonk ik neer in de ruime leren fauteuil die voor het raam stond. Ik zag de autolichten langzaam in de diepte voorbijtrekken. Ik had het me allemaal anders voorgesteld en ik zag op tegen de volgende dag. Ik dacht terug aan de woorden van Laleh. Eigenlijk had ze wel gelijk. Het was een uitzichtloze zaak. De relatie tussen Esther en mij. Was er eigenlijk wel een relatie?

De volgende dag werden we opgehaald door een taxi. Esther was al in de lounge en zei dat ze al ontbeten had. Ze had het ontbijt op haar kamer laten brengen. Ik had geen honger en reed de rolstoel naar buiten. De chauffeur was uiterst behulpzaam en na een rit van bijna een uur kwamen we aan bij een kolossale kantoortoren. De taxichauffeur hielp ons en bracht ons tot aan de lift.
‘Floor thirty…here it is. SFF. Italy,’ en hij wees op de indexkaart naast de lift.
Ik gaf de man een dikke fooi en hij bedankte me uitgebreid. Esther was ondertussen al met haar rolstoel de lift in gereden en zei dat ze al op de dertig had gedrukt. SFF maakte sinds een zestal maanden gebruik van deze kantoorlocatie. Francesco had hem samen met Jim Calabro uitgekozen. Toen we op de dertigste etage waren aangekomen en ik de bel naast de grote glazen deur had ingedrukt vroeg Esther of ik nog met Laleh had gesproken.
‘Je timing kan beter Esther, nu even niet,’ antwoordde ik.
Ik vroeg me af waarom ze daar nu pas naar informeerde en bijvoorbeeld niet tijdens onze taxirit of in de lift.
‘Ja of nee is voldoende Jay.’
‘Dan wordt het een ja…’
‘Oké,’ zei ze en ze vroeg niet verder.

De presentatie die Laleh en Ravi hadden voorbereid was in één woord geweldig. De creativiteit van Ravi en de uitwerking van de ideeën door Laleh hadden tot een verbluffend resultaat geleid. Esther had geen enkel commentaar en was enthousiast soms zelfs bijna lyrisch. Ze had regelmatig van verbazing haar handen in elkaar geslagen en op het eind van de presentatie geapplaudisseerd.
‘Geweldig werk jongens, ik ben verbijsterd. Jullie hebben me aangenaam verrast. Klasse. Héél…héél erg goed.’
Laleh keek naar mij en ik zag aan haar gezicht dat ze Esther wel wat wilde doen.
‘Ravi en Laleh, jullie zijn echt geweldig. Een perfect team…bijna niet van deze wereld,’ vervolgde Esther en ik zag aan haar dat ze het echt meende.
‘Meisje,’ ging ze verder. ‘Jij hebt gisteren met Jay gesproken. Ik ken je lang genoeg om te weten hoe je er over denkt. Lieve Laleh, ga ervoor.’
Ravi keek niet begrijpend naar mij en naar Laleh.
‘Heb ik iets gemist?’ vroeg hij.
‘Nee hoor. Je hebt niets gemist,’ zei Esther met een glimlach.
Laleh keek me aan en schudde haar hoofd. Ze wist niet goed hoe ze het had. Ze ging naar Esther en boog zich naar haar toe.
‘Meen je dat nou Esther, meen je nou echt wat je net tegen me zei? En de huisregels dan?’
‘We gaan overmorgen weer naar Milaan en ik heb geen flauw idee waar je het over hebt.’
Laleh pakte de hand van Esther.
‘Bedankt…en uh sorry. Ik …’
‘Laat maar meisje, ik begrijp je wel. Ik zou er zelf ook zo over denken. Maar ik bedoel het allemaal niet zo verkeerd, dat moet je van me aannemen. Ik ben blij dat het goed met je gaat en…’
Esther stopte en ik zag haar ogen vochtig worden maar ze hervatte zich weer snel.
‘Wat ik wilde zeggen dat ik je het beste gun. Je bent het waard.’
‘Dank je wel…eh ik…’
Ik zag dat Laleh naar woorden zocht, maar ze niet kon vinden.
‘Het is goed zo en nu zorgen jullie er eerst maar eens voor dat ik wat te drinken en te eten krijg,’ zei Esther.
Toen Laleh en Ravi weg waren kwam ze in haar rolstoel naar me toe.
‘Slaap je vanavond bij me op de top Floor? Ik heb ruimte genoeg en het was wel een beetje kil vannacht.’
‘Esther, je bent amazing,’ en ik kon niet nalaten haar een stevige kus te geven.
‘Hennes, wil jij dan in elk geval de huisregels nog wel respecteren, alsjeblieft?’
‘Zeker mevrouw Silverstein, als u het zegt.’
‘In ieder geval totdat we alleen zijn,’ voegde ze er lachend aan toe.
‘Nou, op naar de top floor mevrouw Silverstein.’
‘Overigens is het nog steeds Mevrouw Christoff jongeman.’
‘Hoe kon ik dat nou vergeten? Maar goed, het is niet anders.’
Esther straalde en dat deed me goed.

Ravi en Laleh hadden een uitstekende lunch geregeld. Laleh en Esther zaten als twee goede vriendinnen met elkaar zaten te praten. Ravi vertelde me over zijn plannen en de ideeën die hij had voor de voorjaarsmode van 1986.
‘Ravi, die neef van je… denk je dat hij iets voor me zou kunnen betekenen?’ vroeg Esther plotseling.
‘Dat kan ik niet zeggen Esther. Dat zal je hem zelf moeten vragen. Maar ik kan wel regelen dat hij hier naar toe komt. Laat maar weten wanneer het je schikt.’
‘Dank je Ravi,’ zei ze. ‘En Laleh, denk je dat je nog een paar extra nachtjes voor ons kunt regelen in dit hotel. Het bevalt me hier wel. O ja en alleen de top-floor is voldoende…’ en ze keek me aan en knipoogde naar mij. ‘Ik heb daar ruimte genoeg voor twee.’
‘Ik begrijp het. Wil je tot maandag in New York blijven?’
Laleh keek naar mij en ik zag een tinteling in haar ogen.
‘Goed idee Esther,’ zei ik.
Esther glunderde.
‘Top-floor of een paar dagen in New York?’
‘Beide Esther,’ was mijn antwoord.

Het was pas woensdag en ik was toch wel enigszins verbaasd dat ze nu tot en met het weekend wilde blijven. Ze had me nauwelijks een week eerder over haar drukke agenda verteld en dat de trip naar New York haar eigenlijk niet zo goed uit kwam.
‘Jay, we gaan eens even een paar dagen genieten. We hebben het wel verdiend.’
‘Goed idee Esther, goed idee.’
Laleh keek me aan en kwam naar me toe.
‘Sorry Jay. Esther geeft echt om je. Ik heb me vergist.’
‘Het is goed meisje, zelfs ik heb soms mijn twijfels, geloof me.’
‘Jay…je had me gesteund als ik mijn eigen weg was gegaan, toch?’
‘Ik had je gesteund en ik was er voor je geweest. Absoluut Laleh. Ik wil je zo graag gelukkig zien. En bovendien daar zijn goede vrienden toch voor.’
‘Zeker weten,’ en ze kuste me op mijn wang. Het maakte me blij dat ze eindelijk zichzelf leek te hebben gevonden.

We hadden volop genoten van ons verblijf in New York. Ravi en Laleh brachten ons naar het JFK vliegveld en het afscheid was bijzonder hartelijk. Esther en Laleh hielden elkaar minutenlang vast en dat deed me goed.
‘Tot ziens Ravi. En bedankt dat je mij aan je neef hebt voorgesteld. Hij was eerlijk en oprecht. Voor de eerste keer dat iemand tegen me heeft gezegd dat ik er mee moet leren leven. Dat er geen alternatief of verbetering meer mogelijk is. In ieder geval niet met de stand van de huidige medische wetenschap. Dat is wel hard maar in ieder geval beter dan al die valse beloftes.’
‘Mijn neef is een eerlijk en oprecht mens Esther. Hij zal je nooit vergeten. Als hij in de toekomst nog mogelijkheden ziet dan zal hij zeker contact met je zoeken.’
‘Fijn om dat te horen. En bedankt voor alle goede zorgen en vooral voor het schitterende werk dat jullie hebben geleverd. Het is werkelijk smashing. Ik ben zeer benieuwd wat de reacties zullen zijn op de komende beurzen.’
Laleh kwam naar me toe en sloeg haar armen om me heen.
‘Goede reis Jay en hopelijk weer gauw tot ziens. Bedankt voor alles. En lieverd, ik hoop toch zo dat je nu eindelijk datgene krijgt wat je zo verdient. Ik zal bidden tot Allah,’ zei ze glimlachend.
‘Laleh… och laat maar, je weet wel wat ik wil zeggen,’ zei ik.
Ze knikte.
‘Ja Jay, ik weet het.’

Onze terugreis was voorspoedig verlopen. Nog voordat we waren geland op Fuimicino Airport stelde Esther voor om nog een paar dagen in Rome te blijven.
‘Is dat niet te vermoeiend voor je?’ vroeg ik bezorgd.
‘Ik heb nog zoveel in te halen Jay. Het geeft me zoveel energie om zo samen met jou te zijn.’
Ik knikte en zei dat ik het prima vond.
‘Dan zoeken we zo meteen eerst even een hotel zodat we ons kunnen opfrissen en misschien dat jij ook nog even naar de zaak wilt bellen of zo. Ik moet in ieder geval even mijn afspraken voor morgen afzeggen.’
‘Vind je dat niet vervelend?’
‘Nee, natuurlijk niet. Ik geniet van elke minuut samen met jou. Dat is het belangrijkste.’
Ik boekte een suite in Hotel Pantheon en zorgde voor een taxi. Het ging wat lastig met onze koffers en de rolstoel maar de taxichauffeur slaagde er in om alles in de kofferbakruimte te krijgen. Het was nog vroeg in de middag en we hadden nog een groot deel van de dag voor ons.
Ondanks dat het januari was viel de temperatuur wel mee. Ik had een plaid over de benen van Esther gelegd en ze zei dat ze het niet koud had. Het was rustig in het centrum van Rome. Nadat we wat hadden gewinkeld en wat hadden gegeten vroeg ze of ik met haar naar een juwelier wilde gaan. Achter het Pantheon was een kleine maar zeer exclusieve zaak. De eigenaar ontwierp de mooiste sieraden. Hij wilde er altijd iets persoonlijks van maken, anders begon hij er niet eens aan. Esther was er al vaker geweest.
‘We hadden eigenlijk een afspraak moeten maken, maar misschien hebben we geluk,’ zei Esther toen we de straat in liepen. De zaak was gesloten en ik zag de teleurstelling op haar gezicht.
‘Volgende keer beter Es.’
‘Jammer,’ zei ze. ‘Ik had zo graag iets moois voor ons samen willen laten maken.’
 
De maanden die volgden waren druk en hectisch. Tussen Esther en mij ging het goed. Ik woonde zo ongeveer bij haar in. Ze leek rustiger en vooral milder te zijn geworden. Haar omgang met de mensen op kantoor was allerhartelijkst en begripvol. Ze had belangstelling voor iedereen en luisterde aandachtig naar hun meningen. Esther was veranderd. Steeds meer zag ik het meisje in haar terug dat ik voor altijd in mijn hart had gesloten.
In mei waren we met Katarina en Francesco op de Middellandse zee gaan varen. Francesco had in Nederland een zeewaardig jacht laten bouwen. Het was zijn trots. We moesten mee of we wilden of niet. Er was geen ontkomen aan. Esther genoot van de zeewind. Ze droeg een kleurige bikini en de zon deed haar goed. Na een paar dagen was haar bleke huid zelfs licht verkleurd. Zelfs Francesco zei er wat van.
‘Goh Esther, je wordt met het uur mooier. Nou ja mooier dan mooi kan bijna niet, maar toch…’
Ze moest om hem lachen. Zijn uitstraling had ondanks zijn middelbare leeftijd nog steeds iets jongensachtig. Katarina’s buik begon al aardig uit te dijen.
‘Nog een week of zes en dan weten we hoe dit kleine Christoffje er uit ziet,’ zei ze terwijl ze met haar hand over haar buik wreef.
‘Ik ben zo benieuwd,’ hoorde ik Esther tegen Katarina zeggen. ‘Gaat het verder wel allemaal goed met jou en met de baby?’
‘Geweldig, zo wil ik er wel vijf krijgen. Geen probleem,’ antwoordde Katarina lachend.
Ik zag dat Esther het moeilijk had en ik ging naar haar toe en legde mijn hand op haar schouder.
Ze pakte mijn hand en ze kneep er in. Ik wist wat ze me wilde zeggen.
Francesco stond erop dat we aan boord bleven dineren. Hij zei dat hij van alles had geregeld. Het jacht was uitgerust met een volledig ingerichte keuken. In de loop van de middag kwam er een boot langszij en met wat kunst en vliegwerk werden er grote rieten manden boord gebracht en daarbij een drietal jonge mannen.
‘Zo dat zijn onze koks voor vandaag’, zei Francesco uitgelaten. ‘Heren, wij laten ons verrassen. Ik zal u de weg wijzen naar de keuken. Als u vragen hebt dan hoor ik dat graag.’
Het was tegen negen uur. Een van de mannen had een tafel gedekt op het voordek. Hoewel het nog niet donker was zorgde het kaarslicht voor een intieme sfeer. De ondergaande zon en de weerspiegeling in het rustige water was sprookjesachtig. Ook de koks hadden hun uiterste best gedaan. We genoten alle vier volop van dit speciale moment, Francesco, Katarina, Esther en ik.
‘Esther, we hebben het eigenlijk nooit besproken, maar nu we toch samen zijn… eh hoe sta je er tegenover… uh dat we gaan scheiden?’ zei Francesco. Esther keek Francesco aan en ze schoot in haar lach.
‘Ik dacht al, je vraagt het nooit. Ik vreesde al dat ik tot aan mijn dood aan jou verbonden zou blijven.’
We kregen alle vier een lachbui, vooral door de manier waarop Esther reageerde.
‘Het is gewoon wat …’ wilde Francesco nog toevoegen.
‘Het is allang in orde lieverd. Vraag maar aan onze advocaat of hij het wil regelen, ik zie de documenten wel tegemoet,’ onderbrak Esther hem.
‘Dat ga ik regelen,’ antwoordde Francesco. Er zat een zekere opluchting in zijn stem.
‘Nou proost dan maar op het einde van ons huwelijk,’ voegde Esther er uitgelaten aan toe.
Katarina stond op en nam haar wijnglas in haar hand.
‘Zouden jullie peet en meet willen worden van ons kindje?’ vroeg ze.
Esther keek mij aan en ik zag de emotie in haar ogen.
‘Eh natuurlijk, dat is heel lief van je Kat, dat je dat aan ons vraagt. Het is echt belangrijk voor me geloof me. Je doet er mij een heel erg groot plezier mee.’
‘Dus dat is dan een ja?’ zei Katarina opgetogen.
‘Zeker weten,’ antwoordde Esther.
Francesco en ik schudden elkaar de hand. Ik ging naar Katarina en kuste haar. Esther en Francesco hielden elkaar minuten lang vast. Ik zag tranen bij beiden.
Het was een onvergetelijk moment dat ons vieren voor altijd aan elkaar zou verbinden. Ik was daar zeker van. Esther keek mij aan en ik zag aan haar glimlach, ik zag dat het goed was.

Begin juni werd het kindje van Francesco en Katarina geboren. Ze waren op dat moment in Italië, in hun villa in Settala. Het ging goed met Katarina en de baby. Francesco had Esther gebeld en had haar vol trots over zijn mooie dochter verteld.
‘Ze heeft de naam Esta-Ayn Christoff gekregen, zo is ze ook beetje van jou,’ had hij tegen Esther gezegd.
Een paar dagen later waren Esther en ik naar Settala gegaan. Esta-Ayn was inderdaad een prachtkind.


27) Vlietburg 11

Het is inmiddels over zessen.
‘We zullen eerst eens wat gaan eten Sarah, anders zijn we straks nog te laat.’
Sarah knikt. Het lijkt wel of ze met haar gedachten ergens anders is.
‘Sarah, gaat het wel goed met je? ’ vraag ik nog maar eens.
Ze schudt haar hoofd. Ik zie dat ze het moeilijk heeft.
‘Sorry,’ zeg ik.
Ze komt naar me toe en ze pakt mijn hand.
‘Jij kunt er niets aan doen. Het ligt aan mij. Het gaat wel weer over.’
We gaan naar het restaurant van Vlietburg. Het is over achten als we uitgegeten zijn en Sarah vraagt of ik nog een kopje koffie bij haar wil komen drinken. Ik vind het een prima idee.
Als we op haar kamer zijn en Sarah het koffiezetapparaat heeft aangezet komt ze naast me zitten.
‘Jay, heb jij nooit kinderen willen hebben of… ?’
Ze onderbreekt haar zin.
‘Dat is een moeilijke vraag die je mij stelt Sarah. Ik kan je hier wel een antwoord opgeven, maar in het vervolg van mijn verhaal zal het je wel duidelijk worden. Dan krijg je een antwoord op deze vraag.’
‘Ik vroeg het me alleen maar af,’ zegt ze met een verontschuldigend gebaar.
Weet je,’ gaat ze verder. ‘Ik probeer mezelf weleens een voorstelling te maken hoe het voor mij zou zijn als ik een dochter of een zoon zou hebben gehad. Of mijn leven dan anders zou zijn verlopen. Dan had ik misschien een doel gehad, een baken, een reden om voor te leven. Nu is het allemaal zo op mezelf gericht.
Dat maakt me eenzaam en verdrietig.’
‘Waarom heb je nooit meer iemand in je hart toegelaten lieve Sarah?’
Ik schrik van mijn eigen woorden. Ze staart naar het raam.
‘Weet je Jay, ik heb me altijd als een stuurloos schip gevoeld. Iemand die nergens bij hoorde, nergens een thuis had. En ondanks de zorgzaamheid van mijn pleegouders heb ik altijd de echte warmte gemist.
De warmte van een moeder die van me hield. Die bij mij hoorde en waar ik bij hoorde. Het lijkt soms dat, nu ik ouder word het allemaal nog veel heftiger wordt. Het lijkt wel of ik opgejaagd word om nog antwoorden te vinden, waarvan ik weet dat die er niet zijn. Antwoorden die mij bestaansrecht geven, die mij laten zien wie en wat ik ben, Jay. Het ergste wat een mens kan overkomen is dat hij zichzelf kwijtraakt.
Zichzelf verliest en geen idee meer heeft waarvoor en waarom hij bestaat. En dat is er met mij aan de hand. Misschien dat de uitslag van het onderzoek mij helpt. Dat ik het allemaal kan begrijpen. Dat ik dan de oorzaak kan benoemen. Maar ik weet ook maar al te goed dat de kans dat het in mijzelf zit, dat het allemaal aan mij ligt en aan de manier waarop in het leven sta, misschien nog wel groter is dan dat het iets lichamelijks is. Het knaagt aan mij, het vreet me op. Dat maakt me zo bang voor de toekomst. Ik heb angst voor de jaren die nog moeten komen. Soms denk ik wel eens dat het beter zou zijn geweest als ik met mijn echte ouders en mijn boertjes en zusjes mee naar Auschwitz was gegaan. Dan…’
Ik streel haar hand.
‘Dat moet je niet zeggen Sarah. Je bent er nog. Dat is jouw realiteit. Daar kun je niet onder uit, maar ik begrijp wat je zegt. Echt.’
Ze kijkt me aan en ik heb met haar te doen.
‘Jay, als het straks allemaal mee blijkt te vallen en ik weer naar mijn appartement terugga, zal je mij dan alsjeblieft niet vergeten?’
Ik glimlach.
‘Zorg jij nou maar eerst dat alles oké met je is, dan zorg ik ervoor dat ik binnen enkele weken mezelf weer kan redden en dan beloof ik je dat ik je kom opzoeken. Zo snel ik kan. Ik wil wel eens weten hoe en waar mevrouw Sarah woont.’
Ze zegt niets.
‘Weet je, voor mij ben je ook belangrijk Sarah. En dat houdt echt niet op als je weggaat uit Vlietburg.’
‘Ga je terug naar Italië als je hier ontslagen wordt?’
‘Ik weet het nog niet. Ik heb nog een appartement in de stad. De laatste jaren ben ik meer in Nederland dan in Italië. Voor mij geldt eigenlijk ook wel dat het moeilijk is om mijn rust te vinden. En ik heb wel een thuis gehad en een moeder en een vader en een vrij zorgeloze jeugd. Maar na de dood van Esther is alles anders geworden. Voor haar heb ik alles op de hele wereld willen opgeven. Zij was mij, ik was haar, misschien nog steeds wel…’
Sarah ziet dat het me even te veel wordt.
‘Sorry Jay, als ik je verdrietig heb gemaakt. Dat was echt niet mijn bedoeling hoor,’ zegt ze bezorgd.
‘Dat weet ik lieverd, natuurlijk niet. Dat ligt ook niet aan jou.’
‘Zullen we vanavond gewoon lekker samen een beetje praten?’ stelt ze voor.
‘Goed hoor, dan gaan we morgen wel weer verder met het manuscript,’ antwoord ik.
Het is bijna elf uur als ik de deur van mijn kamer open doe. Het valt mij op dat ik me steeds gemakkelijker beweeg. De laatste paar dagen gaat het met sprongen vooruit.

Het lijkt weer een zonnige dag te worden. Het is me gelukt om in ieder geval van uit mijn bed in mijn rolstoel te komen. Ik weet dat de verpleging het hier niet mee eens zal zijn, maar voor mij voelt het als een flinke stap voorwaarts.
Na het ontbijt gaan Sarah en ik naar de tuin. Ik heb mijn manuscript alvast meegenomen naar het restaurant. We gaan weer op het bankje tegenover de vijver zitten. Er is verder niemand.
‘Dank je voor gisterenavond Jay, ik had het even nodig. Vandaag gaat het al weer wat beter. Het overkomt me gewoon.’
‘Geeft niets Sarah, als je vindt dat je het kwijt moet, dan wil ik er met alle plezier voor je zijn.’
‘Dat is lief. Zullen we nu maar weer verder gaan met jouw verhaal?’ vraagt ze terwijl ze haar hand op mijn been legt.
‘Dat zullen we maar weer eens doen,’ zeg ik.


28) Laleh ’s keuze

Het ging voorspoedig met SFF. Spa. Laleh en Ravi waren zeer succesvol in de Verenigde Staten en er waren plannen voor een tweede vestiging in Atlanta. Francesco en Jeff Calabro waren in onderhandeling over een vestiging in Hong Kong. De vestiging in Milaan telde ondertussen ruim driehonderd medewerkers. Er waren veel nieuwe mensen aangetrokken. Veelal jonge net afgestudeerde jongens en meisjes. De interne opleiding van SFF.Spa was heel aantrekkelijk, vooral omdat gevestigde namen in de wereld van de mode de opleiding verzorgden. Francesco Christoff wilde het beste van het beste. En hij slaagde er ook in om dat te organiseren. Meestal was hij zelf in Moskou, maar hij schroomde niet om voor een korte meeting over te vliegen naar Milaan om dan vervolgens weer na afloop direct terug te gaan naar Moskou. Katarina en Francesco hadden aangekondigd dat ze eind van het jaar wilden gaan trouwen.
Esta-Ayn was bijna zes en ze had inmiddels ook een broertje van drie, Boris. Hij was geboren toen Esther en ik op vakantie waren in Brazilië. Katarina was in verwachting van haar derde kindje.
Jeff Calabro was benoemd tot algemeen directeur en ik had de verantwoordelijkheid over de mondiale marketing van SFF. Op mijn kaartje stond “director marketing”. Het deed me niet zo veel. Ik had het nog steeds prima naar mijn zin, al maakte ik wel lange dagen. Het beetje tijd, dat er overbleef ging naar Esther.
Ze had zich min of meer teruggetrokken uit SFF. Spa. Achter de schermen bleef ze belangrijk door haar inbreng en adviezen. Ze was voorgoed gekluisterd aan haar rolstoel en ze had zich daar bij neergelegd.
In het begin van de jaren negentig kwamen de eerste scheuren in het SFF-imperium.
Het uiteenvallen van de Sovjet Unie, de vrijlating van Nelson Mandela, de democratisering van Oost Europese landen en de afnemende internationale spanning beheersten het nieuws. Er was weinig ruimte en aandacht voor nieuwe trends. Bovendien leek de intense samenwerking tussen Laleh en Ravi zijn tol te gaan eisen. Ik had het al gemerkt tijdens mijn bezoek in juni. Het was me opgevallen dat Laleh en Ravi steeds onafhankelijk van elkaar met mij spraken. Nooit gezamenlijk. De ideeën van Ravi en de ontwerpen van Laleh waren opvallend verschillend. Francesco had voorgesteld dat ik naar New York zou gaan om poolshoogte te gaan nemen. Het was laat in de avond toen het vliegtuig landde op JFK. De wereld bereidde zich voor op oorlog tussen Irak en de VS. Ik had met Laleh afgesproken dat ik een taxi zou nemen naar mijn hotel. Het verbaasde me dat ze mij belde op mijn mobiel toen ik nog in de aankomstruimte was en ik stond te wachten op mijn koffer.
‘Hoi Jay, fijn dat je er al bent. Ik vond het beter je op te pikken. Dan kunnen we misschien nog even bijpraten. Tenminste als je niet te moe bent. Is dat goed?’ zei ze.
‘Natuurlijk is dat goed, Fijn om je zo meteen weer te zien. Tot zo,’ en ik drukte mijn mobieltje uit.
Ik had in juni een mobiele telefoon aangeschaft in Amerika. Binnen Amerika was ik bijna overal te bereiken. Ik vond het een geweldige vinding. Het was jammer dat ik er in Europa nog niets mee kon. Maar men voorspelde dat het binnen een paar jaar ook mogelijk zou zijn om vanuit Amerika naar Europa per mobiel te telefoneren. En men ging ervan uit dat het binnen korte tijd ook mogelijk zou worden om overal ter wereld met elkaar te bellen. Er werden satellieten gebouwd die dit allemaal moesten gaan regelen.
Ik zag Laleh al staan bij de glazen wand. Toen ik door de douane was en ik door de glazen deuren in de aankomsthal was aangekomen rende ze naar me toe. Ze was oprecht blij om me te zien.
‘Goh Laleh, wat zie je er goed uit.’
Ze droeg nog steeds een hajib, maar voor de rest was ze een moderne westerse vrouw. Ze droeg make-up en de donkere accenten om haar ogen waren op zijn minst sensueel te noemen. Misschien was sexy een beter woord geweest, maar ik wist dat ze daar niet op uit was.
‘Ik ben echt zo blij dat je er bent Jay. Als je tijd voor me hebt moeten we echt samen praten,’ zei ze opnieuw.
‘Ik ben er helemaal voor jou, zeg maar wanneer,’ antwoordde ik.
‘Vanavond?’ vroeg ze met een aarzeling in haar stem.
‘Vanavond is prima, als jij dat wilt. Is het zo dringend?’
Ze knikte.
Ze had een hotelkamer voor me gereserveerd in the Central Hotel. Ze stuurde haar auto feilloos door het stadsverkeer van New York.
‘Dat jij nog eens in een Mercedes zou rijden,’ zei ik.
Ze reageerde niet.
Ik kende Laleh lang en goed genoeg en ik kon aan haar lichaamstaal aflezen dat deze opmerking niet goed bij haar gevallen was. De reden daarvoor kon ik even niet bedenken.
Ze stopte voor de ingang van het Central Hotel en liet mij uitstappen.
‘Tot zo, even een plekje zoeken waar ik kan parkeren. Volgens mij is in de volgende straat een parkeergarage. Meld je maar vast bij de balie,’ zei ze op een bijna gebiedende toon.
Ik had mezelf al ingeschreven, maar Laleh had zich nog steeds niet gemeld. Ik begon me zorgen te maken.
Ik pakte mijn mobiel en toetste haar nummer in. Ze was in gesprek. Ten minuten later kwam ze de lounge binnen. Ze zag er verhit uit.
‘Sorry Jay, maar ik had even een belangrijk telefoontje. Sorry, dat ik je zo lang heb laten wachten.’
‘Geeft niets. Ik heb inmiddels een brandy besteld. Wat wil jij drinken?’
‘Eh, doe maar een Pepsi of zo. Maakt niet zo veel uit.’
Ik wilde hier iets op zeggen, maar ik dacht terug aan haar reactie op mijn opmerking over de Mercedes en besloot wijselijk mijn mond te houden.
Ik wenkte de ober en even later had Laleh een glas cola en ik mijn glas brandy.
‘Nou meisje, wat kan ik voor je doen?’ zei ik. Het klonk te joviaal.
‘Jay, Ravi en ik willen trouwen. Of beter Ravi heeft mij gevraagd om met hem te trouwen,’ zei ze met zachte stem terwijl ze naar de tafel keek.
‘Dat is toch geweldig. Gefeliciteerd.’
‘Nou, zo geweldig is dat niet. Ik had liever gehad dat hij me niet had gevraagd. Het maakt de dingen zo complex. Zo ongelofelijk moeilijk.’
‘Sorry, ik kan het even niet volgen. Volgens mij waren jullie stapel op elkaar, vanaf het eerste moment. Dan kan ik me wel voorstellen dat de echte verliefdheid er een beetje af is, maar zolang als ik jullie beiden ken zie ik toch echt genegenheid en respect voor elkaar, of zie ik het verkeerd?’
‘Jawel…’
‘Nou dan, wat is het probleem?’
‘Dat ben ik Jay, ik ben het probleem. Ik had zo juist een telefoontje van mijn advocaat. Hij heeft goede connecties met mensen in Iran. Mensen die mij kunnen helpen om mijn vader te vinden. Ik heb dankzij hem weer contact met een broer van mijn moeder. Die heeft me vorige week laten weten dat het goed gaat met mijn vader. Hij zit nog wel in gevangenschap, maar zoals het er nu uitziet, verwacht men binnenkort een generaal pardon. Dat zou betekenen dat hij weer vrij komt. Mijn plan is om hem op te halen en met hem naar Europa of Amerika te gaan. Ik heb het geld om dat te regelen. En nu heb ik ook de mensen die me daarbij kunnen helpen. Ravi weet hiervan en is het hier totaal niet mee eens. Hij denkt dat ik om de tuin word geleid. Dat men er op uit is om mij te bedriegen. Hij is doodsbang dat hij me nooit meer terug zal zien.’
Laleh zuchtte diep en ze keek me vragend aan.
‘En nou wil je weten wat ik hier allemaal van vind?’ antwoordde ik.
Ze knikte bevestigend.
‘Nou Laleh. Ik zou er eerst eens goed over na moeten denken. Maar als ik mijn eerste reactie mag geven.
Ik denk dat je hoog spel speelt, met je eigen leven, met dat van Ravi, maar ook met het leven van je vader. Maar nogmaals, het is mijn eerste reactie. Misschien als ik de feiten beter ken, dat ik mijn mening moet herzien. Echter nu kan ik het niet anders zien.’
Ze was zichtbaar teleurgesteld.
‘Ravi zegt dat ik gek ben, om mijn oom te geloven…’
‘Misschien heeft hij daar wel een punt, liefje. Ik kan mij in ieder geval wel voorstellen dat hij zich zorgen maakt.’
‘Het is moeilijk Jay, heel erg moeilijk. Alles in mij zegt dat ik moet doen wat mijn hart mij ingeeft.’
‘En dat is teruggaan naar Iran,’ vulde ik haar aan.
‘Ja Jay, dat is teruggaan.’
‘Je zet alles op het spel Laleh. Je baan, je vrije leven en vooral je relatie met Ravi.’
Ze keek me aan en ik zag de tranen in haar ogen glanzen.
Ik streelde haar hand en probeerde haar te troosten. Het was lange tijd geleden, dat ik Laleh zo met zichzelf in gevecht had gezien.
‘Je moet doen wat je hart je ingeeft Laleh. Dit kan niemand voor jou beslissen. Het moet jouw keuze zijn en dat hebben we maar te respecteren. Hoeveel pijn dat ook doet,’ zei ik en het was gemeend.
Ze wreef een traan weg en haar make-up liet een zwarte veeg achter op haar wang. Ik nam een tissue en veegde haar gezicht schoon. Ze liet het toe.
‘Je bent altijd zo lief voor me geweest Jay. Wat moet ik zonder jou en zonder Ravi? Zonder Esther en zonder SFF. Wie ben ik? Wat blijft er nog over van Laleh Sherazi?’
Ik nipte aan mijn glas.
‘Denk er in ieder geval nog eens goed over na. En als je mijn mening of advies wilt hebben, dan ben ik er voor jou. Ik ga je niet zeggen dat je gek bent om terug te gaan naar Iran en ik ga ook niet proberen om je op andere gedachten te brengen. Maar liefje, ik ben bang dat de dingen anders zijn dan men jou voorspiegelt. Maar nogmaals je moet doen wat je vindt dat je moet doen. Maar weet dat ik je zal missen en ik er altijd voor jou zal zijn, waar je ook bent. Dat is de zeer speciale band die we samen hebben, zo voel ik dat tenminste.’
‘Ik voel dat ook zo Jay, echt waar. Ik zal jou ook missen en ik beloof dat ik je zal schrijven of bellen of in ieder geval dat ik iets van me zal laten horen.’
Ze nam mijn handen en kuste ze.
‘Voor altijd. Waar ik ook ben zal ik onze vriendschap koesteren. Het zal me helpen. Daar ben ik zeker van.’
Ze stond op fatsoeneerde haar jurk en pakte haar handtas.
‘Tijd om te gaan Jay…’ zei ze met een snik. ‘Ik kan niet anders…echt.’
‘Tijd om te gaan Laleh. Let op jezelf liefje en laat wat van je horen. Zo snel als het kan.’
Ze draaide zich van mij weg en ze leek weg te gaan. Voordat ik kon gaan zitten voelde ik haar armen om me heen en ze kuste mij. Het leek een afscheidskus en ik voelde een huivering door heel mijn lijf gaan. Toen liep ze weg. Ze verdween door de deur van de loungeruimte. Ik bleef achter met een tweeslachtig gevoel. Had ik haar niet moeten weerhouden? Of was het juist verstandig geweest wat ik had gedaan? Laleh Sherazi, zou ik haar nog ooit terugzien? Zou ik nog ooit iets van haar horen?
De volgende dag meldde ik me bij het kantoor van SFF. Spa. De secretaresse van Ravi zei dat hij elk moment op kantoor kon zijn. Hij was wat later en liet zich alvast verontschuldigen.
Een moment later kwam ze naar me toe en gaf mij een gesloten enveloppe. Ik zag aan het handschrift dat hij van Laleh was. Ik vroeg of ik even gebruik mocht maken van het kantoor van Laleh.
Ik sloot de deur achter mij en ging in een van de fauteuils zitten. Mijn handen beefden toen ik de enveloppe openmaakte. Eigenlijk wist ik al wat ze me wilde zeggen.
“ Lieve Jay, bedankt dat je mij hebt geholpen bij het maken van mijn keuze. Het is zo moeilijk. Maar ik volg mijn hart en niet mijn verstand. Allah zal mij helpen. Ik vertrouw op Hem. Met jouw vriendschap en Zijn bescherming en Zijn wijsheid zal ik slagen. Hij heeft mij altijd bijgestaan en ik weet zeker dat Hij mij zal helpen om dit tot een goed einde te brengen. Nogmaals Jay, bedankt dat je er voor mij wilde zijn, op alle momenten dat ik het nodig had. Ik zal je nooit vergeten en hoop tot spoedig ziens. Jouw Laleh”.
Ik voelde tranen branden in mijn ogen en de rillingen liepen over mijn rug. Het voelde opeens of ik haar had verloren. Dat ze weg was uit mijn leven. Ik dacht terug aan het moment dat ik haar voor het eerst had gezien. Het bescheiden meisje dat ik voor de eerste keer ontmoet had bij Antonio. Ik dacht terug aan de verlegen blik in haar ogen, toen Francesco haar aan mij voorstelde. De fijne momenten op het terras bij de Duomo, de inspirerende samenwerking. Ik dacht terug aan de nacht in haar appartement. De jonge vrouw die in twee werelden leefde en zich nergens meer thuis voelde. De geniale Laleh, die de mooiste ontwerpen maakte en steeds met nieuwe ideeën kwam. Aan de Laleh die vaak met Esther in de clinch lag, maar uiteindelijk haar toch respecteerde en waardeerde. De mooie Laleh die mij had opgewonden. Haar mooie lichaam en haar ondefinieerbare charme. Die Laleh leek nu te zijn weggelopen uit mijn leven. Er werd op de deur geklopt en de secretaresse van Ravi kwam het kantoor binnen.
‘Meneer Ravi heeft zich afgemeld. Hij zal u in de loop van de dag bellen meneer Jay.’
Ik zei dat het goed was.
‘Wil je mevrouw Esther voor me bellen Kathy, alsjeblieft?’
Even later ging de telefoon op het bureau.
‘Mevrouw Esther voor u,’ hoorde ik Kathy zeggen.
‘Dank je… Hoi Es, ik heb je even nodig.’
Ik vertelde over mijn gesprek met Laleh en over haar vertrek.
‘Tja,’ zuchtte Esther. ‘Het is niet anders lieverd. Ik denk niet dat je haar tegen had kunnen houden. En bovendien vind ik het dapper dat ze kiest voor haar gevoel, dat ze haar hart volgt. Dat het alles behalve verstandig is, daar zijn we het samen wel over eens lijkt me. Probeer de zaak maar in het gareel te krijgen en dan hoor ik wel wat je verdere plannen zijn. Ik mis je. Dus laat het niet langer duren dan dat het nodig is. Ik hou van je.’
‘Ik ook van jou Es, en bedankt. Ik bel je nog,’ en ik verbrak de verbinding.
Ik had de volgende dag laat in de middag een afspraak met Ravi. Althans Kathy had dat voor mij geregeld. Ravi belde mij al vroeg in de morgen en bood zijn ontslag aan. Ondanks dat ik dat niet accepteerde wist ik dat Ravi verloren was voor SFF. Spa. De succestrein van SFF was in New York plotseling tot stilstand gekomen.
Na overleg met Francesco en Esther besloot ik in New York te blijven tot aan het moment dat Jeff Calabro beschikbaar was. Jeff was bijna klaar in Hong Kong en hoopte binnen een week in New York te kunnen zijn.


29) Vlietburg 12

Sarah kijkt mij aan.
‘Heb je ooit nog iets van haar gehoord, of komt dat verder op nog in het verhaal?’ vraagt ze.
‘Laleh was voor altijd verdwenen uit ons leven Sarah, zo maar. Toen ik na drie maanden nog niets van haar had gehoord, geen briefje geen telefoontje helemaal niets, hebben wij, Esther, Francesco en ik mensen ingehuurd die bekend waren met de situatie in Iran. Mensen, die de weg wisten. Maar Laleh was niet meer te vinden. Geen enkel spoor. Het leek wel of ze van de aardbodem was verdwenen. Na bijna een jaar hebben we besloten het maar op te geven, hoeveel pijn dat ook deed. Soms heb ik nog wel moeite met deze situatie en ik neem het mezelf kwalijk dat het mij niet gelukt was om haar tegen te houden. Esther zei altijd dat ik het enige juiste had gedaan, door haar de kans te geven haar hart te volgen. En Ravi… die ben ik jaren later toevallig tegen gekomen in Londen. Hij had daar een kleine galerie met vooral oosterse kunstobjecten. Het was een vluchtig contact. Ik vond hem verbitterd en hij maakte een uitgebluste indruk op mij. Het was in ieder geval niet meer de Ravi die altijd met nieuwe ideeën en plannen kwam en ook niet meer de Ravi die zo kon genieten van elke nieuwe dag. Er is tijdens deze ontmoeting met geen woord gesproken over Laleh. Ik voelde dat dat niet verstandig zou zijn geweest.’
‘Wat denk je dat er met haar gebeurd kan zijn?’
‘Dat is moeilijk te zeggen. Je kunt er alleen maar over speculeren. Persoonlijk denk ik dat ze terug is gegaan naar haar familie en daar nooit meer van los is gekomen. Of ze haar vader ooit terug heeft kunnen vinden is maar de vraag. Volgens kenners was dat een vrij kansloze onderneming. Ik heb de eerste jaren altijd wel hoop gehouden, dat er zo maar op een dag nog een teken van leven zou komen. Door de jaren heen heb ik haar voorgoed opgegeven, Dat heeft me veel pijn gedaan Sarah. Heel veel pijn. Laleh en ik hadden samen toch iets zeer speciaals.’
Sarah ziet dat het me moeite kost.
‘Het doet altijd pijn om mensen waar je veel om geeft uit je leven te zien verdwijnen,’ zegt ze. ‘Maar als je dan ook nog niet weet wat er uiteindelijk gebeurd is, of ze nog in leven zijn of dat ze…’ ze stopt haar zin en friemelt aan haar jurk.
‘Wil je wat drinken?’ vraag ik.
Ze knikt en ik neem de thermoskan met koffie uit de picknickmand.
‘Gaat het weer?’ vraagt ze bezorgd.
‘Jawel hoor, zal ik weer verder lezen?’
Ze knikt. Ik neem nog een slok koffie en pak het manuscript.


30) Setalla 1997

Het 1997. Begin september. Esther was nog steeds onder de indruk van het bericht dat Prinses Diana in Parijs bij een vreselijk auto-ongeluk om het leven was gekomen. Het bericht had Esther boos, maar vooral verdrietig gemaakt. We waren net na een korte vakantie terug in ons huis in Settala, toen we het bericht hoorden.
We woonden sinds een half jaar in Settala. In het voormalige huis van Francesco en Katarina. We hadden de villa ruim een jaar eerder van ze gekocht. Francesco, Katarina en hun drie kinderen woonden al geruime tijd in Moskou. Wanneer Francesco naar Italië kwam was hij meestal alleen en dan boekte hij bijna altijd een kamer in een hotel in Milaan. Hij vond het jammer dat de villa zo vaak onbewoond was en hij was het er helemaal mee eens toen wij voorstelden om het huis te kopen. We hadden er een en ander aan verbouwd en het zo aangepast dat Esther zich er gemakkelijk met haar rolstoel in kon redden. Elke kamer was toegankelijk voor haar gemaakt en ook de tuin en het zwembad waren aangepast op de mogelijkheden die Esther had.

Het was een mooie avond en we zaten samen in de tuin van de villa.
‘Jay…’ zei Esther zacht, bijna fluisterend.
‘Heb jij je nooit afgevraagd waarom ik mijn moeder zo haatte? Je hebt me dat nooit gevraagd.’
‘Eh nee, ik vond het wel vreemd dat je zo hard tegenover haar was, om eerlijk te zijn. Het hoorde niet bij jou. Maar goed, het was jouw beslissing. Ik vond het ook ten opzichte van Ruth niet helemaal fair van je. Maar zoals ik al zei, je zult er wel je redenen voor hebben gehad.’
‘Mag ik je mijn verhaal vertellen?’ zei ze bijna onhoorbaar.
‘Natuurlijk liefje, natuurlijk wil ik jouw kant van het verhaal horen.’
Er verscheen een flauwe glimlach om haar mond.
‘Misschien dat je daar straks anders over denkt, Jay.’
Ze zuchtte diep.
‘Je weet nog wel dat we indertijd zo maar plotseling zijn vertrokken?’
Ik knikte.
‘Toen ik het bericht kreeg dat ik in Italië mocht gaan studeren, zag mijn moeder weer een nieuwe kans om haar leven een andere wending te geven. Voordat ik het wist was alles gepakt en kreeg ik nog net de kans om mijn eigen spullen bij elkaar te rapen. Met een klein koffertje met wat kleding en wat spulletjes van mezelf werden we door een man die ik niet kende naar Schiphol gebracht. Mijn moeder nam innig afscheid en beloofde hem dat wanneer alles achter de rug was, zij hem zou bellen. Ik begreep er niets van. Ik was zo boos dat ik geen afscheid van jou had mogen nemen, maar mijn moeder beloofde me dat zo gauw we in Milaan waren aangekomen, want daar ging onze reis naar toe, er tijd genoeg was om brieven te schrijven en contact met je te houden. In Milaan kwamen we terecht in een of andere achterstandswijk. Het stonk er en ik vond het er vreselijk. Mijn moeder zei dat het maar voor even was. Ze beloofde me dat we binnen een paar weken naar een ander appartement zouden gaan verhuizen. De eerste avond bleef ze thuis, daarna was ze iedere avond weg. Ze liet me alleen in een verschrikkelijk appartement in een verschrikkelijke omgeving. Ik word weer depressief als ik daaraan terug denk. Ik had geen idee waar we waren en er was niets of niemand die me daarbij helpen kon. Goh, wat voelde ik me eenzaam. Ik heb veel gehuild Jay, zeker als ik aan jou dacht. Ik had je zo beloofd om je niet te vergeten. Om iets van me te laten horen. Na een week of acht werd ik ongerust. Ik wilde maar niet ongesteld worden. Toen ik het aan mijn moeder vertelde werd ze verschrikkelijk boos. Echt heel erg boos. Het maakte me bang Jay.’
Esther nam even een moment rust voordat ze verder ging.
‘Ze zou wel wat regelen. Jay, we woonden in het katholieke Italië, kun je je voorstellen wat ze bedoelde met dat ze wel wat zou regelen. Ik wilde het niet. Mijn moeder werd opnieuw woedend en…’ Esther zuchtte diep.
‘… in ieder geval begreep ze maar al te goed dat ik geen abortus wilde. De maanden die volgden waren moeilijk. We bleven in het vieze appartement wonen, ondanks alle mooie beloften van mijn moeder. Van mijn studie kwam niets terecht. Ten eerste omdat ik zwanger was en ten tweede was er geen geld. Tenminste niet voor mijn studie. Er was net genoeg geld voor eten en huur. Mijn moeder zei dat ze haar best deed en ik niet zo ondankbaar moest zijn. Ze was er bijna nooit. Waar ze het geld vandaan haalde laat zich wel raden. Ze kocht mooie kleren voor zichzelf en heel sporadisch kreeg ik ook wel wat nieuws. Ze zei dat zo gauw mijn zwangerschap voorbij zou zijn, ze het allemaal wel goed zou maken. En dat het nu toch niet veel zin had om geld uit te geven en dan wees ze op mijn groeiende buik. Ik kwam eigenlijk zelden buiten. Ik zat soms op het kleine balkon, aan de achterzijde van het appartement. Maar nooit heel erg lang. De penetrante geur van rottend vuilnis en open riolen zorgden er voor dat ik meestal al weer snel naar binnen ging. Toen ik bijna dertig weken zwanger was, kwam mijn moeder met een voorstel. Er was een klein klooster ergens onder Milaan. Daar kon ik blijven tot na mijn zwangerschap. Ik kon er bevallen en zo zou ik de alle verzorging krijgen die nodig was. Tijdens de voorbije maanden was ik niet één keer naar een dokter geweest. Ik voelde wel dat de belasting voor mijn bekken en mijn heup steeds groter werd. Soms was het bijna niet te verdragen. Ik stemde in met haar voorstel. Met een plastic tasje met daarin wat kleding en verder niets werd ik door een taxichauffeur afgezet bij het kloostertje. Mijn moeder had beloofd dat ze mij later op de dag zou komen bezoeken. Ik sprak ondertussen een beetje Italiaans, maar ook niet meer dan de paar woordjes die ik uit een boekje had geleerd. Ik had in al die maanden daarvoor nauwelijks contact met iemand gehad. Het was een klein klooster, ergens in een afgelegen gebied. Er stonden nauwelijks huizen. In het klooster woonde een gemeenschap van een tiental zusters werd mij verteld door een non van zover ik het kon inschatten, van midden vijftig. Het was niet moeder-overste. Die zou ik pas later ontmoeten. Toen ik vroeg of er nog meer meisjes waren zei ze niets. Ik was net negentien geworden Jay. Eenzaam en doodongelukkig en ik droeg een kindje in mijn buik. De weken die volgden waren op zich wel redelijk. Ik kreeg goed te eten en met name twee jongere nonnen waren heel bezorgd voor me. Ze probeerden me op mijn gemak te stellen. Op een middag moest ik bij moeder-overste komen. Het was een oudere norse vrouw. Ze was kortaf en ze vroeg wat mijn plannen waren met mijn kind. Ik begreep haar niet. Ze liet het erbij. Toen twee dagen later mijn moeder mij kwam opzoeken en met me wilde praten snapte ik het pas. Ze zei dat ik het kindje echt niet kon houden. Ik moest gaan studeren en zijzelf was veel te druk met andere dingen en met de zorg voor ons beiden. Dus een kindje paste daar niet meer bij. Het zou beter zijn dat ik het ter adoptie zou aanbieden en ze zei dat de zusters ons daar wel bij konden helpen. Ik was woedend en zei dat ik dat niet wilde. Ik wilde mijn kindje houden en het zelf opvoeden. Ik wilde een goede moeder voor mijn baby zijn. Mijn moeder stond op en zei dat ik een ondankbaar nest was. Ze kwam naar me toe en sloeg met haar vlakke hand in mijn gezicht en liep naar de deur die ze achter zich dicht smeet.
Toen de eerste weeën kwamen hielpen de twee nonnetjes mij in bed. Ze vertelden dat het beter was dat er een dokter kwam. Even later kwam moeder-overste en een wat oudere man mijn kamer binnen. De man knikte naar moeder-overste en ze knikte terug. Ik begreep het niet. Een van de jonge nonnen vertelde zo goed als ze kon in het Engels dat ik zou worden verdoofd. Dat dit beter voor mij was en voor de baby. Ik wist niet was er ging gebeuren en ik was zo bang.’
Esther pakte mijn hand en ik zag angst in haar ogen. Het leek wel of ze alles opnieuw beleefde.
‘Wil je wat drinken Es?’ vroeg ik.
Ze schudde haar hoofd en ze ging verder met haar verhaal.
‘Ik vroeg naar mijn moeder maar de andere zuster zei dat die er nog niet was. Maar ze zei dat ze wel onderweg was naar het klooster. Ze hadden haar gewaarschuwd dat ik ging bevallen. Ik voelde me wegglijden. Toen ik wakker werd voelde ik verband op mijn buik. Ik vroeg waar mijn kindje was. Niemand gaf antwoord. Ik probeerde te schreeuwen, maar er kwam geen geluid uit mijn keel. Ik was in paniek. Nog nooit was ik zo bang geweest. Even later kwam mijn moeder de kamer binnen. Ze vroeg hoe het met me ging. Waar is mijn kind mama…waar is mijn kind, was het enige wat ik uit kon brengen. Een van de zusters gaf me een spuitje en ik voelde mezelf weer wegglijden. Voor mijn gevoel was het dagen later toen ik wakker werd. Een van de jonge zusters vertelde me dat het woensdag was en dus maar een dag na de geboorte van mijn kind. Even later kwam mijn moeder binnen en ze vertelde me dat op zich alles goed was gegaan en dat ik een gezond kind had gebaard. Toen ik vroeg of het een meisje of een jongen was haalde ze haar schouders op. Ze zei dat ze het niet wist en dat het ook niet belangrijk was. De zusters gingen er voor zorgen dat het kindje goed terecht zou komen. En hoe ik ook schreeuwde en wat ik ook deed, het leek wel of niemand naar mij wilde luisteren. Gortdroog vertelde mijn moeder er achteraan dat de bevalling via een keizersnee was gegaan, omdat het gewoon niet anders kon. Ook al door mijn heupproblemen en mijn instabiele bekken. Ik weet nog dat ik haar aankeek toen ze me dat vertelde. Dat verklaarde in ieder geval de grote hoeveelheid verband op mijn buik. Silvia Silverstein maakte het helemaal bont door er ook nog maar even aan toe te voegen dat ik waarschijnlijk nooit meer zwanger zou kunnen worden. Dat had moeder-overste haar verteld zei ze. Verder kon ze er ook niets over zeggen. Jay, mijn wereld stortte in. Mijn kind was weg en de kans op een nieuwe zwangerschap was mij tegelijkertijd ook maar ontnomen. Ik had mijn moeder wel kunnen vermoorden. De koude kille woorden die uit haar mond rolden hebben diepe littekens getrokken…’
Esther haalde diep adem. Haar borst ging snel op en neer. Ze was emotioneel en het leek dat de boosheid van toen zich weer in alle hevigheid deed gelden.
‘Snap je nu dat ik haar ben gaan haten. Ze heeft Ruth en mij de kans op een normaal leven ontnomen. Ze amuseerde zich met mannen en drank terwijl wij thuis lagen te wachten tot ze thuis kwam. Maar goed dat konden we nog van haar accepteren. Maar dat ze zo mijn leven bepaalde, door mijn kindje en de kans op een nieuwe zwangerschap af te nemen, dat vond ik zo gemeen en dat zal ik haar nooit kunnen vergeven. Toen ik er later ook nog achter kwam dat zij het was geweest die aan de dokter gevraagd had om me tegelijkertijd te steriliseren, omdat gezien mijn gezondheidstoestand het beter was dat ik geen kinderen meer zou krijgen, was het klaar Jay. Ik ben nadat ik hersteld was teruggegaan naar Milaan. Daar ben ik een half jaar later Francesco tegengekomen in een restaurant waar ik probeerde de kost te verdienen. We raakten in gesprek en toen ik hem vertelde over mijn ambities in de modewereld, was hij meteen heel enthousiast en heeft me de kans gegeven. Nou het resultaat weet je. Een paar jaar later zijn we getrouwd. Ik was tweeëntwintig.’
‘Was het liefde?’
‘Voor Francesco? Bedoel je of ik uit liefde met hem ben getrouwd?’
‘Ja.’
‘Ik had iemand nodig die om me gaf en die er voor me wilde zijn. Die mij beschermde en vooral lief en zorgzaam voor mij was. Francesco deed zijn uiterste best.’
‘Hield je van hem?’
‘Niet zoals ik van jou ben gaan houden Jay.’
Ik zweeg. Ik zag dat Esther het moeilijk had. Het was zwaar voor haar geweest om dit allemaal te vertellen. Ik snapte nu ook waarom ze haar moeder zo haatte. Ik kon het nu begrijpen.
‘Jay…?’
‘Ja Es, wat is er? Kan ik nog iets voor je doen?’
‘Wil je niet weten wie de vader is van mijn kindje?’
De tranen blonken in haar ogen. Ze slikte en ik zag dat haar handen trilden.
‘Hoe bedoel je dat Es?’
‘Lieverd, het was ons kindje…’ snikte ze. De tranen rolden over haar wangen. Het leek wel of al het opgekropte verdriet van al die jaren in een keer naar buiten kwam.
‘Het was ons kindje Jay…’ Ze was ontroostbaar.
‘Maar…’ stotterde ik. ‘Maar hoezo…? Ik bedoel hoe kan dat dan?’
Ik was verbijsterd.
‘Ons afscheid, onze picknick…je was zo lief en…’ zei ze huilend.
Ik sloeg mijn arm om haar heen en nu pas begreep ik haar geheimzinnig opmerkingen. Ze wilde mij steeds dit verdriet besparen. Ze had me willen beschermen. Ik voelde ineens haat en een intense afkeer naar Silvia Silverstein. Ik voelde me gebruikt. Zwijgend bleven we elkaar vasthouden. Onze verbondenheid was nooit groter geweest. Het was alsof we net ons kind hadden verloren.
‘Ben je er nog ooit achter gekomen of ons kind een meisje of een jongen is?’ vroeg ik met trillende stem, terwijl ik het antwoord eigenlijk al wist.
‘Nee, ik heb het nog wel geprobeerd. Later met behulp van de advocaten van SFF en met een door mij ingehuurde privédetective. Alles zonder ook maar het geringste resultaat. De administratie van het klooster bleef voor iedereen gesloten. Toen we een van de jonge zusters op het spoor waren gekomen en we ook een afspraak met haar hadden kunnen maken, kwam ze uiteindelijk niet opdagen. Het bleek dat zij zich een paar uur eerder had verhangen. Het enige wat er was gevonden was een briefje met daarop “God vergeef me”. Daar moesten we het mee doen. Dat was mijn laatste strohalm.’
‘Dus het heeft geen zin om verder te zoeken?’
‘Jay, ik heb alles geprobeerd. Ik zou niet weten waar…’ ze maakte haar zin niet af.
‘Ons kindje moet in maart achttien zijn geworden,’ had ik uitgeteld.
‘Zeventien maart. Waar zij of hij ook is, ik hoop vooral dat ons kind gelukkig is,’ zei Esther.
‘Dat vooral.’
‘Ben je niet boos op me dat ik je dit al die jaren heb onthouden. Ik wilde je er niet mee belasten Jay. Wil je dat alsjeblieft van mij aannemen. Ik wilde je geen verdriet doen.’
‘Esther, liefje. Natuurlijk ben ik niet boos op je. Misschien was het beter geweest om mij dit eerder te vertellen. Dan hadden we samen dit verdriet kunnen delen. Maar nu ben ik vooral blij en gelukkig dat je het aan mij hebt verteld. Het brengt me zoveel dichter bij jou.’
‘En mij bij jou Jay. Het is nu ons verdriet en niet langer alleen mijn verdriet.’
‘Ons verdriet liefje, zeker weten.’
Ik schonk nog een glas wijn in we staarden voor ons uit. Mijn liefde voor Esther was nog nooit zo groot geweest.


31)Vlietburg 13

‘Zo, dat was heftig,’ zegt Sarah. Ze buigt zich naar de picknickmand en pakt de thermoskan met koffie er uit.
‘Wil je ook een broodje?’ vraagt ze en haalt daarmee enigszins de spanning en emotie weg.
‘Dat is goed, volgens mij zit er ook vers fruit in de mand.’
Sarah schenkt koffie in en zwijgend eten we ieder ons broodje. Het is zonnig maar niet te warm. Eerder aangenaam. Drie eenden zien dat we brood hebben en ze komen naar ons toe gewaggeld.
Binnen de kortste keren zijn we omsingeld door een twintigtal kwakende eenden en twee zwanen. Nadat we de twee overgebleven broodjes hebben geofferd, trekken de eenden en de twee zwanen zich terug. Het lijkt wel of ze teleurgesteld zijn, dat we niet meer te bieden hebben dan de twee broodjes.
‘Dus Jay, je hebt nog een kind op deze aardbol rondlopen, waarvan je niet veel meer weet dan dat het in een klooster ergens bij Milaan is geboren.’
‘Op zeventien maart. We hebben ook op die datum gezocht Sarah, maar het heeft niets opgeleverd. We hebben echt nog van alles geprobeerd. Het was voor Esther best heel heftig, omdat ze eigenlijk steeds weer alles opnieuw moest beleven. Elk detail kon een aanwijzing of een aanknopingspunt zijn. Maar helaas, het heeft totaal niets opgeleverd. Ik zal wel nooit weten waar mijn kind, ons kind ergens is. Wat er van geworden is. Ons kind dat nu ondertussen drieënveertig is, als het nog steeds leeft. Het meest moeilijke vind ik nog, dat ik geen hij of zij kan zeggen. Het blijft ons kind en niet onze zoon of onze dochter.’
‘Ik snap wat je bedoelt. Het is en blijft een vraag waarvan je weet dat er nooit een antwoord op zal komen.’
‘Het is elke dag weer dezelfde vraag Sarah, de rest van mijn leven. De ene dag heb ik er meer last van dan de andere.’
Ze streelt mijn hand.
‘Waarom doen mensen elkaar zoiets aan?’ zegt ze.
‘Geen idee Sarah, misschien omdat we maar mensen zijn. Misschien zijn we daarin wel dommer dan het domste leven hier op deze aardbol.’
‘Ik weet het niet,’ zegt Sarah. ‘Ik ben al zo vaak teleurgesteld en misschien begin ik er daarom steeds minder van te begrijpen.’
‘Zullen we een eindje rondwandelen? Tenminste als je zin hebt?’
‘Dat is goed,’ zegt ze.
‘Vanmiddag heb ik therapie, ik ben benieuwd wat ze van mijn vorderingen vinden. Het gaat nu echt met sprongen voor uit.’
‘Forceer het nou niet Jay. Straks heb je een terugval.’
Sarah kijkt bezorgt naar mijn pogingen om met het looprek vooruit te komen.
Ik ben wel blij als we weer terug zijn in Vlietburg. Het lopen gaat wel vooruit, maar Sarah heeft wel gelijk. Ik moet mezelf niet overschatten.


De therapeut is tevreden met mijn vorderingen.
‘Nog even zo doorgaan meneer Hennes en als we een paar weken verder zijn, dan loopt u weer zonder rek. Het gaat geweldig. Maar wel op blijven passen. Als u voelt dat het minder gaat, dan niet gaan forceren.’
‘Dat zei Sarah ook al,’ mompel ik.
‘Pardon?’ reageert de therapeut die niet begrijpt wat ik bedoel.
‘Uh, laat maar, het is niet belangrijk,’ antwoord ik.
‘Oké, nou tot komende vrijdag dan maar en graag nog even oefenen, maar wel rustig aan. Iedere dag een stapje verder meneer Hennes en dan komt het helemaal goed met u.’
‘Ja hoor, ik zal mijn best doen.’
Ik groet de man en met behulp van mijn looprek ga ik naar het restaurant. Ik heb afgesproken met Sarah, maar ze is er nog niet. Ik ga zitten en de juffrouw komt vragen wat ze voor me kan doen.
‘Nog even een momentje. Mijn vriendin komt zo.’
Ik bloos. Zonder het me te realiseren, noem ik Sarah mijn vriendin. Maar ook weet ik maar al te goed dat het ook echt zo voelt. Ik voel een vreemde verbondenheid met haar en misschien komt het daar wel door dat ik de laatste paar dagen met sprongen vooruit ben gegaan. Haar gezelschap geeft me in ieder geval extra motivatie om de periode in Vlietburg zo snel mogelijk af te kunnen sluiten.
‘Ben je er al lang?’ hoor ik achter me.
‘Nee hoor, ik zit net.’
‘Hoe ging de therapie?’ vraagt ze.
‘Voortreffelijk. Als ik zo door ga dan ben ik binnen enkele weken weer helemaal op de been. Dan ben ik van Vlietburg af.’
‘Oh, dat is mooi,’ zegt Sarah en er klinkt een beetje teleurstelling doorheen,
‘Maak je geen zorgen Sarah, ik wil af van Vlietburg, maar niet van jou,’ zeg ik met een lach.
De juffrouw meldt zich weer.
‘Dag meneer Hennes. Ik zie dat uw vriendin er inmiddels ook is,’ zegt ze met een knipoog.
Sarah kijkt mij niet begrijpend aan.
‘Zeker, we zijn klaar voor de bestelling,’ zeg ik.
Sarah bestelt een glas witte droge wijn en ik hou het bij een glaasje port.
‘Heb je nog niets gehoord van je onderzoeken?’ vraag ik.
‘Eind deze week,’ antwoordt ze.
We drinken samen nog wat en dan is het tijd voor het diner. We zijn aan de vroege kant, maar het is geen probleem. Het smaakt goed en vooral de verse aspergesoep is voortreffelijk.
Na het diner drinken we samen nog iets en Sarah zegt dat ze moe is als ik aan haar vraag of ze nog iets wil doen. Of ik haar nog moet voorlezen.
‘Nee Jay, ik ben best wel moe. Vind je dat vervelend?’
‘Geen probleem,’ zeg ik.
‘Vind je het echt niet erg?’ dringt ze nog aan.
‘Nee hoor Sarah,’ zeg ik. ‘Morgen zien we wel weer verder.’
Even later ben ik op mijn kamer en denk ik terug aan de dag. Ik denk terug aan het stuk dat ik vandaag heb voorgelezen. Ik realiseer me dat behalve Ester en ik, en nu dan ook Sarah, wij de enigen zijn die van het bestaan van ons kind weten. Ik zucht en pak een tijdschrift en probeer nog wat te lezen. Ik kan me nauwelijks concentreren en de letters dansen voor mijn ogen. Als ik zie dat ik ondertussen drie bladzijdes verder ben, maar geen enkele notie heb van wat ik gelezen heb, besluit ik het tijdschrift maar aan de kant te leggen en kijk ik maar wat door het raam naar buiten. Er is niemand in de tuin. Het lijkt wel uitgestorven. Even later zie ik een jong stel aankomen. Een half uurtje later rijdt hij de auto voor. Ik zie dat de man van kamer 403 instapt. Het jonge meisje opent de kofferbak en legt een klein rood reiskoffertje achterin. Ik vraag me af als ik over een paar weken Vlietburg mag verlaten, wie mij dan op zal wachten. Ik weet eigenlijk het antwoord al. Niemand. Hooguit de taxichauffeur, die mij naar mijn appartement zal brengen. Langzaam verdwijnt de auto door het toegangshek van Vlietburg.


Het is me gelukt mezelf aan te kleden. Ik ben net klaar als de verpleegster binnenkomt.
‘Maar meneer Hennes toch. Bent u wel voorzichtig? Het gaat nu net zo goed met u,’ zegt ze op belerende toon.
‘Jawel hoor, ik weet wat ik doe. En bovendien hebben jullie het al druk genoeg. Dus wat ik zelf kan, dat doe ik dan ook. Dan val ik jullie daar in ieder geval niet mee lastig.’
‘Daar zijn we anders wel voor,’ zegt ze met een lach.
Ze schuift de gordijnen open en ze vraagt of ze nog iets voor mij kan doen.
‘Nee hoor, het is goed zo,’ antwoord ik.
‘Nou dan ga ik maar eens verder. Meneer van hiernaast heeft al drie keer gebeld. Het zijn ook altijd dezelfde lui, die…’
Ze schrikt van haar eigen opmerking.
‘Sommigen denken dat ze hier in een vijfsterren hotel zijn. En wat jullie ook voor ze doen, het is blijkbaar nooit genoeg. Ze hebben altijd wel wat te zeuren. Maar trek het je niet aan kind. Er zijn nou eenmaal van die mensen,’ zeg ik tegen haar.
Ze knikt maar reageert verder niet meer op mijn opmerking.
‘Nou een fijne dag meneer Hennes. En als er iets is dan hoor ik dat graag,’ zegt ze nog wel.
‘Jij ook een fijne dag,’ antwoord ik en ze loopt de kamer uit.
Even later wordt er op de deur geklopt.
‘Kom maar binnen,’ roep ik.
Het is Sarah. Ze is vroeg.
‘Goedemorgen Jay. Sorry dat ik een beetje aan de vroege kant ben, maar ik heb zo slecht geslapen. Ik was blij dat ik uit bed kon. Ik had om zeven uur al gedoucht en was om half acht al helemaal klaar.’
‘Het komt toch niet door mijn verhaal? Ik bedoel, dat je zo slecht geslapen hebt?’ vraag ik bezorgd.
‘Nee hoor, een mens heeft soms van die momenten.’
‘Zullen we maar eerst eens gaan ontbijten,’ stel ik voor.
‘Goed plan. Lukt het zo?’ vraagt ze als ze me ziet worstelen met mijn krukken.
Het is de eerste keer dan ik ze mag gebruiken en het is nog even wennen. Ik zoek naar mijn evenwicht en het voelt nog een beetje onzeker.
Sarah helpt me en samen gaan we naar het restaurant van Vlietburg. Na het ontbijt gaan we naar mijn kamer. Het regent. Sarah zet het koffiezetapparaat aan en ik pak het manuscript.
‘Ik ben nieuwsgierig hoe het verder gaat. Ik vond het laatste stuk dat je gisteren hebt voorgelezen wel heftig,’ zegt ze.


32) Het begin van een nieuw millennium (2000)

Esther en ik hadden samen met ons tweetjes de eeuwwisseling gevierd. Esther wilde dat zo. Ze had geen zin om uit te gaan. Ze was een paar weken voor kerst gevallen en ze had daar nog steeds veel last van. De dokter had haar verzekerd dat het alleen maar een zware kneuzing was. Ze had vooral de eerste dagen na haar val enorm veel pijn. De pijnstillers leken nauwelijks te helpen.
‘Je vindt het toch niet erg?’ vroeg ze. ‘Ik voel me best een beetje schuldig,’ had ze gezegd.
Daarom waren we in Setalla gebleven. De eeuwwisseling was eigenlijk aan ons voorbij gegaan. We hadden samen wat gedronken en ons geamuseerd met een kaartspelletje. Ik had bij de plaatselijke supermarkt nog wat hapjes gekocht en bij de slijterij in het dorp een paar flessen champagne.
‘Waar zou ons kind nu zijn?’ zei ze met een trilling in haar stem. Het was twaalf uur en in de verte klonken de eerste knallen van vuurwerk.
‘Ik weet het niet Es…ik hoop dat zij of hij nu met veel vrienden is. Of met een gezin en misschien wel met onze kleinkinderen. We kunnen er helaas niets meer aan veranderen. Het is nou eenmaal zo.’
Dat laatste klonk eigenlijk ongewild koud en hard.
‘Sorry Es, het is niet zo bedoeld zoals ik het zei,’ voegde ik er snel aan toe.
Ze knikte, maar ze zei niets.
Zwijgend nipten we aan ons glas champagne.
‘Denk jij dat we…?’
‘Ik weet het niet. Het heeft geen zin in iets te geloven, dat niet kan. Dat nooit zal gebeuren.’
‘Mag ik ook niet geloven in een wonder liefje?’
‘Wonderen bestaan niet Es, tenminste niet in ons geval.’
Ik moest hard voor haar zijn. Het was nu even nodig.


33) De kentering

De resultaten van SFF.Spa stonden onder grote druk. Francesco had al laten doorschemeren dat hij overwoog om er uit te stappen. Hij was in Rusland succesvol met onroerend goed en ondanks dat SFF in Rusland nog wel redelijk scoorde, had ik de indruk dat hij de modewereld eigenlijk zat was. Het was alle hens aan dek. Ik had eind van het jaar, net voor de eeuwwisseling, gesprekken gevoerd met de bank en het leek er op dat men niet langer bereid was om ons financieel te ondersteunen. De liquidatie van SFF in New York en de voorgenomen sluitingen van de kantoren in Londen en Amsterdam waren voor de bankdirectie redenen genoeg om af te zien van de verstrekking van hogere kredieten. De geldkraan werd zonder pardon door onze huisbank dichtgedraaid en andere mogelijkheden hadden we niet meer. Esther bleef er gelaten onder.
‘Aan alles komt een eind, dus ook aan SFF,’ had ze gezegd in de laatste directievergadering.
Jeff Calabro kondigde aan dat hij per eind februari 2000 het bedrijf wilde verlaten. Hij was benaderd door een groot modeconcern, Er lagen daar geweldige kansen voor hem.
‘Je hebt mijn zegen,’ zei Esther. ‘ Je hebt genoeg gedaan voor SFF en we mogen je hier alleen maar dankbaar voor zijn. En ondanks het concurrentiebeding in je contract wil ik je alle ruimte geven Jeff.’
Ze had haar hand uitgestoken en Jeff was naar haar toegekomen.
‘Dank je Esther, dat je er zo over denkt. Ik vond het echt een heel moeilijke beslissing, geloof me. Dit maakt het wel gemakkelijker voor me,’ zei hij terwijl hij de hand van Esther vast hield.
Jeff was zichtbaar aangedaan. Het was voor de eerste keer dat ik zoiets bij hem zag.
‘Wat wordt onze strategie? Jay hoe zie jij het?’ vroeg Francesco terwijl hij met zijn pen figuurtjes tekende op het notitieblok dat voor hem lag.
‘We hebben al jaren een groot gebrek aan creativiteit. Onze ontwerpen zijn lang niet zo sprankelend en origineel meer. We zijn onze positie en vooral onze naam als innovator en trendsetter aan het verspelen. Misschien hebben we die zelfs al verspeeld. Ik denk dat het moeilijk is om dit nog om te buigen, tenzij we de zaak rigoureus aanpakken. Terug naar onze basis.’
‘Waar halen we nieuwe inspiratie en vooral vernieuwend denken vandaan? Ik weet dat je doelt op een nieuwe Laleh, maar die was uniek. Er is maar één Laleh en God of voor mijn part Allah mag weten waar die is gebleven. Dus dat moeten we snel vergeten Jay,’ reageerde Esther.
Het verbaasde me dat ze aan Laleh had gedacht. Het was lang geleden dat we over haar hadden gesproken. En wat me nog meer verbaasde dat ze exact aanvoelde dat ik dit had bedoeld met mijn opmerking over innoveren en vernieuwen. Want ik wist maar al te goed en zeker niet alleen ik, dat SFF jarenlang had geteerd op de ontwerpen en de ideeën van Laleh. Nu leek deze periode definitief voorbij te zijn. We realiseerden ons maar al te goed dat het bijna onmogelijk was om een nieuwe Laleh te vinden, mocht die er al ergens zijn.
Esther was al lange tijd niet meer met ontwerpen gekomen en binnen de ontwerpafdeling was onvoldoende talent.
‘Dus terug naar onze basis is geen optie Jay,’ voegde ze er aan toe.
‘Ik denk dat we op het punt zijn gekomen dat we ons moeten afvragen of we de houdbaarheidsdatum van ons bedrijf niet hebben bereikt. Om eerlijk te zijn heb ik geen energie meer om er nog eens stevig tegen aan te gaan. Francesco wil liever verder in onroerend goed en Jeff heeft elders een nieuwe toekomst.
Dan blijven wij samen over Jay. Jij en ik. Of beter alleen jij, want ik kan en wil niet meer. Dus als jij nog kansen ziet, mag je het zeggen. Maar het is dan jouw verantwoordelijkheid om de zaak weer vlot te trekken. Jij mag het zeggen…’
Esther keek me aan en ik voelde me niet prettig. Zeker omdat ik in mijn hart wist dat ze gelijk had. De kans om te overleven met SFF was eigenlijk niet reëel. Zeker omdat Francesco ook nog eens zijn aandeel zou opeisen. Er zou geen bank te vinden zijn die nog kredieten zou willen verstrekken en zonder krediet was het zonder meer afgelopen. Esther had al eerder aangegeven geen privévermogen meer te willen investeren in SFF en ondanks eerdere pogingen hadden we ook geen andere investeerders kunnen vinden.
‘Je hebt gelijk Es, als ik eerlijk ben dan denk ik dat het beter is om te stoppen. Het is onbegonnen werk om het tij nu nog te keren. Misschien moeten we hier de lijn trekken en SFF klaar maken voor verkoop.’
‘Dat lijkt mij ook de beste optie,’ vulde Francesco aan. ‘ En hoewel het zeer doet om ons kindje in de uitverkoop te gooien Esther, ben ik het helemaal met Jay eens.’
Ik zag het gezicht van Esther betrekken. Haar bovenlip trilde. Francesco kon niet weten hoe erg deze opmerking Esther raakte. Ik keek Esther aan en ik zag de tranen in haar ogen.
‘Dank je Francesco voor je bijval,’ zei ik. ‘Als een ieder van ons zich hier in kan vinden dan zal ik volgende week beginnen met het maken van een plan.’
‘Misschien kan ik daar nog iets in betekenen,’ vulde Jeff aan. ‘ Het kan zo maar zijn dat er belangstelling is voor SFF, zeker als ik naar de ambitie en plannen kijk van mijn nieuwe werkgever.’
‘Dat is niet zonder risico’s Jeff. Het kan ook zomaar verkeerd worden uitgelegd. Wij vertrouwen je wel. Dat is niet het punt. Maar ik weet niet of dit wel een goede binnenkomer voor jou zal zijn in je nieuwe baan?’
‘Voor zover ik het nu kan overzien, durf ik het wel aan. Als jullie tenminste niet het onderste uit de kan willen halen. Ik ga ervan uit dat een fair voorstel door beide partijen op waarde zal worden geschat. Wat denken jullie zelf?’
‘Daar kan ik het wel mee eens zijn,’ zei Francesco. ‘Jay en ik zullen een voorstel uitwerken en je dit zo snel mogelijk toezenden. Dan hoor ik graag wat jij er van vindt. Mee eens Esther?’
Esther had wat voor zich uit zitten staren en ze had ons gesprek nauwelijks gevolgd. Ze was er niet helemaal bij.
‘Eh… ja hoor. Ik vind het prima. Hoe en wanneer jullie het regelen laat ik aan jullie over. Francesco kunnen we dan nu alsjeblieft deze vergadering sluiten? Ik voel me niet zo lekker vandaag.’
‘Zeker meisje, we zijn klaar. Nog eenmaal formeel. Zijn we het er over eens dat SFF in de verkoop gaat?’
Iedereen was het er mee eens.
‘Dan sluit ik deze vergadering. Ik zal zelf de notulen even maken en jullie die per mail toezenden.’
Esther zocht naar haar tas.
‘Wacht maar even Es, dan pak ik hem wel even voor je.’
‘Dank je,’ zei ze zacht en ze pakte mijn hand vast. ‘Jay, gaan we nu alsjeblieft naar huis?’
Ik knikte.
Francesco was opgestaan en trok zijn stropdas recht. Jeff kwam naar Esther en mij toe.
‘Ik beloof je Esther dat ik er het beste voor je zal uithalen. Gaat het wel?’
‘Jawel hoor. Fijn dat je dat voor ons wilt doen,’ zei ze.
Francesco gaf Esther een kus op haar wang.
‘Sorry liefje, maar het is gezien de omstandigheden de beste beslissing.’
‘Ik weet het Francesco, maar…’
Hij sloeg zijn arm om haar heen.
‘Natuurlijk doet het pijn. We zijn er samen aan begonnen en het is een belangrijk deel van ons leven geworden. Het verbindt jou en mij. We hebben er samen voor gevochten maar we moeten het nu loslaten. Geloof me, het is beter zo. Meisjes, ga lekker genieten. Ga de dingen doen die je fijn vindt. Je hebt het zo verdiend. Je hebt er altijd keihard voor gewerkt en er heel veel voor moeten laten. Ondanks je handicap ben je meer dan een volwaardige ondernemer geweest en ben je tot het uiterste gegaan, heb je het beste er uit gehaald. Ik zal altijd trots op je blijven. Mijn Esther.’
Het kwam recht uit zijn hart en het ontroerde me.
Esther liet haar emotie de vrije loop en ik veegde haar tranen weg met mijn zakdoek.
‘Dank je Francesco, voor je lieve woorden,’ zei ze.
‘Elk woord is gemeend. Echt.’
Er verscheen een flauwe glimlach op haar gezicht.
‘Gaan we nu echt naar huis?’ vroeg ze aan mij.

In april 2000 werd de overname van SFF bekend gemaakt. Jeff had voor beide partijen een acceptabel bod voorbereid. Hij had zijn uiterste best gedaan voor een goed resultaat. Hij werd alom geprezen voor zijn inzet en zijn respect, voor beide partijen. Ook had hij rekening gehouden met de belangen van de medewerkers van SFF. Er zouden geen gedwongen ontslagen volgen. Dat was een van zijn harde voorwaarden in het overnamecontract.
De nieuwe eigenaren hadden een diner aangeboden, waarbij Francesco en Katarina en Esther en ik waren uitgenodigd. Uiteraard was Jeff ook aanwezig. Hij was alleen, want hij was een verstokte vrijgezel. Ik had hem nooit anders gekend. De enige liefde in zijn leven was zijn werk, wat overigens niet wilde zeggen dat hij niet van het leven genoot. Maar hij wilde zich vooral niet binden. Er werden lovende woorden gesproken en vooral Jeff ontving veel complimenten. Ook Esther en Francesco werden door de nieuwe eigenaren geroemd voor hun ondernemingsgeest en in het bijzonder voor hun innovatieve manier van denken. De sfeer was tijdens het diner opvallend ontspannen en ongedwongen geweest. Toen we aan het eind van de avond naar huis reden zei Esther dat ze erg moe was.
‘Je moet eens een keer naar de dokter gaan Es. Het is toch niet normaal dat je jezelf zo moe blijft voelen.
Je klaagt al vanaf begin november vorig jaar,’ zei ik.
‘Ik zal volgende week wel een afspraak maken. Maar het is echt niets. Heus, geloof me. Het is allemaal dat gedoe rond SFF en zo.’
‘En zo?’
‘Nou ja. Ik bedoel, ik weet niet goed wat ik nou moet gaan doen. Ik ben altijd bezig geweest met SFF en nu, na vandaag is het definitief voorbij. Wat moet ik nou Jay?’
‘Waar heb je zin in? Wat zou je nog eens graag willen gaan doen?’
‘Er is maar een ding lieverd dat ik graag zou willen en dat is ons kind vinden. Ik denk hier elke dag aan.’
‘Es, we hebben echt alles al geprobeerd. Dat weet jij ook wel.’
‘Misschien was het wel niet genoeg…’
Het leek wel of er een verwijtende ondertoon in haar woorden zat. Of ze me duidelijk wilde maken dat ik niet begreep hoe belangrijk dit voor haar was.
‘Es, ik wil je met alle plezier helpen. Als jij vindt dat we nog kansen hebben om ons kind te vinden...’
‘Ik weet niet of we nog kansen hebben Jay. Maar er is iets in me dat me dwingt om verder te zoeken. Misschien is het mijn moederinstinct, maar ik kan er niet om heen. Je begrijpt me toch wel?’
‘Liefje ik begrijp je, maar ik ben zo bang dat je weer teleurgesteld zult zijn als het weer niet lukt.’
Ze streelde mijn haren.
‘Niet bang zijn Jay. Heus, samen zijn we sterk. Vanaf de vierde. Jij en ik.’
Ik kuste haar en ik dacht terug aan onze picknick. Mijn Esther met het rode haar. Voor altijd.


34) Tegenstromen

Wat we ook probeerden, hoe we ook zochten er was geen enkel aanknopingspunt te vinden. Net als de vorige keer strandden we op het ontbreken van gegevens of op de ontoegankelijkheid van de archieven van het klooster waar ons kind was geboren. Het kloostertje lag een paar kilometer buiten Sante Leone.   We reden er voor de tweede keer naar toe. We kwamen niet verder dan de ontvangsthal. Een vriendelijke non zei ons dat we even moesten wachten. Ze zou ons aanmelden bij de abdis. Even later kwam er een wat oudere non, die ons vriendelijk begroette en vroeg of wij haar wilde volgen. We vertelden ons verhaal en ze zei dat ze ons graag wilde helpen, maar dat het archief niet meer in het klooster aanwezig was. Het was naar Rome verplaatst en was daar opgeslagen. Volgens haar zouden alle stukken vanaf 1960 in de archieven van het Vaticaan liggen. Ze zei tenslotte dat ze het heel spijtig vond, maar dat ze ons niet meer kon vertellen. Dat was alles wat ze ervan wist. Esther vroeg of er nog meer meisjes zich gemeld hadden die in het klooster bevallen waren. De abdis keek haar aan en schudde haar hoofd. Esther zei dat ze zich niet kon voorstellen dat zij als enige in dit klooster een kind had gekregen, maar de abdis zei met nadruk dat haar hierover niets bekend was. Ze wist het niet, ze was toen nog niet in dit klooster.
Esther meende haar te herkennen als een van de twee nonnetjes die haar had bijgestaan, maar toen ze dat aan de abdis vroeg schudde die weer het hoofd en zei dat ze pas vijftien jaar in het klooster woonde. Esther bleef volhouden en ik stootte haar aan dat ze het hierbij moest laten. De abdis voelde zich zichtbaar ongemakkelijk met de situatie. We namen afscheid en bedankten  haar voor de hulp. We werden door een andere non naar de deur gebracht. Toen we buiten waren keek Esther nog maar eens over haar schouder naar de toegangsdeur.
‘En toch was ze het. Ik weet het bijna zeker,’ zei Esther met een lichte opwinding in een stem. ‘Volgens mij was zij dat andere nonnetje. Blijkbaar mogen ze hier liegen van onze lieve Heer,’ voegde ze er met irritatie in haar stem aan toe.
‘Je weet het niet voor honderd procent zeker Es,’ zei ik.
‘Nee, dat is misschien wel zo. Maar toch, ik voelde gewoon dat ze er meer van wist. Nu vertelt ze even tussen neus en lippen door dat de archieven in het Vaticaan liggen. Dan is zij er mooi van af en wij kunnen het nu wel helemaal vergeten. Daar hebben we echt geen schijn van kans om binnen te komen. Verdomme, waarom gunt niemand mij mijn kind!’
‘Ons kind Es.’
‘Sorry lieverd, natuurlijk ons kind. Oh, ik ben zo boos. Ik voel gewoon dat we er zo dicht bij zaten. Ze had ons kunnen helpen. Misschien moeten we weer terug…’
‘Es…alsjeblieft. Toe nou, je weet net zo goed als ik dat dit kansloos is. We moeten het maar eens in Rome gaan proberen. Dat is echt onze laatste kans.’
‘Misschien heb je wel gelijk Jay. Misschien is dat inderdaad wel het beste,’ zei ze met ingetogen stem.

Twee weken later hadden we een afspraak bij de archivaris van het Vaticaan. Via een invloedrijke relatie van Esther was het gelukt om een afspraak te maken. Ondanks dat ik er niet veel van verwachtte, bleef ik toch maar positief, ook al omdat Esther vol vertrouwen was. Nadat we ons hadden gemeld werden we naar een klein kamertje gebracht en ons werd gevraagd om te wachten. Er zou binnen een kwartier iemand zich melden die ons van dienst kon zijn, die ons waarschijnlijk wel verder kon helpen.
Na bijna een half uur ging de deur van het kamertje open en een grijze dame van zeker in de zestig stelde zich voor als de secretaresse van de archivaris. De man zelf liet zich verontschuldigen. Tenminste ik ging er maar van uit dat het de archivaris een man was. De dame vertelde dat ze op de hoogte was van onze vraag en dat ze de stukken er op nagezocht had in de archieven van het klooster in Sante Leone. Helaas had ze niets kunnen vinden over geboortes noch adopties die via het klooster zouden zijn gegaan. Toen Esther nog opperde dat er ook een arts bij aanwezig was geweest zei de dame op een cynische wijze, dat het onbestaanbaar was dat er mannen in het klooster waren geweest. Ook geen artsen. De congregatie was destijds zeer gesloten en de nonnen losten alles zelf op en waren op alles voorbereid. Het was een strikt verboden gebied voor mannen.
‘Dan zullen ze wel niet hebben geweten wat mannen zijn. Want de dokter die ik daar heb gezien was zeker weten een man en mocht het toch een vrouw zijn geweest dan was die wel erg goed vermomd,’ zei Esther met een spottende lach.
‘Ik kan u helaas niet verder helpen. Het spijt me,’ reageerde de dame die tegenover ons zat.
Haar gezicht bleef strak en onbewogen.
‘Dat had ik ook niet van jullie verwacht. Jullie…’
‘Es hou op, dit heeft geen zin,’ onderbrak ik haar.
De dame tegenover ons vertrok geen spier en stond op en stak haar hand uit.
‘Nogmaals, het spijt me mevrouw, meneer…’ zei ze onbewogen.
‘Laat die hand ook maar zitten,’ brieste Esther. ‘Het is grote flauwekul dat er niets van te vinden is. Ik heb verdomme daar een kind gebaard, stelletje…!’
‘Es, nou is het genoeg. Hou op…!’ beet ik haar toe.
Ik gaf de dame wel een hand en ik duwde de rolstoel de deur uit. Over de tamelijk hoge drempel. Het ging wat onbehouwen.
‘Klotig kutwijf,’ mopperde Esther nog.
‘Esther…toe nou!’ Ik was dit soort taal niet van haar gewend.
‘Waarom wil niemand ons helpen, waarom…?’ huilde ze. Ze was boos en verdrietig tegelijk.
‘Ik weet het niet liefje. Wist ik het maar.’
Ik wist maar al te goed dat dit het definitieve eindpunt was van de zoektocht naar ons kind. Er waren geen mogelijkheden meer.


Het was begin december. Na onze vergeefse zoektocht hadden we de zomer doorgebracht in ons huis in Setalla. Het leek beter te gaan met Esther. Ze was weer wat opgewekter en ze had zich er kennelijk bij neergelegd dat ons kind onvindbaar en daarmee onbereikbaar zou blijven. Soms staarde ze wat voor zich uit en als ik dan vroeg of er iets was, antwoordde ze steevast dat het prima met haar ging. Ik bleef me zorgen maken ondanks dat ze beweerde dat dit niet nodig was. Dat daar geen enkele reden voor was. Hoewel ze beloofd had om naar de dokter te gaan hield ze de boot af. Er was altijd wel een reden waarom dat niet lukte of niet uitkwam.
‘Ik voel me prima, echt geloof me nou eens een keer,’ zei ze toen ik haar weer eens vroeg naar haar gezondheid.
‘Wil je nog ergens heen met kerst of blijven we hier Es?’
‘Nee, ik vind het hier eigenlijk wel prima. Misschien is het een idee om nog een paar dagen naar Parijs te gaan. Als je zin hebt. Of naar Londen. Is ook altijd wel gezellig rond de Kerstmis.’
‘Goed idee. Parijs lijkt me een prima idee. Zal ik morgen even op internet zoeken of ik wat passends kan vinden? Of doe je dat liever zelf?’ vroeg ik.
‘Kijk jij maar, ik vind het allemaal wel leuk. Het maakt mij niet zoveel uit.’
‘Wil je eigenlijk wel weg?’
Ik zag dat ze twijfelde.
‘Eh… Jawel hoor.’ Er zat niet veel overtuiging in haar antwoord.
Een paar dagen later boekte ik een lang weekend in Parijs. We hadden een hotel in het centrum, een paar minuten bij l ’Opera vandaan. In de week voordat we zouden vertrekken moest ik voor zaken naar Turijn. Esther zei dat het geen probleem was en dat ze zich wel zou redden. We hadden sinds we in Setalla woonden, hulp van een mevrouw Maria Chantelli. Ze zorgde voor het huishouden en voor Esther als ze daarom vroeg.
‘Ik zal wel aan Maria vragen of ze hier blijft slapen, dan ben ik niet alleen en hoef jij je geen zorgen te maken. Mee eens?’
Ik vond het een goed idee. Ik vond het steeds moeilijker om Esther alleen te laten, hoewel ze zich prima kon redden.
Toen ik terugkeerde uit Turijn was Esther niet thuis. Ik vond het vreemd omdat ik haar nog gebeld had en tegen haar had gezegd dat ik rond twee uur in Setalla zou zijn. Het huis was leeg. Ook Maria was er niet. Nergens lag een briefje en ik had werkelijk geen idee waar ze kon zijn. Het maakte me onrustig.
Rond drie uur hoorde ik een auto de poort binnenrijden. Het was een van de auto’s van het plaatselijke taxibedrijf. Esther werd uit de auto geholpen en ik zag dat Maria bij haar was.
Ik ging naar buiten en groette de taxichauffeur.
‘Hallo Es, waar zat je? Je had niks achtergelaten waar je was of zo,’ zei ik.
‘Sorry liefje, ik moest even dringend weg,’ antwoordde ze. Ik vond dat haar gezicht bleek was.
‘Kan ik nog iets voor u doen mevrouw?’ vroeg Maria.
‘Nee hoor, het is goed zo.’ 
Esther leek met haar gedachten ver weg.
Ik wilde de taxichauffeur afrekenen, maar die zei dat het zo in orde was.
Toen we binnen waren begon Esther te huilen.
‘Jay, lieverd ik wil met kerst hier blijven. Ik wil niet weg,’ snikte ze.
‘Dat is toch geen probleem Es, maar wat is er in godsnaam aan de hand?’
Ik probeerde haar te troosten, maar ze was helemaal overstuur.
‘Es, liefje van me, wil je me niet vertellen wat er is. Alsjeblieft?’
Ze veegde haar tranen weg.
‘Jay, ik wil deze kerst thuis vieren… met jou. Het is onze laatste kerst…samen,’ zei ze snikkend.
‘Hoezo? Wat bedoel je Es?’
‘Ik…ik ga dood. Ik heb kanker.’
Ik was verdoofd. Ik kon het niet geloven. Het leek wel een boze droom, maar het was de harde werkelijkheid.
Tranen liepen over mijn wangen. Ik wist niet wat ik moest zeggen, wat ik moest denken. Ik had duizend en één vragen, maar er was er geen een die ik over mijn lippen kon krijgen. Alles wat ik had, alles wat ik liefhad, zat als een dood vogeltje in de rolstoel naast me. Ze had tot nu toe alles overleefd, haar handicap, het gemis van ons kind, de verkoop van SFF. De vele operaties en nu dit. Ik voelde mijn hart wild te keer gaan. Ik zweette en zocht naar woorden. Ik hield haar vast en wilde haar nooit meer loslaten.
‘Waarom? Waarom nou Jay?’ zei ze bijna fluisterend.
‘Wist ik het maar liefje. Wil je me vertellen hoe het er voor staat?’
Ze knikte terwijl ze haar tranen wegveegde.
‘Ik ben eind november naar Milaan geweest. Omdat ik me niet lekker voelde heb ik een afspraak gemaakt bij dokter Ardelli. Die heeft me doorgestuurd naar het ziekenhuis. Vanmiddag belde dokter Ardelli dat ik dringend naar hem toe moest komen. Ik vroeg of dat ook morgen kon, ook al omdat jij er niet was.
Hij zei dat het eigenlijk niet kon wachten, omdat hij pas midden januari weer terug was van een reis. Toen ben ik samen met Maria naar Milaan gegaan, met een taxi.
Ardelli heeft me uitgelegd wat er aan de hand is. Ik heb overal uitzaaiingen. In mijn lever en mijn nieren.
En ook op mijn longen hebben ze vlekjes gezien. Als het in dit tempo doorgaat dan is de zomer volgend jaar te ver weg voor mij. ’
Ze zuchtte diep.
‘Ardelli zei dat ik eventueel nog wel voor een chemotherapie in aanmerking zou komen, maar volgens de artsen in het ziekenhuis, was de kans op succes minimaal en zou het eigenlijk alleen levensverlengend zijn.
Hooguit een halfjaar, zeker niet langer. Ardelli zei dat het een zware therapie was en ik mezelf moest afvragen waarvoor ik het beste kon kiezen.’
Ze zweeg een moment.
Of ik wel een keuze heb,’ voegde ze er cynisch aan toe.
Ik had met haar te doen. Ze probeerde zich goed te houden hoewel ik zag dat het haar moeilijk afging.
‘Is het helemaal niet te behandelen?’ vroeg ik.
‘Volgens dokter Ardelli is het in een te ver gevorderd stadium.’
‘En een second opinion?’
‘Dat heeft hij ook voorgesteld. In Geneve is een kliniek die gespecialiseerd is in deze vorm van kanker.
Dat is mijn laatste hoop.’
‘Dan moeten we er voor gaan Es. Ik ga er meteen werk van maken,’ zei ik stoer.
‘Zullen we eerst samen kerst vieren liefje,’ zei ze. ‘De kanker moet maar even wachten.’
‘Maar…’
Ze pakte mijn hand vast en zei, ‘samen redden we het wel. Wil je beloven dat je er ook nu voor mij wilt zijn Jay, alsjeblieft.’
‘Natuurlijk meisje van me. We staan er samen voor.’

We vierden kerst heel intens. We probeerden er iets van te maken, hoewel er soms momenten waren dat het moeilijk was. Esther deed haar best om het mij naar de zin te maken en door de soms gespeelde vrolijkheid heen zag ik vooral haar grote verdriet. Het deed me zeer, heel erg zeer.
Direct na kerst zocht ik contact met de kliniek in Geneve. Na stevig aandringen had ik een afspraak kunnen maken voor midden januari, Francesco had gebeld of we zin hadden om samen met zijn gezin de jaarwisseling te vieren in Moskou. Zonder de eigenlijke reden te noemen zei ik dat we helaas verhinderd waren. Esther had met klem aan mij gevraagd om niets over haar ziek zijn tegen Francesco te vertellen.
‘Als hij het weet, stapt hij nu nog op het vliegtuig naar Milaan. En dat draagt niets bij. Laat hem maar genieten van Katarina en zijn gezin. Hij is altijd lief voor me geweest en ik gun hem dat van harte. Het is nog tijd genoeg om het hem te vertellen.
Het bezoek aan de kliniek in Geneve was teleurstellend verlopen. We waren er drie dagen geweest en Esther was binnenste buiten gekeerd. Het was heel erg zwaar voor haar geweest. De intensieve onderzoeken en testen hadden de zelfde resultaten opgeleverd als in het ziekenhuis in Milaan. De vooruitzichten waren alles behalve goed. De arts die het onderzoek had geleid kon slechts het advies geven om de resterende tijd zo intensief en zo goed mogelijk te besteden. Hij vond het moeilijk om een prognose af te geven, maar hij zei wel dat het meer een kwestie van maanden was dan van jaren. Hij adviseerde ons ook om op tijd maatregelen te nemen om de pijn te bestrijden. Chemotherapie vond hij zinloos en zou alleen de afname van de kwaliteit van haar leven bespoedigen. Zo had hij het gezegd. Bijna klinisch en zonder gevoel. Het had me boos gemaakt maar ik wist ook maar al te goed dat dit de harde werkelijkheid was. Esther had het gelaten over zich heen laten komen. Ze was dodelijk vermoeid.
Toen we in de auto zaten, onderweg naar huis was ze stil geweest totdat we bijna thuis in Setalla waren.
‘Jay, ik ben zo bang. Ik ben zo bang om dood te gaan.’
Haar woorden deden pijn. Ik had zo met haar te doen.


35) Vlietburg 14
   
Het regent stevig. Donkere wolken vullen de lucht en Sarah staart naar buiten. Het lijkt wel of ik het moment waarop Esther mij vertelde over haar ziekte opnieuw beleef. Ik zweet en ik voel mijn hart kloppen in mijn keel. Sarah kijk mij aan en ze ziet dat ik het moeilijk heb.
‘Gaat het?’ vraagt ze.
‘Jawel hoor, maar ik vond dit een moeilijk stuk om te lezen.’
Sarah knikte maar ze zweeg.
Het klonk zo anders dan ik had bedoeld.
‘Het is weer even allemaal terug,’ zeg ik.
Weer zegt Sarah niets maar knikt dat ze het begrijpt.
Minuten lang zwijgen we. Sarah staart naar buiten. De regen klettert tegen de ruiten en in de verte klinkt een donderslag.
Dan staat ze op en loopt naar me toe en legt haar hand op mijn schouder.
‘Zo had het niet moeten gaan Jay. Zo had het niet moeten verlopen.’
‘Maar zo is het wel gegaan,’ antwoord ik.
‘Wil je iets drinken? Zal ik koffie voor je zetten?’ vraagt Sarah.
‘Dat is goed. Wil je nog dat ik verder lees of…?’
Sarah kijkt me aan.
‘Ik wil graag naar je luisteren Jay, maar wat wil jezelf?’
‘Het is zo moeilijk. Het is alsof ik het weer opnieuw meemaak, weer alle pijn en verdriet voel.’
‘Ik zal eerst maar eens koffie inschenken, dan kun je weer even op adem komen. En dan zien we wel weer. Goed?’
Ik knik.
‘Dank je Sarah,’ zeg ik en leg het manuscript op tafel.
‘Het verhaal van Esther uit de Bloemenmarkt is bijna verteld Sarah,’ zeg ik.
‘Is dit het verhaal van Esther of dat van jou?’ vraagt ze.
Ik haal mijn schouders op.
‘Het maakt geen verschil. Esther is Jay en Jay is Esther. Onverbrekelijk met elkaar verbonden. Door een onvoorwaardelijke liefde voor elkaar. In voorspoed en geluk. In tegenslag en verdriet. Een leven dat zo anders had kunnen verlopen, maar het is gegaan, zoals het is gegaan. We hebben ons best gedaan om er iets van te maken. Soms met succes en soms was het ook moeilijk. Maar er was altijd weer voldoende reden om door te gaan. Om elkaar weer te vinden. Niets of niemand heeft dat kunnen verhinderen. Niets of niemand heeft dat van ons af kunnen pakken.’
Sarah nipt aan haar kopje met koffie.
‘Zal ik die laatste paar bladzijden dan ook maar voorlezen? Dat is het ook maar klaar.’
En weer klinkt het anders dan ik bedoel.
‘Is het dan echt klaar Jay?’ zegt Sarah. ‘Je weet dat het nooit klaar zal zijn, als je de dingen niet accepteert zoals ze zijn.’
Ik zwijg.
‘Sorry Jay,’ zegt ze. ‘Ik wil je niet kwetsen. Dat moet je echt van me aannemen.’
‘Geeft niet Sarah, je hebt misschien ook wel gelijk. Misschien dat het ooit nog komt. Dat het dan echt klaar is en dat ik ooit weer mezelf een kans op een nieuw leven gun.’
Ik schrik van mijn eigen opmerking. Sarah ziet het aan mij, maar zegt niets.
Ik pak het manuscript van tafel.


36) Onvoorwaardelijke liefde

Vanaf april ging het steeds minder. Ze kreeg moeite met eten en soms had ze hevige buikpijn. Dokter Ardelli had haar pijnstillers gegeven en hij had haar toegezegd dat als ze er aan toe was hij voor morfine zou zorgen. Hij had haar uitgelegd waarom hij dit zo lang mogelijk probeerde uit te stellen.
Op eerste paasdag wilde Esther niet uit bed. Wat ik ook probeerde. Toen ik vroeg wat er was keek ze me aan.
‘Jay, ik wil dood. Ik kan niet meer. Wil je mij helpen alsjeblieft?’
Het was of ik geraakt was door bliksem. Ik was in paniek en wist niet wat ik moest antwoorden.
Ik probeerde mijn gedachten te ordenen, maar het lukte me niet. Ik probeerde iets te zeggen maar ik had geen woorden.
‘Liefje…’
‘Jay, ik heb van dokter Ardelli spuiten gekregen. Liefje, wil je mij alsjeblieft helpen? Ik weet dat ik heel veel van je vraag. Misschien wel het onmogelijke, maar ik wil het echt Jay.’
‘Ik moet hierover nadenken Es, vergeef me. Ik kan dit niet. Ik wil je niet kwijt.’
Er liepen tranen over mijn gezicht en ik was totaal ontredderd.
‘Je raakt me ook niet kwijt Jay, ik zal voor altijd van jou zijn, dat weet je toch wel? Je wilt toch ook niet dat ik steeds meer pijn krijg en hier weg lig te kwijnen, totdat er niets meer van mij over is. Niets meer over van Esther Silverstein dan een hoopje ellende. Jay, liefje dat wil jij toch ook niet.’
Ik kon mijn emotie niet bedwingen en ze probeerde me te troosten. Ze aaide met haar hand door mijn haren en over mijn gezicht. Ze veegde mijn tranen weg.
‘Jay, ik wil dat je mij herinnert zoals je mij vanaf klas vier gekend hebt. We hebben samen een kind, al weten we niet waar. We hebben een leven achter ons wat al met al zeer de moeite waard is geweest. Ik heb nog maar één wens…’
‘…en die is om dood te gaan’ zei ik snikkend.
‘Ja, die ook,’ zei ze met een flauwe glimlach. ‘Maar dat bedoel ik niet.’
Ik keek haar niet begrijpend aan.
‘Ik weet dat het aan de late kant is,’ zei ze een beetje cynisch. ‘ Jay Hennes, wil je met me trouwen?’
Ik probeerde te bevatten wat ze net had gezegd. Ze wilde met me trouwen terwijl ze me net gevraagd had om haar te helpen met zelfdoding. Ik was verward en onthutst.
‘Hoe bedoel je Es? Ik snap het niet helemaal?’ was alles wat ik kon uitbrengen.
‘Nou, ik vraag je bij deze officieel om mijn man te worden, zo simpel is het,’ zei ze met een glimlach. ‘Tenminste als je dat wilt. Maar ik dacht…’
‘Natuurlijk liefje, natuurlijk wil ik dat. Maar waarom nu?’
‘Omdat dat nu nog kan. Het is nog niet te laat. Voor mij is het belangrijk. Ik heb vaak gedacht hoe het zou zijn om samen man en vrouw te zijn. Ik, mevrouw Hennes in plaats van Esther Silverstein. Meneer en mevrouw Hennes. Dat klinkt toch mooi, vind je ook niet?’
‘Jawel…’
‘Wil je dat voor me regelen. En ik wil wel een mooie ring. Een met diamantjes en wit goud.’
‘Je zegt het maar. Maar heb ik ook nog een stem?’
‘Alleen als je me nog meer kunt verrassen.’
Voor het eerst zag ik weer de mooie brede glimlach op haar gezicht. Het was lang geleden. Veel te lang.
‘Esther Hennes, je bent gek, maar wel heel erg lief.’
‘Meneer Hennes, een beetje meer respect voor uw vrouw of ik dien een aanklacht tegen u in.’
Het leek wel of de spanning uit de lucht was. Dat kanker een bijzaak was geworden, een futiliteit, een niemendalletje. Ik nam me voor er een feest van te maken. Met champagne en heerlijke dingen.
‘Alleen ons feestje Jay,’ had Esther gezegd. ‘Alleen voor ons, heel privé.’
‘We zullen er toch een ambtenaar bij moeten hebben lijkt me,’ had ik geantwoord.
‘Als het maar eventjes is dan is het goed. Maar niet langer dan nodig.’

Twee dagen na Pasen had ik alles geregeld. Ik had een bijzondere ring voor Esther laten maken. Daarnaast had ik twee trouwringen met inscriptie. De burgemeester van Setalla had alles geregeld. Hoewel het allemaal kort dag was, had hij begrip voor de situatie en omdat we ook volgens hem vooraanstaande burgers waren, mocht er voor deze een keer wel een uitzondering worden gemaakt.
Het was donderdagochtend. Esther kwam nauwelijks meer uit bed. Maria hielp zo goed als ze kon. Ze was bijna hele dagen in huis. Esther had zich met hulp van Maria aangekleed en Maria had een vriendin gevraagd om Esther op te maken. Ik mocht niet komen kijken en werd zorgvuldig buiten alles gehouden. Maria had hapjes klaargemaakt en de champagne met glazen klaar gezet. Ik had nog maar eens gekeken of ik de ringen toch wel had. Om half elf meldde de burgemeester zich. Ik stelde voor om even wat te drinken en hij zei dat hij wel een glaasje wijn zou lusten. Ik had nog een voortreffelijke rode wijn staan.
Tegen elf uur kwam Maria de salon binnen en zei dat Esther er klaar voor was.
‘Nou dan moet het nu maar gebeuren,’ zei ik.
‘Tot zo,’ zei ze opgewonden en ze was al weer weg.
‘Vrouwen...’ mompelde de burgemeester en dronk nog maar eens zijn glas leeg.
Even later kwam Esther binnen. Ze zat in haar rolstoel. Ze wilde absoluut niet op bed trouwen, maar in de salonkamer. Ze zag er stralend uit. Ze had haar haren opgestoken en ze droeg een licht crèmekleurig broekpak. Ze was opgemaakt en er was niets wat er op wees dat ze zo ernstig ziek was.
‘Nou burgemeester, ik ben er klaar voor. U ook hoop ik?’ zei ze monter.
‘Zeker, zeker,’ antwoordde hij vlug en hij dronk snel zijn glas leeg.
‘Nou daar gaan we dan,’ zei Esther en ze vroeg aan Maria om naast haar te komen staan.
Omdat er tenminste een getuige moest zijn had ze haar gevraagd of zij die wilde zijn. Maria had zich zeer vereerd gevoeld.
‘Kom burgemeester, nou kan het nog,’ zei Esther met een lach. Ze was opmerkelijk vrolijk. Ik was nog steeds onder de indruk van mijn mooie toekomstige echtgenote. Ze zag er betoverend uit.
De burgemeester vroeg ons om naast elkaar te gaan zitten. Esther in haar rolstoel en ik er naast, zittend op een van de stoelen van de eettafel.
‘Johannus Hennes….’
‘Ja,’ zei ze. ‘Jay zeg even dat het goed is, dat je me wilt. Zoveel tijd hebben we niet.’
‘De burgemeester keek verbouwereerd naar Esther die een gebaar maakte dat hij door moest gaan.
‘Ja, ik wil,’ zei ik en de burgemeester schudde zijn hoofd en nam nog een slok van de wijn. De fles was ondertussen al halverwege leeg.
‘Esther Silverstein, wilt u…?’
‘Nou en of,’ antwoordde Esther.
‘Nee mevrouw, u moet zeggen, ja ik wil,’ zei de burgemeester terwijl met een zakdoek het zweet van zijn voorhoofd veegde.
‘Oké, ik wil oh sorry, ja ik wil.’
De burgemeester rondde de formaliteiten af en vroeg of ik ook nog ringen had. En of er ook nog wijn was. Ik kon beide vragen positief beantwoorden.
Maria had het allemaal van afstand gevolgd en ik zag aan haar gezicht dat ze het maar een rare vertoning vond. Toen ik de ringen te voorschijn haalde zag ik de ontroering in de ogen van Esther. Voor het eerst tijdens onze trouwceremonie zag ik dat ze emotioneel werd.
Ik legde de ringen op het kussentje dat Maria in gereedheid hield. Daarna nam ik de ring van Esther en schoof die aan haar ringvinger.
‘Oh wat mooi,’ was alles wat ze uit kon brengen.
Ze nam de andere ring van het kussentje en ze schoof die aan mijn vinger. Daarna volgde de gebruikelijke kus.
‘Zo, nu nog een paar handtekeningen en dan zijn jullie van me af,’ zei de burgemeester.
Toen ik hem nog een glas wijn aan wilde bieden zei hij dat hij nog moest werken. Er werd op hem gewacht. Esther, ik en tenslotte Maria ondertekenden de trouwakte en de burgemeester nam afscheid met een ferme handdruk en bedankte voor de wijn. Esther en ik waren nu man en vrouw.

Maria vroeg of ze nog iets voor ons kon doen.
‘Wil je nog iets met ons drinken?’ vroeg Esther, maar Maria zei dat ze weg moest. We wisten dat het een smoesje was en dat ze ons dit moment van geluk gunde.
Toen ze weg was pakte ik het doosje met de andere ring.
‘Liefje, naast onze trouwringen die ons voor altijd samen hebben gebracht en aan elkaar hebben verbonden heb ik nog een cadeau voor je.’
‘Oh…dat is wel heel erg lief. Maar ik heb weer eens een keer niets voor jou.’
‘Hoeft ook niet. Jij bent alles wat ik wil,’ zei ik en het klonk bijna theatraal.
Ik gaf haar de andere ring.
“Voor altijd mijn lief. Esther 1960-2001”
Om vijf voor elf in de avond stierf Esther in mijn armen. Ze had haar trouwkleding nog aan. We hadden samen de beslissing genomen en samen het moment bepaald. Ze had me nog verteld dat ze nog nooit zo gelukkig was geweest als die dag. Het was het meest intieme moment geweest in mijn leven. Geluk en verdriet zo samen gepakt in één moment.
Drie dagen later werd ik gearresteerd wegens actieve hulp bij zelfdoding. Na een halfjaar voorarrest werd ik tenslotte veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf. Na vijf jaar kreeg ik strafvermindering en was ik weer vrij. Ik had geen idee hoe ik met mijn leven verder moest. Zonder haar. Zonder Esther uit de Bloemenmarkt.


37) Vlietburg 15

Ik leg het manuscript op tafel.
‘Dat was het Sarah,’ zeg ik met een zucht. Ik ben blij dat het voorbij is.
‘Zo…dat is nogal wat,’ is alles wat Sarah zegt.
‘Dat is het is zeker. Als ik het over zou mogen doen, zou het niet anders gaan. Esther wilde niet meer en hoewel ze zielsveel van mij hield was dit voor haar de grens. Ze kon er niet meer over heen. Het was gewoon genoeg geweest. Ik had de domme pech dat dokter Ardelli naar een congres was. Hij had er voor gezorgd dat Esther de medicatie had om met haar leven te kunnen stoppen. Hij had haar uitgelegd hoe het werkte en wat ze mocht verwachten. De plaatsvervangende arts wilde geen verklaring van overlijden afgeven en daarom moest er sectie worden verricht. De uitslag was belastend. Esther was door een injectie ingeslapen en ik werd gearresteerd wegens betrokkenheid bij haar dood. Ardelli wilde of kon mij niet helpen en ondanks de prima verdediging liep het toch uit op een veroordeling. Er zat niets anders voor mij op dan het te accepteren. Zelfs mijn Nederlandse nationaliteit hielp me niet. In het katholieke Italië had ik een doodzonde begaan en daar moest ik voor boeten. Klaar. Eind 2006 ben ik ontslagen uit de gevangenis. Ik ben toen terug gegaan naar Setalla, maar daar kon ik mijn rust niet meer vinden. Alles was Esther aan dat huis. Elke kamer, elk schilderij, elk meubelstuk. Ik had al snel nadat ik was gearresteerd Maria gevraagd om op het huis te passen. Een paar maanden later is ze er op mijn verzoek gaan wonen. Ze woont er nu nog steeds en zorgt voor alles. Zo af en toe ga ik nog wel naar Setalla, maar ik heb ook een ander huisje gekocht in Piombino, aan de westkust. En uiteraard heb ik mijn appartement in Nederland nog. Als ik niet in Nederland ben, dan ben ik daar. Maar om eerlijk te zijn kan ik nergens mijn rust vinden.’
Sarah kijkt me aan.
‘Zal ik een kopje thee voor je maken?’ vraagt ze. ‘Goh, ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen. Wat ik moet vinden.’
‘Dat snap ik Sarah en ik verwacht ook niet dat je er iets van vindt. Het is zoals het is, mijn leven en haar leven. Ik heb tijd genoeg gehad om er over na te denken en langzaam heelt de wond. Maar het litteken blijft en het blijft zeer doen. Zolang ik leef.’
‘Tijd heelt niet alles,’ zegt ze.
‘Nee, tijd heelt niet alles…dat zeg je juist. Maar goed, dit was het verhaal.’
Ik zie dat het bijna kwart voor een is.
‘Zullen we zo meteen maar eens gaan lunchen?’ vraag ik.
‘Ja, laten we dat maar gaan doen,’ antwoordt ze, maar ze lijkt er met haar gedachten niet bij.

Na de lunch gaan we terug naar mijn kamer.
‘Vreemd,’ zegt ze.
‘Hoezo?’
‘Nou, dat we klaar zijn. Dat ik je verhaal ken. Ik heb het gevoel dat het niet af is en ik weet niet waarom.
Het mag niet zo aflopen, maar ik weet ook niet hoe het anders moet. Zo’n raar idee van me.’
‘Het is voorbij Sarah. Er volgt niets meer. Esther wacht op mij, dat is alles waar ik me aan vast houdt.
Ik probeer mijn leven zo goed mogelijk te leven en alleen de gedachte dat Esther en ik nog een kind hebben, dat hopelijk nog ergens op deze aardbol leeft, maakt dat ik vind dat ik door moet gaan.’
Dan gaat de huistelefoon.
‘Is mevrouw van Santen bij u, meneer Hennes?’ vraagt een vriendelijke stem.
‘Eh…mevrouw van Santen?’ herhaal ik met vragende stem terwijl ik Sarah aankijk.
Ze knikt.
Ik realiseer me dat ik niet meteen had begrepen dat ze Sarah bedoelde. Ik schaam me hier eigenlijk een beetje voor.
‘Eh…Sorry Sarah, telefoon voor je.’
Ze neemt de telefoon van mij over en ik zie dat ze schrikt. Ze trilt, maar even later zucht ze diep. Daarna verbreekt ze de verbinding.
‘Alles is goed,’ zegt ze met een trilling in haar stem. ‘Ze hebben niets kunnen vinden, tenminste niets ernstigs. Ik heb morgenvroeg een afspraak met de arts en zoals het nu lijkt is dit onze laatste dag samen Jay. Maar ik wil daar nu nog niet aan denken. Ik ben zo blij dat ik je hele verhaal ken.’
‘Ik had het je anders zeker nog wel komen vertellen,’ antwoord ik terwijl de gedachte dat Sarah morgen niet meer in Vlietburg zal zijn mij een beetje verdrietig maakt.
‘Ik zal je wel missen,’ voeg ik er aan toe.
‘Ik jou ook. Je hebt me zo enorm geholpen. Je weet maar half hoeveel.’
Ik begrijp niet wat ze wil zeggen, maar ik laat het er maar bij.
‘Dat is wederzijds Sarah. Ik ben blij dat ik je heb ontmoet en zo gauw ik hier weg mag kom ik je opzoeken. Is dat goed?’
‘Zeker is dat goed. Goh, ik mis je nu al geloof ik,’ zegt ze. Ze is blij met de uitkomst van de onderzoeken maar ze is ook wat terneer geslagen door de gedachte dat ze morgen vertrekt uit Vlietburg.
‘Kom, we hebben vandaag nog,’ probeer ik haar op te vrolijken. Het is inmiddels droog geworden en een waterig zonnetje laat zich zien.
‘Zullen we na de lunch nog even samen naar het park gaan. Even een frisse neus halen?’ stel ik voor.
Ze knikt.


38) Afscheid van Vlietburg

Mijn arts heeft me verteld dat ik eind van de week naar huis mag. Hij heeft me gefeliciteerd met mijn volledige herstel, maar zegt wel dat ik mezelf wel in acht moet blijven nemen. Zeker de eerste tijd. Het is al weer bijna twee weken geleden dat Sarah uit Vlietburg is ontslagen. Ze heeft nog een keer gebeld om te vragen hoe het met me gaat. Ik neem me voor haar te bellen zo gauw ik terug ben op mijn kamer. Ze zal zeker blij voor mij zijn.
Ik probeer voor mezelf een plan te maken. Ga ik terug naar Piombino of naar Setalla? Of blijf ik nog een paar weken in Nederland? Ik weet niet goed wat ik moet doen. Ik ben er zeker van dat Sarah mij er naar zal vragen.
‘Hallo Sarah. Met Jay… Jay Hennes. Ik bel je om je het goede nieuws te vertellen. Ik mag ook weg uit Vlietburg. Ik ben zo ongeveer weer helemaal de oude en hoe gaat het met jou?’
Het blijft even stil aan de andere kant van de lijn. Daarna feliciteert ze mij en vraagt wat ik na Vlietburg ga doen.
‘Ik weet het nog niet Sarah, ik moet er nog over na denken. Maar ik denk dat terug ga naar Italië. Zoals het nu lijkt tenminste, is dat het beste.’
Ze zucht en zegt dat als ik dat zo vind, dan moet ik dat ook maar moet doen. Ze klinkt teleurgesteld.
‘Maar ik laat je het nog wel weten,’ voeg ik er haastig aan toe. ‘Misschien dat ik nog wel van gedachten verander. Ik weet het nog niet zeker.’
Ik realiseer me dat dit niet helemaal fair tegen over haar is. Ik spreek met haar af dat ik haar in ieder geval voor het eind van de week zal bellen.

Het is donderdagmiddag. Ik ben de hele dag druk geweest met de laatste testen en afspraken. Eindelijk ben ik klaar voor mijn vertrek. Ik heb me voorgenomen om Sarah aan het eind van de middag te bellen. Ik heb mijn beslissing genomen. In de loop van de volgende week ga ik naar Setalla. Ik heb Maria al gebeld. Ze was oprecht blij toen ik het haar vertelde. Ik ben net terug op mijn kamer als de telefoon gaat. Het is Sarah. Ze vraagt met de nodige opwinding in haar stem of ik het nieuws heb gevolgd.
‘Nee, nog niet om eerlijk te zijn. Ik ben de hele dag druk geweest om mijn vertrek voor te bereiden. Ik had me voorgenomen om je vanmiddag te bellen. Maar goed, vertel. Ik luister.’
Ze vertelt dat er een onderwerp in het nieuws was over een groot adoptieschandaal in Italië.
‘Er zijn nog niet zo veel feiten over bekend. Het schijnt dat een advocate uit Milaan naar de pers is gestapt. Het zou gaan over minstens vijftien gevallen waar kinderen van jonge minderjarige moeders zijn aangeboden voor adoptie zonder instemming of toestemming van de moeder. Volgens de advocate was er sprake van betrokkenheid van een nonnenklooster in de omgeving van Milaan,’ vertelt ze.
‘Tjeetje, Sarah, het overvalt me. Ik durf het bijna niet te geloven, maar…. Ik weet niet wat ik moet geloven,’ voeg ik er snel aan toe. ‘Ik ga meteen op internet zoeken. Zal ik je straks nog even bellen?’
Sarah zegt dat het goed is.
Ik ga naar de ontspanningsruimte en ik zet een van de computers aan. Ik zoek op de website van het ANP en vind al snel het onderwerp over het adoptieschandaal.
‘Jay, misschien is dit wel een nieuwe kans,’ hoor ik mezelf zeggen.
Ik probeer mijn enthousiasme te temperen, maar ik betrap mezelf er op dat ik nauwelijks aan iets anders meer kan denken. Ik lees aandachtig de berichten over de zaak. Ik zoek ook op Italiaanse nieuwssites, maar het valt me op dat er nauwelijks iets over te vinden is. Op teletekst staat wel iets over dit onderwerp.
‘Tussen 1960 en 1970… Tenminste vijftien verdachte adoptiezaken… Klooster van de dienaressen van Onze Lieve Vrouw… klooster in de buurt van Santa Leone… vijftig kilometer onder Milaan. Ongehuwde moeders tussen de veertien en zestien jaar… Uit arme katholieke gezinnen…Vaticaan neemt afstand… Documenten in de openbaarheid gebracht… Advocate  Theresa Carboni, zelf ook  adoptieslachtoffer…’
Ik ben opgewonden. Ik denk aan Esther en aan ons kind en ik pak de telefoon.
‘Hallo Sarah, met Jay. Tjonge dat is wat daar met die adoptie in Italië. Ik moet mezelf afremmen, maar ik kan bijna niet wachten om af te reizen naar Milaan. Het zou toch wat zijn…’
Sarah zegt dat ze mijn opwinding kan snappen en dat het haar ook zo bezig houdt. Ze denkt de hele dag aan niets anders meer.
‘Ga je met me mee naar Italië?’ vraag ik. Ik schrik van mijn eigen vraag, maar ik heb er ook geen spijt van.
Sarah zegt dat ik haar er mee overval en dat ze daar eerst over na wil denken. Ik antwoord haar dat ik dat kan begrijpen en ik spreek met haar af dat ik de volgende dag naar haar toe kom. Ze geeft me haar adres.


39) Vergeelde foto’s en harde leugens

De laatste dag van mijn verblijf in Vlietburg is aangebroken. Ik heb van iedereen afscheid genomen en met nog wat medicatie en een aantal goede adviezen stap ik in de taxi. Ik heb een verhuisbedrijf opdracht gegeven de rest van mijn spullen op te halen. Ik geef de taxichauffeur het adres van Sarah.
Na een klein kwartier stopt hij voor een grijze betonnen flat net even buiten het centrum.
‘Hier is het meneer. Wilt u dat ik u nog even help met uw koffer?’ vraagt hij gedienstig.
‘Nee hoor, heel vriendelijk van u, maar het lukt wel. Zo zwaar is hij niet.’
Ik betaal de chauffeur en geef hem een ruime fooi. Hij bedankt me tot drie keer toe en vraagt nogmaals of het allemaal wel lukt. Ik stel hem nogmaals gerust.
Gelukkig heeft de flat een lift. Sarah woont driehoog en ze wacht me al op.
‘Wat ben ik blij dat ik je weer zie,’ zegt ze en ze kust me spontaan op mijn wang.
‘En ik jou,’ antwoord ik.
‘Sorry dat ik je niet meer heb bezocht. Het  is…’
‘Het is goed Sarah. Echt geloof me.’
‘Lust je koffie? En ik heb gebak voor je. Daar heb je toch wel trek in?’
‘Zeker heb ik daar trek ik. Het is tenslotte een beetje feest vandaag.’
‘Dat dacht ik ook,’ zegt ze.  ‘Een dag om te vieren met gebak en ik heb ook nog een lekkere fles wijn in huis gehaald. Goh, Jay ik ben echt heel erg blij. En wat een verhaal daar in Italië.’
‘Dat is het zeker. Maar goed, laten we eerst maar eens vieren dat we beiden weer verlost zijn van Vlietburg en we beiden weer gezond zijn. Heb je eigenlijk nog de definitieve uitslag gehad? Ik vergeet je er steeds naar te vragen Sorry. ’
‘Geeft niet hoor. Ik vergat het ook steeds tegen je te vertellen. Ik heb waarschijnlijk een lichte tia gehad. Maar er is niets achtergebleven, geen litteken of zo. Met een  bloedverdunner en wat andere medicijnen moet het voorlopig allemaal opgelost zijn. Ik ben tenslotte ook op een leeftijd dat het krijgen van een paar kwaaltjes niets bijzonders is.’
‘Zo’n jonge meid,’ zeg ik.
‘Ja. Ja meneer Hennes. Maar wel bijna zeventig.’
Sarah doet haar uiterste best om het zo gezellig mogelijk te maken. Het voelt allemaal zo vertrouwd. Ze zegt dat het weer goed met haar gaat en ze vertelt dat ze van plan is wat meer de deur uit te gaan. Ze heeft al geïnformeerd naar  de mogelijkheden die er zijn om als vrijwilligster te helpen in het verzorgingstehuis en ze heeft zich ook al ingeschreven voor een cursus schilderen.
‘Goed zo,’ zeg ik. ‘Een hoera voor jezelf Sarah.’
Ze schenkt nog een glas wijn in.
‘Ik heb op je gerekend met het eten.’
Ik weet dat ik er niet onder uit kom om te blijven, wat ik overigens ook niet vervelend vind. In tegendeel.
‘Nou, ik laat me verrassen. Heb je er trouwens nog over nagedacht om met me mee te gaan naar Italië? Het zou misschien wel eens goed voor je zijn, zo even er tussen uit. Je mag wat mij betreft zo lang blijven als je zelf wilt. Ruimte genoeg.’
Ze zwijgt,
‘Maar ik wil je niet opjagen,’ voeg ik er direct aan toe.
‘Dat weet ik wel,’ zegt ze. ‘Maar ik weet om eerlijk te zijn niet zo goed wat ik moet doen. Het is allemaal zo…hoe moet ik het zeggen, zo ingewikkeld.’
‘Wat is er ingewikkeld aan Sarah?’
‘Nou eh, ik ben eh… ik wil me weer niet opnieuw storten in een of ander avontuur?’
‘Ben ik een avontuur voor je? Voelt het zo?’
‘Toe nou, Jay alsjeblieft. Je weet best wat ik bedoel.’
‘Denk er maar eens rustig over na Sarah. Wat je ook besluit en wat je ook vindt, je blijft mijn beste vriendin. Wat dan ben je toch? Of niet soms?’
‘Zeker ben ik je vriendin en wil jij dan mijn beste vriend zijn?’
‘Wat denk je zelf?’
‘Nou eh, ik denk het wel.’
‘Je weet meer van mij dan wie ook. Je kent mijn hele verhaal. Ik heb het met je gedeeld en waarschijnlijk blijf je ook de enige.’
Sarah knikt en staat op. Voordat ze naar de keuken gaat kust ze weer me op mijn wang.
‘Bedankt Jay…ik ben heel blij dat je mijn vriend wilt zijn.’
Daarna gaat ze de kamer uit. Even later komt ze terug.
‘Kijk, dit is alles wat ik nog heb. Dit is mijn verhaal. Een paar foto’s en dat is het. Meer is er niet.’
Ze geeft me een fotoalbum met een verkleurde roodlederen kaft, die hier en daar is ingescheurd.
‘Hier, kijk dat zijn mijn ouders, nou ja mijn pleegouders dan.’
En dan slaat ze een bladzijde om.
‘En dit is de enige foto van mijn moeder. Ik ben daar een paar maanden oud. Die moet net zijn gemaakt voordat ze…’ Sarah maakt haar zin niet af en ik staar naar de foto.
Mijn adem stokt in mijn keel. Het zweet breekt me uit. Het beeld van de foto danst voor mijn ogen, Ik probeer te ademen, maar het lukt me niet. Ik probeer me te concentreren, maar ook dat lukt me niet.
‘Is er iets Jay? Voel je jezelf niet goed?’ vraagt Sarah bezorgt.
Ik probeer wat te zeggen maar het gaat niet.
‘Moet ik een dokter bellen?’ vraagt ze nog.
‘Nee hoor…ik geloof dat het nu wel weer gaat,’ mompel ik.
Ik kijk nog maar eens naar de foto. Even is er twijfel, maar dan weet ik het zeker. Het is dezelfde foto die ik in het doosje heb gevonden dat Ruth mee had gegeven voor Esther. Het doosje dat nog steeds ergens in mijn werkkamer in Setalla ligt. De vrouw op de foto is onmiskenbaar Silvia Silverstein, de moeder van Esther en Ruth. Allerlei gedachten schieten door mijn hoofd, maar ik probeer me te herpakken.
‘Het gaat wel weer Sarah, echt geloof me, ‘ zeg ik nog maar een keer.
‘Is het goed dat ik nu dan naar de keuken ga?’ vraagt ze bezorgd.
‘Ja hoor. Ik red me wel.’
‘Als het niet gaat moet je me roepen. Beloofd?’
Sarah loopt naar de keuken en ik staar naar de foto. Moeder en kind. Silvia met Sarah.
‘Silvia Silverstein… hoeveel levens heb je eigenlijk naar de donder geholpen?’ mompel ik.
‘Is er iets? Gaat het goed me je?’ hoor ik vanuit de keuken.
‘Nee hoor, eh ik bedoel er is echt niets. Het gaat goed, niks aan de hand,’ antwoord ik snel.
Ik weet niet goed wat ik moet doen. Moet ik zwijgen en Sarah verder laten leven met alle leugens over haar leven? Over haar zogenaamde broertjes en zusjes en over haar vader en moeder? Over Auschwitz. Over hoe ze bij haar pleegouders terecht is gekomen. Moet ik haar de kans ontnemen om haar echte identiteit te vinden? Ik mag en kan dat niet. Ik voel dat ik haar de waarheid moet vertellen. Dat ik haar de grote leugen moet voorleggen. Haar de kans moet geven om zelf uit te maken wat ze er wel en niet mee kan.
Ik kijk nog maar eens naar de foto. Silvia Silverstein, de moeder van Ruth en Esther en nu ook van Sarah.
Sarah Silverstein, tante van mijn kind, de oudste zus van Esther en Ruth. Ik vind het morbide dat ik zonder het te weten het levensverhaal van Esther tegen haar zus hebt verteld. En dat Sarah zich nooit een moment bewust heeft kunnen zijn dat het verhaal ook voor haar zo belangrijk zou worden. Maar al te goed herinner ik me de stukken over Ruth en Silvia. Over de jonge jaren van beide zussen, die Sarah zijn ontnomen. Misschien maar goed ook. Maar het is niet aan mij om daar iets van te vinden. Ik heb het recht niet. Ik hoor dat Sarah in de keuken druk bezig is.
‘Je verveelt je toch niet?’ vraagt ze.
‘Nee hoor, ik kijk even door je album,’
‘Nou veel soeps is het niet, vind je wel? Een paar plaatjes uit het verleden. Meer heb ik niet. Meer kan ik je niet bieden,’ zegt ze met een lach.
Ik huiver en weer word ik wat zweterig.
‘Je moest eens weten lieve Sarah,’ denk ik.
Even later komt ze de kamer binnen. De voortreffelijke geur uit de keuken belooft wat. Ik verheug me ondanks alles op een heerlijke maaltijd.
‘Jay, we kunnen bijna aan tafel. Zou je me even willen helpen?’ vraagt ze. ‘De borden staan in het kastje achter bij de eettafel. Kijk maar even als je wilt?’
Ik sta op en leg het album op de salontafel.
Ik denk na over wat ik moet doen, terwijl ik de tafel dek. Hoe ik het Sarah het beste kan vertellen.
‘Als het smaakt zoals het ruikt Sarah…’ zeg ik.
‘Ik hoop dat je het lekker vindt Jay. Ik vind het zo fijn dat je er bent.’
Sarah heeft een heerlijke maaltijd bereid en eigenlijk heb ik te veel gegeten. Zeker voor mijn doen.
Na het dessert vraagt Sarah of ik nog een espresso wil.
‘Lust je misschien ook nog een glaasje cognac?’
‘Is goed, lijkt me heerlijk,’ antwoord ik. ‘Neem je zelf ook iets?’
‘Doe mij maar een glaasje rode port. Dat vind ik altijd wel lekker zo na het eten. Wil jij even voor de drankjes zorgen Jay? Ze staan in de buffetkast, achter het rechtse deurtje.’
‘Sarah, weet je al wat je doet? Ga je met me mee naar Italië?’ vraag ik nadat ik de drankjes heb ingeschonken en we weer tegenover elkaar aan de eettafel zitten.
‘Ik weet het niet Jay, wat wil jij? Wil je mij wel mee hebben?’
‘Lieve Sarah….’
Ik vind het zo moeilijk om haar te vertellen over de foto. Over Silvia Silverstein en over de grote leugen over haar leven, maar ik verzamel alle moed en ik ben er van overtuigd dat ik niet anders kan.
‘Liefje, ik wil je wat vertellen. Het is moeilijk maar ik mag en kan het je niet onthouden.’
Ik zucht diep en Sarah kijkt me niet begrijpend aan. Ik nip aan mijn glas met cognac.
‘Sarah, ik heb in mijn huis in Setalla ook een kistje met foto’s. Weet je nog wel, het kistje dat ik van Ruth heb gekregen voor Esther. Na het overlijden van Silvia. In dat kistje zitten foto’s van Esther en Ruth en ook van Silvia. De vrouw op de foto waarvan jij zegt dat het jouw moeder is, is zonder twijfel ook de moeder van Esther en Ruth. Voor de volle honderd procent.’
Ik ben blij dat ik het heb kunnen zeggen, al realiseer ik me dat het wel heel erg direct moet hebben geklonken. Zo plompverloren. Ik vraag me af of ik er wel goed aan heb gedaan.
Sarah staart me vol ongeloof aan. Ze is verbijsterd. Ze zwijgt en kijkt naar beneden. Naar het lege glas. Na een aantal minuten pakt ze het glas vast en draait het in rond.
‘Jay…weet je wel wat je zegt? Weet je wel wat dit voor mij betekent?’
‘Maar al te goed Sarah, maar ik mag het je niet onthouden. Het was misschien gemakkelijker geweest om te zwijgen. Om het voor me te houden.’
Sarah schuift het glas weg en ik zie tranen blinken in haar ogen.
‘Mijn hele leven voel ik me schuldig dat ik de enige van mijn familie ben die de oorlog heeft overleefd. Mijn hele leven jaag ik mijn eigen schaduw achterna. Zoek ik mezelf. En dan kom jij in mijn leven en vertelt me zo maar eventjes dat alles anders is gegaan. Dat er niets van deugt. Dat niets waar is van alles wat mij is voorgehouden. Dat ik ben voorgelogen en misschien is daarmee de kans op het ware geluk me wel ontnomen. Je leest mij jouw verhaal voor dat het verhaal blijkt te zijn over het leven van mijn jongste zusje. Je laat me hierin kennis maken met mijn andere zus en vertelt over mijn moeder. Jay Hennes ik kan je hierom haten, maar  belangrijker is dat ik nooit zal vergeten dat je mij hebt laten zien wie ik werkelijk ben. Dat je mij die kans geeft. Ik zal je hier altijd tot in de diepst van mijn hart dankbaar voor blijven. Het bevrijdt me en ontdoet me van een verleden dat nooit heeft gevoeld dat het ook bij mij hoorde. God, het is alsof ik opnieuw ben geboren, alsof ik een nieuwe kans heb gekregen. Het doet pijn, maar het lucht ook op. Het is zo’n dubbel gevoel, maar al met al is het toch de blijdschap die overheerst.’
Ik zie de tranen over haar wangen rollen. Ik pak haar hand vast.
‘Sarah, wil je mij helpen, alsjeblieft… met het vinden van mijn kind? Jouw nichtje of neefje.’
‘Het ontbrekende stukje van de puzzel?’
‘Het ontbrekende stukje van de puzzel Sarah, misschien wel het meest belangrijke. Een nieuwe en misschien wel mijn laatste kans om een beetje gelukkig te zijn. ’
‘Als jij me toe wilt laten in jouw leven, dan wil ik daar graag gebruik van maken. Jay Hennes ik heb nooit geloofd in wonderen, maar dit komt er dichtbij in de buurt.’
‘Dank je. Voor mij voelt het niet anders. Ik heb veel verloren, maar het lijkt dat ik nu weer aan de winnende hand ben. Sarah van Santen wil je alsjeblieft met me mee gaan naar Italië?’
‘Wanneer gaan we?’
‘Nu.’
‘Zullen we eerst niet even een beetje opruimen?’ zegt Sarah met een glimlach. ‘In ieder geval de vaat.’


40) Terugkeer naar Setalla

Ik heb Maria gebeld dat we onderweg zijn. Ik vertel haar dat Sarah met me mee komt. Ze zegt dat ze een van de logeerkamers voor haar in orde zal maken.
Het is bijna na middernacht als we aankomen op Bergamo Airport. Gelukkig kan ik een taxi vinden die bereid is om ons naar Setalla te brengen. Tegen enen rijden we de poort binnen van het laantje dat naar de villa leidt. Maria wacht ons op bij de deur.
‘Ik ben blij dat u er weer bent meneer Jay. En dag mevrouw. Welkom, ik heb een kamer voor u in gereedheid gebracht. Zal ik uw spulletjes even aanpakken?’
‘Nee hoor, dank je wel Maria. Het is niet zo veel en mijn koffer is niet zo zwaar. Mag ik ze even in de hal laten staan?’
‘Natuurlijk mevrouw, geen enkel probleem,’ zegt ze.
‘Zal ik je voorgaan?’ vraag ik aan Sarah. ‘Dat zal ik je even het huis laten zien.’
Sarah knikt.
‘Alles is nog steeds Esther in dit huis. Ik heb er niets aan veranderd. Alles wat je ziet is naar haar smaak  ingericht. Maria zorgt zelfs dat er steeds verse fresia’s zijn. Dat was de lievelingsbloem van Esther.’
Het schilderij boven de open haard maakt indruk op Sarah. Voor het eerst ziet ze haar zus. Ze staat roerloos voor het schilderij en ik zie dat ze het moeilijk heeft.
‘Ik heb het laten maken voor haar veertigste verjaardag. Esther vond het toen wat overdreven, maar was er uiteindelijk toch wel blij mee. Zeker in de laatste weken van haar leven zei ze vaak dat ik me haar zo maar moest blijven herinneren. Zoals ze daar stralend en een beetje ondeugend de kamer inkijkt. De kunstenaar had het schilderij naar een foto gemaakt die ik hem had gegeven,’ vertel ik erbij.
‘Ze is zo mooi…’ zegt Sarah en ze is zichtbaar aangedaan. Ze staat schuin voor het schilderij en als ik naar het profiel van haar gezicht kijk, zie ik een grote gelijkenis met dat van Esther. Blijkbaar valt het Sarah ook op.
‘We lijken best wel op elkaar,’ zegt ze met zachte stem.
‘Zeker,’ antwoord ik. ‘Zullen we verder gaan of wil je nog even…?’
Ze onderbreekt me en zegt dat het zo goed is.
Ik laat haar de andere kamers van het huis zien. Maria heeft een van de grote hoekkamers op de eerste etage voor Sarah in orde gemaakt. Ze is er van onder de indruk.
‘Dit is groter dan mijn hele flat,’ zegt ze.
‘Niet overdrijven Sarah van Santen,’ antwoord ik met een lach.
‘Sarah Silverstein…’ zegt ze bijna fluisterend.
‘Sarah Silverstein,’ herhaal ik en er loopt een rilling over mijn rug.
‘Wil je nog wat drinken of vind je het mooi geweest voor vandaag? Nou ja vandaag….’
Ik zie dat het inmiddels ruim twee uur is geweest.
‘Ik ben best wel moe,’ zegt ze. “Ik denk dat het verstandiger is om te gaan slapen. Morgen is er weer een dag.’
‘Dat is goed. Je weet de weg. Kijk morgen vroeg maar. Maria zorgt voor je ontbijt. Ik zal morgen een afspraak proberen te maken met die advocate, eh Theresa Carboni.
Kan ik nog iets voor je doen?’
‘Nee hoor, ik red me wel. En Jay…’
Ze komt naar me toe en geeft me een kus.
‘Jay, bedankt dat je mij dit niet onthouden hebt. Het geeft me zo’n goed gevoel. Ik ben plotseling iemand. Ik heb een eigen identiteit. Wat ik hier zie voelt alsof het bij mij hoort. Voor het eerst in mijn leven. Dank je. Ik kan je niet met woorden zeggen hoeveel dit voor mij betekent.’
‘Ik had niet anders gekund en ik ben oprecht blij dat ik dit voor jou heb kunnen doen. Maar jij ook bedankt lieve Sarah. Ik heb in ieder geval weer het gevoel dat ik leef. Ik heb weer een doel.’
Ik pak haar hand vast en ik kan het niet nalaten haar te kussen. Niet op haar lippen, maar op haar wang.
Ze draait zich om en loopt de kamer uit. Ik blijf achter en schenk mezelf nog een glas cognac in. Voor het eerst sinds vele jaren voel ik me weer thuis in het huis waar alles zo sterk herinnert aan mijn grote liefde.
 
Maria heeft voor een uitgebreid ontbijt gezorgd. De verse sapjes en de heerlijke broodjes doen me weer terugdenken aan de tijd die ik met Esther in dit huis heb doorgebracht. Ze kon altijd zo genieten van een lang en uitgebreid ontbijt.
‘Het is heerlijk om zo de dag te starten,’ zei ze altijd. ‘Dan kan de dag eigenlijk niet meer stuk.’
Ik glimlach bij die gedachte. Ze had gelijk. Zoals ze zo vaak gelijk had. Esther Silverstein. Ik kijk naar het schilderij en het lijkt of ze volmaakt gelukkig is. Ik schrik er van.
‘Es, ik ga ons kind vinden. Zeker weten, dat beloof ik je. Ik zal ons kind hier brengen. Bij jou. Bij haar moeder, die zolang heeft gezocht, maar haar nooit heeft kunnen vinden,’ zeg ik zelfverzekerd.
‘En je zus gaat je daarbij helpen,’ hoor ik achter me.
Het is Sarah. Ik heb niet gemerkt dat ze de kamer is binnengekomen.
‘Sorry Jay, ik wilde je niet afluisteren of zo. Maar ik hoorde wat je Esther beloofde. Dat vind je toch niet vervelend?’
‘Nee hoor, helemaal niet. Het is tenslotte ook jouw zus.’
‘En jij mijn zwager,’ zegt ze monter.
Sarah is goedgehumeurd en ze ziet er stralend uit.
‘Heb je al een afspraak kunnen maken?’ vraagt ze.  
‘Nee, maar dat ga ik nu doen. En heb jij al ontbeten?’
‘Nee, maar dat ga ik nu doen,’ antwoordt ze met een lach.
‘Ga lekker in de tuin zitten. Het is een stralende morgen en het is echt fantastisch om zo de dag te beginnen.’
Sarah kijkt me aan.
‘Jay Hennes, bedankt dat ik met je mee mocht.’
Ze draait zich om. Ze lijkt in eens jaren jonger.


Het is me gelukt een afspraak te maken met Theresa Carboni. Donderdagmorgen om tien uur. Haar kantoor is vlakbij het voormalige kantoor van SFF. Spa.
Sarah komt de salon binnen en ze loopt naar het schilderij van Esther.
‘Nou zusje, dat was een lekker ontbijtje. Ik hou het hier wel even uit, als je het goed vindt tenminste.’
‘Heb ik hier ook nog een stem in Sarah Silverstein?’
Het valt me op dat het zo vertrouwd klinkt.
‘Nou, ik kan het je niet zeggen Jay Hennes. Voorlopig moet je maar van me aannemen dat je hier goed werk mee verricht. Wat zijn de plannen voor vandaag?’ gaat ze verder. ‘Heb je nou die advocate al kunnen bereiken?’
‘We hebben donderdagmorgen om tien uur  een afspraak. Je gaat toch wel met me mee?’
‘Wat dacht je dan,’ klinkt het vastberaden.
‘Zal ik je vandaag iets van de omgeving laten zien?’ stel ik voor.
‘Prima idee.’
Ze voelt zich zichtbaar op haar gemak. Het klikt ook goed tussen Maria en Sarah. Als ze even naar haar kamer is vertel ik Maria in grote lijnen het verhaal van Sarah. Ze is even onthutst als ze van mij hoort dat Esther en Sarah zusjes zijn.
‘Maar meneer Jay…Hoe is het mogelijk?’ Ze vouwt haar handen samen en het lijkt wel of ze bidt.
‘Hoe is het in hemelsnaam mogelijk?’ zegt ze nog maar eens en kijkt naar boven. ‘Onze Lieve Heer en mevrouw Esther hebben jullie samengebracht, dat kan bijna niet anders.’
‘Dat denk ik ook Maria,’ antwoord ik.
Maria schudt haar hoofd alsof ze het nog niet kan bevatten en loopt naar het schilderij.
‘Grazia signora Esther,’ zegt ze terwijl ze neerknielt en een kruisteken maakt. Het ontroert me.
Daarna vraagt ze wat we graag willen eten. Ik stel voor om de keuze over te laten aan Sarah.
Ze is het hiermee eens.
‘Fijn dat u er weer bent meneer Jay,’ zegt ze nog.
‘Het is ook fijn om weer hier te zijn Maria. Het doet me goed.’
Ze knikt. Even later komt Sarah binnen. Ik vertel tegen Maria dat ik Sarah iets van de omgeving wil laten zien.
‘Vergeet vooral ons kapelletje niet meneer Jay, u weet wel dat speciale plekje.’ Ze knipoogt.
Sarah kijkt me niet begrijpend aan.
‘Je ziet dat vanzelf. Kom we gaan.’
Ik heb me in geen tijden meer zo prettig gevoeld. Zeker niet na de dood van Esther.
De Alfa start meteen. Ondanks dat hij bijna tien jaar oud is ziet de auto er nog voortreffelijk uit.
Op mijn verzoek heeft de tuinman tijdens mijn afwezigheid er af en toe een ommetje mee gemaakt. Welleswaar korte ritjes, maar in ieder geval lang genoeg om de auto in conditie te houden.
We rijden wat door de omgeving en Sarah geniet.
‘Maria heeft ook nog een picknickmand meegegeven,’ zeg ik.
‘En zit er ook nog iets in?’ vraagt ze.
‘Meer dan jij op kunt mevrouw Silverstein,’ antwoord ik.
‘Nou dan laten we er maar voor gaan. Ik word tenslotte niet elke dag uitgenodigd om te picknicken.’
Ik stuur de auto een zijweg in.
‘Is dat het kapelletje waar Maria over sprak,’ zegt ze als ze in de verte de contouren ziet van het torentje van het kleine gebouwtje.
‘Dat heb je goed gezien. Dat is inderdaad de kapel waar Maria op doelde.’
‘En wat is het speciale daar aan?’ vraagt  Sarah.
‘Even geduld. We zijn er zo en dan zal ik je het laten zien, wat daar zo speciaal aan is.’
We zijn er bijna en ik kan de nieuwsgierigheid van haar gezicht aflezen. Ik parkeer de Alfa op de kleine parkeerplaats naast de kapel.
‘Zo, ben je er klaar voor?’ vraag ik.
‘Zeker. Ik laat me verrassen.’
We lopen naar binnen. Het is fris in de kapel.
‘Oh, wat mooi,’ zegt Sarah als ze de muurschildering ziet. Ik wijs op een tekst aan de zijkant bij het Mariabeeld. Sarah kijkt me vragend aan. Het is een tekst in het Italiaans en ik vertaal die voor haar.
‘Daar staat, als je vrienden hebt, kun je niet sterven.’
Sarah loopt naar de muur en ziet een marmeren urn achter plexiglas staan.
Ze kijkt mij aan. Ik hoef niets te zeggen.
‘Dag lief zusje,’ zegt ze en ze draait zich van mij weg. 
Ik laat haar maar even.
Ze ziet een gedenksteen met de letters E. S.
‘Esther Silverstein?’
 
‘Ja Sarah. Esther heeft dit kapelletje helemaal laten restaureren. Ze kwam er vaak. Vooral de laatste maanden. Dan vertelde ze God over haar plannen en smeekte de Heilige Moeder Maria om haar te helpen en bij te staan. Esther was eigenlijk nooit gelovig geweest. Ondanks dat ze bij ons op een katholieke school was gekomen, had ze zich er altijd een beetje afzijdig van gehouden. Pas de laatste jaren is dat veranderd.
‘Ze was toch eigenlijk joods?’
‘Ja, maar ze groeide op in een katholieke omgeving. Blijkbaar is daar toch wel het een en ander van blijven hangen. Zeker in haar laatste maanden heeft ze hier veel troost gezocht. Als ik verhinderd was dan ging Maria met haar mee. Je weet dat het voor haar moeilijk was om zich te verplaatsen. Zeker met die rolstoel. Dat zorgde voor een speciale band tussen Maria en Esther. Daarom noemt Maria het ook ons kapelletje. Maria komt er nog vaak, heeft ze me verteld. Het was zo belangrijk voor Esther om hier te zijn.
‘Zijn daarom de trappen weggehaald?’
‘Ja, Esther wilde dat zo. De kapel moest toegankelijk zijn voor rolstoelen. Ook de trappen bij het altaartje zijn weggehaald. Het marmer is opnieuw verwerkt aan de zijkanten. Aan de andere kant staat nog een tekst op de muur.
“Mijn liefde voor jou. Onvoorwaardelijk en eeuwig”.
‘Waarom staat dat in het Nederlands?’
‘Ze wilde dat zo hebben Sarah. En als Esther dat zo wilde dan gebeurde dat ook zo.’
‘Nou ja, het is wel mooi. In een kapelletje ergens in een achteraf gebied zo’n Nederlandse tekst op de muur, die waarschijnlijk door geen enkele Italiaan wordt begrepen.’
‘Het was helemaal van haar,’ voeg ik er aan toe. We lopen verder en Sarah vraagt of ze een kaarsje aan mag steken.
‘Zeker, hoeveel wil je er hebben?’
Ze denkt even na.
‘Doe maar zes,’ zegt ze.
Ik kijk haar vragend aan. Ik neem zes euro uit mijn portemonnee en doe die in de collectebus die bij de kaarsjes staat.
‘Een kaarsje voor Esther, een voor Ruth, een voor jullie kind, een kaarsje voor jou en een voor mij. En toch ook maar een voor Silvia Silverstein, mijn moeder. Dat God haar moge vergeven.’
Ze steekt zwijgend de kaarsjes aan en blijft nog een moment staan.
‘Zullen we nu weggaan Jay?’ vraagt ze terwijl ze de traan wegveegt die over haar wang loopt.
Ik knik en pak haar hand vast. Samen lopen we het kapelletje uit.
‘Heel bijzonder,’ zegt ze als we weer buiten staan.
‘Daar achter, daar ligt een geweldig picknickplekje. Esther en ik kwamen er regelmatig. Het ligt mooi verscholen en het geeft een prachtig uitzicht op het dorp.’
Even later zijn we helemaal ingericht voor de picknick en de mand die Maria ons heeft meegegeven zit vol lekkere verrassingen. Maria heeft haar best gedaan. Vooral de zelfgebakken broodjes zien er heerlijk uit.
Sarah schenkt de koffie in de plastic kopjes en pakt de twee bordjes uit de mand.
‘Heb je enig idee waar Ruth nu woont?’ vraagt ze plotseling.
‘Ik heb echt geen flauw idee. Nadat ze naar Amerika is vertrokken hebben we nooit meer iets van haar gehoord. Toen Esther was overleden heb ik nog geprobeerd haar te vinden, maar  het lijkt wel of ze van de aardbodem is verdwenen. Het laatste adres waar ze even heeft gewoond tenminste wat we hebben kunnen achterhalen is van een motel in de buurt van New Orléans. Volgens mijn informant was er daarna niets meer te vinden. Geen enkel aanknopingspunt. Ruth had daar alleen een onbetaalde rekening en een kapotte ring achtergelaten. Meer was er niet. En meer is er ook niet meer geweest tot heden. Nou ja, op één telefoontje na dan. Een paar maanden geleden werd Maria gebeld door een man, die naar Esther of naar mij vroeg. Maria begreep hem niet want hij sprak moeizaam Engels en Maria spreekt alleen Italiaans.
Ze begreep uit zijn woorden dat hij namens een meisje dat hij kende op zoek was naar Esther. Het was een Nederlands meisje dat een groot probleem had. Meer kon Maria er niet van maken en volgens haar had hij gezegd dat hij wel weer opnieuw contact zou opnemen, maar tot nu toe ik heb niets meer van hem gehoord. Een merkwaardig verhaal.’
‘Zou dat Ruth kunnen zijn, dat Nederlandse meisje.’
‘Nou allereerst is Ruth inmiddels geen meisje meer, maar een vrouw van rond de vijfenzestig. En ten tweede zou het vreemd zijn dat…’
Ik stop mijn zin.
‘Wat ik me nu realiseer is dat het natuurlijk best wel eens een kind van Ruth zou kunnen zijn. Ze is wel getrouwd of in ieder geval getrouwd geweest en misschien zijn er wel neefjes en nichtjes waar wij niets van weten.’
Sarah zucht diep.
‘Het is allemaal tamelijk verwarrend en heftig. Wie weet Jay? Misschien.’
Ik kijk naar Sarah. Ze is met haar gedachten ergens anders. Ik kan dat begrijpen. Een paar dagen geleden was ze Sarah van Santen. Toen wist ze niet beter dan dat ze geen familie meer had. Ze was de enige die de oorlog had overleefd. Nu was alles totaal anders. Ik had met haar te doen.
‘Gaat het Sarah?’ vraag  ik.    
‘Jawel, maar het is net of ik droom. Of ik me mee heb laten slepen door jouw verhaal en dat ik elk ogenblik wakker kan worden in mijn eigen flatje. En dat dan alles weer gewoon is en ik gewoon weer Sarah van Santen ben. Het adoptiekindje dat van een zekere dood in de gaskamers is gered. De Sarah van Santen die bijna zeventig is en kan terugkijken op en min of meer mislukt leven. Kun je dat begrijpen?’ vraagt ze.
‘Ik weet niet of ik het kan begrijpen, maar wat ik wel weet dat het niet gemakkelijk voor je is. Ik zal er alles doen om je te helpen, dat beloof ik,’ antwoord ik.
Ze pakt mijn hand vast.
‘Dat is fijn Jay, heel erg fijn. Ik droom toch niet…?’
‘Nee Sarah, je droomt niet. Het is allemaal echt waar wat je nu allemaal beleeft.’
Ze streelt met haar hand over mijn wang.
‘Bedankt Jay.’
‘Graag gedaan,’ zeg ik zacht. En dat meen ik het uit de grond van mijn hart.
De picknickmand is bijna leeg. Nog een paar appels, een flesje water en een broodje, dat is alles wat er nog over is. Ik stel voor om terug te gaan naar mijn huis. Sarah is het ermee eens.
We spreken op de terugweg nauwelijks een woord met elkaar. Mijn mobiele telefoon gaat, maar ik druk het gesprek weg. Wel zie ik dat het een onbekend nummer is. Er wordt niet meer gebeld.
Als we bij de villa zijn blijft Sarah in de auto zitten.
‘Is er iets?’ vraag ik bezorgd.
‘Jay, wil je mij helpen om Ruth te vinden?’
Ik weet niet goed wat ik moet antwoorden. Ik weet maar al te goed hoeveel moeite ik al heb gedaan. En dat allemaal zonder succes. Zonder ook maar een enkel aanknopingspuntje te hebben gevonden.
‘Ik kan je niets beloven Sarah. Maar uiteraard wil ik je wel helpen, met alle plezier. Maar je moet van me aannemen dat het heel erg moeilijk wordt. Laat het je leven niet gaan overheersen alsjeblieft. Niet nu je weet wie je bent, waar je vandaan komt. Geef eerst jezelf een kans.’
‘Misschien daarom wel,’ zegt ze zacht. ‘Misschien wil ik daarom zo graag Ruth vinden.’
‘Dat kan ik begrijpen, maar Sarah ga alsjeblieft verder met je leven. Laat je niet verleiden om de rest van je leven achter Ruth aan te jagen. Misschien dat ze…’ Ik besluit mijn zin niet af te maken, maar Sarah laat het er niet bij.
‘Dat ze niet meer leeft?’ vult ze aan
‘Bijvoorbeeld,’ antwoord ik en ik voel me wat ongemakkelijk.
‘Dat is dan toch ook goed om te weten. Dat is in ieder geval beter dan het maar te laten voor wat het is.
Of ben je het niet met me eens?’
‘Jawel, maar ik bedoel alleen maar te zeggen dat ik je het beste gun. Er is je al zoveel ontnomen.’
Ze glimlacht.
‘En dat ga jij proberen goed te maken Jay Hennes? Al die verloren jaren wil jij mij teruggeven? Dat is heel erg lief van je en dat maakt me gelukkig. Echt waar. Maar Jay, nu ik weet wie ik ben, wil ik meer. Ik wil echt alles weten.’
‘Denk je dat het wat oplost?’
‘Nee. Dat niet direct. Maar wel dat ik in ieder geval daarmee mezelf een kans geef om uit te vinden wie ik werkelijk ben.’
Ik zwijg en we lopen de salonkamer in.
‘Wil je nog wat drinken?’ vraag ik.
‘Doe mij maar een portje. Jay, mag ik het doosje met de foto’s eens zien?’
‘Maar natuurlijk. Stom dat ik daar niet meer aan heb gedacht. Ik ga het meteen voor je halen. Het staat in mijn werkkamer.’
Nadat ik voor Sarah een glaasje port heb ingeschonken, loop ik naar mijn werkkamer. Achter een aantal boeken vind ik het doosje dat ik indertijd van Ruth heb gekregen. Het doosje met foto’s, de hele nalatenschap van Silvia Silverstein. Meer was er niet. Ruth had het meegegeven voor Esther, maar die wilde het absoluut niet hebben. Ik heb er indertijd even vluchtig in gekeken. Een stapeltje foto’s met een elastiekje bij elkaar gehouden. Ook herinner ik me dat er naast de foto’s een zilveren plaatje met een inscriptie in het doosje zat. Met het doosje in mijn hand ga ik terug naar Sarah.
‘Alsjeblieft, dit is het. Niemand wilde het hebben, niet Esther noch Ruth. Nou ja, jij nu dan….’  
Ze pakt het doosje en maakt het voorzichtig open. Ze haalt het stapeltje foto’s er uit maakt het elastiekje zorgvuldig los. Even later zie ik tranen in haar ogen. Bovenop ligt dezelfde foto die Sarah mij heeft laten zien. Silvia Silverstein en haar dochter Sarah. Behoedzaam bekijkt ze foto voor foto.
‘Is dit Ruth?’ vraagt ze en ze laat me een andere foto zien met daarop Silvia Silverstein met een meisje van een jaar of tien.
‘Dat zou kunnen. Ik weet het niet om eerlijk te zijn.’
‘En zou dit Esther kunnen zijn?’
Ze geeft me de foto en ik zie het meisje waar ik vanaf de basisschool mijn hart aan heb gegeven.
‘Dat is ze, Sarah. Mijn Esther.’
‘Ze is mooi. Een knap meisje, mijn zusje,’ zegt ze.
Ik knik.
Is dit de man, eh die Duitser?’
‘Ja Sarah, dat is hij. Die heeft nog even bij hen op de Bloemenmarkt gewoond.’
Ze vindt nog enkele foto’s van haar moeder en ook nog een paar plaatjes, die mij ook niets zeggen. Het zijn voor mij onbekende gezichten.
Sarah doet de foto’s zorgvuldig terug in het doosje en doet het elastiekje er weer omheen.
‘Heb je dat zilveren plaatje gezien?’ vraag ik.
‘Nee, eh…zat dat in dit doosje? Om eerlijk te zijn is het mij niet opgevallen.’
Ze opent het doosje en ze zoekt tussen de foto’s.
‘Is het er soms uitgevallen?’ vraag ik als ze zegt dat het er niet in zit. We zoeken samen en ik zie het onder de bank liggen.
‘Sorry,’ zegt ze.
‘Dat kan gebeuren,’ stel ik haar gerust. Ik geef haar het zilveren plaatje. 
Sarah bestudeert het van alle kanten. Alsof ze zojuist een kostbaar sieraad heeft gekregen. Iets van grote waarde.
‘Weet je wat het is?’ vraagt ze aan mij.
‘Geen idee. Jij?’
Er verschijnt een flauwe glimlach op haar gezicht.
‘Je wilt het niet geloven Jay. Alweer een leugen. Het is de achterkant van een medaillon. Kijk, dit zijn de ogen van de schaniertjes.’ Ze wijst naar de uitstulpingen aan de zijkant van het plaatje.
‘De voorkant ligt bij mij thuis. Behalve de foto waar ik met mijn moeder op sta, is dat alles wat er voor mij was. Meer konden de van Santens me niet geven of beter meer hadden mijn ouders niet voor mij achtergelaten. Op de binnenzijde van het deel wat bij mij thuis ligt is een kleine afbeelding geplakt. Een afbeelding van een man en een vrouw.’
‘Silvia Silverstein en… ?’ vraag ik.
Ze schudt haar hoofd.
‘Het is een foto van de man en de vrouw die mij naar de van Santens hebben gebracht. Volgens mijn adoptieouders waren dat mijn oom en mijn moeder. Beiden zijn volgens mijn adoptieouders nooit meer teruggekomen uit Auschwitz. Maar een ding is zeker, de vrouw op die foto is in elk geval niet Silvia. Wie het wel is mag Joost weten.’
Sarah zucht.
‘Silvia Silverstein krijgt het wel verzonnen. Misschien is de man wel mijn biologische vader? Niets verbaast me nog. Maar goed, dat zal ik wel nooit te weten komen. Het zal wel de zoveelste leugen zijn, denk je ook niet?’
‘Ik weet het niet Sarah.’
Ze nipt aan haar glaasje port.
‘Enfin, het is niet anders,’ zegt ze en er zit een zekere berusting in haar stem.
Maria zegt dat we aan tafel kunnen.
‘Jay, nog bedankt voor deze fijne dag,’ zegt Sarah voordat we de eetkamer binnengaan.


41) Een nieuwe kans

Het is  donderdagmorgen. Ik ben al vroeg wakker. Ik ben opgewonden en ik moet mezelf temperen.
‘Misschien is het wel niets. Misschien kan Theresa Carboni ons niet verder helpen. Ik roep mezelf tot de orde.
‘Kom op nou Jay Hennes,’ hoor ik mezelf zeggen.
Sarah is ook al vroeg beneden. Ze is al aangekleed.
‘Spannend…’ zegt ze.
‘Zeker spannend. Misschien wel een nieuwe kans. Misschien wel de laatste kans om ons kind te vinden.
Ik kan het bijna niet geloven Sarah. Het maakt me blij maar ook onrustig. Stel dat ze…’
‘Stop Jay, stel niks. Geloof er in, dat zal het vast en zeker goed komen.’
Ik glimlach. Maria komt zeggen dat we kunnen ontbijten. Ik krijg geen hap door mijn keel. Een glas vers geperst sinaasappelsap en een halve cracker is alles wat ik eet.

Om exact tien uur melden we ons bij het kantoor van Carboni Advocatuur. Het is een mooi pand, een paar straten achter het voormalige kantoor van SFF.  Een jong meisje vraagt ons om plaats te nemen op de zwartfluwelen bank die in de ontvangsthal staat. Even later komt een volslanke dame naar ons toe. Ze maakt indruk op me.
‘Theresa Carboni,’ zegt ze geeft Sarah een hand.
‘Sarah Silverstein…’ Ze gebruikt sinds het moment dat ik haar over Silvia heb verteld, consequent deze naam.
Theresa Carboni kijkt me aan. Ik zie aan haar blik, dat ze het niet helemaal begrijpt. Ik heb nagelaten om haar te melden dat Sarah met mij mee zou komen.
‘Jay Hennes…aangenaam. Sorry eh, Sarah is de zus van mijn vrouw.’
Theresa Carboni neemt het voor kennisgeving aan en ik realiseer me dat ik het nodeloos ingewikkeld heb gemaakt. Ik had kunnen volstaan om Sarah als tante van mijn kind voor te stellen.
Theresa Carboni heeft een chique kantoor. De imponerende zware meubels en de mooie schilderijen aan de wanden vormen een mooi geheel met de rest van de inrichting. De grote bibliotheek aan de wand en de fraaie kroonluchter aan het plafond maken het helemaal af. Ze vraagt ons vriendelijk om plaats te nemen  in de ruime lederen fauteuils die in de hoek van de kamer staan.
‘U heeft een mooi kantoor,’ zeg ik.
Theresa Carboni glimlacht maar gaat er niet verder op in. Ze legt een map met documenten op de salontafel.
‘Meneer Hennes en eh… mevrouw Silverstein. Ik hoop dat ik u kan helpen, maar ik kan u helaas niets beloven, noch garanderen. Ik weet maar al te goed dat het een moeilijke situatie is. Zonder u te vermoeien met allerlei details zal ik u vertellen wat ik weet. Ik hoop van u de informatie te krijgen die ons misschien verder kan helpen. Nogmaals, ik kan u niets beloven.’
‘Natuurlijk,’ antwoord ik. 
Theresa reageert niet op mijn opmerking.
‘Mijn vader Theodore Carboni is enkele maanden geleden overleden. Enkele dagen voordat hij stierf heeft hij mij verteld over een aantal adoptiezaken die zich eind zestigerjaren hebben afgespeeld. Ik zal u ook hiervan de details besparen, maar in grote lijnen komt het er op neer dat indertijd jonge zwangere meisjes naar een klooster in Sante Leone gingen om daar te bevallen. Het waren meestal jonge katholieke meisjes uit de omringende dorpen en soms een enkeling uit Milaan. Alle meisjes hadden in principe allemaal hetzelfde probleem hadden. De zwangerschap was op zijn zachtst gezegd ongewenst. Een voorwaarde om in het klooster te kunnen bevallen was dat de moeder de baby niet te zien zou krijgen en dat het kind vervolgens naar adoptieouders zou gaan. Op zich klinkt dit allemaal nog vrij redelijk. Echter, wat begon als een vorm van liefdadigheid, werd al vlug een manier om veel geld te verdienen. In de periode van negentien vijfenzestig tot begin zeventig heb ik in ieder geval kunnen achterhalen dat er achttien kinderen zijn geboren, die tegen een fors bedrag ter adoptie zijn aangeboden. Mijn vader heeft hier een aandeel in gehad. Hij zorgde voor de benodigde documenten en legaliseerde daarmee de adopties. Hij kreeg hier aanzienlijke bedragen voor. Niet iets om trots op te zijn. Ik heb toegang tot zijn archieven en hij heeft mij de sleutel uitgelegd waarmee ik de namen van de betrokkenen in eigenlijk alle gevallen kan achterhalen. Zowel de namen van de moeders als van de adoptieouders. U zult begrijpen dat ik hier zo zorgvuldig mogelijk mee om wil gaan, om in ieder geval te voorkomen dat ik de levens van adoptieouders, maar vooral ook van de betrokken kinderen schade toebreng. Ik kan u uit eigen ervaring vertellen wat het is om zoiets te moeten ondergaan.’
Ze zwijgt een moment en ik zie dat ze het even moeilijk heeft. Sarah kijkt strak voor zich uit. Ik zie de glinstering van tranen in haar ogen en eigenlijk heb ik spijt dat ik haar hier mee naar toe genomen heb. Het moet voor haar ook confronterend zijn.
Theresa schraapt haar keel en neemt een slokje water.
‘Ik zal u de procedure uitleggen,’ zegt ze en ze klinkt koud en zakelijk.
‘Aan de hand van het interview dat we zo dadelijk gaan afnemen, gaan wij proberen vast te stellen of er in de archieven aanknopingspunten te vinden zijn. Mochten die er zijn en we kunnen met zekerheid vast stellen dat in dit geval het gezochte adoptiekind bij u hoort, dan zullen onze medewerkers de mogelijkheden voor een eventueel contact tussen in dit geval de vader en het kind toetsen. Het uitgangspunt is in alle gevallen dat wij er zeker van willen zijn dat vooral de betrokken kinderen, ondertussen natuurlijk volwassen mensen, veertigers inmiddels, geen enkele schade mogen ondervinden en er geen enkel voorbehoud van hun kant mag zijn ten opzichte van een contact met hun biologische ouders. In uw geval meneer Hennes, is dat de biologische vader. Overigens willen wij uw toestemming vragen voor het afnemen van een DNA-monster. We willen er zeker van zijn dat we geen fouten maken. Kunt u zich hierin vinden?’
‘Geen enkel probleem. Het klinkt allemaal heel professioneel. En de kosten? Ik weet dat het bijna een banale vraag is, maar toch?’
‘Meneer Hennes, op zich is dat een verstandige vraag. In principe werken wij pro Deo. Ik heb een stichting opgericht en ik heb een deel van het vermogen uit de erfenis van mijn vader aan deze stichting geschonken. Daarom kunnen we kosteloos werken. Het is niet verplicht, maar wij zouden u dankbaar zijn als u onze stichting met een donatie wilt ondersteunen. De hoogte hiervan is uiteraard uw eigen keuze. Alles is welkom.’
‘Helder. Nou, dat komt wel goed mevrouw Carboni.’
‘Dank u wel. Zullen we nu dan maar met het interview beginnen?’ vraagt ze op vriendelijke toon.
Na anderhalf uur staan we buiten. Ik ben moe.
‘Tjeetje, die gaan echt niet over een nacht ijs,’ zeg ik.
‘Gelukkig niet,’ zegt Sarah. ‘Ik moet er niet aan denken.’
Gearmd lopen we terug naar mijn auto, die een paar straten verderop in de parkeergarage staat.
 
We zijn ruim twee weken verder als ik een telefoontje krijg van de secretaresse van Theresa Carboni.
Ze wil een afspraak maken. Ze kan mij niet vertellen wat het doel van deze afspraak is. En of er iets positiefs valt te melden. Ik dring niet verder aan en ik vraag aan Sarah of ze ook mee wil. De afspraak is twee dagen later.
In de voorbije weken hebben Sarah en ik veel gepraat. Het heeft haar en ook mij geholpen. Ik ben positiever dan ik de laatste jaren ben geweest. Na het overlijden van Esther is er nauwelijks een moment geweest waarvan ik kan zeggen dat ik mij gelukkig voelde. Nu lijkt het er op dat alles anders wordt.
Ik heb weer energie en ik voel me jaren jonger. Sarah is ook helemaal opgeleefd. Ze is vrolijk en samen met Maria zorgt ze voor heerlijke hapjes. Ik moet echt op mijn gewicht gaan letten. Beide vrouwen vinden dat onzin. Ik laat het voorlopig maar zo. Het doet me goed om te zien dat Sarah en Maria zo goed met elkaar over weg kunnen. Maria is me al die jaren trouw gebleven en is ook een van de weinigen die begrip heeft kunnen opbrengen voor mijn hulp bij de zelfdoding van Esther. Ze heeft tot het laatste moment een hechte band gehad met Esther. Ze gunde Esther de rust. Maria is nooit getrouwd. Ze heeft me verteld dat er eigenlijk ook nooit jongens in haar leven zijn geweest. Ze zegt dat ze niet het gevoel heeft dat ze iets heeft gemist, behalve dan dat ze best moeder had willen zijn. Ze kent het verhaal van Esther en mij en ons kind. Ze heeft er vaak met Esther over gesproken en haar getroost op de momenten, dat het moeilijk was. Hoe vaak heeft ze niet gezegd dat alles goed zo komen? Nu lijkt het er op dat ze gelijk gaat krijgen. Tenminste voor zo ver het nog goed kan komen.
Sarah is in de tuin. Het is een beetje frisjes, maar blijkbaar vindt ze dat niet erg. Ik loop naar het schilderij van Esther en weer ben ik verbaasd over de mysterieuze glimlach op haar gezicht. Die is me nooit zo sterk opgevallen als in de laatste weken.
‘Goh liefje, het lijkt nu allemaal wel heel dichtbij te komen. Misschien dat ik woensdag dan uiteindelijk een grote stap kan maken om ons kind te vinden.’
Maar ik realiseer me plotseling dat de afspraak ook zo maar een negatieve boodschap kan brengen. Mijn humeur slaat direct om. Ik ben blij dat Sarah de salonkamer binnenkomt.
‘Jay, waar ik zojuist aan dacht, stel dat je jouw kind vind, ga je het dan ook het manuscript laten lezen?
Het is wel een mooie kans om je zoon of dochter een deel van zijn of haar gemiste leven te laten zien. Het is een mooi document. Het heeft mij in ieder geval geholpen.’
‘Ik weet het niet Sarah.’
‘Zou je het je kind willen onthouden?’
‘Ik vind het echt heel moeilijk.’
‘Als je geweten had wie ik was, had je het manuscript dan niet aan me voorgelezen?’
‘Moeilijk te zeggen. Ik vond het wel prettig mijn verhaal met iemand te delen, dat wel. Maar als ik geweten had dat je de zus van Esther was…’
‘Dan had je het niet met me willen delen?’
‘Nee, nou ja ik weet het niet. Misschien ook wel. Het is nou eenmaal zo gelopen.’
‘Als je de kans krijgt om je kind te ontmoeten dan zal het je ongetwijfeld vragen stellen over het verleden. Waarom zou je het hem of haar onthouden? Zoals ik al zei, het is echt een mooi document, zeker voor  iemand die alles heeft gemist. Het heeft mij in ieder geval blij en gelukkig gemaakt. Ik heb nu een verleden, al is het dan jouw verhaal en dat van mijn zus. Denk er eens over na Jay. Je moet er op voorbereid zijn.’
‘Misschien heb je ook wel gelijk. Ik zal er in ieder geval eens een nachtje over slapen. Bedankt.’
Maria komt zeggen dat we aan tafel kunnen. Ze heeft voor drie personen gedekt. De laatste week zitten we met ons drietjes aan tafel. Sarah, Maria en ik.

We gaan de trap op naar het kantoor van Carboni Advocatuur. Dezelfde juffrouw heet ons welkom en zegt dat we door mogen lopen naar het kantoor van mevrouw Carboni. Ze gaat ons voor. De deur van het kantoor van Theresa Carboni staat half open. De juffrouw vraagt ons al vast te gaan zitten en vraagt ook wat we willen drinken. Sarah wil graag water, ik vraag om een espresso. De juffrouw zegt dat ze er voor gaat zorgen en zegt daarbij dat mevrouw Carboni elk moment kan arriveren. Sarah en ik wachten zwijgend af wat er gaat gebeuren. Ik ben gespannen en ik voel een lichte hoofdpijn opkomen.
‘Goedemorgen meneer en mevrouw. Sorry dat ik u even heb moeten laten wachten. Ik had nog een ander dringend telefoontje.’
Theresa Carboni geeft ons een hand en loopt naar de archiefkast die aan de zijkant van haar bureau staat. Ze haalt er een donkergroene map uit en legt die voor zich op tafel. 
‘U zult beiden vast wel heel erg benieuwd zijn naar de resultaten van onze onderzoeken. Ik zal u niet langer in spanning houden. We hebben uw kind gevonden meneer Hennes. U heeft een prachtige dochter, maar daarover later meer.’ Theresa Carboni wacht even voordat ze verder gaat.
Het draait voor mijn ogen. Tranen branden in mijn ogen en mijn handen trillen. Mijn keel is droog Sarah pakt mijn hand en ik voel ook haar emotie.
‘Gaat het weer? Zal ik wat water voor u laten brengen?’ vraagt  Theresa bezorgd. Op hetzelfde moment wordt er op de deur geklopt en brengt een meisje twee kopjes espresso en een kan water met drie glazen.
Het leidt even af en ik voel me al weer wat rustiger worden.
‘Een dochter, tjonge…’ zeg ik. ‘Wat een geweldig nieuws.’
‘Zal ik verder gaan?’ vraagt Theresa op vriendelijke toon.
Ik knik. Ik houd nog steeds de hand van Sarah vast. Ze laat het toe.
‘Ik zal u eerst de resultaten en de uitkomst vertellen van het onderzoek.’
Ze pakt de groene map en pakt er een A4tje uit.
‘Meneer Hennes, mevrouw,  aan de hand van de gegevens die wij van u hebben gekregen, hebben we in de archieven van mijn vader de benodigde aanwijzingen kunnen vinden.
Uw dochter is geboren volgens de officiële documenten op twintig maart negentien negenenzestig. In werkelijkheid is dat zeventien maart. De werkelijke geboortedatum werd steeds met drie dagen verhoogd.
Ik ken daar de reden niet van, maar het is waarschijnlijk bedoeld om het zoeken te bemoeilijken. De moeder van het kind wordt in de documenten Esta Argenta genoemd.’
Ik huiver. Hoe vreemd kan het toch gaan. De roepnaam van de oudste dochter van Katarina en Francesco is ook Esta. Ze is vernoemd naar Esther.
‘Gaat het meneer Hennes?’ vraagt Theresa.
‘Jawel hoor.’
Dan gaat ze weer verder.
‘Het was ons bekend dat er met namen werd gegoocheld, maar omdat enkele dagen eerder een kind is geboren waarvan de moeder als Estelle Silteni stond ingeschreven zijn we even op een dwaalspoor gezet. Gelukkig hebben we ook iets kunnen betekenen voor laten we maar zeggen Estelle. In elk geval heeft deze informatie ons de mogelijkheid geboden om gericht naar uw kind te zoeken, de dochter van Esta. Overigens hebben wij niets kunnen vinden over een eventuele sterilisatie van Esta. Het lijkt ons niet erg waarschijnlijk dat die heeft plaatsgevonden, maar uitsluiten kunnen we het helaas ook niet. In ieder geval zijn hier geen gegevens van bekend. Het kan natuurlijk wel zijn dat buiten de adoptie om er een afspraak of regeling is geweest. In de archieven van mijn vader is hierover in ieder geval geen enkele aanwijzing te vinden. Nou tot zo ver de feiten. Wilt u nog wat drinken?’ vraagt ze.
‘Nee hoor, kunt u ons ook vertellen hoe het met haar gaat, of ze nog leeft?’
Ik weet niet waarom ik deze vraag stelde, met name of ze nog in leven was.
Theresa Carboni glimlacht.
‘Dat ga ik u vertellen. Alles wat u maar wilt weten. Maar voordat ik dat doe, ga ik u om een gunst vragen.
Ik hoef u niet te vertellen wat voor beerput ik heb opengetrokken. Het is niet gemakkelijk voor mij temeer omdat ik ook zelf slachtoffer ben van de praktijken van het klooster. Ik wil u vragen om ook nadat ik u alle informatie heb verstrekt, mijn positie te respecteren. Ik hield, nee ik houd nog steeds zielsveel van mijn vader. Hij heeft alles gedaan om mij een gelukkig leven te geven. De grote fouten die hij heeft begaan zijn moeilijk te vergeten. Maar gelukkig heeft hij mij de kans gegeven om voor zo ver het nog kan deze zo goed mogelijk te herstellen. Ik doe dat ook uit liefde voor hem. Maar uiteraard vooral voor de kinderen, die indertijd als handelswaar zijn aangeboden en voor de moeders die hun kind is ontnomen. Daarom vraag ik u om nadat ik u alle gegevens heb verstrekt geen publiciteit te zoeken of andere stappen te ondernemen, maar te genieten van het moment. Het zou mij pijn doen, als de naam Carboni nog meer zou worden besmeurd.’
Theresa kijkt me vragend aan.
‘Mevrouw Carboni, u heeft ons geweldig geholpen. Het enige gevoel dat ik heb is een gevoel van dankbaarheid en absoluut geen gevoelens van wraak of genoegdoening. Ik hoop dat u dat van mij aan wilt nemen.’
‘Dank u wel meneer Hennes,’ antwoord ze. ‘Zal ik nu dan maar verder gaan?’
‘Ik kan niet wachten.’
‘Nou meneer en mevrouw, Claudia Peroni wordt dit jaar, op zeventien maart om precies te zijn drieënveertig. Haar meisjesnaam is overigens Claudia Baumann.
Claudia is vlak na haar geboorte aan de familie Baumann ter adoptie aangeboden. Deze van oorsprong Duitse boerenfamilie is in het begin van de jaren vijftig naar Italië geïmmigreerd  om een nieuw bestaan op te bouwen. De Baumanns hadden een wijnboerderijtje in de buurt van Bolzano. De heer en mevrouw Baumann waren kinderloos en het was voor hen als immigranten moeilijk om op de lijst van adoptieouders te komen. Via de mogelijkheden die het klooster in Sante Leone hen aanreikte en met de bemiddeling van mijn vader is Claudia tien dagen na haar geboorte door mijn vader bij de Baumanns gebracht. Mevrouw en meneer Baumann hebben nooit anders laten blijken dan dat Claudia een eigen kind was. Mevrouw Baumann vertelde altijd uitgebreid over haar zwangerschap en de lastige geboorte van Claudia als dit ter sprake kwam. Omdat de familie tamelijk achteraf woonde en er niet veel contact was met de omgeving is er eigenlijk nooit argwaan geweest over de werkelijke afkomst van Claudia. De Baumanns zijn inmiddels overleden. Mevrouw Baumann is aan kanker gestorven toen Claudia twintig was en de heer Baumann zes jaar later. Ik ken zijn doodsoorzaak niet. Claudia is daarna getrouwd met Pascal Peroni, waarvan ze overigens al ruim negen jaar geleden gescheiden  leeft. Formeel zijn ze nog niet gescheiden. Italiaanse regelgeving …’ zegt Theresa met een zucht van afkeuring. Dan gaat ze weer verder.
‘U heeft twee kleindochters meneer Hennes, een van dertien en een van vijftien. Gabriëlla en Soniya. Claudia heeft zich ontwikkeld als een zelfstandig vrouw en heeft een eigen modehuis in Milaan. Dat zal u niet verbazen, gezien de achtergrond van uw vrouw en uzelf.’
Theresa wacht een moment.
Zullen we een moment pauzeren of lukt het nog wel?’ vraagt ze bezorgd.
‘Nee hoor, ga maar verder,’ antwoord ik en ik neem nog een slokje water.
‘We hebben contact gehad met Claudia en hebben haar een en ander voorgelegd. We hebben uw namen nog niet aan haar bekend gemaakt, omdat ze nog niet zo ver is dat ze contact met haar biologische ouders wil. In dit geval uiteraard haar biologische vader. Ze heeft mij wel toegezegd hier de komende weken op terug te zullen komen. Wel hebben wij inmiddels uw DNA en het DNA van Claudia met elkaar laten vergelijken en het resultaat is zonder enige twijfel positief. Claudia Peroni is voor honderd procent zeker uw dochter. Gefeliciteerd en ik hoop van harte dat ze positief zal reageren op mijn vraag of ze bereid is om u te ontmoeten.’
Theresa staat op en steekt haar hand uit. Ze feliciteert me nogmaals en daarna Sarah. Ik ben opgewonden en bedank Theresa voor wat ze voor mij heeft gedaan.
‘Geen dank meneer Hennes. Ik hoop hiermee weer een beetje de schade goed te kunnen maken en het verdriet weg te nemen, dat u en uw vrouw zijn aangedaan. Ik ben zelf moeder van twee kinderen, een zoon en een dochter. Ik moet er niet aan denken. Vreselijk.’
Sarah is stil. Ik realiseer me dat het voor haar ook een enorme impact heeft. Een paar weken wist ze niet beter dan dat ze Sarah van Santen was. Alleen op de wereld, zonder familie. Nu heeft ze een zwager, een nicht en twee achternichtjes. Bovendien is er nog altijd een kans dat Ruth leeft.
‘Gaat het Sarah?’ vraag ik.
‘Het gevoel van geluk overheerst Jay,’ zegt ze. ‘Maar kunnen we nu naar huis?’
‘Natuurlijk,’ antwoord ik.
We bedanken Theresa nogmaals en nemen afscheid. Theresa zegt ons toe dat ze mij direct zal informeren als er een bericht komt van Claudia.
‘Maar gun haar de tijd meneer Hennes. Het is heel moeilijk voor haar,’ geeft ze me mee.
Als we naar de auto lopen vraag ik of Sarah wil lunchen. Ze knikt.
‘Vind je het goed dat ik je mee neem naar het restaurantje bij de Duomo? Het restaurantje waar Laleh en ik altijd naar toe gingen. Je zou mij er een groot plezier mee doen. Maar als je niet wilt, dan is het ook goed.’
Sarah lacht weer en daar ben ik blij om.
‘Of ik daar nu nog een keuze in heb Jay Hennes. Vooruit maar, laat me maar eens zien waar jij samen met Laleh samenspande tegen mijn jongste zus.’
Ze zegt het op zo’n ontwapenende wijze dat ik maar beter niet kan reageren.
Het restaurantje is nagenoeg hetzelfde, maar de mensen zijn veranderd. Net als wij. Het voorjaarszonnetje laat zich zien en alles lijkt weer even net zoals vroeger. Jaren geleden.


42) Claudia

Ik heb Maria gebeld dat we in Milaan  een hapje eten, zodat ze geen rekening met ons hoeft te houden.
Het is bijna tien uur als ik de auto voor het huis parkeer.
‘We zijn er Sarah, wat een dag.’
‘Dat kun je wel zeggen. Vind je het erg als ik meteen doorga naar mijn kamer. Ik heb het even gehad geloof ik,’ zegt ze terwijl ze haar jasje van de achterbank pakt.
‘Geen probleem hoor. Ik denk dat ik het ook niet laat meer maak. Het is mooi geweest.’
Sarah geeft mij nog een kus op mijn wang.
‘Welterusten Jay,’ zegt ze.’ Vandaag was misschien wel de mooiste dag van mijn leven.’
‘Bedankt Sarah voor je steun. Ik ben blij dat je met me mee bent gegaan. En niet alleen om vandaag hoor,’ antwoord ik.
Ze glimlacht en loopt de trap op naar haar kamer.
Ik neem een glas cognac en ga in mijn luie fauteuil zitten. Zo noemde Esther de grote stoel bij de open haard. We hebben hem ooit gekocht op een rommelmarkt en nadat we de stoel opnieuw hebben laten stofferen is het altijd mijn stoel gebleven. Op de een of andere manier geeft hij me rust en ontspan ik als in deze stoel zit. Ik denk terug aan de dag. Aan alles wat Theresa Carboni me heeft verteld. Ik denk aan Sarah, maar vooral aan Claudia Peroni. Eigenlijk is het vreemd dat ik die naam niet eerder ben tegen gekomen. Ik ben goed ingevoerd in de modewereld en ondanks dat SFF.Spa niet langer meer bestaat weet ik in grote lijnen nog wel wat er speelt en heeft gespeeld.
‘Vreemd eigenlijk,’ mompel ik. ‘Als Claudia de genen van haar moeder heeft dan zal ze zeker aan de weg getimmerd hebben en moet ze in ieder geval te vinden zijn in het brancheregister.’
Ik pak mijn laptop en log in op de site van de Italian Fashion Society. Ik type de naam in van Claudia Peroni.
“Claudia Peroni, oprichtster en eigenaresse van the Funny Fashion Academy Milan. Moderne vormgeving en de creatie van eigentijdse mode zijn de belangrijkste speerpunten van de Academy.”
Meer is er niet te vinden. Het blijft me bezig houden. Ik herinner me dat Esther een eigen archief bijhield van ontwikkelingen en nieuwe spelers en talenten in de modewereld. Ik weet dat het waanzin is, maar ik sta op en ga naar de werkruimte aan de achterzijde van het huis. De ruimte wordt nauwelijks meer gebruikt en ik heb al jarenlang het voornemen de boel eens grondig op te ruimen. Het is er nog steeds niet van gekomen. Esther was altijd zeer zorgvuldig in het administreren en archiveren van documenten. Ik voel me een  beetje een indringer als ik de archiefkast opendoe. De verschillend gekleurde mappen en de indeling met de ruitertjes maken het geheel overzichtelijk. Ik pak de map “ontwikkelingen” maar al  gauw stel ik vast dat daar niets over Claudia in te vinden is. Ik heb mijn glas cognac meegenomen en ik ga achter het bureau zitten. Het bureau waar Esther en ik regelmatig aan gewerkt hebben. Meestal waren we samen en als de een werkte zat de ander te lezen. Het zijraam geeft uitzicht op een groot deel van de tuin, met daarachter de heuvels van Setalla. Ik open de bureaulade. Eigenlijk zonder doel. Bovenop op een stapel documenten ligt een map “Stages & Projecten” en gedachteloos leg ik de map voor me op het bureaublad. Ik nip aan mijn glas cognac en maak de map open. Ik zie een aantal brieven en  een aantal met de hand geschreven aantekeningen. Ik herken het handschrift van Esther. Ik herinner me de projecten en trainingen die Esther en Francesco organiseerden voor talentvolle jongeren. Het was hun paradepaardje Het was iets van hun beiden en ondanks dat  ze zich wel eens afvroegen of het wel zinvol was om er mee door te gaan omdat de kosten nogal aan de hoge kant waren, heeft het tenminste een tiental jaren bestaan. Ik heb er nooit veel bemoeienis mee gehad. Ik kijk naar de namen. Er is er geen een die mij iets zegt. Naast de aantekeningen van Esther zie ik dat in de map ook een gebundeld informatiemapje zit. Ik lees op de voorkant het woord “speciaal”. Het is inmiddels bijna half twaalf en ik vraag me af of ik niet beter naar bed kan gaan. Ik drink mijn glas leeg maar kan het niet nalaten om toch nog even in het informatiemapje te kijken. Ik zie dat het een bundeling is van aantekeningen, brieven, rapporten en bankafschriften. Ik vind ook beoordelingsformulieren en cijferlijsten. Ik zoek naar een naam maar overal is die doorgehaald. Onleesbaar gemaakt met zware inkt. In de map zit ook een gesloten enveloppe met daarop in handschrift “vertrouwelijk”.
De enveloppe is dicht en ik voel me opgelaten als ik de briefopener uit de bureaulade pak. Als een spion, als een ordinaire inbreker kijk ik om me heen. Het geluid van de briefopener veroorzaakt een rilling.
In de enveloppe zit een aantal brieven. Als ik de aanhef zie slaat mijn hart over. Het zweet loopt van mijn voorhoofd. Ik zoek naar mijn glas, maar dat is leeg. Ik wrijf met mijn handen door mijn gezicht. Het voelt of ik moet braken. Ik kijk nog maar eens naar de briefaanhef en de letters dansen voor me op het papier.
“Lieve Claudia….”
Dit kan niet waar zijn. Het kan toch niet zo zijn geweest dat Claudia is opgeleid bij SFF. Dat Claudia is stage heeft gelopen bij haar biologische moeder, die al sinds haar geboorte naar haar op zoek is geweest. Dat Esther haar kind zo dichtbij zich had zonder het te weten. Dit kan niet waar zijn, dit is te morbide. Te absurd voor woorden. Ik hoop zo dat het niet waar is en dat het een andere Claudia is. Ik zoek verder maar ik vind nergens de volledige naam van Claudia. Ik herinner me dat er een lijst is geweest van alle jongeren die de opleiding hebben gevolgd. Ik loop terug naar de archiefkast en vind vrij snel de map met daarop “Studenten Opleidingen 1988-1998 ” Ik heb geen idee waar ik moet beginnen, daarom begin ik maar vooraan. Bij het opleidingsjaar 1991 zit een bijlage. Het is een handgeschreven dubbelgevouwen briefje. Ik herken het handschrift van Esther. “Superclass 1991” Ik vouw het open en er is maar één naam die me opvalt; “Claudia Baumann geb. 20.4.1969 Bolzano.”  Ik ga achteruit zitten en vouw mijn handen achter mijn hoofd. Alles doet zeer. Tranen branden in mijn ogen. Het is dus echt waar. Ik realiseer me nu ten volle dat Esther onze dochter om zich heen heeft gehad zonder het te weten. Ik vloek.
‘Godverdomme…waarom?  Hoe wreed kan het leven zijn.’
Er lopen tranen over mijn wangen en ik voel me slecht. Ik denk aan Esther en ik ril van de zenuwen.
‘Meisje, mijn lieve Es, hoe heeft het leven je dit nou aan kunnen doen?’ zeg ik hardop. Het klinkt hard door in de kamer. Het is bijna twaalf uur.
‘Dit had nooit mogen gebeuren…godverdomme.’
Ik smijt mijn cognacglas tegen de wand. Het spat uiteen. Maar het helpt niet, mijn verdriet en boosheid worden er niet minder door.
Ik pak  de stapel met brieven, rapporten en cijferlijsten. Ik vraag me af waarom de naam onleesbaar is gemaakt. Esther zal er vast wel een goede reden voor hebben gehad.
Ik pak een van de rapportages.
“Rapportage mei 1991. Studente ontwikkelt zich goed. Heeft goed inzicht en is creatief.
Goed blijven volgen. Esther C.”
“Rapportage september 1991. Studente en ik hebben een goed gesprek gehad. Haar toekomst en haar hart ligt in de modewereld. Stel voor om haar volgend jaar kennis te laten maken met Laleh S. Stageplaats op afdeling is misschien nog iets te vroeg. Maar genoeg potentie. Esther C.”
“Rapportage dec.1991. Goed evaluatiegesprek over eerste deel van opleiding. Studente is tevreden en voelt zich thuis bij SFF. Wil wel wat meer kansen. Heb haar verteld dat ze geduld moet hebben. Nb studente komt prettig over en we hebben goed contact. Voornemen: als studente zich zo blijft ontwikkelen dan zal ik Francesco C. voorstellen om studente aan mij te koppelen.”
“Rapportage mrt.1992. Het eerste opleidingsjaarjaar zit er bijna er op. Studente zal per 1 april mijn protegé worden. Besproken met Francesco. Was het er helemaal mee eens. Studente krijgt tevens een extra beurs van SFF en de mogelijkheid om in New York en Parijs stage te lopen. Planning voor eind 1992. Ben zeer tevreden. ( en nieuwsgierig hoe studente zich verder zal ontwikkelen) Esther C.”
“Tussenrapportage april 1992. Studente heeft probleem thuis. Moeder is ernstig ziek en vader kan het niet aan. Verder niemand anders binnen gezin of familie die kan helpen. Ik ga oplossing proberen te zoeken. Esther C.”
“Rapportage mei 1992. Moeder van studente is overleden. Was moeilijk voor haar. Heb geprobeerd haar te troosten. Studente zegt dat ze heeft besloten om met opleiding te stoppen. Ik ga nogmaals proberen oplossing te vinden. Talent mag niet verloren gaan! Esther C.”
“Rapportage juni 1992. Studente heeft afscheid van SFF genomen. Ik vind het heel jammer. Studente heeft zoveel potentie. Ik zal proberen om contact te blijven houden. Esther C.”
Ik kan niet stoppen met lezen. Mijn keel is droog en mijn hoofd barst bijna uit elkaar. Maar ik moet doorgaan. Ik kan en wil niet stoppen. Ik zie de bankafschriften en zie dat er bedragen zijn overgemaakt. De geadresseerde en het rekeningnummer zijn onzichtbaar gemaakt. In de gauwigheid kom ik op ongeveer tien miljoen lires.
Ik heb behoefte aan nog een glas cognac. Ik loop terug naar de salon en pak een nieuw glas en neem ook het karafje mee.
‘Kun je ook niet slapen Jay?’ hoor ik achter me. Het is Sarah. Ik voel me betrapt, maar ook wel blij. Het verlost me uit het eenzaamste moment van mijn leven.
‘Dat niet alleen lieve Sarah. Ik moet je zoveel vertellen…’
Dan kan ik me niet langer goed houden. Ik laat mijn tranen de vrije loop. Sarah legt haar arm om me heen.
‘Wil je me vertellen wat er is Jay?’ vraagt ze bezorgd.
Ze streelt mijn haren.
‘Esther heeft Claudia zo dicht bij zich gehad,’ zeg ik snikkend.
Sarah kijkt me niet begrijpend aan en ik vraag haar om met me mee te gaan naar de werkkamer.
Ze ziet het de scherven van het kapotte cognacglas, maar ze vraagt er niets over.
Ik geef Sarah het bundeltje documenten.
‘Alsjeblieft, waar de naam onleesbaar is gemaakt hoort Claudia te staan. Claudia Baumann.
Sarah neemt de documenten van me over en ze houdt haar hand voor haar mond. Ze is ontdaan.
Rustig, bijna behoedzaam leest ze aandachtig de rapporten. Ik zie dat er een traan over haar wang rolt.
‘Tjonge, wat is dit heftig en vooral verdrietig,’ zegt ze met een zucht.
‘Ik kan het bijna niet bevatten Sarah. Esther en ik hebben jarenlang de hele wereld afgezocht naar ons kind. Nergens hebben we een aanknopingspunt kunnen vinden. Overal gesloten deuren. Geen enkel succes. En ondertussen was ze zo dichtbij. Esther heeft haar kunnen aanraken. Haar kunnen troosten en steunen. Ik kan het niet begrijpen. Echt niet.’
‘Zo moet het leven niet zijn. Dit is zo wreed. Zo morbide.’ Sarah zucht.
‘Misschien is dit wel het leven. Wreed en morbide. In al zijn facetten. We zullen maar aannemen dat het een doel dient.’
‘Wil je ook iets drinken?’
‘Nee hoor. Het is goed zo. Heb je deze brief ook gelezen?’
Sarah laat me een brief zien. Het is niet het handschrift van Esther.
‘Zal ik hem aan je voorlezen?’ vraagt ze.
Ik knik.
“Lieve Esther, ik hoop dat je niet boos op mij bent omdat ik gestopt ben met mijn studie. Nogmaals bedankt voor alles wat je voor mij en mijn vader hebt gedaan. Ik zal je nooit vergeten. Echt, ik beloof dat met mijn hand op mijn hart. En misschien, als alles weer wat beter gaat, dat ik dan weer een nieuwe kans krijg om mijn droom te volgen. Maar nu ben ik hier nodig. Ik moet dit doen voor mijn vader. Hij mist mijn moeder heel erg en iemand moet het bedrijf draaiende houden. Het gaat niet goed met hem. Lieve Esther, ik zal je altijd dankbaar blijven. Claudia.”
Sarah legt de brief weg en komt naar me toe. Ze sluit me in haar armen en probeert me te troosten.
Ik kan niet stoppen met huilen. Het lijkt wel of alle grond onder mijn voeten weggeslagen is. Niets lijkt meer herkenbaar. Ik ben verward en intens verdrietig. Maar anderzijds heb ik een warm gevoel door alles wat ik gelezen en gehoord heb. Ik voel dankbaarheid dat hoewel het maar kort is geweest en dat ze het nooit heeft kunnen beseffen, Esther heel dicht bij Claudia is geweest. Ze heeft haar dochter aangeraakt en Claudia heeft haar biologische moeder ontmoet en van dichtbij mee kunnen maken. Ze zal zich Esther kunnen herinneren als de vrouw die haar zo heeft gesteund in moeilijke tijden. Die haar heeft getroost en haar alle ruimte en kansen heeft geboden. Ze heeft Esther beloofd dat ze haar nooit meer zal vergeten. Ik word bij deze gedachte weer rustig en ik maak me los van Sarah.
‘Lieve Sarah, wat ben ik blij dat je hier bent.’
Ik kus haar en hoewel het niet de bedoeling is raken onze lippen elkaar.
Ze glimlacht en streelt me door mijn haren.
‘Ik ben blij dat ik er voor je kan zijn. Mijn leven en jouw leven zijn zo maar in een keer met elkaar verbonden. Een onwaarschijnlijke ontwikkeling, maar daarom niet minder een keiharde realiteit. Maar wel een prettige realiteit. Zal ik nog een glaasje cognac voor je inschenken?’
‘Graag, maar wil je zelf niet iets drinken?’ vraag ik.
‘Misschien ben ik ook wel toe aan iets sterkers,’ zegt ze.
‘Zullen we naar de zitkamer gaan? Ik ben hier wel even klaar geloof ik,’ stel ik voor.
Sarah is het ermee eens.
Ik schenk een glaasje rode port voor haar in en ik neem zelf nog een glas cognac.
‘Morgenvroeg zal ik er wel spijt van hebben, maar nu heb ik het even nodig.’
Ik weet dat als ik teveel drink, ik de volgende dag zo goed als verloren kan beschouwen.
Sarah kijkt naar het schilderij van Esther.
‘Ik ben wel heel nieuwsgierig hoe Claudia eruit ziet. En jij?’ vraagt ze.
‘Ze zal in ieder geval niet heel sterk op mij of op Esther lijken, anders was het Es wel opgevallen. Die was daar altijd zo mee bezig. Ze kon mensen tot op het bot analyseren. Ze kwam soms tot hele theorieën en conclusies. Ze kon scherpe analyses maken en meestal zat ze er niet ver naast.’
‘Denk je dat we Ruth ook nog zullen vinden Jay?’
‘Na vandaag is niets meer onmogelijk lijkt het. Maar toch heb ik het gevoel dat het moeilijk wordt. Ik heb Ruth meegemaakt. Ze leek meer op Silvia, dan dat ze zelf wilde. Er zat geen rust in haar lijf. Ik ben bang… Nee ik zeg het verkeerd, ik heb het gevoel dat Ruth onvindbaar zal blijven voor ons.’
‘Dat zou wel jammer zijn,’ antwoordt Sarah.
‘Ik zal in ieder geval mijn best doen. Ik heb het bureau dat ons de vorige keer heeft geholpen een mailtje gestuurd met het verzoek om het onderzoek naar Ruth weer opnieuw in gang te zetten. Ik heb een extra bonus toegezegd indien Ruth wordt gevonden. Meer kan ik niet doen.’
‘Dat is ook genoeg.’ Sarah nipt aan haar glaasje port.
‘Nu je Claudia hebt gevonden zit het er voor mij eigenlijk op. Je hebt me gevraagd om je te helpen met het zoeken van jullie kind en dat lijkt zo ongeveer klaar te zijn,’ zegt ze.
Ik schrik van haar opmerking.
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, zoals ik het zeg. Je hebt je kind gevonden en ik heb een nichtje. Ik weet nu wie ik ben en waar ik vandaan kom. Maar ik weet ook waar ik thuis hoor.’
‘En waar hoor je thuis volgens jou?’
‘In mijn eigen huis, in Nederland. Zo simpel is dat.’
‘Sarah…lieve Sarah. Wil je dat echt? Vind je echt dat je daar thuis hoort?’
‘Waar dan wel Jay? Waar hoor ik volgens jou dan thuis? Mijn hele leven is een grote zwerftocht of beter een zoektocht naar mezelf en hopen op een beetje geluk. Ik weet nu in elk geval wie ik ben. Ik kan dus met een gerust hart terug keren naar mijn flat. Ik zal letterlijk en figuurlijk thuiskomen. Eindelijk.’
Sarah klinkt wat cynisch.
‘En als ik je vraag om hier te blijven?’
Sarah kijkt me aan.
‘Dat is lief van je, maar hoe zie je dat voor je? Zwager en schoonzus die samen gezellige dingen doen en samenwonen onder één dak. En als het even mee zit, een keer in de maand bezoek krijgen van jouw dochter, mijn nichtje… met haar kinderen?’
‘Is dat zo verkeerd?’
‘Daar is niets verkeerd aan Jay. Maar kun je je voorstellen hoe dat voor mij is? Ik wil in geen geval de plaats in nemen van mijn jongste zusje. Ik wil geen indringer zijn. Maar wat ik wel wil, is verder gaan met mijn eigen leven. Kun je dat begrijpen?’
‘Ik zal het proberen, Sarah,’ zeg ik maar het kost me moeite om het te accepteren.
‘Zullen we nu maar eens gaan slapen? Het is bijna vijf uur. Maria zal morgenvroeg wel denken.’
‘Je hebt gelijk. Het wordt hoog tijd. Alvast welterusten en tot morgen.’
‘Jij ook en tot morgen.’
Ik drink het laatste beetje cognac niet meer op. Ik kijk nog even naar het schilderij van Esther, daarna maak ik het licht uit. Sarah is al naar boven gegaan. 
Misschien komt het wel door de cognac, maar ik val snel in slaap.

Als ik wakker  wordt heb ik een barstende hoofdpijn. Ik raak in paniek als ik mij de avond probeer te herinneren. Was het wel echt? Of heb ik alles gedroomd? De rapporten, de brief van Claudia. Ik probeer de feiten op een rij te zetten. Ik twijfel. Ik voel me alles behalve goed.
Heb ik het glas kapot gegooid? Is Sarah met me meegegaan en heeft zij echt de brief van Claudia voorgelezen? Ik draai me op mijn rug en ik staar naar het plafond. Ik besluit nooit meer te drinken. Geen druppel. Het licht dat door de gordijnen komt doet zeer aan mijn ogen. Ik kijk op de wekker die op mijn nachtkastje staat. Het is kwart over elf. Het liefste laat ik deze dag aan mij voorbij gaan. Ik draai me op mijn zij en val weer in slaap.

‘Ik was net van plan om de politie te bellen,’ zegt Sarah als ik de zitkamer binnen loop.
‘Hoe laat is het in godsnaam?’ vraag ik. Ik ben opgestaan en in mijn pyjama naar beneden gegaan. Het is niet bij me opgekomen om mezelf aan te kleden.
‘Bijna drie uur,’ antwoordt Sarah.
‘Wil je wat eten?’ voegt ze er aan toe.
‘Dat lijkt me nu niet zo’n goed idee,’ antwoord ik. ‘Verdorie, de hele dag naar de knoppen.’
‘Je moet je vooral niet schuldig voelen Jay.’
Ik voel mijn ogen branden. Alles doet zeer.
‘Ik drink geen druppel meer. Wil je misschien een kopje koffie voor me halen?’ vraag ik aan haar.
‘Natuurlijk,’ zegt Sarah en ze loopt de kamer uit.
Ik kijk naar het schilderij van Esther.
‘Es, ik heb ons kind gevonden. Maar om eerlijk te zijn… jij bent me voor geweest.  Je hebt haar gekend Es. Je hebt haar geholpen en getroost toen ze dat nodig had en ze heeft jou in haar hart gesloten. Meer kun je jezelf toch niet wensen lieverd.’
Ik wrijf de tranen weg. Maar er is eigenlijk geen verdriet.
‘Es, het is allemaal de moeite waard geweest. Jouw leven, mijn leven en ons leven. Je bent oma… en ik ben opa. Het voelt in een keer zo oud. Je zou een lieve oma zijn geweest… Lieverd, ik moet verder. Ik weet dat je mij dat gunt. Ik zal je nooit vergeten. Vanaf de vierde klas ben je mijn Esther geweest. Daar zal nooit iemand tussen kunnen komen. Maar…’
Ik zucht eens diep.
‘Maar Es… ik wil verder met mijn leven, Ik hoop dat Claudia mij toelaat in haar leven, maar het is in een keer niet meer zo belangrijk. Ik weet nu waar ze is en dat het goed met haar gaat. Ik weet nu ook dat ze jou heeft gekend. Daar ben ik intens dankbaar voor. Meer kan ik me niet wensen. Ik ben op de een of andere wonderlijke manier je oudste zus tegengekomen. Ik heb haar de leugens ontnomen en haar een nieuwe waarheid gegeven. Ik vind dat ik haar zo niet kan laten gaan. Ze is een deel van ons.
Ik hoop dat je dat kunt begrijpen.’
Sarah staat met een kopje koffie in haar hand in de opening van de salondeur.
‘Ik begrijp in ieder geval wat je net zei Jay,’ zegt Sarah. ‘En het is lief dat je er zo over denkt. En dat meen ik uit de grond van mijn hart. Maar geef het tijd. En misschien dat het dan ooit een kans krijgt.’
‘Dus je gaat echt terug naar Nederland?’
‘Jay, ik ga terug waar ik ben geëindigd en misschien ligt daar wel de kans op een nieuw begin?’
‘Wanneer ga je?’
‘Dat is wat mij betreft van geen enkel belang. Tenminste als jij het er mee eens bent.’
‘’Natuurlijk Sarah, je blijft maar zolang je wilt. Zolang je vindt dat je hier moet zijn.’
‘Drink nou maar eerst eens je koffie op, voordat hij helemaal koud is.’
Ze zet het kopje koffie voor mij neer op de salontafel en legt haar hand op mijn schouder.
‘Jay Hennes, je bent het beste wat mij ooit is overkomen.’
Ik zeg niets en leg mijn hand op die van haar.


43) Sarah’s keuze

Het is al weer bijna een week geleden dat we naar Milaan zijn geweest Theresa Carboni heeft niets meer van zich laten horen en dat maakt me onrustig. Sarah probeert mij er van te overtuigen dat zoiets tijd nodig heeft. Ik probeer het te begrijpen.
Ik heb de vorige dag nog eens alle brieven en correspondentie doorgelezen. Uit alles maak ik op dat er een hechte band was tussen Esther en Claudia. Ik heb Sarah ook nog eens alles laten lezen.  Ze is het gelukkig met mij eens. Daar waar ik nog twijfels heb, haalt zij die bij me weg en stelt ze mij gerust. Ze heeft me verteld dat ze naar Nederland teruggaat zo gauw Claudia en ik herenigd zijn. Toen ik zei dat als het zo doorging het nog wel even kon duren is ze kwaad geworden en heeft ze mij terecht gewezen. Ze vindt dat ik te ongeduldig ben. Maar het wachten vreet me van binnen op.
‘Misschien wil ze wel niets met me te maken hebben,’ zeg ik tegen Sarah.
‘Jay, hou nou toch eens op met je gezeur. Geloof me, het komt goed. Ik voel dat,’ is haar antwoord.
‘Dat zal best. Ik weet het niet. Misschien dat ik toch maar eens met Theresa moet bellen. Misschien weet zij meer.’
Sarah kijkt me doordringend aan. Ik voel dat ze het niet met mij eens is.
‘Jay, je moet maar doen wat je niet laten kunt. Maar jaag jezelf toch niet zo op. En ook Theresa en Claudia moet je de tijd gunnen. Ik begrijp best dat je wilt dat alles sneller gaat, maar je kunt en mag dit niet forceren. Eerlijk gezegd denk ik dat je dan meer stuk maakt dan dat het dingen oplost.’
‘Misschien heb je ook wel gelijk. Maar dat stomme wachten…’ zeg ik geërgerd.
Sarah glimlacht.
‘Dat stomme wachten zal je meer opleveren dan dat ongeduldige gedrag van jou Jay Hennes. Geloof me nou maar.’
‘Als jij het zegt…’
‘Zeker, ik ben tenslotte ouder en misschien ook nog wel wijzer,’ is haar reactie en in mijn hart moet ik haar eigenlijk wel gelijk geven.
‘Wil je dan vandaag wel iets leuks met me gaan doen?’ vraag ik en ik realiseer me dat dit een wat vreemde vraag is. Zeker op de manier waarop ik het heb gevraagd.
‘Wat kan ik voor je betekenen?’ zegt ze op bijna klinisch wijze.
‘Dat klinkt alsof ik bij de dokter op spreekuur kom. Ik bedoel, zullen we naar Milaan gaan of naar Rome. Gewoon even shoppen, terrasje pikken en voor mijn part blijven we een nachtje over. De muren komen hier op me af.’
‘Geef me een kwartier en ik ben er klaar voor,’ antwoordt ze monter.
‘Fijn mevrouw Silverstein, ik verheug me er op.’
‘Mooi, wat wordt het Rome of Milaan?’
‘Rome?’
‘Deal, ik ben daar nog nooit geweest. Trouwens in Milaan kom ik ook niet verder dan bij Carboni Advocatuur en op een terrasje bij de Duomo. Dus ik sta daar ook voor open, maar doe nu maar eerst Rome.’
Ze loopt weg en twintig minuten later is ze terug in de salonkamer. Ze heeft zich omgekleed en heeft een klein handkoffertje bij zich.
‘Hier moet ik het mee doen. In neem aan dat we morgenavond weer terug zijn in Setalla. Toch?’
‘Wie weet,’ plaag ik haar.
‘Weet Maria dat we weg zijn?’ vraagt ze.
‘Ja hoor ik heb het haar net verteld. Ik moest je veel plezier wensen.’
‘Dat is mooi. Zijn we er klaar voor?’
Ik heb voor mezelf het minimale meegenomen. Alles wat ik bij me heb past in een weekendtas. Ik heb met Maria afgesproken dat ik voor niemand bereikbaar ben, behalve voor Theresa Carboni en natuurlijk voor Claudia, al is het niet erg waarschijnlijk dat die mij zal bellen.


Het is redelijk weer in Rome. We hebben een aantal historische monumenten bezocht en op aandringen van Sarah zijn we ook naar het Vaticaan geweest.
‘Nu ik er toch ben... Dan heb ik het ook maar gezien en kan ik er ook over mee praten,’ zegt ze. Sarah heeft zich verwonderd over de rijkdom en alle pacht en praal. Ze zegt dat het haar een tegenstrijdig gevoel geeft. Enerzijds geniet ze er van, anderzijds maakt het haar ook een beetje droevig.
‘Hoeveel ellende heeft dit allemaal veroorzaakt en misschien nog?’ vraagt ze zich af. Ik haal mijn schouders op. Het is niet dat het me niet interesseert, maar ik ben met mijn leven al verder.
Ik kan niet meer geloven in God of Allah of Jahweh of in welke godsdienst dan ook. Voor mij is het bedacht door slimmeriken die zich daardoor hebben verrijkt en er macht aan hebben ontleend met het doel om andere mensen hun wil op te leggen. Ik realiseer me maar al te goed dat deze opvatting  grotendeels voortkomt uit mijn eigen frustratie. Door mijn ervaringen van de laatste jaren heb ik er niets mee. Ik voel me vooral alleen gelaten.  
‘Ben je het niet met me eens?’ vraagt Sarah.
‘Eh, jawel hoor,’ zeg ik.
‘Ik neem het je niet kwalijk als…’
‘Het is goed Sarah, echt geloof me.’
Ik denk aan Esther. Ik denk aan haar zelfdoding, mijn hulp daarbij en de enorme ophef daarover in de katholieke kerk. Tot in het Vaticaan. En vooral in het katholieke Italië kon ik nergens op enig begrip rekenen. Behalve bij Maria, die had Esther zien lijden en aftakelen. Er was niemand geweest die ik kon overtuigen dat ik alleen maar uit liefde had gehandeld. Dat het de wens van Esther was geweest om te sterven en dat ik mijn hulp daarbij niet kon, maar ook aan haar niet wilde weigeren. De rechters wilden duidelijk een voorbeeld stellen. Het werd een politiek spel. Maar vooral een spel geregisseerd door de katholieke kerk. Ik kon me niet voorstellen dat God dit kon laten gebeuren. Toch gebeurde het. Ik denk terug aan mijn eenzame jaren daarna in de Rebibbia-gevangenis in Rome. Ik denk aan de fraude met de adoptie van Claudia. Het grote verdriet van Esther. Alleen maar oordelen en veroordelen, maar geen greintje begrip. Geen moment van medeleven of mededogen. Geen moment van genade of vergiffenis.
Sarah kijkt me aan. Het lijkt of ze mijn gedachten kan lezen.
‘Sorry Jay…’
‘Waarom sorry liefje? Je hebt gelijk. Als je door de rijkdommen heen kijkt zie je bloed en tranen. Zie je lijden en verdriet. Mensenwerk ten voeten uit.’
‘Zullen we het nu maar weer gezellig proberen te houden?’ zegt ze. ‘Sorry, dat ik er over ben begonnen.’
Ik houd mijn vinger voor hand mond.
‘Sstt…basta sei carina.’
Sarah kijkt me vragend aan.
‘Geloof me nou maar,’ zeg ik lachend.
We lopen gearmd verder en even verder op zie ik een klein restaurantje.
‘De hoogste tijd voor de verzorging van de inwendige mens.’
‘Lijkt me een goed plan. Ik geloof dat ik wel even aan toe ben,’ zegt Sarah. ‘En mijn voeten trouwens ook.’


‘Zo, dat heeft voortreffelijk gesmaakt,’ zegt Sarah en ze wrijft over haar buik.
‘Kan ik je nog blij maken met een dessert?’ vraag ik.
‘Eh, nee dank je. Misschien een dubbele espresso… en een likeurtje, dat past er nog wel in. Maar daarmee houdt het dan ook op.’
Ik wenk de ober en bestel voor Sarah een espresso met het likeurtje.  Ik neem zelf een bodempje cognac.
‘Weet je al wanneer je teruggaat?’
Sarah schudt haar hoofd.
‘Dat ligt er aan. Ik heb me eigenlijk voorgenomen om uiterlijk in de loop van volgende week terug te gaan. Ik wil je niet in de steek laten Jay, daarvoor heb ik het te fijn gehad. Het liefst zou ik blijven, maar ik moet weg om mijn leven richting te kunnen geven. Ik moet opnieuw starten. Leren begrijpen wat er allemaal is gebeurd. Wat me allemaal is overkomen. En dat moet ik alleen doen, op mijn manier. Anders gaat het niet.
Maar ik wil eigenlijk ook wel heel graag kennis maken met Claudia. En er zijn voor jou en voor haar. Dus het is een beetje dubbel, snap je? Eigenlijk weet ik het nog niet, maar om eerlijk te zijn, voel ik wel dat het de hoogste tijd wordt.’
‘Ik hoop dat je nog even blijft, maar ik wil je niet beïnvloeden,’ zeg ik met zachte stem.
‘Dat weet ik Jay en dat vind ik ook heel erg lief van je.’
Sarah roert zwijgend met het lepeltje in het kopje met espresso. Ik laat mijn wijsvinger over de rand van het cognacglas gaan.
‘Eigenlijk is het toch niet te bevatten,’ zegt ze. ‘Ik probeer te geloven in een nieuwe dag, maar steeds herinnert vandaag me aan gisteren. De toekomst wordt steeds weggedrukt. Eigenlijk zou het andersom moeten zijn.’
‘Het is toch ook logisch,’ zeg ik. ‘Je kunt toch niet van jezelf verwachten dat je alles in een keer begrijpt en alles wat geweest is, met name de grote leugen, zomaar even hap snap een plaatsje kunt geven.’
‘Nee, dat zal ook wel niet,’ mompelt ze.
Ik heb kaartjes voor de avondvoorstelling geregeld. Voor een opera in het Teatro de Opera. Ik weet dat er een uitvoering van Romeo en Julia op het programma staat. Ondanks dat ik me heel goed realiseer dat ik met Esther in Verona een onvergetelijk moment heb beleefd, wil ik het Sarah niet onthouden.
‘Vind je het niet vervelend om met mij naar Romeo en Julia te gaan? Het was voor Esther en jou toch een heel belangrijk intiem moment geweest toen jullie in Verona waren?’
Het is of ze het aan heeft gevoeld. Ik heb er niets over gezegd, maar ik moet nu het goede antwoord geven. Ik probeer mijn gevoel te volgen en hoewel ik een beetje in paniek raak lukt het me uiteindelijk toch om mijn gevoelens te ordenen.
‘Dat moment Sarah, is voor eeuwig. Er is niets wat dat kan overtreffen. Daarom ben ik blij dat ik zo’n moment kan delen met de zus van Esther, zodat die weet welke waarde het heeft gehad voor ons beiden.’
’Dat heb je mooi gezegd,’ reageert Sarah.
‘Het is soms moeilijk om te zeggen wat je voelt, de juiste woorden te vinden. Dat lukt me niet altijd, maar nu gelukkig wel.’
Ik heb een goed gevoel als we de trappen van het Teatro opgaan. Het is druk. Zoals gewoonlijk.
Sarah geniet van alles wat er om haar heen gebeurd. De sfeer, de entourage alles klopt. De uitvoering is van grote klasse. Soms pakt Sarah mijn hand en ik voel haar ontroering.
‘Dat was heel erg mooi,’ zegt Sarah als het applaus wegsterft. ‘Dank je dat je me dit gegund hebt.’
Ze geeft me spontaan een kus op mijn lippen.
‘Graag gedaan Sarah,’ antwoord ik. ‘Wil je nog iets drinken of gaan we terug naar het hotel?’
‘Het is goed zo. Ik ben best wel moe. Als je het niet erg vindt ga ik het liefst terug. Dan ben ik morgen ook nog een beetje fit. Hoe laat gaan we morgen naar Setalla?’
‘Zeg het maar. Mij maakt het niet zo veel uit.’
‘Ik zou het wel fijn vinden als we morgen nog in Rome zouden kunnen blijven. Er valt zo veel te zien. Ik moet nu even mijn kans waarnemen.’
‘Dat zeker. Nu zijn we er toch.’
‘Jay…?’
‘Wat wil je vragen?’ vraag ik.
‘Eh nee, laat maar…’
‘Als je het niet vraagt, dan kom je nooit het antwoord te weten Sarah.’
‘Denk je dat Esther en ik goede zussen zouden zijn geweest? Dat we iets voor elkaar zouden hebben betekend?’
Ik glimlach. Ik vind het eigenlijk wel een interessante vraag.
‘Esther was iemand die heeft moeten vechten om te kunnen zijn die ze was. Ze had een handicap, ze had rood haar en daarbij was ze ook nog joods. Een combinatie die het vooral in haar jonge jaren haar niet gemakkelijk heeft gemaakt. Ze beschikte over een goed gevoel voor humor en wat belangrijker is, ze was rechtvaardig en eerlijk. Ze had het vermogen om lief te hebben en degene die van haar hield te beschermen ten koste van zichzelf. Esther was geen heilige, dat zeker niet. Ze kon boos worden en was soms niet te volgen. Ze kon kwaad blijven over kleine dingen, maar ze was absoluut niet haatdragend. Behalve dan naar Silvia. Ik kon eerst niet begrijpen waarom ze haar moeder zo haatte, maar nadat ze mij de waarheid had verteld, kon ik me voorstellen dat het gevoel voor haar moeder dood was. Silvia had Esther bestolen van het meest waardevolle  in haar leven. Haar kind. Haar dochter. Eh… onze dochter. Dat heeft Esther haar nooit willen of kunnen vergeven. Esther was ondernemend en een creatief genie in haar vakgebied. Ze had gevoel voor mensen en ze wilde er voor iedereen zijn. Dat was je zus. Het is aan jou om te bepalen wat er bij jou gepast zou hebben. Waar jullie elkaar zouden hebben gevonden.’
Ik zie dat Sarah het moeilijk heeft. We zijn bijna bij het hotel aangekomen. Het is een aangename avond in Rome en het was een fijne wandeling vanaf het Teatro. We lopen gearmd, iets wat ik me niet heb gerealiseerd. Het voelt zo vertrouwd. 
‘Ik denk wel dat we goede zussen zouden zijn geweest,’ zegt ze zachtjes. ‘Jammer, dat het nooit zo ver heeft kunnen komen.’
‘Ik denk ook dat jij en Esther het goed met elkaar hadden kunnen vinden. Jullie karakters lijken wel op elkaar. Ruth is anders. Ruth heeft meer de onrust van Silvia.’
‘Dat had ik vroeger ook.’
‘Was dat de onrust van Silvia of kwam dat door het gevoel dat het allemaal niet klopte? Dat het niet bij jou hoorde?’
Sarah kijk me aan en we gaan door de draaideur van het hotel.
‘Daar zal ik wel nooit meer achter komen, denk ik. Maar goed, we zijn er. Nogmaals bedankt voor deze mooie dag. Welterusten Jay,’ zegt ze en ze loopt weg.
Ik ben enigszins verbaasd dat ze me zo maar pardoes laat staan. Ik haal mijn schouders op en ga naar de bar en bestel nog een drankje. Het is ruim na enen als ik naar mijn kamer ga.

Ik heb me verslapen. Het is bijna half tien. Ik heb Sarah beloofd dat we er nog een dagje Rome aan vast zouden knopen.
‘Ze zal wel denken…’ zeg ik als in onder de douche sta en het water op mijn lichaam spat. Nadat ik me heb aangekleed, mijn spullen bij elkaar heb geraapt en die met niet al te veel gevoel voor netheid in mijn tas heb gepropt, ga ik naar de lounge. Sarah is er niet. Ik kijk nog maar eens rond en ik besluit naar het restaurant te gaan. Ik ga er van uit dat ze is gaan ontbijten, hoewel ik dat eigenlijk ook wel een beetje raar zou vinden. Ik kan me eigenlijk niet goed voorstellen dat ze niet op mij zou wachten, ondanks dat ik laat ben. Ook in het restaurant kan ik haar nergens vinden. Ik vraag aan het meisje achter de balie of mevrouw van kamer 405 zich al heeft gemeld. Ze kijkt op haar beeldscherm.
‘Mevrouw is vanmorgen al vroeg vertrokken meneer. Ze heeft alles betaald en ze is met een taxi naar het vliegveld gegaan. Bent u meneer Hennes?’
Ik sta aan de grond genageld.
‘Uh…meneer Hennes, ja ik ben Hennes,’ zeg ik met een trilling in mijn stem. Ik ben verbijsterd.
Het meisje vraagt of alles goed met me gaat.
‘Wilt u misschien even gaan zitten. Zal ik een glaasje water voor u halen? Eh…er is wel een brief voor u. Van mevrouw,’ zegt het meisje. Haar bezorgdheid is gemeend en ze kijkt me nog eens aan als ze mij de brief geeft.
‘Kan ik echt niets voor u doen?’
‘Nee hoor, dank je. Het is heel erg vriendelijk van u, maar het gaat wel weer. Het zal de warmte zijn.’
Ze glimlacht naar me en ik besef dat dit een onzinnige verklaring is omdat het hotel beschikt over een airco en dat maakt dat de temperatuur prima is. Het is eerder koel, dan warm.
‘Ik ga even naar de lounge mevrouw. Daarna kom ik uitchecken. Is dat oké?’
‘Ja hoor meneer Hennes, geen probleem,’ zegt het meisje en ik voel dat ze me nakijkt als ik me omdraai en naar de loungeruimte loop. Ik zoek een rustige plek op om te zitten. Met trillende vingers maak ik de enveloppe open.
“Lieve Jay. Ik wil niet ondankbaar zijn of je kwetsen, maar ik moet helaas gaan. Niet als een dief in de nacht, maar omdat ik gisterenavond nog een vroege vlucht heb kunnen boeken naar Amsterdam. Dat is de echte reden dat ik nu al weg ben en echt niet dat ik je niet meer wilde zien of dat ik geen afscheid van je wilde nemen. Na gisteren wist ik het zeker. Ik moet mezelf niets wijs maken, maar nu mijn leven opnieuw oppakken en beginnen waar ik ben geëindigd. Ik weet dat het vreemd klinkt, maar er is iets in mij dat mij dwingt om absoluut niet langer in Setalla te blijven. Eerst moet ik met mezelf in het reine komen. Een nieuwe balans vinden. Dit kan absoluut niet langer wachten. Ondanks de fijne tijd die ik met je heb, staat me dit eerst te doen. Het kost ook zoveel energie om alles te begrijpen en een plaats te geven. Ik moet mezelf even een pauze gunnen. Lieve Jay, ik hoop dat je me kunt begrijpen. Ik zal je nooit vergeten en misschien Jay, als ik zo ver ben, dat ik dan als Sarah Silverstein naar je toe kom. Maar eerst moet Sarah van Santen weg uit mijn leven. Het is een moeilijk en hard gevecht, maar geloof me, ik moet dit alleen doen. Ik ben de enige die deze strijd kan strijden. Ik hoop dat je mij wilt vertrouwen en mij kunt vergeven als ik dit gevecht zou verliezen. Ik beloof je dat ik mijn uiterste best zal doen, maar het is moeilijk Jay. Mijn hart doet pijn en ik mag mijn haat en afkeur niet laten winnen. Ik wil de zus zijn van Esther en van Ruth. De tante van Claudia. En jouw schoonzus. Maar vooral ook jouw beste en trouwste vriendin. Wil je me die kans geven en mij de tijd gunnen om dat te kunnen bereiken? Ik vraag je dit en eigenlijk weet ik je antwoord al. Lieve Jay, ik druk een kus op dit papier. Vergeet me alsjeblieft niet. Liefs Sarah. P.S. Wil je Maria bedanken voor alle goede zorgen en mijn groeten aan haar overbrengen.”
Ik zucht diep en vouw de brief dicht.
‘Natuurlijk gun ik je tijd en wil ik je alle ruimte geven…’ mompel ik.
De dame die tegenover mij zit kijkt op, maar als ze ziet dat ik het heb gemerkt, verbergt ze zich achter haar krant. Ik sta op en ik loop naar de balie. De juffrouw achter de balie vraagt of het al weer wat beter met me gaat.
‘Ja hoor, nog bedankt,’ antwoord ik en vraag de rekening en check uit.
Er lijkt geen einde te komen aan mijn rit van Rome naar Setalla. Ik heb begrip voor Sarah, maar het maakt me ook wel verdrietig dat ze niet meer bij me is.
 
Sarah heeft een sms-bericht gestuurd dat het goed met haar gaat. Ze heeft een goede reis gehad en ze laat me weten dat ze mij nu al mist. Ik stuur haar een berichtje dat dit wederzijds is en dat ik begrip voor haar heb en haar alle tijd gun. Er komt geen berichtje meer terug.
Het is alweer drie dagen geleden dat ze is vertrokken. Ik realiseer me dat ik me verveel. Dat ik niets om handen heb. De laatste weken zijn zo intens geweest en zeker ook dankzij de aanwezigheid van Sarah voorbijgevlogen. Ik mis haar lach en onze gesprekken, haar warmte en haar zorgzaamheid, maar vooral haar steun.


44) De laatste stukjes van de puzzel

De weken zijn voorbij gekropen. Ik heb de studeerkamer van Esther opgeruimd en de tuinman geholpen.
Ik heb veel gelezen, maar de onrust blijft mijn gedachten beheersen. Ik denk aan Claudia die bijna jarig is.
Nog een paar weken en dan wordt ze drieënveertig.
Maria vraagt me wat mijn plannen zijn met Pasen. Ze wil weten of ik van plan ben om in Setalla te blijven.
‘Ik denk het wel Maria. En jij? Wat zijn jouw plannen?’ vraag ik.
‘Als u hier blijft, dan zal ik er ook zijn. Bovendien zou ik niet weten waar en met wie ik Pasen zou moeten vieren om eerlijk te zijn. Dit is toch ook een beetje mijn thuis. U vindt het toch niet erg dat ik er zo over denk?’
‘Maria, wat moet ik zonder jou? En ik vind het bovendien fijn om te horen dat het zo voor jou voelt.’
‘Misschien dat het toch allemaal nog wel goed komt,’ zegt ze zacht.
Ik begrijp niet zo goed wat ze eigenlijk bedoelt.

Het is maandag. Ik open mijn mail. Ik zie dat er een nieuw bericht is van het onderzoeksbureau dat op zoek is naar Ruth.
“Beste heer Hennes. Eerder dan verwacht hebben we resultaat in onze zoektocht naar mevrouw  Ruth Silverstein. Bij toeval zijn we haar op het spoor gekomen door berichtgeving over een strafproces tegen een van dood door schuld verdachte drugsdealer. De genoemde dealer heeft zich schuldig gemaakt aan verhandelen van hard drugs aan gebruikers en gebruiksters die in grote mate afhankelijk van hem zijn geworden. Hij heeft deze personen opgezet tot het plegen van strafbare feiten, zoals diefstal, roof en prostitutie. Ruth Silverstein is een van zijn slachtoffers. Drie jaar geleden op 9 december 2009 is ze helaas overleden aan een overdosis heroïne. Het is niet vastgesteld of ze al dan niet vrijwillig deze overdosis heeft genomen, maar wel staat vast dat de genoemde drugs zijn geleverd door de eerder genoemde dealer. Mevrouw Ruth Silverstein had op dat moment geen relatie. Ze is eerder getrouwd geweest met de heer W. Norman, waarvan ze in 2001 is gescheiden. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren. Mevrouw Ruth Silverstein is begraven op de algemene begraafplaats New Kenton in Rivervalley. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en zullen u onze volledige rapportage per post toesturen. Wij wensen u veel sterkte toe en vinden het spijtig dat we u geen positief resultaat hebben kunnen berichten. Wij zullen de specificatie van de door ons gemaakte kosten…’
Ik ga achterover zitten. Silvia Silverstein, Ruth Silverstein, Esther Silverstein… nu is er alleen nog Sarah Silverstein. Ik denk aan Ruth. Hoe eenzaam moet ze zijn geweest? Ik denk aan Sarah. Hoe moet ik dit aan haar vertellen? Misschien heeft ze er ook wel rekening mee gehouden. Ik stuur haar een sms-berichtje dat er nieuws is over Ruth, maar dat het niet positief is. Ik vraag of ik haar het mailtje van het onderzoeksbureau toe moet sturen en of ze me dan haar mailadres even wil doorgeven. Ik denk merkwaardig genoeg opeens aan dat het rare telefoontje over een Nederlands meisje dat problemen zou hebben. Het is in een keer van geen enkel belang meer. Ruth heeft blijkbaar geen kinderen en ik ben daar eigenlijk wel blij om, al kan ik er geen goede reden voor vinden. Misschien was alles dan wel anders gegaan? Ondanks dat het nog vroeg is pak ik de karaf met het cognac en schenk ik mezelf een glas in.
Ik lees het mailtje nog maar eens door. Ik word er verdrietig van. Ik denk aan Ruth. Ze was net zo  ongrijpbaar voor het leven als het leven voor haar was. De achteloosheid, maar ook haar spontaniteit, haar onbezonnenheid, maar ook haar vreugde voor kleine dingen, haar drang om te reizen, de      
gedrevenheid om nooit ergens te blijven en altijd maar verder te gaan. Het heeft haar uiteindelijk kapot gemaakt, haar in de richting van drugs en slechte vrienden geduwd. Ik heb met haar te doen.
Ik zie dat ik een nieuw sms-bericht heb. Van Sarah. Ze vraagt me om haar de onderzoeksresultaten toe te sturen. Ik heb er eigenlijk spijt van dat ik haar dat voorstel heb gedaan. Ze zal weer geconfronteerd worden met ellende en verdriet. Het zal weer een nieuwe teleurstelling voor haar zijn. Ik vraag me af waarom ik haar ooit heb verteld dat Silvia Silverstein haar moeder was. Ik had het misschien beter kunnen laten rusten. Het voor mezelf kunnen houden. Dan zou Sarah nog steeds Sara van Santen zijn en ze zou  niet beter weten dan dat haar familie in de Tweede Wereldoorlog was vermoord alleen maar omdat ze joods waren. Ik heb haar leven op zijn kop gezet en ik heb haar meegesleurd in mijn zoektocht naar ons kind, het kind van Esther en mij. Ik heb haar een zus gegeven die is overleden door mijn hand en ik heb haar een zus gegeven die aan drugs te gronde is gegaan. Ik heb haar met lege handen laten staan. Ik heb haar een moeder gegeven die geen moeder voor haar kinderen wilde zijn. Een moeder, die haar kinderen beschouwde als een blok aan haar been en die ze in de steek liet voor een leven van plezier en onbezonnenheid. Ik schrik als mijn mobiel gaat.
‘Met Theresa Carboni…’
Het zweet breekt me uit. Mijn hart slaat over.
‘Uh, hallo met Jay Hennes, hoe gaat met u?’ Het klinkt ongelofelijk dom.
Theresa reageert niet op mijn vraag en ze nodigt me uit voor een gesprek op haar kantoor. Als het mij uitkomt, kan dat eventueel nog vroeg in de middag.
Ik zeg dat dat goed is, hoewel ik me realiseer dat ik gedronken heb. Theresa zegt dat ze me verwacht.
De verbinding wordt verbroken.
Ik staar naar mijn beeldscherm. Ik heb het mailadres van Sarah ingetypt en ik druk op de knop,
“bericht doorgestuurd”. Ik kan het niet meer tegenhouden. Ik vraag me of het niet beter is om Sarah te bellen. Ik laat het er bij en sluit mijn laptop af.

Ik ben nadat ik me opgefrist heb, naar Milaan gereden en vind een parkeerplaats vlakbij het kantoor van Theresa. Het gaat wel weer. Ik kijk nog even op mijn mobiel. Geen berichten en ik druk mijn mobiel uit voordat ik het kantoor binnenga.
‘Goedemiddag meneer Hennes. Mevrouw wacht op u. Zal ik u even voorgaan?’
Het meisje staat op ze brengt me naar het kantoor van Theresa.
‘Goedemiddag. U bent mooi op tijd. Ik heb helaas niet zo veel tijd, maar ik vond het belangrijk om u persoonlijk de stand van zaken te vertellen.’
Het klinkt als een aankondiging van een slechtnieuwsbericht. En weer voel ik me zweterig. Het lijkt wel of ik er niet meer tegen kan, dat ik niet meer kan omgaan met spanning.
‘Meneer Hennes, ik heb met uw dochter gesproken. Ik heb haar verteld over u en over uw vrouw.
Ze weet van uw bestaan en ik heb haar verteld dat haar biologische moeder helaas is overleden. Tot nu toe heb ik uw naam nog niet genoemd. Ik moet er eerst zeker van zijn dat Claudia ook daadwerkelijk hiermee verder wil. Pas dan wil ik de volgende stap zetten en daar hoort onder andere het bekend maken van uw naam en natuurlijk de naam van uw overleden vrouw bij. Helaas, tot nu toe is mij niet gebleken dat Claudia aan deze stap toe is. Ze heeft het een en ander ter kennisgeving aangenomen en haar reactie was gematigd. Dit is…’
‘Dus ze wil geen contact?’ onderbreek ik Theresa.
‘Tot nu toe heeft ze daar nog geen behoefte aan. Ze denkt dat het haar leven alleen maar ingewikkelder maakt. Ze heeft aan de heer en mevrouw Baumann goede en zorgzame ouders gehad. Dat is het enige wat telt volgens haar. Sorry meneer Hennes ik zou willen dat het anders was.’
Theresa Carboni zucht diep en ze kijkt op haar horloge.
‘Wil je het nog één kans geven?’ vraag ik.
‘Hoe had u zich dat voorgesteld?’
‘Wil je haar de naam van haar moeder noemen, Esther Christoff. Claudia zal zich Esther herinneren.’
Theresa fronst haar wenkbrauwen. Ze zegt dat ze het niet snapt. Ik leg haar de situatie uit en vertel haar van de documenten, die ik in het archief van Esther heb gevonden.
‘Dit is te morbide voor woorden meneer Hennes. Ongelofelijk…ik weet echt niet wat ik moet zeggen.’
Ze pakt de telefoon en vraagt haar secretaresse om haar volgende afspraak naar een half uur later te verzetten.
‘Meneer Hennes, ik weet niet goed wat ik hier mee aan moet om eerlijk te zijn. Mijn verstand zegt dat ik dit niet mag gebruiken om het contact tussen u en uw dochter te bewerkstelligen, want dat zou een te zware claim op de gevoelens van Claudia kunnen leggen. Aan de andere kant, vanuit mijn hart geredeneerd, kan ik het niet voor mij zelf verantwoorden deze informatie haar te onthouden. Ik vind dit verschrikkelijk moeilijk.’
De formele advocate is uit haar rol gevallen. Haar gevoel lijkt het te winnen van haar verstand. Haar koele strakke blik is verdwenen en ik zie de glinstering van emotie in haar ogen.
Ze zucht nog maar eens diep en ze probeert zich te hervinden. Ze kan zich blijkbaar een goed beeld vormen van de situatie. Het beeld van een zorgzame Esther samen met haar pupil Claudia, zonder dat beiden er weet van hebben dat ze moeder en dochter zijn.
‘Ik ga mijn best voor u doen meneer Hennes. Dit verandert de situatie wel. Ik vind dat u beiden een kans moet krijgen.’
Ze staat op en ze geeft me een hand. Voor het eerst voelt het als een handdruk van betrokkenheid.
Ik bedank haar en loop langs de balie waar het meisje me groet.
‘Dag meneer Hennes. Tot ziens.’
‘Tot ziens juffrouw,’ zeg ik bijna gedachteloos.
Het is bijna Pasen. De telefoon gaat over, het is Sarah. Ze zegt dat het goed met haar gaat. Ik vraag aan haar of ze samen met mij de paasdagen wil doorbrengen in Setalla. Ze reageert spontaan en zegt dat ze zich er op verheugd. Ze zegt dat ze zich nu echt Sarah Silverstein voelt, zus van Esther en Ruth. Ze is naar Amerika geweest en heeft daar het graf van Ruth bezocht. Ze heeft er bloemen neergelegd en heeft afscheid van haar zus genomen. Ze zegt dat het haar enorm heeft geholpen. Ze kijkt er naar uit om mij in haar armen te kunnen sluiten en om samen weer gezellig een glaasje te drinken. Om samen weer urenlang te praten. Samen gezellige dingen te doen. Ze vraagt naar Claudia en ik vertel haar dat ik bang ben dat ik haar nooit zal ontmoeten. Ze stelt me gerust. Ze zegt dat ze het gevoel heeft dat het goed komt. Sarah legt uit dat Esther haar heeft geholpen en dat ze mij ook zal helpen. Ik vind het allemaal wat zweverig klinken, maar ik zeg er maar niets over. Tenslotte belooft ze dat ze mij zo snel mogelijk laat weten wanneer ze komt. Daarna nemen we afscheid.
Ik kijk naar het schilderij van Esther. Het voelt goed.
In de middag zie ik op mijn email een berichtje van Sarah. Ze schrijft dat ze al de volgende dag op Malpensa aankomt. Om half drie. Ze vraagt of ik haar op wil komen halen. Ik verheug me er op.
Ik stuur een berichtje terug.
“Ik zal er zijn. Goh, wat maak je me blij Sarah,” schrijf ik. 
Ik krijg direct een antwoord terug waarin ze zegt dat ze hetzelfde gevoel heeft.
Ik sluit mijn laptop af en loop naar de keuken.
‘Maria, we hebben met Pasen een gast. Sarah komt morgen.’
Maria slaakt een kreet van verbazing.
‘Oh, meneer Jay, dat is goed nieuws. Wat fijn voor u. Ik raak er helemaal opgewonden van. Tjonge. Nou ik zal mijn best doen. Dit wordt een heel mooi paasfeest. Zeker weten.’
‘Dat denk ik ook Maria,’ zeg ik lachend als ik haar opwinding zie. Ze is oprecht blij voor me.
Ik loop terug naar de zitkamer. Ik blijf voor het schilderij van Esther staan.
‘Es, voor het eerst sinds lange tijd heb ik er weer zin in. Je zus komt naar ons toe. Jammer dat ik Claudia en onze kleinkinderen nog niet heb mogen ontmoeten. Het voelt allemaal zo raar Es. Ik houd nog steeds zo veel van je en dat zal ik altijd blijven doen.’
Ik kijk naar het schilderij en ik voel de emotie. De kunstenaar heeft Esther met de voor haar zo kenmerkende glimlach bijna perfect neergezet. Hij heeft me indertijd verteld dat Esther er veel waarde aan had gehecht dat ze zo zou worden afgebeeld. Maria komt de kamer binnen.
‘Er is telefoon voor u meneer Jay. Mevrouw Carboni…’ zegt ze.
Ik neem de telefoon van haar over. Mijn handen trillen.
‘Met Theresa, meneer Hennes. Ik heb iemand voor u… Iemand die graag iets tegen u wil zeggen. Heeft u een momentje?’ hoor ik haar zeggen.
‘Papa…?’ klinkt het aan de andere kant van de lijn.
Ik kijk naar het schilderij en zie de glimlach van Esther. Een glimlach, die mooier is dan ooit te voren.
  

 -Einde-

Speciale dank aan Josianne H. voor haar advies en opbouwende kritiek