Hoofdstuk 33
 
Het was laat geworden. De man van de bank had niet meer gebeld.
‘Zo zie je maar Jenny, van de collega’s moet je het hebben. Jij bent nu door hem in mijn armen gedreven. Je bent nu voor altijd mijn gijzelaarster.’
‘Vergeet dat maar rustig Robert Brown.’
‘Hebben jullie samen eigenlijk iets?’
‘Hoe bedoel je Liz?’
‘Niet zo flauw Robert, je weet best wat ik bedoel.’
‘Jenny?’ Robert keek haar vragend aan.
‘Ik vind hem wel aardig, dus dat is het punt niet. Maar ik heb begrepen dat hij zijn baan kwijt is, zich bezig houdt met ontvoeringen en sinds een paar minuten weet ik ook dat hij meedogenloos is en zelfs niet voor een dubbele moord terugdeinst. Dat allemaal bij elkaar opgeteld maakt het wel een beetje lastig. Van de andere kant…’
‘Ik snap het,’ antwoordde Liz. ‘Dat maakt het inderdaad niet gemakkelijk. Maar ik moet er bij zeggen dat hij heel goed voor Saskia en mij heeft gezorgd en dat valt dan weer in hem te prijzen.’
‘Zo zie je maar weer. Er is altijd wel iets positiefs te melden,’ zuchtte Jenny.’
‘En jij Robert? Hoe zit het met jou?’
‘Met mij?’
‘Ja, je heet toch Robert of vergis ik me?’
‘Nee hoor. Maar wat was je vraag eigenlijk?’
‘Of je iets met Jenny hebt. Of je iets voor haar voelt?’
‘Ik ben stapel op haar. Hoteldebotel, om het zo maar eens te zeggen.’
‘Vandaar dat ze hier is?’
‘Helemaal goed Liz. Zonder Jenny was ik er niet eens aan begonnen. Dus je mag haar wel dankbaar zijn.’
Liz keek Robert verbaasd aan, maar liet het er bij. ‘Laten we er daar nog maar een op nemen,’ zei ze.

Het was vrijdagmorgen en de firma Webber was al vroeg ter plekke geweest. Voor half acht waren de stoffelijke overschotten van Higgs en Burns al afgevoerd door de begrafenisondernemer. Robert had de nacht doorgebracht in kamer veertig ook al had hij zich niet prettig gevoeld bij de gedachte dat er twee lijken in de badkamer geparkeerd lagen. Rover vond het blijkbaar ook maar vreemd, want ook hij had zich regelmatig laten horen en was de gehele nacht onrustig geweest.
‘Zo Rovertje, ons avontuur is voorbij, maar ik laat je niet in de steek hoor. We zijn een goed duo en daar moeten we niets in willen veranderen. Dus vandaag ga je even uit logeren bij een kennis en daarna zien we elkaar weer gauw. Daar moet je mij in vertrouwen.’
De hond kwispelde en gaf Robert een flinke lik over zijn neus.

 

-138-


Nadat hij zich had aangekleed en Rover had uitgelaten ging Robert naar negenendertig. Liz was had zich al aangekleed en Saskia stond nog onder de douche. Jenny was de vorige avond met een taxi naar huis gegaan.
‘Zo dat was het dan. Ben je zo ver klaar? Ik bedoel, heb je alles?’
‘Alles Robert. Goh man ik zal je wel missen. Weet je al wat je gaat doen?’ Ik bedoel nadat je het geld hebt afgeleverd?’
‘Geen idee. Voorlopig kan ik even vooruit. Dan zie ik maar weer verder.’
‘En jij?’
‘Zoals ik al heb gezegd. Ann en ik hebben plannen om een hotelletje te beginnen in Zuid-Spanje. Lekker in de zon. We hebben de centen er voor.’
‘Als je maar gelukkig wordt, dan is het verder toch prima. Of niet soms?’
‘Zeker, zo is dat en daar ga ik dan ook voor. Vandaag nog even naar huis en even bijpraten. Daarna ga ik zogenaamd op vakantie, om vervolgens nooit meer terug te keren.’
De mobiele telefoon van Liz ging.
‘Juist, ja. Oké, ik zal het hem zeggen. Nee, dat zal geen probleem zijn. Is goed. Wel voor half negen. Oké, dan zijn we om tien uur bij je. Tot straks.’
Liz legde haar mobiel op het bed.
Kootje stuurt twee anderen die het ritje naar Zwitserland gaan doen. Hij vroeg of jij dat niet vervelend vond. Ik heb maar gezegd dat dat geen probleem voor je is. Dat is toch zo?’
‘Liz, je kent me. Mooi, dat ik daar vanaf ben. Kan ik nu eindelijk weer eens verder met mijn eigen leven.
Hoe laat halen ze die tassen op?’
‘Ze kunnen er elk moment zijn.’

Even voor half negen stonden twee mannen voor de deur van kamer veertig.  Ze hadden de acht tassen met het drukwerk zorgvuldig in een zwarte BMW geladen. Daarna waren ze zonder al te veel woorden te wisselen vertrokken.
Robert had zijn kamer gefatsoeneerd en zijn spullen bij elkaar gepakt in de kleine zwarte koffer. Daarna was hij naar de receptie gegaan en had om de rekening gevraagd.
‘Alles is al afgerekend meneer Brown. Alleen het reinigen van de vloerbedekking op veertig moeten wij u helaas in rekening brengen.’
‘Reinigen?’
‘Hondenpies. Je blijft het ruiken als je het niet adequaat behandeld.’
‘Ja, ja. Hoeveel?’
‘Honderdeenentwintig, inclusief btw.’
‘Dat is geen kattenpis’
‘Nee meneer. Dat was het ook niet.’
Robert schoot in zijn lach.
‘Hier heb je honderd vijftig en drink er maar een van mij.’
‘Dank u wel meneer Brown. Eh, die tape en dat flesje heb ik maar weg laten gooien. Ik dacht dat u dat wel niet meer nodig zou hebben.’
‘Nee hoor. Heel goed van u. Bedankt en wacht… hier heb je nog wat extra’s. Ga eens lekker uit eten met je vrouw, vriendin of vriend. En nogmaals bedankt.’
‘Graag gedaan meneer Brown. We vinden het belangrijk dat onze gasten met een tevreden gevoel vertrekken.’
‘Dat heb ik zeker… een zeer tevreden gevoel en tot ziens.’

 

 

-139-