Hoofdstuk 31

 

Om klokslag acht uur meldden de twee nepagenten zich bij de kamer van Robert.
‘Heren, wat een verrassing om u beiden weer eens te zien.’
‘Heer Brown, de missie van vandaag is vanuit onze beroepsethiek gezien misschien wat ongebruikelijk, maar goed we hoeven u verder niets meer uit te leggen, u bent helemaal op de hoogte, tenminste dat heb ik zo begrepen. Laten we ons eerst maar eens fatsoenlijk voorstellen. Frank Burns en dit hier is mijn collega Jeff Higgs. Higgs en Burns, medewerkers bewaking van de New Daily Express. Maar ook dat is u al verteld door mevrouw Thompson als het goed is. Kortom we kunnen aan het werk. Ik heb hier nog een paar spulletjes bij me. Daarmee gaan wij u ander uiterlijk geven, zodat het signalement dat de twee bankmedewerkers onherroepelijk aan de politie zullen geven in elk geval niet strookt met de werkelijkheid.’
‘Dus niks Jacko’s of Jack Jones… Jack Russell of hoe dan ook. Jullie zijn al net zo slecht als Liz Thompson.’
Frank de kleinste, lachte.
‘Ja meneer Brown, zo gaat het soms. De dingen lijken zo anders als dat ze in werkelijkheid zijn. U moet zich na dit avontuur maar weer gewoon op het rechte pad begeven, dat is wel net zo verstandig. Ik geloof niet dat u in de wieg bent gelegd voor dit soort min of meer ingewikkelde activiteiten.’
‘U heeft gelijk, ik blijf vanaf morgen alleen nog maar op het rechte pad. Dit was eens… maar nooit meer.’
‘Gelijk heeft u meneer Brown.’
Frank Burns opende een kleine koffer en een klein kwartier later had Robert meer weg van een Zuid-Amerikaanse juntaleider dan van een ex-medewerker van Slegde en Sons.
‘Jeff, wil je mij nog even een plezier doen en Rover een plasje laten doen. Dat ben ik in de opwinding helemaal vergeten.’
‘Geen probleem meneer Brown. Kom maar Rover.’
De hond liep gewillig naar Jeff Higgs en ze gingen samen de kamer uit.
Robert pakte een handdoek van het bed.
‘Moet je eens kijken wat ze hier schrijven over de politie Frank. Het is toch wat?’ en hij wees op het openliggende tijdschrift dat op tafel lag.
Frank Burns boog zich voorover en Robert drukte de handdoek vol met chloroform onder de neus van Frank. Even later zakte deze in elkaar. Robert ving hem op en sleepte hem naar de badkamer.
Zijn hart ging tekeer en hij wist dat hij haast moest maken. Behendig draaide hij tape om de handen en armen van Burns. Vervolgens stopte hij een prop watten in de mond van Burns en plakte er nog een stuk tape overheen. Robert wikkelde vervolgens tape om de enkels van zijn slachtoffer en legde hem daarna zorgvuldig achter het douchegordijn. Het paste eigenlijk net niet, maar Robert liet het erbij. De voeten van Frank Burns kwamen al was het maar een klein stukje, onder het douchegordijn vandaan. Robert keek nog even naar het roerloze lichaam.
‘Je gaat het toch wel overleven…? Tenminste dat mag ik hopen,’ zei hij hardop.
Hij schrok toen hij kamerdeur hoorde. Rover en Jeff Higgs waren de kamer binnen gekomen.
‘Zo zijn jullie er al? En heeft hij alles gedaan?’ vroeg Robert zo ontspannen mogelijk, hoewel de adrenaline door zijn lijf gierde en hij het zweet over zijn rug voelde lopen.
‘Alleen geplast.’ Jeff haalde zijn neus op. ‘Raar luchtje.
‘Nieuw merk deodorant.’
 ‘Waar is eigenlijk mijn collega?’
‘Moest nog even naar de buren. Hij wilde nog even iets vragen. Hij zal er zo wel zijn,’ antwoordde Robert droog.

 

-131-


‘Oké. Hoe lang hebben we nog? ‘
‘Een klein kwartier.’
‘Heb je trouwens dat stukje over de politie gelezen? Moet je eens kijken wat ze hier schrijven,’ zei Robert tegen Jeff Higgs.
Robert wees op de tafel, waar nog steeds het tijdschrift open lag.
‘Het lijkt me nou niet het juiste moment…’
‘Lees nou maar, het zal je echt interesseren,’ zei Robert ongeduldig.
Schoorvoetend liep Higgs naar de tafel. Hij had er zichtbaar niet veel zin in en hij boog zich dan ook tergend langzaam voorover. Voordat hij het wist kreeg ook hij de handdoek met chloroform onder zijn neus gedrukt. Robert pakte de tape en de watten en Higgs onderging dezelfde behandeling als zijn collega. Rover keek gelaten maar wel vol belangstelling naar de verrichtingen van Robert. Even later lagen de beide pseudo-agenten gebroederlijk zij aan zij in de badkamer.
‘En nu maar hopen dat dit spul even blijft werken Rover.’
Rover blafte alsof hij het ermee eens was.

Robert had op het laatste moment alle plannen overboord gegooid. Het flesje chloroform was voor hem de aanleiding geweest voor deze totaal andere aanpak. Hij was nu alleen met Rover en als dat zo zou blijven dan was het dus ook niet nodig om de tassen te verwisselen tijdens de overdracht. Zijn oorspronkelijke plan had hij uiteindelijk ook te risicovol gevonden en tijdens de oefeningen met Rover was hij uiteindelijk tot de conclusie gekomen dat het toch allemaal anders moest. Met zijn nieuwe plan was hij van niemand of niets meer afhankelijk. Hij had tijd genoeg. Hij moest nog wel een goed verhaal bedenken voor als de twee mannen in de badkamer weer bij kennis zouden komen, al duurde dat nog wel een half uur tot drie kwartier en minstens een vol uur voordat ze helemaal weer fris en helder van geest zouden zijn. Geduldig wachtte hij op de komst van de mensen van de bank.
Om exact negen uur negen werd er op de deur geklopt.
Robert maakte open.
‘Mooi op tijd meneer… mevrouw. Komt u binnen.’ Robert had zijn stem zo verdraaid,  dat hij als een slechte acteur uit de een of andere goedkope pornofilm klonk.
‘Zullen we eerst even de tassen met het geld ophalen? Ze staan nog in de auto,’ zei de man in het zwarte maatpak.
‘Prima, gaat het allemaal lukken?’ vroeg Robert, die niet uit zijn rol viel.
‘Jawel hoor meneer,’ zei Jenny die door de bankdirectie was aangewezen als een van de twee begeleiders van het losgeld.
Robert knipoogde naar haar. Ze fronste haar wenkbrauwen en het leek wel of ze Robert niet herkende. De vermomming was blijkbaar zeer geslaagd en het verdraaide stemgeluid bracht haar aan het twijfelen.
‘Prima dat u zo mooi op tijd bent. Ik mag aannemen dat alles klopt?’ zei Robert.
‘Zeker meneer. Het door u gewenste bedrag is in ponden en euro’s gelijkelijk verdeeld over deze acht tassen,’ zei de man op vriendelijke maar formele toon.
‘Dat is mooi. Maar ik wil wel graag even zien wat er in zit. Voor hetzelfde geld zit er waardeloos krantenpapier in, om maar even in de sfeer te blijven.’
‘Helaas meneer, ik heb de code niet. U moet het van ons aannemen. Volgens mijn instructies wordt de code u over een aantal uren doorgebeld, nog voordat u mevrouw in vrijheid gaat stellen. Ik raad u aan om niet proberen de tassen ondertussen te openen. Zonder de goede code zal dat namelijk niet gaan lukken, ze zijn beveiligd. Dus u zult echt moeten wachten op het telefoontje van meneer Thompson,’ zei de man van de bank.
‘Nou, dan moet dat maar. Dus hiermee is het klaar?’
‘Wat ons betreft wel meneer.’
‘Weet u meneer van de bank, ik vind het eigenlijk toch een beter idee om uw partner even in gijzeling te houden totdat ik er zeker van ben dat er niets mis gaat. Daar zult u toch geen bezwaar tegen hebben?’
‘Meneer, dat is niet volgens afspraak.’
‘Er is volgens mij  afgesproken dat we de inhoud van de tassen konden controleren.’
‘Dat is mij niet bekend meneer.’
‘Meneer van de bank, ik beloof u dat mevrouw absoluut niets zal overkomen, als iedereen zich aan de afspraken houdt.’
De man spartelde nog wat tegen.

 

-132-


‘Het is goed Henry. Ga nou maar, ik red me wel,’ stelde Jenny hem gerust.
‘Weet je het zeker Jenny? Ik heb hier toch wel moeite mee,’ zei de medewerker van de bank bezorgd. ‘Zal ik jouw plaats innemen?’
‘Dat zal niet gaan,’ zei Robert. ‘Ik… ik uh geef de voorkeur aan mevrouw hier. Nogmaals meneer, ik kan u de zekerheid geven dat indien alle afspraken worden nagekomen, mevrouw hier geen enkel gevaar loopt. Daar sta ik persoonlijk voor in.’
De man keek naar Robert.
‘Uw snor laat los meneer,’ merkte hij gortdroog op.
Jenny keek naar Robert en ze had grote moeite om haar lach te onderdrukken.
‘Zenuwen Henry…’ zei ze en de man van de bank zei dat hij dat kon begrijpen.
‘Nou, dan ga ik maar. Ik heb niet veel keuze lijkt me.’
‘Nee, maar nogmaals…’
‘Ja, dat heeft u me al toegezegd,’ was de vinnige reactie van de man, die met grote passen naar de deur liep. Even later waren ze alleen. Robert en Jenny.
Robert deed de deur op slot en veegde de zweetdruppels van zijn voorhoofd.
‘Hoi lieverd, alles goed met je? Tjonge wat ben ik blij dat we dit gehad hebben.’ Robert gaf nadat hij eerst de loshangende snor had verwijderd Jenny een stevige kus.
‘Ja hoor, alles loopt zoals het moet. Nou eerst maar even vlug aan het werk. Colin staat even verder op met de auto. Dus eerst maar even vlug de tassen brengen.’
‘Kijk eerst even of die collega van jou al weg is?’
Jenny keek voorzichtig door het spleetje in de gordijnen. ‘Hij rijdt net weg.’
‘Je moet er eentje laten staan Jenny, dat is volgens afspraak.’
‘Oké geen probleem. O ja, natuurlijk. Dat is de tas voor mevrouw, is het niet?’
‘Ja, afspraak is afspraak.’
‘Waar staan de tassen met het drukwerk?’
‘Onder tafel.’
‘Zal ik die zo meteen ook maar even wisselen, dan is dat ook klaar,’ stelde Jenny voor.
‘Eerst maar even onze buit in veiligheid brengen, daarna zien we wel verder. We hebben tijd genoeg.’
Voorzichtig en zo stil mogelijk brachten Jenny en Robert de tassen met het geld naar de auto van Colin. Nadat ze de zeven tassen hadden ingeladen namen ze afscheid van Colin.
‘Ik ga nog even sleutelen en daarna kan ik veilig en wel naar het continent. De auto is zo goed als klaar, helemaal geprepareerd voor een veilig, maar vooral ook geheim transport.’
‘Wanneer vertrek je?’
‘Morgenvroeg, om een uur of elf. Tijd genoeg dus.’
‘Ben je dan wel voorzichtig met het meest waardevolle stuk?’
‘Ik neem aan dat je mijn zus bedoeld?’
‘Wat dacht je dan?’ antwoordde Robert met een lach.
‘Nou, dan ga ik nu maar,’ zei Colin, die Jenny nog vlug een kus op haar wang gaf.
‘Wees voorzichtig broertje en tot straks,’ fluisterde Jenny.
Colin sloot de achterklep van de auto en stapte in.
‘Ze moeten de code nog doorgeven. Aan wie gaan ze dat doen?’ vroeg Jenny aan Robert.
‘Verrek, dat vergat ik je steeds te zeggen. Thompson heeft de code al doorgegeven. Wat stom van me.’

 

-133-


‘Robert, mag ik vragen wat de code is?’
‘Drie maal twee en dan een zes.’
‘Zullen we niet even een tas proberen, nu kan het nog?’
‘En als het dan niet klopt?’
‘Dan zijn we een miljoen armer. Er zit een soort verfbeveiliging op. Als de verkeerde code wordt gebruikt gaat na de tweede keer het verfpatroon open. Daarmee is het geld dan compleet onbruikbaar.’
‘Dus we hebben twee kansen?’
‘Ja, dus als jouw code niet klopt weet je ook meteen dat jullie worden gepiepeld door Thompson.’
‘Hoeveel tijd hebben we nog?’
‘Niet veel Robert.’
‘Oké… Uh Colin, ga nou maar. We redden ons wel. We proberen het wel uit op die andere tas. De tas voor Liz,’ fluisterde Robert.
‘Uh?’
‘Ja, we hebben er nog een. Voor mevrouw Liz Thompson, voor haar spaarpotje.’
‘Oké, nou het zal wel. Succes Robert en jij natuurlijk ook alle succes toegewenst zusje. Hé Robert wel goed op haar letten,’ gaf Colin hem nog mee, daarna startte hij de auto en reed hij langzaam en bijna geruisloos weg.
‘Nog even de acht tassen met drukwerk klaarzetten Jenny en dan kunnen we naar onze buurtjes,’
‘Acht?’
‘Tja Charles Thompson rekent op acht volle tassen, en geen een minder.’
‘Natuurlijk, wat stom van me,’ giechelde Jenny.