Hoofdstuk 27


Robert was vroeg in de middag naar Webber & Sons gegaan. Hij was er met open armen ontvangen en dat had hem wel verbaasd al kon zich wel voorstellen dat men blij met hem was ook al omdat hij alle kosten voor zijn rekening had genomen. De kosten van de crematie en het verblijf in de koelcel respectievelijk vriescel van de begrafenisondernemer. Maar zoveel uitbundigheid had hij niet verwacht. De man waar hij de vorige keer mee had gesproken was er niet.
‘Helaas meneer Brown, mijn broer Harold kon jammer genoeg niet aanwezig zijn. Hij moest dringend weg. Zo gaat dat nou eenmaal in onze sector. Het definitieve heengaan laat zich moeilijk plannen. Soms zouden wij ook wel graag zien dat er even wat meer spreiding zou zijn, maar ha, ha u begrijpt natuurlijk ook wel dat dit maar een grapje is. Mijn naam is overigens Harry. Aangenaam Harry Webber,’ en hij stak zijn hand uit.
‘Zeker, ha,ha,’ was de reactie van Robert, die meneer Harry Webber maar een rare vogel vond.
‘Maar goed, u had gebeld. Wat kunnen we nog voor u doen?’
‘Nou allereerst, zijn de mensen van de verzekering al geweest?’
‘Vanochtend al vroeg, meneer Brown. Alles is prima verlopen. Ik had gelukkig nog een hartstilstandje liggen. Gisteren toevallig binnengekregen. Ha, zo noemen we dat. Enfin, de heren waren tevreden en zijn rond tienen weer weggegaan, dus daar hoeft u zich geen zorgen meer over te maken. Nu kunnen we de afhandeling van meneer Steeple zonder enig voorbehoud tot een goed einde brengen. Het wordt toch het crematorium of vergis ik me?’
‘Zeker meneer Webber, het wordt het crematorium. Had ik u nou gisteren aan de lijn?’
‘Nee, mijn broer.’
‘Uw broer vertelde me gisteren dat mevrouw Steeple nog in de zaak is geweest.’
‘Dat klopt. Er moesten nog een paar formaliteiten worden ingevuld. Zo hoort het nou eenmaal.’
‘Heeft u toevallig haar adres?’
‘Dan moet ik even voor u kijken. Het staat ongetwijfeld ergens vermeld op de correspondentie  van de verzekering.’
Harry Webber pakte een ordner van het oude bureau dat achter in de winkel stond.
‘Eens even kijken,’ mompelde hij bijna onhoorbaar. ‘Steeple… eh hier heb ik het. Mevrouw had een kopie van de polis meegebracht. Nou, dat was wat ons betreft niet nodig geweest. Maar goed, ze dacht dat we die nodig hadden. De polis dan, bedoel ik. Even kijken, hier staat het. Op de enveloppe… Old Hill Road 4. Dat is niet eens zo heel ver hier vandaan.’

 

-115-


Robert had van de gelegenheid gebruik gemaakt om naar het verzekerde bedrag te kijken. Hij had gezien dat Ramondo voor zevenhonderdvijftig duizend pond was verzekerend. Dat was blijkbaar de uitkering bij zijn overlijden. Een andere dekking had hij niet gezien. Ook had hij gezien dat de polis was opgemaakt aan toonder, wat hij op zich wel heel erg vreemd vond.
‘Zou ik een kopietje van die polis mogen hebben meneer Webber? U zou me daar een grote dienst mee bewijzen.’
‘Dat is niet zo gebruikelijk meneer Brown.’
‘Dat realiseer ik me. Maar ik heb inmiddels al zoveel kosten gemaakt, dat ik dit met de bezitter van de originele polis toch even wil kortsluiten. Dat zult u neem ik aan wel kunnen begrijpen.’
‘Uh ja natuurlijk begrijp ik dat. Ik neem uiteraard aan dat u mevrouw Steeple bedoeld?
‘Natuurlijk meneer Webber, wie anders?’
‘Nou ja, ik denk dat dit geen problemen zal geven. Heeft u nog een momentje, dan maak ik even een fotokopie.’
Even later kwam Harry Webber terug uit zijn kantoortje met in zijn hand een enveloppe.
‘Alstublieft meneer Brown. Uiteraard verwacht ik wel uw volledige discretie betreffende deze informatie.’
‘Natuurlijk meneer Webber. U heeft mijn woord.’
Nadat Robert nog een paar zaken voor de op handen zijnde crematie van Ramondo had geregeld en hij eigenlijk op het punt stond om weg te gaan, kreeg hij een inval.
‘Meneer Webber, misschien is het wel een wat vreemde vraag, maar heeft u een bewakingscamera in de zaak?’
‘Dat is inderdaad een rare vraag. Maar goed, om u antwoord te geven, we hebben er meerdere.
In totaal vier. Het kan tegenwoordig helaas niet meer anders. Voorschrift van de verzekering. U moest eens weten wat die mensen tegenwoordig allemaal van een ondernemer eisen. Ik zal u vertellen…’
‘Mag dat een ander keertje meneer Webber. Weet u, u zou me een groot plezier doen als ik even op de beelden zou mogen zien hoe mevrouw Steeple er uit ziet. Ik heb haar namelijk nog nooit ontmoet en het zou wel heel erg dom zijn als ik de verkeerde mevrouw zou condoleren met het verlies van haar man.’
Harry Webber twijfelde een moment en keek naar Robert. Daarna keek hij wat schichtig om zich heen. Het leek wel of dat hij bang was dat er iemand meeluisterde.
‘Als u mij plechtig beloofd dit tegen niemand te vertellen, want het is natuurlijk heel erg ongebruikelijk dat we onze bewakingsbeelden aan derden laten zien. Maar goed, ik vertrouw op uw integriteit en discretie. Loopt u maar even mee.’
Harry Webber schoof zijn bureaula open en haalde er een vergeeld schriftje uit.
‘Het klinkt misschien een beetje vreemd, maar ik houd van iedere klant het tijdstip van aankomst en vertrek bij in dit register. Dat doe ik sinds ik samen met mijn broer de zaak van mijn vader heb overgenomen.
‘Even kijken… om dertien uur vijfendertig kwam ze binnen en… om veertien uur drie is ze weer vertrokken.’
‘U houdt het echt heel erg precies bij zo ze zien.’
‘Ja, anders heeft het ook niet zoveel zin. Het geeft niet veel voldoening als het maar een beetje met de natte vinger gaat.’
‘U zegt het.’
‘Eens kijken op de teller van de camera.  Datum… tijd… Zo nu moeten we even wachten tot hij het gevonden heeft. Momentje… ik moet even een telefoontje plegen,’ en Harry Webber keek op zijn horloge.
‘Sorry, meneer Brown, maar de zaken gaan gewoon door,’ verontschuldigde hij zich.
‘Natuurlijk geen probleem meneer Webber. Natuurlijk wacht ik wel even.’
Harry Webber  liep de winkel uit en sloot de deur achter zich. En klein kwartier later kwam hij terug.
‘Nogmaals sorry meneer Brown. Het was een ingewikkelde opdracht. Wat mensen al niet verzinnen. Eens kijken, waar waren we gebleven? O ja, ik zou met u de beelden van onze camera’s even doornemen. Sorry, ik was er even niet helemaal bij. ‘
Hij drukte op allerlei knopjes en de beelden flitsten voorbij. Als er beelden van Rose waren dan was zij in elk geval nog springlevend. In het andere geval vroeg Robert zich af wie het dan kon zijn geweest, wie dan de mevrouw Steeple was die gisteren de winkel van Webber had bezocht.
‘Daar is ze,’ zei Harry Webber triomfantelijk. ‘Dit is echt een geweldig systeem. Ik heb het een jaar of vier geleden zelf aangeschaft. Mijn broer Harold vond het maar niks. Maar nu zie je maar weer.’
‘Zeker meneer Webber. Fijn dat u het indertijd hebt aangeschaft, daar hebben we nu plezier van.’

 

-116


Robert boog zich naar het beeldschermpje waarop de beelden stonden.
Het was voor hem onmiskenbaar de Rose Steeple die hij bij Motel Dexter had gezien. Dezelfde Rose die Rover had gebracht en zo innig afscheid had genomen van Ramondo.
‘U kunt hier iets mee meneer Brown?’
‘Meneer Webber, u heeft mij enorm geholpen. Mocht ik eventueel mogelijkheden of kansen zien om extra klandizie voor uw firma te werven, dan zal ik dat zeker doen.’
‘Dat zou mooi zijn meneer Brown. U weet ons te vinden.’
‘Natuurlijk en tot ziens. Ik ga er van uit dat u meneer Ramondo een mooi afscheid gunt, zeker voor dat geld.’
‘Natuurlijk meneer Brown. U kunt op ons rekenen.’
Toen Robert buiten stond moest hij even diep ademen.
‘Dus die Rose Steeple is in ieder geval nog springlevend. Nou eerst maar eens naar Old Hill Road.’


Harry Webber had gelijk. Old Hill Road was nauwelijks een kwartiertje lopen. Het waren wat oudere appartementen, maar ze zagen er nog vrij netjes en onderhouden uit.
‘Nummer vier, was het toch?’ mompelde Robert.
Hij keek nog maar even op het kattenbelletje waarop Harry Webber vluchtig het adres had gekrabbeld.
‘Wie is daar?’ hoorde hij toen hij tweemaal op de bel had gedrukt.
‘Peterson, van de verzekering van uw man. Ik wil graag de zaak met u afronden.’
‘Ik zal voor u open doen,’ hoorde hij door de intercom.
‘Dank u wel.’
Robert deed de deur open en liep de trap op. Nummer vier was op de eerste verdieping. Op de begane grond waren alleen maar bergruimtes, daarboven bevonden zich drie etages met appartementen.
‘Ze heeft in ieder geval niet de stem van de Rose die ik aan de telefoon heb gehad,’ mompelde Robert. ‘Tenminste ik geloof het niet.’
Even later stond hij voor de deur van nummer vier. Hij had de trap genomen omdat appartement zich op de eerste etage bevond. De deur stond open met in de deuropening de vrouw die Rover had gebracht. Dit was de vrouw die zich dus blijkbaar uitgaf als Rose Steeple. Ze was met zekerheid de Rose Steeple die hij eerder gezien had bij Motel Dexter. Al was het dan ook maar even geweest, er was geen twijfel mogelijk.
‘Dag mevrouw Steeple, ik ben blij dat ik u thuis aantref,’ zei hij toen hij de voordeur binnenging.
 ‘Of is het misschien toch een dubbelgangster of een tweelingzus?’ flitste door zijn gedachten.
‘Is er iets meneer Peterson?’
‘Nee, hoor. Allereerst mijn condoleances mevrouw… uh maar ik bedacht net dat ik mijn papieren in de auto heb laten liggen. Maar gelukkig heb ik een kopie van de polis in mijn binnenzak. Daar kunnen we het wel even mee doen.’
Robert was trots op zijn vindingrijkheid, trots op zijn improvisatietalent.
‘Zullen we in de achterkamer aan de eettafel gaan zitten of…’
‘Ja hoor, dat is prima. Wat woont u hier leuk. Woont u hier al lang?
‘Zeker al vijftien jaar. Eigenlijk zolang Ramondo en ik getrouwd zijn. Ramondo is de artiestennaam van mijn overleden man, maar dat weet u natuurlijk al.’
‘Zeker mevrouw Steeple. Natuurlijk.’
‘Wilt u een kopje thee?’
‘Een glaasje water is prima, als ik u niet ontrief.’
‘Een momentje, dan zal ik dat even voor u halen,’ zei ze.
Terwijl mevrouw Steeple naar de keuken was keek Robert om zich heen.’

 

-117-


Op de schoorsteenmantel stond een foto van een man en een vrouw. Hij herkende geen van beiden.
Het leek een wat oudere foto.
‘’Familie?’ vroeg hij aan mevrouw Steeple  toen ze het glas water voor hem neerzette.
‘Mijn jongste zus en mijn zwager. Die foto is alweer van even geleden. Mijn zus is jong gestorven. Ze was net dertig. Hij is nooit meer hertrouwd. Hij heeft zich na haar overlijden volledig op zijn werk gestort. Eerst bij de recherche en later heeft hij zijn eigen de bewakingsbedrijfje opgericht. Hij werkt onder andere voor de New Daily, u kent ze vast wel, die grote krant. Ik heb hem nauwelijks nog gezien. En ik heb ook nog een tweelingzus Ann, maar die zie ik ook nooit, nou ja bijna nooit. Ze schijnt de laatste tijd nog wel eens in het gezelschap van Ramondo te zijn gesignaleerd. Mij doet het niet zoveel meer. We zijn op papier nog steeds getrouwd maar dat is dan ook alles. Ramondo was niet gemakkelijk. Zeker niet sinds zijn ongeluk. Hij heeft zijn rechterarm verloren tijdens een van zijn optredens. Maar ja, dat soort werk is niet te verzekeren, maar dat weet u beter dan ik. Dus daarna kwam er niet veel meer in kas.’
Mevrouw Steeple zweeg en het leek of ze het er even moeilijk mee had. Robert voelde iets van medelijden met haar.
‘We mochten elkaar niet zo, mijn zus en ik,’ ging ze verder. ‘Maar ja, mijn zus verkeerde ook in heel andere kringen dan wij. Ze was goed bevriend met de notabelen hier in de stad. Je kunt wel zeggen dat ze er kind aan huis was.’
‘Dus u bent er eentje van een tweeling?’
‘Ja een eeneiige nog wel, maar we zijn echt heel verschillend.’
Robert knikte alsof hij het begrepen had.
‘Ik ken de Thompsons, van de krant. Weet u of ze daar ook wel eens te gast was?’ ging hij verder.
‘Meneer Stevenson… mevrouw Thompson is haar hartsvriendin.’
‘Peterson mevrouw, geen Stevenson…’
‘Sorry meneer Peterson, ik dacht…’
‘Het is goed zo mevrouw Steeple, maakt u zich maar geen zorgen. Een mens kan zich vergissen,’ antwoordde Robert met een uitgestreken gezicht.
Robert snapte er niets meer van. Hij probeerde voor zichzelf het een en ander op een rij te zetten.
Deze mevrouw Steeple leek in elk geval op de Rose Steeple die Rover had gebracht, maar zo als het nu leek kon zij het niet zijn geweest. Ten minste dat was zijn conclusie na het aanhoren van haar verhaal. Daar was hij nu wel zeker van. Of zij wel degene was die hem gebeld had kon hij niet zeggen. Hij herkende haar stem in elk geval niet. Het leek er op dat de Rose Steeple bij Motel Dexter niet Rose was maar Ann, die naast het afleveren van de hond ook nog terug was gekeerd naar het motel om daar vervolgens rare dingen met Ramondo te doen, zelfs zo raar dat hij er in gebleven was. Althans zo leek het te zijn gegaan. En dan was daar ook nog het verhaal van de mevrouw Steeple, die een eind aan haar leven had gemaakt. Dat zou dus Ann moeten zijn, tenminste als het allemaal was wat het nu leek te zijn. Hij probeerde alles nog maar eens op een rij te zetten. Maar een ding was helder, de Rose Steeple die Rover naar Motel Dexter had gebracht kon in elk geval nooit de vrouw zijn geweest die nu tegenover hem zat. 
‘Meneer Peterson…?’
‘Sorry mevrouw Steeple, ik was even met mijn gedachten elders. Uh, ik heb begrepen dat u en u man niet meer samenleefden om het zo maar eens te zeggen.’
Ze zuchtte.
‘Soms wel en soms niet. Maar dat heeft toch geen gevolgen voor de verzekering?’ Er klonk een zekere ongerustheid in haar stem.
‘Nee hoor. U bent nog steeds getrouwd en bovendien is de polis opgemaakt aan toonder. En u bent nu in het bezit van de polis. Wel voorzichtig mee zijn hoor. Je kunt nooit weten.’
‘Nou gelukkig maar. Maar om antwoord te geven op uw vraag, soms ging het weer maanden goed en dan was het plotseling weer zo moeilijk met hem. Hij was om het zo maar eens te zeggen nogal veeleisend aangaande onze intieme relatie, als u voelt wat ik bedoel. Ik kon daar niet zo goed in mee gaan. Regelmatig was hij weken weg. Hij had regelmatig relaties, die daar blijkbaar wel van gediend waren. Als hij het daar weer even zat was kwam hij weer bij mij terug. Ik hield van hem meneer en liefde maakt soms blind.’
Robert had met haar te doen. Hij zag dat er een traan over haar wang liep.
‘Tja, en dan krijgt hij tijdens zijn werk een ongeluk. Nou ja een hartstilstand. Hij was al weer weken bij me weg. Misschien als hij hier bij mij was gebleven dat het allemaal anders zou zijn gelopen.’
‘Dat mag u zich niet aanrekenen mevrouw. Dit soort werkzaamheden is niet zonder risico. De dingen gaan soms zoals ze gaan, daar heeft niets of niemand invloed op. Tenminste meestal,’ voegde Robert er nog aan toe.

 

-118-


‘Meneer Peterson, ik had nooit kunnen denken dat ondanks alles ik die man zo verschrikkelijk mis. Ik kan het u bijna niet uitleggen.’
‘Ik begrijpt het mevrouw. Maar hij laat u in ieder geval een aanzienlijk bedrag na. Daarmee heeft u de komende tijd toch iets meer te besteden dan voorheen. Dat is in elk geval nog iets.’ Het klonk wat raar.
‘Dat wel, maar verder is er ook niet veel meer meneer Peterson. We waren niet van die spaarders. Ramondo al helemaal niet. Kunt u al zeggen wanneer het geld op mijn rekening wordt gestort?’
‘Helaas mevrouw kan ik dat niet op de datum af nauwkeurig zeggen. Dat handelen de mensen op kantoor af.’
Robert voelde zich wel een beetje bezwaard om mevrouw Steeple iets te beloven waar hij helemaal geen invloed op had. Sterker hij wist niet eens of de verzekeringsmaatschappij wel tot het uitkeren van het geld zou overgaan.
‘Ik heb nog een klein vraagje mevrouw en dan zal ik u niet langer ophouden.’
‘Geen probleem meneer Peterson, ik vind het altijd fijn als mensen me komen opzoeken. Zelf ga ik er niet zo veel op uit. Maar goed, wat wilde u vragen?’
‘Heeft u de vrouwen met wie uw man eh die dingen deed wel eens ontmoet of gezien?’
‘Nee en dat is maar goed ook.’
‘Mag ik u vragen lijken u en uw zus qua uiterlijk heel veel op elkaar?’
Rose Steeple keek Robert vragend aan.
‘Meneer Peterson, zelfs onze ouders konden ons soms al niet uit elkaar houden, laat staan vreemden. Maar qua karakter zijn we zo anders. Daaraan zou je niet zeggen dat we tweelingen zijn. Maar vanwaar deze vraag?’
Robert negeerde haar vraag volkomen.
‘Hoe goed kende meneer Ramondo uw zus Ann eigenlijk?’ vroeg  Robert.
Rose Steeple vond dit blijkbaar een hele rare vraag.
‘Ze ging blijkbaar met hem om en bovendien was hij haar zwager,’ reageerde ze vol verbazing en ze gaf een uitgebreide beschrijving over de gang van zaken binnen de familie.
‘Hadden u en uw man eigenlijk een hond?’
Mevrouw Steeple keek hem vol van verbazing aan.
‘Een hond?’
‘Een beetje een zwerverstype…’
‘Nee hoor, ik ben er allergisch voor. Net zo goed als ik niet tegen katten en vogels kan. Dat is weer zo’n verschil tussen mijn zus en mij. Ze heeft daar geen last van.’
Nu was het voor Robert volstrekt duidelijk dat deze mevrouw Steeple niet de dame was die bij Motel Dexter was geweest. Dat was in elk geval iets.
‘Nou mevrouw Steeple, veel sterkte en bedankt voor de informatie. Gaat u nog naar de crematie?’
‘Natuurlijk. Ik ben gisteren nog bij de firma Webber langs geweest. Hij zou het allemaal in orde maken. Daarom is het ook wel belangrijk dat uw bedrijf het geldbedrag snel overmaakt. U heeft geen idee wat het allemaal kost zo’n crematie. Ze vragen maar wat.’
‘Ik zou me daar maar geen zorgen over maken.’
‘U heeft gemakkelijk praten meneer Peterson, maar meneer Webber wil volgende week al het geld op de rekening bijgeschreven hebben.’
Robert fronste zijn wenkbrauwen.
‘Zouden de gebroeders Webber zo’n stelletje ratten zijn dat ze zowel mevrouw Steeple als hem een poot uit wilde draaien met de verrassing van de kleine Ramondo?’ vroeg hij zich af.
Robert stond op en schudde de hand van blijkbaar de enige echte Rose Steeple.
‘Nou nogmaals mevrouw heel veel sterkte.’
‘Heeft u misschien een kaartje voor mij?’
‘Ach, dat ligt ook in de auto. Ik zal het even voor u pakken. Dan breng ik het zo wel even naar boven.’

 

-119-


‘Nee, dat is nou ook niet nodig. Doe maar geen moeite, het is zo wel goed.’
Toen Robert weer in zijn auto zat was hij eigenlijk wel blij dat hij dit had uitgezocht. Hij was voor zijn gevoel weer wat wijzer geworden. Het leek er op dat de tweelingzus van Rose een belangrijke bijdrage had geleverd aan het verkorten van het leven van Ramondo. Ann had blijkbaar de ring van Saskia ontvreemd en meegenomen om die vervolgens in paniek achter te laten. Die twee nepagenten wisten blijkbaar niet beter dat Ann mevrouw Rose Steeple was en Robert ging er maar even vanuit dat ze zich ook zo had gepresenteerd toen ze zich bij de balie van Motel Dexter had gemeld.
‘Eigenlijk toch wel vreemd,’ mompelde Robert. ‘Ze wist dan toch waar Ramondo was. Bovendien had Rose Steeple verteld dat haar zus Ann nogal close was met Liz Thompson. Dat was op zich toch ook wel raar. Liz had dat niet zo laten merken.’
Hij probeerde zich te herinneren hoe het bezoek van Ann indertijd was verlopen.
‘Ik geloof niet dat ze elkaar toen hebben gezien… Nee natuurlijk niet, Liz was gegijzeld. Dat zou helemaal dom van ons zijn geweest,’ zuchtte hij.
Maar het  bleef hem bezighouden. Even later parkeerde hij de auto vlakbij de bank waar Jenny werkte. Ze zou er zo wel aankomen. Was Ann nou inderdaad de vrouw die Ramondo zo oververhit had met alle fatale gevolgen van dien? En van wie was Rover nou eigenlijk?  En wie was de dode vrouw waar de agenten over hadden gesproken? Dat zou toch Ann moeten zijn? Of misschien was er wel geen dode vrouw. Die agenten waren tenslotte ook geen echte agenten. Of had Ann er een eind aan gemaakt omdat ze zich schuldig voelde aan de dood van Ramondo? Of misschien… ?
Opeens werd tegen de autoruit geklopt.
‘Hoi Robert.’
‘Oh… hallo Jenny, ik had je niet aan zien komen,’ antwoordde Robert beduusd. Hij was een beetje geschrokken.
‘Dat dacht ik al. Waar zat je met je gedachten?’
‘Nou dat vertel ik je zo wel. Ik geloof dat ik eerst toe ben aan een drankje. Bij voorkeur Iets sterks.’