Hoofdstuk 22

 

Het was zondagmorgen. Robert had prima geslapen ondanks dat Rover bij hem op bed was blijven liggen. Hij dacht aan het verhaal van Liz en Saskia. Hij vroeg zich af of ze hem wat op de mouw wilden spelden. Hem een rad voor ogen wilden draaien. Waarom had Saskia niets laten weten? Waarom waren ze in Londen gaan shoppen zonder iets tegen hem te zeggen? Bovendien was dat tegen alle afspraken in. Saskia zou bij Liz in de motelkamer blijven, dat hadden ze zo besproken. Hoe Robert er ook naar keek hij kon zich niet voorstellen dat ze de waarheid tegen hem hadden verteld. En als het zo was, als het allemaal waar was wat ze hem hadden verteld, dat vond hij het op zijn minst tamelijk onfatsoenlijk. Was het zo moeilijk geweest om hem even te bellen om hem te vertellen wat hun plan was? Robert was er in elk geval niet gerust op. Hij vroeg zich af of beide vrouwen eigenlijk wel te vertrouwen waren. Want misschien hadden Saskia en Liz wel een heel ander plan en wilden ze hem daar voor op laten draaien.
‘Rover, we zullen ze wel eens laten zien wie hier de slimste is,’ mompelde hij tegen de hond, die nauwelijks interesse in hem had. Rover lag nog languit op het bed en was schijnbaar niet van plan om binnen afzienbare tijd iets aan die situatie te veranderen. Vreemd eigenlijk dat die Rose mij heeft gebeld. Zoals het nu lijkt is zij de laatste geweest die Ramondo nog in levenden lijve heeft aangetroffen. Want als het verhaal van Liz en Saskia klopt dan was zij nog bij Ramondo op het moment dat Liz en Saskia zijn vertrokken om te gaan winkelen. Robert Brown, je wordt beetgenomen…!’
Rover schrok er van.
Robert realiseerde zich opeens weer dat de ring van Saskia in de kamer van Ramondo was gevonden. Dus zoals het nu leek was Saskia dus nog bij hem geweest voordat ze waren vertrokken. Ergo, ook zij moet Ramondo nog hebben gezien, levend of dood. Maar waarom had ze haar ring afgedaan? Misschien met het wassen van haar handen of… Robert vroeg zich af hoe het nu verder moest.
Was het wel slim om beide dames te confronteren met deze feiten of was het verstandiger om het maar even te laten voor wat het was. Misschien was het wel handiger dat hij eerst maar eens probeerde te achterhalen wat nu eigenlijk hun plannen waren en wat er nou uiteindelijk met Ramondo was gebeurd? Maar hoe kon hij dat nou het beste aanpakken? Hij kon toch moeilijk naar Rose bellen. Hoewel…
Hij keek op zijn horloge. Het was bijna tien uur. Hij pakte het mobieltje van Ramondo en keek bij de gesprekslijst. Gelukkig had Rose geen geblokkeerd nummer. Hij drukte de toets in en hoorde de telefoon overgaan.
‘Goede morgen mevrouw. Met Robert Brown. U weet wel. We hebben gisteren nog even contact gehad.’ Robert zuchtte eens diep.
‘Klopt. Ja, het bereik is hier zo slecht. Ik heb dat vaak… Maar goed waar ik u over bel, ik heb gisteren hier nog een paar mensen gesproken en die wisten mij te vertellen dat u gisteren nog bij Ramondo bent geweest. Heeft u niets aan hem gemerkt? Heeft hij niets over zijn vertrek gezegd?’
Blijkbaar maakte deze vragen indruk op Rose.
‘Hallo mevrouw Rose… bent u daar nog?’
Het gesprek werd afgebroken.
‘Verdomme Rover, ik weet niet waar we in terecht zijn gekomen, maar een ding is zeker, we moeten vanaf nu op onze hoede zijn. Hier klopt iets niet, maar wat er nou niet klopt…?’
Rover lichtte zijn kop op en slaakte een diepe zucht. Daarna rekte hij zich uit en hij sloot zijn ogen en sliep weer rustig verder.
‘Ja, laat me er maar alleen voor staan,’ en hij aaide de hond over zijn kop.
Ondertussen probeerde hij nogmaals Rose te bellen. Het nummer bleef in gesprek.
‘Zeker ook opeens een slecht bereik,’ mopperde hij.
Het bleef maar door zijn hoofd zeuren. Zou Liz haar mobieltje misschien met opzet hebben laten liggen en hoe was de ring van Saskia in kamer eenenveertig terechtgekomen? In de kamer waar Ramondo zijn laatste adem had uitgeblazen. Hij probeerde een passende verklaring te vinden, maar het lukte hem niet.

 

-86-

 


‘Misschien moet ik het ze maar gewoon vragen Rover en kijken hoe ze reageren.’
Het was bijna elf uur toen Robert op de deur van kamer negenendertig klopte.
‘Ben jij dat Robert?’ hoorde hij aan de andere kant van de deur.
 ‘Ja, kom ik gelegen?’
‘Nee dat niet. Maar vooruit, ik zal voor je opendoen. Moment, even iets fatsoenlijks aandoen.’
Even later deed Saskia de deur open, terwijl ze haar badjas dichtknoopte.
‘Ik dacht dat ons Robbertje ons een lekker ontbijtje kwam brengen, maar helaas…’ zei ze teleurgesteld.
‘Begin jij mij nou ook al Robbertje te noemen…?’ mopperde Robert. ‘En wat het ontbijt betreft, jullie  moeten maar even geduld hebben. Ik zal zo meteen wel even kijken wat ik kan regelen. Maar kijk eens wat ik heb gevonden. Volgens mij is die van jou? Of vergis ik me?’
Robert liet Saskia de ring zien.
‘Goh, wat goed Robert. Ik dacht al, hoe kan dat nou. Hij lag hier op mijn nachtkastje en ineens was hij weg. Waar heb je hem gevonden?’
‘In de kamer van Ramondo.’
‘In eenenveertig? Bij Ramondo? Hoe is hij daar in hemelsnaam terechtgekomen?’
‘Dat vraag ik me nou ook af.’
Liz was uit de douche gekomen en droeg ook een badjas.
‘Zo Robbertje, kom je ons ontbijtje brengen? Lief van je.’
‘Nee Liz, zo meteen. Maar eerst even nog een vraag aan jou. Kun je mij misschien uitleggen hoe jouw mobiel in de kamer van Ramondo terecht is gekomen?’
‘Hoezo?’
‘Nou zoals ik het zeg. Jouw Iphone lag op het tafeltje in de kamer van onze ontzielde tovenaar.
‘Goochelaar,’ corrigeerde Liz.
‘Nou hij was in elk geval ontzield. Maar goed, ik ben benieuwd naar je verklaring.’
‘Wat wil je eigenlijk beweren Robert Brown?’ antwoordde Liz geïrriteerd. 
‘Ik wil alleen maar graag van je horen hoe jouw mobiel daar terecht is gekomen. Meer niet,’ blufte Robert. Hij was benieuwd hoe Liz zich hier uit zou redden. Natuurlijk, hij had haar mobiel in kamer negenendertig aangetroffen en niet  in de kamer van Ramondo, maar het was voor Robert een ultiem moment om het Liz ook eens even lastig te maken. Het bracht haar in elk geval even uit haar evenwicht, maar al vlug herstelde ze zich en was ze weer even strijdbaar als voorheen.
‘En als ik jou zeg dat ik geen idee heb, geloof je me dan ook? Ik heb hem zeker weten hier laten liggen op dat tafeltje. Meer kan ik je er niet over vertellen.’
‘Dus je weet het niet? Jij bent in elk geval niet meer bij hem op zijn kamer geweest?’
‘Net zo min als ik. Ik weet zeker dat mijn ring hier op mijn nachtkastje lag. Voor honderd procent. Het is voor mij een raadsel hoe die dan in kamer eenenveertig terecht is gekomen,’ mompelde Saskia.
‘Wat zei je?’ vroeg Liz.
‘Oh, dat mijn ring ook al op die kamer lag. Net als jouw mobiel Liz. Snap jij het?’
‘Dames, spelen jullie nou een spel met mij of...?’
‘Robert Brown. Alsjeblieft.’
‘Leg me dan eens even dat jullie alles hebben meegenomen op jullie zogenaamde winkeluitstapje behalve een tamelijk kostbare ring en een vrij nieuwe en toch ook niet echt goedkope Iphone. Je moet mij maar niet kwalijk nemen dat ik dat even niet kan plaatsen.’

 

-87-


‘Wij ook niet,’ klonk het bijna in koor.
‘Hoezo jullie ook niet?’
‘Nee, zoals ik het zeg. Ik heb mijn ring niet gemist, tenminste niet eerder dan toen ik wilde douchen in het hotel. Toen realiseerde ik me dat hij nog op mijn kamer lag. Ik doe meestal mijn ringen af als ik een douche neem omdat ik bang ben dat ik ze anders verlies. En overigens ook als ik mijn handen was. Je hebt zo gauw van die zeepresten. Maar hoe mijn ring in kamer eenenveertig kan zijn beland? Echt, ik heb geen idee.’ Saskia was stellig in haar verklaring.
‘En jij Liz? Is jouw mobiel richting kamer eenenveertig gewandeld toen je er even niet op hebt gelet?’
‘Wat ben jij een flauw kereltje. Maar goed, ik dacht echt dat ik hem in mijn tas had gedaan. Ik vergeet eigenlijk nooit mijn mobiel. Pas toen we onderweg waren kwam ik er achter. Ik ging er ook vanuit dat ik hem op de kamer had laten liggen.’
‘Misschien zie ik spoken, maar zoals het nu lijkt zijn die spullen van jullie op mysterieuze wijze in kamer eenenveertig beland. Bij Ramondo, die helaas niet langer meer onder ons is. Als jullie een idee hebben hoe dit mysterie kan worden verklaard, dan houd ik me aanbevolen.’
Er klonk een diepe zucht. Liz keek naar Saskia en vervolgens weer naar Robert.
‘Wil je nu alsjeblieft iets te eten regelen Robert?’
Hij schudde zijn hoofd. Hij vond het maar een rare situatie. Zoals het nu leek hadden Liz en Saskia een plausibele verklaring. Er was eigenlijk geen speld tussen te krijgen.
‘Oké, ik loop wel even naar de balie. Denken jullie er nog maar eens goed over na. Er moet toch een verklaring te vinden zijn. Ringen en mobieltjes hebben tenslotte geen pootjes.’
‘Robbertje, je bent af en toe een naar ventje.’
‘Ja Liz, en jij een mal wijf.’
‘En Robert, dan nog iets… Onze spullen lagen onder het bed. Dus mocht je soms denken dat we alles hadden meegenomen dan…’
‘Ik denk voorlopig maar niets meer.’
Liz en Saskia reageerden niet.
‘Weet je dames, het zit mij behoorlijk dwars dat jullie mij niets hebben laten weten. En dat is niet zomaar over. Ik voel me behoorlijk genomen en dat is geen lekker gevoel. Ten minste niet op deze manier.’
‘Sorry hoor, maar je moet er niet zo’n drama van maken. Het is nou eenmaal zo gelopen. Vrouwen hebben dat soms even nodig. Maar goed, we zullen het niet meer doen. Beloofd.’
Robert schudde zijn hoofd, mompelde iets en liep daarna zonder nog iets te zeggen de kamer uit.
Saskia en Liz keken elkaar vragend aan.
‘Volgens mij is hij een beetje boos op ons,’ grinnikte Liz.
 

Nadat ze gezamenlijk hadden ontbeten was Robert een blokje om gelopen met Rover. Toen ze weer bij de parkeerplaats van Motel Dexter waren aangekomen zag hij even verderop de twee agenten staan. Robert wist dat het geen zin had om te doen alsof hij ze niet had gezien.
De kleinste zwaaide met zijn arm.
‘Rover, daar gaan we weer. Bobby en Bobby willen blijkbaar weer iets van ons weten. Maar mondje dicht,’ fluisterde Robert. Rover blafte een keer en kwispelde.
‘Goede morgen meneer Brown. Fijn dat we u nog even treffen. We hebben namelijk nog een kort vraagje.’
‘Dat kan heren. Ik had eigenlijk niets anders verwacht. Wat kan ik voor u betekenen?’
‘Nou meneer Brown, het volgende. Het blijkt dat ene mevrouw Rose Steeple hier vrijdag nog is geweest. Mevrouw Steeple is de echtgenote van meneer Steeple, bij u beter bekend als Ramondo.’
‘Zeg maar de ex-echtgenote…’  Robert kon zijn tong wel afbijten. Weer had hij het gevoel dat hij iets doms had gezegd.
‘U bent goed op de hoogte…’
‘Nou ja, Ramondo en ik hebben het er wel eens over gehad. Maar ze zijn nog niet echt gescheiden,’ voegde hij er snel aan toe. ‘Tenminste dat zei die Rose tegen mij.’
‘U heeft contact met haar?’

 

-88-


‘Nee, uh ja, ze heeft me gebeld.’
‘Waarover als ik vragen mag?’
‘Ze wilde weten hoe het met de hond ging en met Ramondo natuurlijk.’
‘Wanneer was dat?’
‘Een paar dagen geleden…’ antwoordde Robert en hij voelde de zweetdruppels op zijn voorhoofd.
‘Nog voordat Ramondo was overleden?’ vroeg de lange agent.
‘Dat lijkt me logisch agent, anders had ze niet aan mij gevraagd hoe het met hem was.’
‘De lange agent keek Robert strak aan.
‘Heeft Ramondo u toevalligerwijze iets verteld over een bepaald soort gedrag, ik bedoel over het gedrag van zijn echtgenote,  volgens uw zeggen zijn ex-echtgenote?’
‘Nog niet helemaal agent. Ze lagen in scheiding. Maar goed, om antwoord te geven op uw vraag. Nee Ramondo heeft me niets over zijn vrouw verteld, niets bijzonders. Alleen dat het samen niet zo heftig meer was. Dat is alles.’
‘U kunt ons verder geen informatie verschaffen?’
‘Ik zou niet weten waarover.’
‘Die ring van uw vriendin… heeft u haar al verteld waar u die heeft teruggevonden?’
‘Sorry, u heeft hem toch teruggevonden, niet ik.’
‘Nou niet zo mierenneukerig doen meneer Brown. U weet best wat ik bedoel.’
‘Nogmaals sorry, het was niet zo bedoeld, maar ik wil gewoon de zaken helder houden. Maar goed wat is er met die ring? Mijn vriendin was in elk geval blij dat hij weer terecht was.’
‘Nou meneer Brown, een van de personeelsleden heeft mevrouw Steeple binnen zien gaan in kamer negenendertig. Dat is toch de kamer van uw vriendin en van die andere mevrouw?’
‘Wanneer was dat?’
‘Zoals ik al zei, dat was vrijdag,’
‘Ik had dit niet zo  begrepen. U zei eerder dat ze hier vrijdag was, maar u vertelde er toen niet bij dat ze tevens een bezoekje heeft gebracht aan negenendertig.’
De kleine agent moest even nadenken.
‘Nou…  uh enfin dit is in elk geval dat we hebben doorgekregen.’
‘En…?’
‘Nou, wat wij graag zouden willen weten is wat mevrouw Rose Steeple in kamer negenendertig deed?’
‘Geen idee. Ik was er niet bij. Ik was elders, maar dat heb ik u al verteld.’
‘Dat is ook zo, maar weet u misschien of uw vriendin en die andere dame in de kamer aanwezig waren tijdens het bezoek van mevrouw Steeple?’
‘Helaas agent, ik kan u hier echt niets over zeggen dat zult u echt zelf aan de dames moeten vragen. Ze zijn net weer terug uit Parijs, maar dat had u al begrepen.’
‘We hebben ze inderdaad gesproken. Overigens kreeg ik wel de indruk dat de dames in Londen zijn geweest en niet in Parijs, zoals u beweert. Maar goed ik kan me vergissen. Als u denkt dat ze in Parijs zijn geweest, dan laten we het daarbij.’
‘Ze vertellen mij ook niet alles heren. Zo gaat dat soms, ze zeggen dat ze naar Parijs gaan en dan blijken ze naar Londen te zijn geweest. Het is af en toe niet te volgen. Dus…’ reageerde Robert met een stalen gezicht,  hoewel hij wel moeite had om zich goed te houden.
‘Dus…?’ vroeg de kleine agent verbaasd.
‘Dus lijkt het mij voor de hand liggend dat u de dames vereert met een bezoekje.’
‘Dat gaan we zeker doen meneer Brown. Zijn ze nog op hun kamer?’
‘Voor zover ik weet wel. Maar je weet het maar nooit tegenwoordig.’

 

 

-89-


De langste van de twee agenten keek Robert vragend aan.
‘Daar bedoel ik deze keer niets mee agent. Dat is in zijn algemeenheid bedoeld. Je weet het maar nooit met die vrouwen. Daar zult u het toch wel mee eens kunnen zijn?’
De lange agent haalde zijn schouders op.
‘Tot de volgende keer maar weer meneer Brown.’
‘Nog een prettige dag heren. Kom Rover, we gaan weer verder.’
‘Is dat de hond?’ vroeg de kleine agent.
‘Van Ramondo?  Ja. Dit is Rover. Je kunt zo’n beest toch niet aan zijn lot overlaten?’
‘Meneer Brown, waar was eh… Rover toen wij bij meneer Ramondo waren?’
‘In mijn kamer, maar volgens mij had ik u dat al verteld.’
‘In uw kamer…? Oh ja natuurlijk, u slaapt samen meen ik me te herinneren,’ zuchtte de lange agent.
‘Hoezo, ja natuurlijk…? Nou zo natuurlijk is dat ook weer niet, maar goed Rover was bij mij. In mijn kamer. Ik had hem al eerder veiliggesteld.’
‘Veiliggesteld?’
‘Zo noemen jullie dat toch?’
‘Dat doen we met bewijs meneer Brown. Veiligstellen of zekerstellen. Het wordt soms door elkaar heen gebruikt.’
‘Nou ja, wat jullie willen. Wat mij betreft heb ik hem veiliggesteld.’
‘Maar beste meneer Brown, de hond is toch geen bewijs. Tenminste…’
‘U kent me nou onderhand toch wel. Ik ben er soms niet helemaal bij.’
De langste agent schudde zijn hoofd. Robert zag hem denken. Hij moest toegeven dat hij zich soms ook wel vreemd kon gedragen.
‘Ja… ja,’ zei de kleine agent, die er blijkbaar zo zijn eigen gedachten over had.
‘Kom Rover, dan gaan we maar eens verder. Een hond moet tenslotte zijn dagelijkse beweging hebben. Heren nog een fijne dag.’
Robert gaf beide agenten een hand en liep vervolgens richting de bosrand waar Motel Dexter aan grensde.
‘We maken nog een extra rondje Rover. Ik heb er geen behoefte aan om zo meteen weer met die twee speurneuzen opgescheept te zitten, want die gaan nu natuurlijk linea recta naar Saskia en Liz.’
Robert dacht nog eens na over wat de agenten hem hadden verteld. Het zou dus zo kunnen zijn geweest dat Rose had ingebroken en misschien had Rose de ring ontvreemd en had ze deze vervolgens per ongeluk in de kamer van Ramondo achtergelaten. Misschien was ze er wel in paniek vandoor gegaan toen bleek dat de motor van de kleine grote goochelaar er de brui aan had gegeven. Maar waarom had ze het mobieltje van Liz dan in kamer negenendertig laten liggen? En waarom had ze wel bij negenendertig en niet bij hem ingebroken? Misschien wel omdat ze wist dat Rover daar was. Bovendien, wie zegt dat ze heeft ingebroken? Misschien waren Liz en Saskia  nog gewoon op hun kamer. Maar toch blijft het vreemd dat de ring van Saskia bij Ramondo in de kamer lag.
‘Rover, ik snap er om eerlijk te zijn geen bal meer van. En jij ook niet neem ik aan?’
De hond blafte twee keer en keek Robert aan alsof hij wilde zeggen dat hij het helemaal met hem eens was.
‘Dat dacht ik al,’ zei Robert.
 
Ze hadden samen nog een lange wandeling gemaakt, dit tot groot plezier van Rover. De hond was zichtbaar blij en kwispelde uitbundig. Toen Robert weer bij kamer veertig was aangekomen was er niets wat er op leek dat de twee agenten nog bij Saskia en Liz waren. Hij bracht Rover naar binnen en ging in de richting van kamer negenendertig. Toen hij aanklopte hoorde hij Saskia roepen dat de deur open was.

 

-90-


‘Zijn ze al weg?’ vroeg Robert.
‘Ja, tenminste als je die twee speurneuzen bedoelt.’
‘Ja, die.’
‘Heb jij die op ons dak gestuurd?’ vroeg Liz.
‘Ze hadden een aantal vragen, waar ik geen antwoord op kon geven. Ik was tenslotte niet hier toen  zich hier van alles heeft afgespeeld,’ was de verongelijkte reactie van Robert.
‘Tjonge, meneer heeft het wel benauwd hoor,’ ging Liz verder.
‘Niet zo benauwd als Ramondo.’ Het was er uit voordat Robert er erg in had.
‘Wat wil je daarmee zeggen Robert Brown?’ reageerde Liz fel.
‘Uh niets, rustig maar hoor.’
‘Robert je moet echt van ons aannemen dat wij er ook niet veel meer van weten dan jij,’ zei Saskia.
‘We weten ook niet meer dan dat die Rose blijkbaar hier is geweest, net voordat wij zijn vertrokken naar Londen. En volgens die agenten en ook volgens mij heeft ze hier ingebroken of is ze in ieder geval in deze kamer geweest, nadat wij weg zijn gegaan. Het enige wat ik kan bedenken is dat ze toen mijn ring en het mobieltje van Liz heeft meegenomen en die per ongeluk heeft laten liggen in kamer eenenveertig. Anders weet ik het ook niet.’
‘Misschien wilde Rose jullie wel verdacht maken?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou zoals ik het zeg. Ik ben geen agent, maar zelfs ik ben er steeds van uit gegaan dat jullie in de kamer van Ramondo zijn geweest. En dat hij daar vervolgens vastgebonden aan zijn bed is aangetroffen en daarbij ook nog eens dood is gegaan is nou niet bepaald iets om de handen voor op elkaar te krijgen. Ergo, als ik een copper zou zijn zou ik toch wel mijn bedenkingen hebben en jullie eens stevig aan de tand komen voelen. Ik zou me werkelijk afvragen of jullie er iets mee te maken hebben gehad. Het zou zeker voor mij een optie zijn om dit grondig te rechercheren. Misschien is die kleine man wel dankzij jullie toedoen er zo maar vandoor is gegaan.’
‘Bedoel je nou te zeggen dat je ons verdenkt van de dood van Ramondo?’ vroeg Liz geërgerd.
‘Vind je dat zo raar?’
‘Hand op ons hart Robert, je moet ons geloven.’ reageerden Liz en Saskia gelijktijdig. ‘We hebben er echt niets mee te maken. Je hebt toch verder niets tegen die twee agenten verteld?’ vroeg Liz.
‘Nee hoor, wees maar niet bang,’ antwoordde Robert. ‘Ik ben wel wijzer.’
‘Je moet ons echt vertrouwen Robert,’ benadrukte Saskia nogmaals.
‘Waarom zou ik? Jullie hebben me toch ook zo maar in de steek gelaten om me daarna ook nog eens op het verkeerde spoor te zetten. Fijn dat ik morgen Thompson mag bellen om hem te vertellen dat er helemaal geen ontvoerders zijn geweest, maar dat beide dames zin hadden in een dagje shoppen in Londen. Hij zal er natuurlijk begrip voor hebben en uit waardering zal hij maar al te graag per omgaande alsnog vier miljoen ter beschikking stellen, hoewel daar eigenlijk geen enkele noodzaak meer voor is. Ik kan hem toch moeilijk gaan vertellen dat we nu onze oorspronkelijke ontvoering weer gaan opvatten en we alsnog het losgeld van de oorspronkelijke uitvoering van hem willen hebben. Het losgeld voor zijn vrouw, die inmiddels wel weer terecht is, maar nu weer even tijdelijk in handen is van Robert Brown, de man waar dezelfde meneer Thompson inmiddels wel alles van zal weten en hem ook al meerdere keren heeft gewezen op zijn klunzige aanpak en falend inzicht. Thompson is het er in elk geval over eens dat die Brown, ik dus, een grote prutser is. Een brekebeen en bovenal een slappe flutcrimineel.’
‘Robert, je gaat hem toch niet vertellen dat we weer terecht zijn? En dat we alleen maar even een uitstapje hebben gemaakt en dat er verder niets aan de hand was? Dan kunnen we inderdaad wel fluiten naar die vier miljoen en ik in elk geval naar mijn miljoentje.’
‘Wat stel jij dan voor Liz? Wat voor zin heeft het eigenlijk om hier mee door te gaan. Je denkt toch niet dat Thompson mij nog serieus neemt?’ gromde Robert.
‘Gewoon alles door laten gaan. Het oorspronkelijke plan volgen. Dat zou mijn voorstel zijn en niets anders. Wat vind jij er van Saskia?’
‘Ik ben het wel met je eens Liz. We moeten er gewoon mee doorgaan. Charles Thompson weet nu niet beter dan dat zijn vrouw in de handen is gevallen van een stelletje misdadige lafhartige ontvoerders. Volgens mij moeten we daar nu niks aan willen veranderen. Liz, we incasseren het geld en melden ons later met ons avontuur en met het losgeld op het kantoor van de New Daily Express of in jullie landhuis. Het ligt er aan waar Charles ons wil ontmoeten. Het voegt in elk geval weer wat toe aan ons verhaal.’

 

-91-


‘Heb je alles nog wel bijgehouden? Ik bedoel eigenlijk of we er straks nog wel een afgerond maar vooral een nog te begrijpen verhaal aan over houden? Ik snap er zelf zo onderhand niks meer van.’
‘Dat komt helemaal goed Robert. Ik denk dat Charles Thompson het allemaal best zal kunnen waarderen.’
‘En ik wil wel graag mijn miljoentje jongelui,’ kirde Liz.
‘Ja hoor, wees maar niet bang.’
Robert friemelde wat nerveus aan de sprei die op het bed lag.
‘Dus, we gaan er nog steeds voor? Drie miljoen om terug te geven en een miljoen voor Liz als beloning voor haar meewerking. Als Thompson tenminste met vier miljoen op de proppen komt.’
‘Robbertje, heb nou eens wat meer vertrouwen in de zaak. Je bent altijd zo negatief.’
‘Je hebt gemakkelijk praten, maar ik zie mezelf nog steeds eindigen in zo’n streepjespyjama in celblok nummer dertien, samen in één cel met seriemoordenaars en verkrachters.’
‘Ik beloof je als het ooit zo ver mocht komen, dan zal ik je elke maand een kaartje sturen.’
‘Groeten uit Ibiza of van de Bahama’s of zoiets zeker.’
Liz schudde haar hoofd.
‘Saskia, je hebt gelijk. Hij is inderdaad helemaal door zijn moeder verknoeid. Het is nog gewoon een papkindje. Een luierventje.’
‘Liz, laat mijn moeder er buiten, wil je?’
‘Sorry, het ontschoot me. Maar goed. De centjes van Charles, daar hadden we het over. Wat wordt  het plan jongens?’
Robert keek Saskia aan en zuchtte diep.
‘Nou ja, oké dan. Wat mij betreft zetten we door wat we oorspronkelijk van plan waren. Alleen hebben we de grote Ramondo niet meer in het team, maar…’ Robert stopte en keek de beide vrouwen aan.
‘Maar…?’ klonk het in koor.
‘Maar we hebben misschien wel een waardige vervanger.’
‘En wie mag dat dan wel zijn?’ vroeg Saskia verbaasd.
‘Mijn grote viervoetige vriend Rover.’
‘Rover…?’
‘Ja exact. Rover kent het kunstje met de verwisseltruc van de tassen en als we nog even wat oefenen heb ik er alle vertrouwen in dat het helemaal goed gaat komen.’
‘Robert, ben je dronken of gebruik je pillen? Je gaat mij toch niet proberen te vertellen dat ik deze unieke kans op het verkrijgen van een miljoentje in de handen eh… in de poten moet gaan leggen van een hond?’
‘Heb je een beter plan?’
‘Nee, dat niet, maar dit is wel het meest stupide idee wat ik de laatste dertig jaar heb gehoord.’
‘Ik vind het zo gek nog niet, tenminste als Rover begrijpt wat er van hem wordt verwacht,’ merkte Saskia op. ‘Niemand zal hem als medeplichtige zien. Ze zullen hem in elk geval niet zo in de gaten houden.’
‘Geef me nou maar een borrel. Ik ben er geloof ik wel even aan toe,’ zuchtte Liz.
‘Liz alsjeblieft, het is net na de middag.’
‘Nou en?’

 

-92-