Hoofdstuk 21

 

Er was geen mens te zien op de hele parkeerplaats en dat was voor Robert een goede reden om de plas-  en poeppauze van Rover te beperken tot een kleine vijftig meter verderop. In de struiken bij een van de andere kamers. Hij keek nog even vluchtig om zich heen, maar er was niemand anders dan hijzelf en Rover. Vijf minuten later waren ze alweer terug op de motelkamer. Hij pakte het mobieltje van Liz en zocht naar het icoontje met het konijntje.
‘Met Robert Brown, meneer Thompson. Ja, juist… die. Eh, ik heb alles onder controle, alleen  een kleinigheidje. Tenminste ik denk dat het een kleinigheidje voor u is. Ze vragen vier… eh vier miljoen.’
Het bleef even stil.
‘Meneer Thompson? Bent u er nog?’
Robert schudde het mobieltje even heen en weer en hield het toen weer tegen zijn oor.
‘Ah gelukkig. Ik dacht even dat ik u kwijt was. Vier miljoen meneer Thompson, daar willen ze het wel voor doen. Veel…? Tja, wat is veel? Ze is het toch wel waard of niet soms? Mevrouw Thompson bedoel ik.’
Robert voelde zich een beetje zweterig worden. Hij zette de luidspreker van het mobieltje aan en ging op de rand van het bed zitten.
‘Ben je wel helemaal lekker Brown?’ hoorde hij Thompson zeggen. ‘Er is geen enkele vrouw vier miljoen waard en ook niet die van mij.’
‘Maar mevrouw is ook nog in het gezelschap van een andere dame. U weet wel dat meisje dat u voor mij heeft uitgeselecteerd. Dus, het zijn er twee, dus dan valt het eigenlijk ook wel mee…’
‘Brown, je hebt er een grote puinhoop van gemaakt,’ klonk het uit het luidsprekertje.
‘Jawel meneer Thompson, u heeft misschien wel een beetje gelijk, maar u moet ons nu echt even helpen, anders ben ik bang dat het niet meer goed komt. Die andere gasten zijn spijkerhard. Het zijn zware criminelen die nergens voor terug deinzen. Ik word misselijk bij de gedachte wat ze op dit moment misschien de beide vrouwen al aan doen. Misschien worden ze wel verkracht en daarna…’
‘Brown, houd nou eens even je bek. Laat me eens even denken.’
‘Natuurlijk meneer Thompson. Neemt u mij niet kwalijk. Ik vind het ook zo’n vreselijke nare situatie.’
‘Wat vroeg ik je nou? Steek voor mijn part een zakdoek in die waffel van je, maar houd alsjeblieft even je mond.’
Robert zei wijselijk even niets meer. Hij meende te horen dat Thompson in overleg was met iemand anders, maar zeker wist hij het niet. Het kon ook zijn dat Thompson een andere lijn had. Hij kon het gesprek nauwelijks volgen. Na een paar minuten had Robert Thompson weer aan de lijn.
‘Brown, ik zal het geld  regelen en ook een paar helpers. Waar zat je ook weer?’
‘Motel Dexter, kamer negenendertig… uh veertig meneer Thompson. Maar ik denk dat ik het beter even alleen kan regelen…’
‘Nou, dat denk ik niet… maar bel me maandagmorgen, uh om een uur of tien, half elf. Dan weet ik meer.’
‘Geweldig meneer Thompson. Fijn dat u ons wilt helpen. Mevrouw zal u er dankbaar voor zijn.’
Thompson had er blijkbaar genoeg van en verbrak zonder nog iets te zeggen de verbinding.
Robert wreef zich door zijn haren.

 

-81-


‘Zo kleine vriend. Nou ga ik eerst even met mijn meisje een hapje eten en dan is er daarna werk aan de winkel. Rust maar even goed uit, want als het allemaal loopt zoals ik het heb bedacht dan moet je vol aan de bak. Nou tot straks.’
Robert nam zijn jas van de stoel en aaide Rover nog een keer en trok vervolgens de deur achter zich dicht.
‘Zo Robert Brown, dat is dat,’ zei hij zelfvoldaan toen hij in zijn auto stapte. Hij keek nog eens om zich heen, maar er was niemand te zien.

Het was laat toen hij de parkeerplaats opreed en zijn auto parkeerde voor kamer veertig. Het was een mooie avond geweest. Jenny en hij hadden gezellig gegeten bij een Italiaans restaurant. Daarna hadden ze toch maar iets gedronken, in de Bonte Specht. Robert voelde zich er steeds beter thuis en hij had de indruk dat zijn relatie met de stamgasten er ook op voortging. Ze hadden hem zelfs met zijn voornaam aangesproken en Jenny en hem een drankje aangeboden en belangrijker, ze hadden Jenny en hem verder met rust gelaten. Hij had terloops geïnformeerd of Thompson in de loop van de week nog contact met de bank had gehad. Jenny had hem verteld dat ze daar niets over mocht zeggen. Ze had zwijgplicht. Toen hij haar in grote lijnen had verteld waarom hij zo geïnteresseerd was in Thompson en hij nog maar had eens uitgelegd hoe het zat met hun avontuur, was Jenny dichter tegen hem aangeschoven. Ze had vol aandacht zijn verhaal gevolgd. Ze zei dat ze zo gauw als ze iets wist, zij Robert wel zou bellen. Daarna waren ze opgestapt en Robert had Jenny naar huis gebracht. Ze had hem bedankt voor de gezellige avond en hem een kusje op zijn wang gegeven. Robert was er blijkbaar van ondersteboven, want hij liep de verkeerde kant op. Ze had naar hem geroepen en hij was naar haar toe gerend, blijkbaar in de veronderstelling dat Jenny hem nog wat wilde zeggen, maar ze wees de andere kant op en riep hem toe dat hij na honderd meter linksaf moest. Na het bochtje zag hij op de parkeerplaats zijn auto staan. Robert was helemaal in de wolken.

‘Zo oude reus, je baasje is op vrijersvoeten,’ zei hij tegen Rover toen hij kamer veertig binnenging.
Rover sprong tegen hem op en blafte.
‘Ja, ja rustig. Ik weet dat ik laat ben. Maar ik ben het ook niet zo gewend om rekening te houden met een hond die op uur en tijd moet pissen en poepen. Nou vooruit, dan gaan we eerst wel even een ommetje maken.’
Na twintig minuten waren ze terug en Robert kleedde zich uit en stapte in bed. Hij had geen zin meer in een douche ondanks dat hij zich wat zweterig voelde en dat hij een groot deel van de avond in een rookhol had gezeten.
‘Nou Rover. Tot morgen. Lekker slapen, want morgen wordt weer een enerverend dagje.’
Rover keek naar Robert, zuchtte eens diep en legde zijn kop op zijn voorpoten.
Robert draaide zich op zijn zij en sliep binnen de kortste keren.
Na een klein kwartier schrok hij wakker door het geblaf van Rover. De hond trok aan het dekbed van Robert en stond piepend aan de rand van het bed.
‘Ben je wel lekker?’ snauwde Robert tegen de hond. ‘Weet je wel hoe laat het is? Verdomme dat gaat zo niet Rover. Je hebt net geplast. Je moet het maar uitzingen tot morgenvroeg.’
Hij pakte het dekbed en wilde weer in bed stappen toen hij gestommel hoorde in kamer negenendertig.
‘Hè…? Wat is dat nou? Het lijkt wel of er iemand is,’ zei hij hardop.
Rover blafte.
‘Stil maar hondje, blafte je daarom? Wilde je me dat laten weten? Braaf hondje. Goed gedaan hoor.’
Robert vroeg zich af wie er in kamer negenendertig waren. Zouden dat de ontvoerders van Liz en Saskia zijn? Of inbrekers? Of mensen van het motel, die even poolshoogte kwamen nemen? Hij had ze immers verteld dat het even niet nodig was om met het ontbijt rekening te houden. Misschien was er wel een alarm afgegaan. Een uitgevallen koelkast of kortsluiting of zoiets. Hij deed zijn broek aan en pakte de trui die langs het bed op de grond lag. Behoedzaam opende hij de deur van kamer veertig en liep zo stil als hij kon naar de kamer er naast. Er brandde licht en hij zag door de gordijnen van het kleine raam schimmen bewegen. Robert wist niet zo goed wat hij moest doen. Hij voelde er eigenlijk niet veel voor om zich nog meer ellende op zijn hals te halen en van de andere kant was hij wel nieuwsgierig wie er in de kamer van Liz en Saskia waren. Wat was het doel van hun bezoek? Hij probeerde door het kiertje naar binnen te gluren. Tot zijn schrik of misschien wel tot zijn verbazing meende hij Liz te zien. Toen hij zijn oor tegen de ruit drukte hoorde hij ook de stem van Saskia die zei dat ze ging slapen. Ze zei dat ze de volgende dag wel verder zou zien. Hij hoorde nu duidelijk de stem van Liz die antwoordde dat ze het allemaal prima vond en ook nog vroeg of er misschien nog iets te drinken was. Meer stemmen hoorde Robert niet.
‘Schiet mij maar lek. Die twee zijn dus terug op het nest,’ mompelde Robert. ‘En nu Brown, wat wordt nu het plan?’
Hij stak de sleutel in het slot van kamer negenendertig, maar de deur was open en voor dat hij het goed en wel realiseerde stond hij oog in oog met Liz Thompson. Achter haar stond Saskia die haar hoofd schudde.
‘Welja, kom er gezellig bij. Maakt niet uit hoor,’ zei Saskia vol sarcasme.
‘Hallo Robbertje, kom je nog even naar de vrouwtjes kijken? Hoe gezellig.’
‘Waar komen jullie in godsnaam vandaan?’ vroeg Robert helemaal ontdaan.

 

-82-


‘We zijn weer terug uit Parijs.’
‘Hoezo Parijs?’
‘Nou volgens mij heb jij ons naar Parijs gestuurd.’
‘Ik?’
‘Ja, volgens de agentjes hier op het park heb jij hen wijsgemaakt dat we naar Parijs waren. En dat hebben we zo maar gelaten. Anders wordt het allemaal wel heel erg ingewikkeld.’
‘Hebben jullie die gasten dan gezien?’
‘Ja toen we aankwamen. Ze stonden weer op wacht. Sherlock en zijn vriendje. Ik word zo ongeveer gek van die gasten,’ brieste Saskia.
‘Hebben ze ook iets gezegd over je Kevertje?’
‘Hoezo, moest dat dan?’
‘Eh nee.’
Saskia nam hier geen genoegen mee en Robert was boos op zichzelf dat hij weer zijn mond voorbij had gepraat.
‘Robert Brown, wat is er met mijn Kevertje? Nou vertel…!’
‘Afgefikt. Gestolen en toen in de hens gestoken.’
‘Je maakt een grapje…!’
‘Nee hoor.’
‘Robert Brown, zeg dat je een grapje maakt. Dat je me zit te fucken.’
‘Nee hoor. Ik zou niet durven. Jou fucken, kom nou toch. Nee het is echt zo, met mijn hand op het hart.’ Met veel gebaar hield Robert zijn hand op zijn hart.
Saskia keek bijna wanhopig naar Liz.
‘Liz, hoor je dat? Ze hebben mijn Kevertje gejat. Gestolen en in de brand gestoken, Wie en waarom? Ik zal ze, die klootzakken…’
‘Moet je wel eerst weten wie het zijn,’ voegde Robert er met een misplaatste glimlach aan toe.
‘Robert Brown, alsjeblieft maak me niet nog bozer. Ik ben al in alle staten.’
‘Nou ja, het is maar een auto. En je bent vast wel verzekerd,’ zei Liz met een flauwe glimlach.
Saskia keek haar aan en het was maar goed dat Liz ver bij haar uit de buurt was.
‘Liz heeft wel een beetje gelijk. Zeker als je het afzet tegen wat Ramondo is overkomen.’
Beide vrouwen keken hem vol verbazing aan.
‘Hoezo?’ reageerden beiden in koor.
‘Nou die is niet meer. Die is op de laatste trein gestapt. Die heeft zijn laatste hemd aangetrokken.’
‘Ik snap je niet… Wat bedoel je nou eigenlijk?’ zei Saskia en ze keek naar Liz.
‘Nou ik wel meisje. Ik denk dat Robert ons wil vertellen dat Ramondo het tijdelijke voor het eeuwige heeft verwisseld. Dat hij er niet meer is. Plat gezegd, dat hij gewoon dood is.’
‘Dat kan niet waar zijn. Robert zeg dat dit niet waar is. En waar is hij nu?’ reageerde Saskia ontzet.
‘In opslag… in het mortuarium. Maar vertel eens eerlijk, wanneer hebben jullie hem nog in levenden lijve gezien?’
‘Uh, net nadat jij met Jenny naar de Daily bent gegaan. Misschien een kwartiertje nadien. Die vrouw was bij hem. Die vrouw die Rover heeft gebracht,’ antwoordde Liz kalm.
‘Rose?’

 

-83-


‘Ik heb geen idee hoe ze heet. Ze zijn samen naar kamer eenenveertig gegaan. Blijkbaar kende ze elkaar goed, want de vonken sprongen er vanaf. In elk geval hebben we ze niet weg zien gaan. Ze zal er nog wel geweest zijn toen wij zijn vertrokken.’
Robert voelde het zweet over zijn rug lopen. Zoals het er nu uitzag wist Rose dus wat er gebeurd was. Misschien waren ze zich samen wel aan een of ander seksspelletje te buiten gegaan en was Ramondo er in gebleven. Bovendien kon hij zich niet voorstellen als hun relatie blijkbaar nog zo heftig was dat ze hem dan zo achter zou laten. Dan had ze zeker alarm geslagen en om een dokter gevraagd. Ze had immers niks te verbergen. Maar waarom zou Rose hem dan gebeld hebben? Dat was toch niet logisch. Bovendien had ze hem toch niet gebeld als ze wist dat hij was overleden. Dat zou wel heel raar zijn. Het ze had ook niet gereageerd toen hij haar verteld dat Ramondo vertrokken was. Blijkbaar vond ze dat ook niet vreemd… of zou ze dat maar gespeeld hebben? Misschien wilde ze er alleen maar checken of hij al was gevonden? Hij probeerde een passend antwoord te vinden maar het lukte hem niet.  
‘Hallo Robert Brown, ben je er nog?’
‘Sorry Liz, ik moest even nadenken.’
‘En?’
‘Hoezo en?’
‘Is het gelukt? Heb je het mysterie ontrafeld. Heb je nu een idee wat er gebeurd kan zijn?’
‘Nee, dat niet. Maar wat is er eigenlijk daarna met jullie gebeurd? Dat is volgens mij niet minder weliswaar interessant. Jullie zijn toch of beter waren toch ontvoerd? Of niet soms?’
‘Dat heb jij er van gemaakt beste Robert. Vertel jij het hem Saskia of…’
‘Nee vertel jij het hem maar Liz. Van jou zal hij het wel eerder aannemen dan van mij.‘
‘We zijn gaan shoppen…’
Vol ongeloof keek Robert naar Liz en daarna naar Saskia.
‘Gaan shoppen?’
‘Ja, winkelen. Je weet wel, dat doen vrouwen soms. We kregen er zo maar opeens zin in. Zo gaat dat met soms met vrouwen, maar dat begrijp jij toch niet. Dat doet geen enkele man.’
‘Ik snap er echt niets meer van. En die kerels dan? Die ik om losgeld heb gevraagd?’
‘Kerel… Robert. Die kerel was Colin. Colin was bij ons, hij heeft ons naar Londen gereden. In de Mercedes van het garagebedrijf waar hij zo nu en dan werkt. We hebben hem even ingehuurd.’
Robert schudde zijn hoofd.
‘Maak dat de kat maar wijs, maar mij niet. Ik geloof er niets van…’
‘Het is echt waar,’ voegde Saskia hem toe al klonk het niet echt overtuigend.
‘Ik kan het bijna niet geloven. En waar zijn jullie afgelopen nacht dan gebleven?’
‘In hotel de Continental Crown, in London,’ antwoordde Saskia. ‘Tjonge Robert, het kost een paar centen maar dan heb je ook wat. We hadden weliswaar een tweepersoonskamer, maar met meer ruimte dan de drie kamers samen, die we hier bij Dexter hebben.’
‘Jullie zijn in London gebleven?’ reageerde Robert vol ongeloof. ‘En Colin dan?’
‘Die is teruggereden en heeft ons vanavond weer opgehaald en weer netjes hier naar Motel Dexter gebracht. We waren net een minuut of tien weer terug op onze kamer voordat jij hier binnen viel.’
‘En toch snap ik het niet?’
‘Wat snap je niet Robert?’
‘Nou, hoe wisten jullie dat ik het was toen ik naar Saskia belde?’
‘Nummermelder. Saskia heeft begin van de week mijn nummer in haar mobiel gezet. Zodoende. Ik had mijn telefoon hier laten liggen en het kon gewoon niemand anders zijn dan jij die met mijn mobiel naar Saskia belde. Ik was die van mij domweg vergeten me te nemen. Stom, want wat is een vrouw zonder haar mobieltje?  Maar goed, Saskia was even naar het toilet toen jij belde. Haar mobiel lag nog op tafel. Ik heb Colin gevraagd om het gesprek te beantwoorden. En toen ging jij van die rare vragen en opmerkingen maken. Colin keek mij aan en hij speelde het spel spontaan mee. Geweldig. Jack Russell… de sloper… Hoe krijg je het verzonnen? En zo gemeen. Nou, en toen was het klaar. Ik heb Colin gevraagd om nog even te blijven want die gemene Jack Russell zei dat hij nog terug zou bellen. En dat deed hij. Hij noemde me zelfs een mal wijf. Wat een doortrapte boef is die Russell. Die zou ik niet graag tegenkomen. En wat een onderhandelaar. Twee miljoen en geen cent meer…’

 

-84-


‘Toe nou Liz, dit is allemaal al erg genoeg.’
‘Het wordt me wel een avontuur. Charles Thompson zal tevreden zijn met ons,’ mompelde Saskia.
‘Dat betwijfel ik,’ mompelde Robert.
‘Hoezo?’ Liz keek Robert hem aan.
‘Nou ja, die denkt nog steeds dat ik jullie heb laten ontvoeren. Dat ik het allemaal verprutst heb. Ik heb hem om vier miljoen gevraagd… om jullie daarmee te kunnen bevrijden uit de handen van die gemene criminelen.’
Liz fronste haar wenkbrauwen en er verscheen een brede glimlach op haar gezicht.
‘Het was toch twee miljoen en geen cent meer…?’
‘Dat is ook zo, maar ik dacht laat ik maar wat meer aan Thompson vragen…’ antwoordde Robert ingetogen.
‘Maar dat is toch geweldig Robert. Echt super. Dan kunnen we gewoon door met ons plan. Alleen is het dan wel zonder onze kleine vriend Ramondo. Maar goed, dat is even niet anders. Wat heb je afgesproken?’
‘Dat ik hem morgen zal bellen.’
‘Thompson?’
‘Ja wie anders. Ramondo zal wel niet meer opnemen denk je wel?’
‘Ik wist niet dat je boos werd,’ was de tamelijk felle reactie van Saskia.
‘Ik ben even wat gestrest. Mag dat even alsjeblieft?’
‘Ik dacht dat die Jack Russel zo’n ijskoude was? Een man van staal,’ zei Liz met een lach.
‘Hou op Liz. Ik word nog gek.’
‘Nu even niet Robert, nu moet er nagedacht worden.’
‘Mag dat morgen? Ik geloof dat ik het even helemaal heb gehad.’
‘Mij best. Dan gaan we nu slapen en zien we morgenvroeg maar weer verder. Iedereen mee eens?’
‘Zeker,’ antwoordden Robert en Saskia in koor.
‘Doe Rover de groeten.’
‘Ja hoor.’  Robert liep met grote passen naar de deur.
‘Welterusten’
‘Ja, jij ook.’
Even later ging hij kamer veertig binnen. Rover lag al op bed en was niet van plan om daar vanaf te gaan, noch plaats te maken voor Robert. Hij maakte in elk geval niet die indruk.
‘Blijf ook maar liggen oude reus. Het helpt toch niet. We zijn beetgenomen Rover. Amateurs zijn we. Charlatans van het ergste soort. Die verdomde takkenwijven.’
Rover keek eens op en sloot vervolgens weer zijn ogen.
Even later snurkte Robert en ook Rover liet zich niet onbetuigd. Het leek wel of beiden er een wedstrijdje van wilden maken.

 

-85-