Hoofdstuk 20

 

Robert was samen met Rover naar de koffiebar van Motel Dexter gewandeld. Hij was niemand tegen gekomen en ook bij de koffiebar was hij ook de enige. Blijkbaar was er nog niet veel animo op deze tamelijk vroege mistige zaterdagmorgen, in elk geval niet op het terrein van Motel Dexter.
‘Mag mijn hond mee naar binnen?’ vroeg hij aan de ober.
‘Eigenlijk niet meneer, maar er zijn geen andere gasten. Als u er voor zorgt dat hij niet blaft dan maak ik er niet zo’n punt van.’
‘Fijn. Dank u wel, ik zal er op toezien dat hij zich gedraagt.’
‘Mooi meneer. Wat kan ik voor u betekenen?’
‘Een cappuccino graag. Zet u hem maar rekening. Op kamer veertig. Brown.’
‘Gaan we voor zorgen meneer.’
Even later bracht de ober de cappuccino en een bakje water voor de hond.
‘Heel attent van u.’
‘Graag gedaan meneer Brown. Het is ook zo zielig voor dat beest dat u aan de cappuccino zit en hij op een droogje.’
Robert haalde zijn schouders op.
‘Verschil moet er zijn. Maar nogmaals bedankt.’
Op het moment dat hij een slokje van zijn cappuccino wilde nemen ging zijn mobiel.
‘Onbekend nummer… Wie kan dat nu zijn?’ mompelde Robert. ‘Met Brown. Ja… Robert Brown, daar spreekt u mee. Ja, dat klopt. Ik kan het u niet zeggen, helaas.’

 

-77-


Robert probeerde nog een slokje te nemen.
‘Dat is nou toch ook wat. En hoe moet dat nu verder?’
Robert frunnikte zenuwachtig aan de verpakking van het koekje dat op het schoteltje lag.
‘Negenentwintighonderd. Tjee, dat is een berg geld. Kan het niet wat goedkoper? Meneer, negenentwintighonderd dat is geen kattenpis.’
De man aan de andere kant van de lijn hield blijkbaar vol.
‘Kan er dan niet een gedeelte zwart. Ik stel voor dat u het voor vijfentwintighonderd in orde brengt. Inclusief uitstrooien en zo. Zonder rekening.’
Het duurde even, maar toen kwam blijkbaar het verlossende antwoord.
‘Mooi. Fijn dat u dat op deze manier voor mij kunt regelen. Ik kom maandag wel even langs om af te rekenen. Oké…  duidelijk. Goldstreet dertien? Prima. Nou tot maandag dan.’
Robert dronk zijn inmiddels lauwe cappuccino op.
‘Dat baasje van jou mag me eeuwig dankbaar zijn, verdomme nog aan toe. Dit hele gedoe kost me kapitalen. Als het zo doorgaat zit ik binnen de kortste keren aan de grond. Rover, dit moet echt anders. We moeten hier iets op verzinnen. Is het niet linksom dan maar rechtsom. Of omgekeerd.’
Rover kwispelde nog maar eens en het leek ook nu weer of hij begreep wat Robert tegen hem had gezegd. Nadat hij de bon had afgetekend liepen ze terug naar de kamer van Robert. Hij had bij de receptie kamer eenenveertig geannuleerd. Negenendertig en zijn eigen kamer hield hij nog maar even aan. De man achter de balie had naar hem geknipoogd, alleen had Robert geen idee wat de man hiermee bedoeld had.
‘Rover, kleine vriend ik denk dat we nu toch maar eens samen aan de slag moeten.’
De hond kwispelde en blafte een paar keer.
‘Robert en Rover, R en R, dat klinkt. Makker, wie weet, misschien worden we samen nog de grootste en beruchtste bandieten van de stad.’
Robert’s humeur was op de een of andere manier omgeslagen en hij voelde zich prima.
‘Zo, nou gaan we eerst maar weer eens even mijn andere vriendjes bellen.’ Robert keek op zijn horloge. Het was nauwelijks twee uur geleden dat hij gebeld had.
‘Ik geef ze nog vijf minuten. Weet je wat Rover, ik ga Jenny vragen of ze vanavond een hapje met me wil gaan eten.’
Hij zocht in de zak van zijn colbert. Hij moest haar nummer nog ergens hebben. Hij was er zeker van. Even later toetste hij het nummer in dat hij op een stuk van een bierviltje had geschreven. Zijn mobiel was pas twee keer over gegaan toen hij aan de andere kant de stem van Jenny hoorde.
‘Hoi met mij. Robert Brown, je weet wel. Ja, die…’
Hij realiseerde zich maar al te goed dat dit een tamelijk sullig begin van een gesprek was. Hij voelde zich ook niet zo op zijn gemak. Robert had plotseling moeite om zich te ontspannen. Hij was het ook niet zo gewend om afspraakjes met meisjes te maken.
‘Ja, uh, goed hoor. En met jou? Wat ik je wilde vragen… zullen we vanavond samen iets gaan eten in de stad? Als je zin hebt? Acht uur? Prima. Zien we elkaar bij die kroeg… de Rode Specht. Bonte …? Oké, de Bonte Specht. Tot vanavond dan. O ja Jenny… ik wacht wel buiten,’ voegde hij er nog snel aan toe.
Robert voelde zich een beetje opgewonden en terwijl Rover voor de deur zat te piepen ging ergens in de kamer een mobiel af. Het was niet zijn toestel en ook niet dat van Liz.
Het geluid kwam onder het bed vandaan en dankzij Rover had hij het mobieltje al snel ontdekt. Hij vroeg zich af van wie deze mobiele telefoon nou weer was. Voordat hij hem te pakken had hield het melodietje op. Robert haalde zijn schouders op en keek op het display.
‘Gemiste oproep,’ las hij hardop.
‘Ja, dat snap ik ook wel. Maar van wie is dit ding in hemelsnaam. Hij is in elk geval niet van Saskia, want die heeft ‘m bij zich. Nou ja, die had hem, nu heeft een van die boeven haar mobieltje,’ mompelde hij in zichzelf.
Rover blafte en kwispelde, terwijl hij nerveus om Robert heen draaide.
‘Stil maar, ik ga zo met je mee. Eerst nog even die boeven bellen.’
Nog voordat hij het nummer van Saskia had ingedrukt ging weer het onbekende mobieltje over.

 

-78-


‘Hallo?’ zei Robert voorzichtig. ‘Wie daar?’
Het bleef even stil.
‘Ja, nou… eh ja, ik zeg dat altijd. Nou, met wie spreek ik… als dat dan beter voor u is?’ zei hij ongeduldig.
Blijkbaar had degene aan de andere kant van de lijn wat moeite met zijn manier van  reageren.
‘Met Rose…? Rose wie? Oh, die. Juist ja,’ ging Robert verder.
Robert draaide zonder het te weten wat krullen in de vacht van Rover.
‘Nee, ik kan je niet helpen Rose. Ramondo is gisteren vertrokken. Ik heb geen idee waar naar toe. Hij heeft niets achtergelaten. Wat…? Waarom ik dan zijn mobiel heb?’
Robert was duidelijk even uit het veld geslagen, maar al snel herpakte hij zich.
‘Nou dat zal ik je vertellen. Toen hij gisteren al een uur of wat weg was heb ik zijn mobiel onder zijn bed gevonden. En ja, ik kan hem moeilijk bellen… dat snap je wel. Hij zal er nog wel achter komen. Tenminste dat denk ik wel.’
Blijkbaar vond Rose het toch wel een vreemd verhaal.
‘Geloof me. Ik ga echt mijn best doen om hem te vinden want hij zal zich ook wel afvragen waar hij zijn mobiel heeft gelaten.  Het lijkt me sterk dat hij dat nog niet heeft gemerkt. Mocht hij je bellen…’
Robert kreeg het er warm van en hij moest aan Ramondo denken die inmiddels in opslag lag bij het mortuarium. Hij had de man van het mortuarium beloofd om op maandag langs te komen.
‘Wat ben jij eigenlijk van Ramondo?  Familie of zo?’
Weer viel er een korte stilte.
‘Zijn ex-vrouw…? Oh, tjeetje daar heeft hij ons niets over verteld. Zijn jullie allang…?’
‘Wat niet gescheiden, dus jullie zijn nog eh… getrouwd? Tjeetje en nou weet je niet waar hij zit. Wat een vervelende situatie. Maar waarom moest hij dan hier in het motel blijven, nadat zijn huis was afgebrand?’
Blijkbaar had Robert hier een punt.
‘Je wilt hem niet in huis? Hoezo? Wie bedoel je? Oh… bedoel je Rover.’
Robert aaide Rover over zijn snuit.
‘Vlooien…? Hoezo? Nee hoor, ik heb geen vlooi bij hem gezien. Maar ja, hij is nu met Ramondo mee, dus…’
Rover blafte. Nee hoor, de deur staat open en er kwam net iemand met een hond voorbij. Het beest mocht me blijkbaar niet zo.’
Rover zette nog maar eens aan. Of hij het aanvoelde.
‘De lijn wordt slecht Rose. Hoor je mij nog?’
 Robert hield zijn hand voor de microfoon van het mobieltje.
‘Hallo… hallo. Rose kun je mij nog horen? Ik ben bang dat ik even geen bereik meer heb. Kun je me misschien even terugbellen?’
Robert verbrak de verbinding en keek naar Rover.
‘Dat is nou toch ook wat. Heb ik het mobieltje van jouw baasje en als klap op de vuurpijl ook nog het vrouwtje van die kleine man aan mijn fiets hangen.’
Meteen ging het mobieltje weer over.
‘Nu maar even niet. Wat vind jij?’
Robert legde de mobiele telefoon op het tafeltje in de hoek.
‘Geen bereik is geen bereik. Nu eerst maar eens even die anderen bellen.’
Hij nam het mobieltje van Liz en zocht het nummer van Saskia op. Robert had na het eerste gesprek de gegevens toegevoegd aan het adresboek van Liz. Hij wilde zijn eigen mobiel niet gebruiken, omdat hij het op deze manier veiliger vond. Het “waarom” daarvan wist hij zelf ook niet.

 

-79-


‘Goede morgen met Antoine hier… wat kunnen wij op deze nieuwe dag voor u betekenen?’ zei de enigszins verwijfde stem aan de andere kant.
‘Met Russell, Jack Russell. Heer Antoine komen we tot zaken of niet?’
Robert probeerde zijn stem zo zwaar mogelijk te laten klinken, maar forceerde zich een beetje zodat hij er van moest hoesten.
‘Ik ben wat grieperig. Sorry. Maar goed, hoe staan we er voor?’
Blijkbaar werd hij niet begrepen, wat overigens voor Robert geen goede reden was om het doel van zijn telefoontje nog eens extra toe te lichten.
‘Nou, ik heb een paar uur geleden gebeld. Jack Russell… alias de sloper, dat weet je toch nog wel?’ ging hij geïrriteerd verder. ‘Heeft uw collega jou dan niet…? Hoezo, misschien een verkeerd  nummer? Sacha en Antoine? Nee inderdaad… die moet ik niet hebben. Kapper, zei u? Sorry, nee dan gaat het even over. Neem me niet kwalijk.’
Robert drukte het mobieltje uit en hij voelde de zweetdruppeltjes langs zijn slaap glijden.
‘Verdomme Robert, graag een beetje zorgvuldiger,’ mopperde hij tegen zichzelf.
Hij zag dat hij een regeltje te hoog had gedrukt. Daar stond inderdaad “Sacha en Antoine” en meteen daaronder het nummer van Saskia.
Robert ondernam een nieuwe poging. Dit keer met meer succes.
‘Met Russel, Jack Russel en zijn jullie er uit? Mijn geduld is zo ongeveer op.’
Het maakte blijkbaar niet zoveel indruk.
‘Hoezo? Hoezo er nog niet aan toegekomen? Luister vriend, het is graag of niet. Maar een ding moet ik je nog wel even vertellen… mijn mannen weten waar jullie zitten. Kijk, ik ben een geduldig en redelijk mens, maar tot op zekere hoogte. Dus als je oorlog wilt…?’
Robert keek bezorgd naar Rover, die nog steeds een plas moest doen en daarom steeds onrustiger bij de deur heen en weer liep.
‘Hoezo heb je al oorlog?’ Met die stevige? Ja, vertel mij niks. Die kan verdomd lastig zijn. Zeg nou maar wat je ervoor wilt hebben, zoveel te eerder ben je van haar af.’
Rover had niet langer afgewacht en had zijn poot opgetild en er liep een straal gelige urine langs de tafelpoot naar beneden om vervolgens te verdwijnen in de hoogpolige vloerbedekking.
‘Godver…Rover. Toe nou, doe effe normaal. Wacht nou even…’
De andere partij vroeg zich af wat Robert ermee bedoelde.
‘Het is niks tegen jullie, maar mijn compagnon wordt ongeduldig en als hij eenmaal zo ver is dan is er geen houden meer aan. Dan is het hek van de dam. Dan kan ik hem nauwelijks meer in de hand houden en is hij tot van alles in staat.’
Robert moest er zelf om glimlachen. Er was tenslotte op zich geen woord van gelogen.
‘Maar goed wat spreken we af? Nou even dan…’
Blijkbaar wilde de tegenpartij een moment overleggen.
Rover was ondertussen naar Robert toegekomen en kwispelde enthousiast, zichtbaar blij dat hij was verlost van de druk op zijn blaas.
‘Vier miljoen? Zijn jullie helemaal van de pot gerukt. Dat gaat niet gebeuren. Hoezo stelde die oudere dat voor? Liz…?’
Robert slikte.
‘Ik zal het goed met jullie maken. Twee miljoen. Geen cent meer. Enne… voor alle twee. Ja ook voor die andere. Ik bel je nog wel terug wanneer ik het geld heb. Hebben we een deal?’
De andere partij kon zich nog niet helemaal in het voorstel vinden en hij hoorde Liz op de achtergrond zich ermee bemoeien.
‘Als ze niet ophoudt dat mogen jullie haar voorgoed hebben. Ik word zo langzamerhand stapeldol van dat malle wijf.’
De tegenpartij was het hardgrondig eens met de typering van Robert en liet hem weten dat ze maar al te graag van Liz af wilde. Robert hoorde de man tegen haar zeggen dat hij haar ook een mal wijf vond, net als Robert.
‘Hé kerel, maak haar nou niet helemaal dol. Straks kan ik er ook niets meer mee. Kappen nou.’ Robert zag de bui al hangen.
‘Nou, dus twee miljoen en geen cent meer. Dat wordt het en dat is het dan ook? Je hoort van me.’
Hij drukte het mobieltje van Liz uit en staarde naar Rover.

 

-80-


‘Nou wordt het spannend oude reus, maar wil je alsjeblieft in het vervolg je blaas niet tegen mijn tafelpoot legen. Straks meuren we hier de tent uit.’
Rover keek naar Robert op een manier of het leek dat hij er spijt van had.
‘We gaan eerst even een ommetje doen en dan gaan we samen Thompson bellen.
En dan ga ik naar Jenny en pas jij hier op de winkel. Afgesproken? En geen grappen meer.’
Rover kwispelde en blafte alsof hij het er mee eens was.