Hoofdstuk 19

 

De volgende dag was Robert vroeg wakker. Rover lag weer pal naast hem. Hij realiseerde zich dat hij zijn kleren nog aan had. Hij was blijkbaar spontaan in slaap gevallen en had de hele nacht door geslapen zonder ook maar een moment wakker te worden. Het was zaterdag. Hij vroeg zich af waar Saskia en Liz waren gebleven. Zouden ze Ramondo hebben gevonden en er in paniek van door zijn gegaan? En wie had hen dan opgehaald? Van wie was de zwarte Mercedes waar de agenten over hadden gesproken. En hoe was Saskia’s ring in de kamer van Ramondo terechtgekomen? En wie had de Beetle van Saskia gestolen om deze vervolgens uitgebrand in de bossen achter te laten?
Robert kleedde zich uit en nam een ijskoude douche. Hij deed dat wel vaker als hij gespannen was. Rover lag geduldig voor de deur te wachten tot hij aan de beurt was om te worden uitgelaten.

Nadat Robert met Rover een flink eind had gewandeld ging hij naar de balie van Motel Dexter.
‘Goede morgen meneer Brown. U bent vroeg, maar uw ontbijt staat klaar. Kunnen we verder nog iets voor u doen? Oh, ik zie dat u alleen bent. Zal ik even met u mee lopen, want twee dienbladen tegelijk zal wel niet lukken,’ zei het meisje dat elke morgen het ontbijt verzorgde. ‘Die andere meneer is toch niet ziek?’ vroeg ze bezorgd.
‘Nee hoor, meneer is niet ziek… dat zeker niet,’ antwoordde Robert.
‘Nou gelukkig maar.’
‘Juffrouw, ik denk dat ik vandaag aan één dienblad wel voldoende heb. Ik ben maar alleen.’
‘Oké meneer Brown. Morgen wel weer voor vier personen?’
‘Nee hoor, voor één persoon is nu even voldoende. Als het anders wordt dan laat ik dat wel even weten.’
‘Prima, we gaan er voor zorgen. Nou tot morgen dan maar weer. Nog een fijne dag meneer Brown.’
‘U ook een fijne dag juffrouw, tot morgen maar weer.’
Robert voelde dat het meisje er zo haar gedachten over had. Blijkbaar was ze niet op de hoogte van de situatie met Ramondo.
Hij wandelde op zijn gemak terug naar zijn kamer. Nadat hij had ontbeten, onderwierp hij de door Ramondo geprepareerde tafel aan een uitgebreid onderzoek. Ramondo had een soort schuifblad gemonteerd. In eerste instantie kon Robert zich geen voorstelling van de werking maken, maar nadat hij het schuifblad een paar keer op en neer had laten gaan en nog eens grondig naar de constructie had gekeken, kreeg hij door wat de bedoeling was. Door het blad te kantelen zou de tas met het geld worden vervangen door de tas met krantenpapier, die aan de onderzijde was vastgemaakt. De tas met geld werd vervolgens opgevangen in een soort vangnet dat onder aan de tafel was bevestigd. Omdat er een kleed over de tafel hing, was de verwisselde tas niet zichtbaar. Het kleed was bij het kantelplateau uitgesneden en aan de onderzijde was een stukje kleed met hetzelfde patroon geplakt. Het was daarom eigenlijk nauwelijks te zien dat er een kantelplateau in het tafelblad was gemaakt.
‘Knap stukje werk Ramondo,’ zei Robert terwijl hij naar boven keek. Hij had begrepen wat de gedachte achter de constructie was. Het was de bedoeling om het goede moment af te wachten en er voor te zorgen dat de tegenpartij even werd afgeleid. Een klein momentje leek al voldoende. Robert vond het uiteindelijk een geniaal plan, zeker ook omdat het een kwestie was van even tegen een kleine koperen pal drukken en de rest ging helemaal vanzelf.
‘Dat zou zelfs Rover nog wel kunnen,’ zei hij hardop.

 

-75-


Hij riep de hond bij zich.
Vol verbazing zag hij dat Rover het na drie keer door had. Feilloos drukte de hond zijn neus tegen de kantelschakelaar.
‘Je hebt zoiets zeker wel vaker gedaan, is het niet?’
De hond blafte en kwispelde.
‘Braaf hondje. Misschien heb ik een klusje voor jou.’
Robert stond op en rekte zich uit. Hij pakte het mobieltje van Liz en zocht het nummer van Charles Thompson.
‘Waar staat die ook weer onder? O ja, onder een konijn,’ mompelde Robert.
Hij hoorde de telefoon overgaan.
‘Ah meneer Thompson. Sorry, dat ik u zo vroeg stoor op deze vroege zaterdagmorgen. Met Robert Brown.
U weet wel van de wedstrijd. Ja… juist die Robert Brown. Meneer Thompson, ik heb vervelend nieuws. Mijn medepartner en uw vrouw zijn gisteren meegenomen door iemand in een zwarte Mercedes. De auto van mijn partner is uitgebrand terug gevonden, maar dit terzijde. Enfin, om een lang verhaal kort te maken, ik ben bang dat ze beiden ontvoerd zijn. Ja, alle twee. Beiden. Klopt.’
Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn.
‘Nee, u begrijpt het niet helemaal denk ik. Onze ontvoering was meer in het kader uh, van…  van uh … een probeerseltje, maar die van nu is blijkbaar heel serieus.’
Thompson wilde weten hoe Robert hierbij kwam.
‘Nou meneer Thompson. Ze hebben een van onze assistenten uitgeschakeld en ik heb hier de telefoon van mevrouw Thompson. Nou, ik hoef u niet uit te leggen dat wanneer een vrouw haar mobieltje achterlaat, dat het dan goed menens is. Meneer Thompson, een mobieltje van een vrouw is nog van grotere waarde dan bijvoorbeeld een dagboek. Haar hele hebben en houwen staat er in. Wat zegt u? Nee hoor, ik zal er zeer vertrouwelijk mee omgaan. Natuurlijk meneer Thompson. Ik stel voor dat ik eerst maar eens op onderzoek uit ga en ik u daarna mijn bevindingen laat weten. Ik voel me tenslotte verantwoordelijk voor deze situatie. Onze ontvoering is een beetje uit de hand aan het lopen geloof ik.’
Thompson was blijkbaar een zelfde mening toegedaan, maar vond de opmerking van Robert blijkbaar een understatement.
‘Nou nou meneer Thompson, een grote catastrofe… dat is wel heel zwaar aangezet vind ik,’ was het verweer van Robert. ‘Maar goed, kan ik u bereiken op dit nummer? Mooi, nou dan houd ik u niet langer op en nog een fijne dag toegewenst. U hoort van me.’ Robert drukte het mobieltje uit.
‘Robert Brown, ik weet niet wat je precies van plan bent, maar ik krijg het gevoel dat hier iets spectaculairs aan het groeien is,’ zei hij tegen zichzelf toen hij voor de spiegel stond.
‘En nu maar eens kijken of ik een van mijn beide dames ergens kan bereiken. Ze zullen best ergens zijn, ten minste  dat mag ik hopen. Misschien zijn ze ook wel echt wel ontvoerd. Tjonge, dat zou wat zijn.’
Rover keek Robert aan alsof hij het allemaal snapte.
Hij zocht in zijn eigen mobiel het nummer op van Saskia en toetste het in op het mobieltje van Liz. De telefoon ging vier keer over en aan de andere kant hoorde hij een mannenstem. Hij zette het mobieltje op handsfree.
‘Met wie?’
‘Met wie? Jij eerst,’ was de reactie van Robert.
‘Hé vogel, even dimmen. Wat moet je?’ klonk het uit het luidsprekertje van het mobieltje.
‘Volgens mij heb jij iets wat niet van jou is, maar van Saskia Staub. Mag ik Saskia even?’
‘Wat moet je en wat bedoel je eigenlijk?’
‘Wat ik bedoel…?  Ik bedoel, dat je het mobieltje hebt van Saskia Staub en daarom ga ik er gemakshalve maar even vanuit dat Saskia daar ook wel ergens in de buurt zal zijn.’
‘Ik weet niet waar je het over hebt vogel,’ zei de man.
Robert liet zich niet afschepen en zonder aarzeling ging hij verder.
‘Saskia of Liz. Wie het dichtste bij je zit?’
‘Ben je wel lekker? Wie ben je eigenlijk?’ klonk het.

 

-76-


‘Jack Russell, alias de killer.’
‘Nooit van gehoord.’
‘Dan heb je niet goed opgelet. Een ding is zeker mannetje, je moet niet met je vuile tengels aan mijn vriendinnen zitten.’
‘Hoezo vriendinnen? Is die middelbare feeks dan ook een vriendin van je?’
‘Aha… dus ze zitten daar bij je in de buurt. Ik wist het wel, mij neem je niet in de maling. Nou om het even kort en bondig te houden, wat moet je er voor hebben? En geen gezeik. Niks onderhandelen of zo. Noem je prijs en ik zal wel zeggen of ik er iets mee kan. En meneertje laat het duidelijk zijn, met Jack Russell is het slecht kersen eten als men zich niet aan de afspraken houdt.’
Het bleef stil aan de andere kant van de lijn.
‘Bel straks nog maar even terug. Over een paar uur. De baas is er even niet. Ik zal zeggen dat je gebeld hebt. Jack Russell zei je toch?’
‘Ja, de Jack Russell, de killer en ik sta ook wel bekend als de sloper. Dus ventje, ik bel over twee uur weer en dan wil ik weten hoe het er voor staat. Begrepen?’
Robert maakte voor zijn gevoel voldoende indruk, want de man aan de andere kant antwoordde beleefd met, ‘komt in orde meneer Russell.’
Robert trok er dan ook een gemeen gezicht bij.
‘Verdomme Rover, ze zijn echt ontvoerd. Ook dat nog. Wat een gedoe. Maar goed, we laten ons er niet door afschrikken. Wij zijn samen een mooi stel meedogenloze bandieten, Jack Russell en Rover de hond. De schrik van de wijde omgeving. We zijn nog wel niet zo heel bekend, maar dat gaat de komende tijd veranderen.’
Rover blafte twee keer en keek Robert aan of hij wilde zeggen dat hij het eerst allemaal nog wel even moest zien.