Hoofdstuk 15


Het was donderdagavond en het liep tegen zevenen toen Robert de Bonte Specht binnenstapte. Hij keek rond of hij Jenny zag. Ze was er blijkbaar nog niet. Aan de bar zat de man met wie hij tijdens zijn eerste bezoek een onenigheidje had gehad. De man wenkte hem.
‘Zo ben je daar weer? Word jij hier vaste klant of zo?’
‘Ik heb een afspraak met dat meisje dat vorige week hier ook was.’
‘Mooi meisje jongen. Zuinig op zijn. Maar ja, het is nou eenmaal zo, zulke mooie meiden heb je nooit alleen.’
Robert lachte wat schaapachtig en wist eigenlijk niet goed hoe hij moest reageren. Daarom haalde hij zijn schouders op. Hij probeerde zichzelf een quasi onverschillige houding te geven, maar de man had hem blijkbaar door.
‘Jongen, je moet zo maar denken hoe mooier dat ze zijn, hoe meer ze kosten. Die van mij is zo lelijk als de nacht en daarom houd ik er ook geld aan over… en daarom kan ik ook elke avond hier in de Bonte Specht mijn biertje gaan halen.’
Hij lachte wat overdreven en bestelde vervolgens twee biertjes bij de juffrouw achter de toog.
‘Hier, neem maar een lekker biertje. Deze krijg je van mij. Op de schoonheid van de jouwe en op de lelijkheid van de mijne. Geniet er maar van nou het nog kan.’
‘Dank je wel,’ zei Robert. ‘Nou proost dan maar.’
‘Ja proost. De volgende keer ben jij weer aan de beurt.’
‘Zeker weten.’ Robert hoopte van harte dat dit zijn laatste keer was dat hij in de Bonte Specht was.
Even later ging de deur open en Jenny stapte naar binnen.
‘Hoi fijn dat je er bent,’ zei Robert, terwijl hij de jas van Jenny aannam.
‘Ik heb je vriendje maar even bezig gehouden,’ grapte de man aan de bar. ‘Hij was al bang dat je niet zou komen. Ik heb hem net verteld dat het niet mee valt met zo’n mooi meisje… zo’n schoonheid als u.’
‘Goh, is dat zo Robert?’ vroeg Jenny.
‘Ja… uh nee,’ antwoordde Robert kort. ‘Ik bedoel… dat ik er geen moeite mee heb.’
Hij was er zeker van dat zijn antwoord weer tot verdere bemoeienis van de man van het biertje zou leiden, maar die zweeg.

 

-59-


‘Nou tot de volgende keer maar weer en onze afspraak staat. Dan drinken we er weer eentje, ik ben aan de beurt, ’ zei Robert zo joviaal mogelijk, maar de man was al weer druk in gesprek met een dame aan de andere kant van de bar.
‘Je maakt hier wel snel vrienden geloof ik,’ zei Jenny terwijl ze ging zitten.
‘Ja, dat lijkt er wel op, maar daar zit ik eigenlijk niet echt op te wachten. Enfin, het is in elk geval wat relaxter dan de vorige keer. Wat wil je drinken?’
‘Doe maar een colaatje.‘
Robert liep naar bar en bestelde ook nog maar een biertje voor de man aan de bar. Die sloeg uitbundig zijn arm om hem heen alsof ze al jaren een hechte vriendschap hadden.
Toen Robert weer aan het tafeltje was gaan zitten, stond Jenny op. Ze plukte wat haren van de trui van Robert.
‘Waar heb je toch ingezeten. Je zit helemaal vol met haren.’
‘Dat is hond… Rover, de hond van Ramondo deelt sinds vannacht het bed met mij.’
‘Gadver…’ was de reactie van Jenny en ze trok er een vies gezicht bij. ‘Je hebt toch wel gedoucht?’
vroeg ze met een lach.
‘Dat nog net wel…’ grinnikte hij.
Nadat ze het plan voor de volgende dag hadden doorgesproken stelde Jenny voor om nog iets te drinken en daarna wilde ze graag naar huis. Ze zei dat ze de vrijdagochtend vroeg naar kantoor wilde om zodoende op tijd klaar te zijn voor het bezoek aan de krant.
‘Zullen we dan maar afspreken bij de bank. De Daily zit daar vlakbij in de buurt. Je kunt je auto het beste in de parkeergarage naast onze bank parkeren,’ stelde ze voor.
Robert en Jenny stonden op het punt om op te staan toen twee mannen de Bonte Specht binnen kwamen. Een van de mannen was onmiskenbaar Jack Russell, de kleine agent van Motel Dexter.
‘Verdomme, dat heb ik weer,’ mompelde Robert.
‘Wat zei je?’ vroeg Jenny.
‘Eh niets, tenminste niets belangrijks,’ antwoordde hij.
Hoewel Robert zich probeerde te verschuilen, had Jack, de kleine agent hem al gezien en kwam naar hem toe.
‘Hallo meneer Brown, u ook hier?’ Jack staarde ondertussen naar Jenny en hij leek er zo zijn gedachten bij te hebben.
‘Ja, u ook zie ik,’ was het antwoord van Robert. Het klonk tamelijk dom.
Jenny keek hem vragend aan.
‘Dit is agent Jack Russell. Ik ken hem van Motel Dexter, waar ik momenteel even woon.’
De kleine agent keek Robert verbaasd aan.
‘Jack Russell…? Hoe komt u nou bij Jack Russell? Ik heet Jack Jones, net als van de kleding,’ zei hij met een lach, terwijl hij zijn metgezel op zijn schouder sloeg. ‘Wat een grapjurk is meneer Brown, vind je ook niet Tim?‘
Zijn metgezel knikte instemmend. Hij had een brede grijns op zijn gezicht.
‘Ik dacht toch echt… och laat ook maar.’ Robert realiseerde zich dat de grote Ramondo deze kleine agent blijkbaar de bijnaam “Jack Russell” had gegeven.
‘U bent vanavond weer in een ander charmant gezelschap, zie ik,’ zei de kleine agent. Er zat iets van cynisme in zijn opmerking. ‘Waar haalt u toch alle energie vandaan meneer Brown? Hoeveel mannen zouden als ze de kans zouden krijgen maar al te graag in uw schoenen willen staan.’
Jenny keek Robert vragend aan. Hij voelde zich doodongelukkig met de situatie en hij hoopte dat Jenny hem niet om een uitleg zou gaan vragen.
‘Kwestie van oefenen agent.’ Robert realiseerde zich te laat dat hij alles behalve deze opmerking had moeten maken.
‘Meneer Brown heeft het er maar druk mee, met al die oefeningen,’ zei hij met een knipoog tegen zijn metgezel. ‘Meneer houdt er een vreemde manier van sporten op na Tim, maar dat zal ik je straks wel even uitleggen. Dat lijkt me nu niet het juiste moment, maar ik kan je verzekeren dat meneer wel een fanatiek topsporter is, dat kan ik je wel alvast verklappen. Het zou me niet verbazen als hij epo of zo gebruikt.’
Robert kookte van binnen. Hij had de kleine agent wel ter plekke kunnen wurgen, maar hij beheerste zich.

 

-60-

 


‘We moeten gaan Jenny, anders wordt het wel erg laat,’ zei hij zo kalm mogelijk al kostte het hem moeite.
Robert trok Jenny bijna van haar stoel en dat gaf weer aanleiding tot een opmerking van de kleine agent.
‘Ja juffrouw, meneer heeft nog meer te doen…’
Jenny schudde haar hoofd. Toen ze bijna buiten waren zei ze, ‘wat een rare vent was dat. Waar ging dit over?’
‘Dat is hij zeker, een rare kerel. Ik heb echt geen idee waar hij het over had.’  Robert was blij dat hij buiten was. Hij nam zich voor om nooit meer in de Bonte Specht te komen. Dat bracht alleen maar ellende.
‘Zal ik met je meelopen?’
‘Mag wel, hoeft niet. Wat jij wilt. Het is hier net om de hoek, maar dat weet je. Of wil je misschien nog een kopje koffie?’
‘Laat ik dat maar niet doen. Dat houd ik wel van je te goed. Oké?’ antwoordde hij.
‘Wat jij wilt.’
Hij nam afscheid van Jenny en slenterde naar zijn auto, die op de parkeerplaats achter het café stond.

Een half uur later liep Robert met Rover over het parkeerterrein van Motel Dexter.
‘Verdomme Rover, het had vanavond zoveel anders kunnen zijn. Ik had eigenlijk gewoon dat kopje koffie moeten doen. Ze is wel heel erg leuk, maar ja… Misschien vindt ze mij wel niks. Maar ja, van de andere kant, dan had ze me niet gevraagd voor een kopje koffie. Want dat doen ze niet als ze je niks vinden. Tenminste niet als ze je niet heel leuk vinden. Dan stellen ze dat echt niet voor. En zeker Jenny niet. Ze lijkt me een eerlijk en net meisje.’
De hond keek hem aan alsof hij alles had begrepen wat Robert hem had verteld.
‘Nou ja, jij hebt er geluk bij. Anders had jij vannacht niemand in bed gehad.’
Rover blafte.
‘Stil nou, je maakt iedereen wakker.’