Hoofdstuk 12
Nadat Robert in de supermarkt de hondenbrokken had gevonden en nog een paar andere dingen in zijn winkelwagentje had gelegd, ging hij naar de kassa. Het was niet druk in de supermarkt. Hij zag op zijn horloge dat het bijna kwart over negen was. Nadat hij zijn boodschappen had afgerekend liep hij naar zijn auto. De zwarte Opel stond eenzaam en verlaten op het pleintje voor de supermarkt. Hij had nog steeds de auto van de zaak.
‘Dat zal ook wel niet lang meer duren…’ mompelde hij, terwijl hij de zak met hondenbrokken en de plastic tas vol andere boodschappen op de achterbank deponeerde. Nadat hij het winkelwagentje terug had gebracht en hij de juffrouw achter de kassa nog maar eens een fijne avond had toegewenst liep hij in de richting van de straat voorbij de supermarkt. Hij zag een klein verlicht uithangbord met daarop in sierlijke letters “De Bonte Specht” Het was een vijftigtal meters verderop. Robert voelde de eerste regendruppels.
‘Die Ramondo heeft dus wel degelijk gelijk met zijn weersvoorspelling,’ zei hij in zichzelf.
Hij maakte de deur open en ging naar binnen. Het was gezellig druk in de Bonte Specht. Robert keek wat onwennig om zich heen. Hij zocht naar het meisje in het rode jurkje. Zo had Saskia het tegen hem verteld.
‘Ben jij Robert?’ hoorde hij achter zich.
Toen hij zich omdraaide staarde hij in de ogen van een hoogblonde maar vooral knappe verschijning.
Haar blauwe ogen fixeerde hem zoals een cobra zijn prooi fixeert en hij was nauwelijks in staat om iets uit te brengen.’
‘Eh, ja… Robert… dat is ik. Ik bedoel zeker… dat ben ik. Robert ja, juist.’
Hij voelde het bloed naar zijn hoofd stijgen. De indruk die Jenny op hem maakte was helemaal nieuw voor hem. Dit had hij nog niet eerder meegemaakt.
-51-
‘Zullen we dan maar?’ vroeg ze en haar hese, maar vooral sensuele stem bezorgde hem kippenvel.
Robert knikte.
‘Je voelt je toch niet ongemakkelijk?’ vroeg Jenny een beetje ongerust.
‘Eh, nee hoor. In tegendeel. Nee, juist helemaal niet.’
Jenny glimlachte en haar glimlach bracht Robert helemaal van de wijs.
Hij wist zich geen raad. Hij voelde de opwinding, maar ook de angst dat hij alles zou gaan bederven.
Jenny had zijn hart in vuur en vlam gezet. Ze liepen naar een tafeltje in de hoek en Robert ging zitten zonder Jenny voor te laten gaan. Hij realiseerde zich dit te laat en hij probeerde zijn fout te herstellen. Door de onhandige actie die daarop volgde verloor hij zijn evenwicht en hij gooide daarbij de stoel die naast hem stond ondersteboven. De stoel die met veel kabaal omviel raakte in zijn val het been van een man die achter hen stond.
‘Ho man, wat maak jij me nou? Wel even uitkijken vriend. Verdomme, dat doet zeer.’
‘Sorry meneer. Ik was even wat onhandig.’
Robert wilde de man, die zeker een kop groter was als hij een hand geven. De man accepteerde de hand en wilde daarbij even aan zijn vrienden laten zien hoe lollig hij wel niet was. Hij pakte de hand van Robert met volle kracht vast en kneep er stevig in.
Robert gaf geen kik maar het deed wel pijn. Hij probeerde zich los te maken.
’Oh, sorry,’ zei de man. ‘Ik dacht dat ik hem mocht houden. Altijd gemakkelijk zo’n extra hand. Maar goed als jij hem weer terug wilt hebben…’
Zijn vrienden schaterden het uit.
‘Nu ik die van hand van jou weer netjes terug heb gegeven lijkt het me normaal dat ik wel een biertje heb verdiend. Als een soort tegenprestatie. En neem er voor mijn maten ook eentje mee, want die hebben net zo veel dorst als ik.’
Robert keek naar Jenny. Ze zag zijn hulpeloze blik.
‘Doe nou maar. Anders blijven ze aan de gang,’ zei ze met zachte stem.
‘En wat wil jij drinken?’
‘Doe mij maar een glaasje rode wijn.’
Met zes glazen bier en een glas rode wijn op het dienblad keerde Robert na tien minuten terug naar het tafeltje waar Jenny geduldig zat te wachten.
‘Ze zijn toch niet vervelend geweest?’ Robert knikte naar de man met zijn vrienden. Hij voelde eigenlijk direct dat dit geen handige opmerking was, want als dat zo zou zijn, dan was hij zeker niet de aangewezen persoon om daar iets van te gaan zeggen.
‘Nee hoor…’
Hij liep voorzichtig met het dienblad met daarop vijf glazen bier naar de man toe.
‘Alsjeblieft heren, proost.’
‘Dank je wel kerel. Zullen we elkaar nog maar eens de hand schudden? Op de goede afloop?’ zei de man met een uitgestreken gezicht.
‘Nee dank u wel meneer. Ik geloof u zo ook wel,’ was het antwoord van Robert.
En weer schaterden de man en zijn vrienden het uit. Robert draaide zich om en liep naar het tafeltje waar Jenny zat. Ze draaide gedachteloos het glas wijn in het rond.
‘Zo, dat was dat…’ zuchtte Robert op een manier alsof hij zojuist een geweldige klus had geklaard.
‘Het is beter dat je het maar even met hen meespeelt. Anders ben je nog niet van ze af. Ze proberen je gewoon uit. Dat was heel verstandig van je.’ Ze zei het op een manier dat Robert ervan overtuigd was, dat ze hem absoluut geen lafaard vond maar een verstandige kerel, die zich op een volwassen manier uit deze netelige situatie had gered. Het maakte hem in elk geval weer wat zekerder.
‘Zo,’ ging ze verder. ‘Als ik het allemaal goed heb begrepen van Sas dan gaan we volgende week vrijdag samen een bezoekje brengen aan de Daily. Zo is het toch? Ze vertelde me dat jullie bezig zijn met een soort avonturenwedstrijd of zo.’
‘Dat kun je wel zeggen. Nou een wedstrijd, het is volgens mij meer een nachtmerrie aan het worden,’ reageerde Robert
Jenny keek hem vragend aan.
-52-
‘Hoezo een nachtmerrie? Is het zo erg? Sas zei… ?’
‘Sorry, laat maar. Ik overdrijf, wat ik bedoel te zeggen is dat het best spannend is. Ik ben gewoon een beetje opgefokt.’
‘Dat komt toch niet door mij hoop ik?’
‘Nee joh, natuurlijk niet, ik vind je echt helemaal te gek…’
Robert snakte naar adem. Hoe kon hij dit nu zeggen? Hij was bang dat hij met zijn opmerking alles had verknoeid. Dat hij met dit gedrag Jenny zou afschrikken en dat ze hem maar een rare vogel zou vinden. Dat kon bijna niet anders. Eerst door zijn onbeholpen gedrag dat bijna tot een conflict met een groep grote sterke kerels had geleid en daarna door de ongenuanceerde uitspraak over de wedstrijd waar Saskia en hij mee bezig waren en tenslotte nog als klap op de vuurpijl, een onbeholpen flirt met een meisje dat hij nauwelijks een kwartier geleden voor het eerst had ontmoet. Het voelde alsof ze met haar diepblauwe ogen dwars door hem heen keek.
‘Dank je Robert. Dat hoor ik niet zo vaak,’ zei ze met zachte stem.
Robert voelde een hoge mate van opwinding door zijn lijf gaan. Alles draaide. Hij had dit zo nog niet eerder gehad. Niet op deze manier. Althans niet dat hij zich kon herinneren.
‘Kom op, daar geloof ik helemaal niks van. Dat zeg je zo maar. Ik weet zeker dat… uh dat,’ stotterde hij.
Ze hield haar vinger voor haar mond.
‘Sstt… Geloof me nou maar, het is echt waar.’
Robert voelde zich een enorme oetlul. Hij realiseerde zich dat hij aan zijn eerdere stupide acties er als klap op de vuurpijl eentje aan had toegevoegd, die Jenny wel definitief zou afschrikken. Want had hij haar niet min of meer gezegd dat hij niets geloofde van datgene wat ze hem net had verteld?
‘Sorry Jenny. Ik geloof dat het vandaag mijn dag niet is,’ stamelde Robert.
‘Jammer, ik had even de indruk dat het vandaag mijn dag zou gaan worden…’ zei ze zacht.
Robert voelde zijn maag omdraaien. Saskia had gelijk. Hij was niet geschikt voor een relatie met een meisje. Hoe kon hij? De eerste de beste meelworm had nog meer gevoel voor romantiek dan hij.
‘Zo bedoel ik het niet… Ik bedoel eh, dat ik… Je moet me een verschrikkelijke zak vinden. Of niet soms?’ stamelde Robert en hij voelde zich steeds onzekerder worden.
Jenny glimlachte en legde haar hand op die van Robert.
‘Nee hoor. Ik vind je best grappig. Je bent zeker nog niet zo vaak met een meisje weggeweest of zo?’
Robert wist niet wat ze met “of zo” bedoelde maar hij knikte maar dat ze gelijk had. Het was er ook eigenlijk nog nooit echt van gekomen. Hij was hiervoor te druk geweest met zijn studie en met zijn nieuwe baan.
‘Ik ben nog steeds de ware niet tegen gekomen…’ zei hij met onvaste stem.
‘Misschien komt dat nog wel… je weet maar nooit,’ antwoordde Jenny en ze nipte aan haar glas.
‘Ja, je weet maar nooit… maar eerst dit maar eens tot een goed einde zien te brengen… ik bedoel het avontuur met Saskia.’
‘Oh,’ zei Jenny met een uitdagende lach. ‘Ik dacht al…’
En weer bracht Jenny hem uit zijn evenwicht. Hij realiseerde zich maar al te goed dat hij vooral ook door zijn onduidelijke opmerkingen om dit soort reacties vroeg.
Het was bijna half twaalf en drie glazen wijn en twee glazen bier en een glas ijsthee verder toen Jenny op haar horloge keek.
‘Ik vind het reuze gezellig met je Robert, maar ik moet nu echt weg. Ik moet morgen heel vroeg op mijn werk zijn en ik kan niet zo goed tegen laat naar bed. Tenminste niet een paar dagen achter elkaar. Gisteren en eergisteren was het ook al ruim na twaalven. Allemaal wel heel gezellig, maar ik heb echt mijn aantal uren slaap nodig. Onder de zeven ben ik niet te genieten.’
‘Zullen we dan volgende week donderdag afspreken? Saskia gaat er voor zorgen dat we in grote lijnen iets van een plan kunnen presenteren. Dan kunnen we dit donderdag samen nog even afstemmen.’
‘Hoe laat hebben we onze afspraak bij de Daily?’
‘Daar moet ik nog even over bellen. Ik vermoed ergens in de middag.’
‘Dan neem ik vrijdagmiddag vrijaf. Dat moet wel kunnen. Daar zal mijn baas niet zo’n probleem mee hebben.’ Jenny schoof het lege glas opzij en pakte haar tasje.
‘Wat voor werk doe je eigenlijk?’ vroeg Robert. Ze hadden samen over van alles gesproken, maar niet over werk.
-53-
‘Ik werk op de bank. De National.’
‘Oké. En…?’
‘Hoe bedoel je… en?’
‘Wat doe je voor werk?’
‘Oh… zo ja. Ik beheer een aantal grote accounts. Ik geef financiële adviezen en zo.’
‘En zo …?’
‘Sorry hoor, maar ik kan of beter ik mag daar niet zoveel over zeggen. Dat snap je toch wel?’ zei ze ongeduldig.
‘Oké. Duidelijk. Het was alleen maar belangstelling, geen nieuwsgierigheid.’
‘En jij?’
‘Ik verdien mijn brood als juridisch medewerker bij Slegde en Sons. Je weet wel, die projectontwikkelaars, die in Marketstreet hun kantoor hebben.’
‘Ben jij er zo een die oude mensen uit hun huis jaagt om er vervolgens van die lelijke hoge appartementen of kantoren neer te zetten?’
‘Nee hoor…echt niet.’ Robert wist maar al te goed dat hij Jenny niet om de tuin kon leiden. Hij voelde dat zijn ontkenning niet voldoende was.
‘Ik weet natuurlijk ook wel dat er soms van die zaakjes zijn, waar je niet trots op hoeft te zijn. Maar ja, dat gebeurt soms. Dat zullen jullie bij de bank ook wel hebben. Ik bedoel geld stinkt niet.’
Jenny keek hem recht aan. De frons op haar voorhoofd voorspelde niet veel goeds en Robert werd er onrustig van.
‘Nee, geld stinkt niet. Dat klopt. Geld maakt veel recht. Ook datgene wat krom is. Soms zelfs dat heel erg krom is.’ Ze zei het op een manier waar nauwelijks enige afkeer in doorklonk.
Robert had een heel ander antwoord verwacht. Hij had zich ingesteld op een verhaal over een oma of een oude tante die door Slegde en Sons op doortrapte wijze uit hun huis waren gezet. Hij had een verhaal verwacht over haar ouders, die hun leven lang gesappeld hadden en nu met een appel en een ei het riet in waren gestuurd door zijn baas. Maar niets daarvan.
‘Je hebt helemaal gelijk. Het is nou eenmaal zo. Dat is onze maatschappij.’
‘Robert… als jij rijk zou zijn wat zou jij dan doen?’
‘Geen idee. Maar voorlopig heb ik die zorg niet. Voorlopig moet ik genoegen nemen met datgene wat ik heb en dat kan net uit. Zo is het nou eenmaal. En jij?’
Ze keek hem strak aan.
‘Ik ook niet…’ zei ze met een diepe zucht.
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou zoals ik het zeg. Ik heb dat probleem ook niet en ik moet net als jij genoegen nemen met datgene wat ik heb. Enfin, zullen we nu maar eens opstappen?’ voegde ze er aan toe en ze stond op.
Robert rekende af en samen liepen ze naar buiten. Het regende nog steeds.
‘Nou tot donderdag dan. Moet je ver? Zal ik je niet even naar huis brengen?’
‘Nee hoor, ik woon een paar straten verderop. In die appartementen boven de winkels. Nou tot donderdag dan. En bedankt voor vanavond.’
Voordat hij wist wat er gebeurde gaf ze hem een kus op zijn wang. Robert wist niet goed wat hem overkwam en even later zag hij Jenny om de hoek verdwijnen. De mist was inmiddels opgetrokken en het was een heldere avond geworden.