Proloog

 

Motel Dexter ligt een paar kilometer buiten de stadsgrens. Als je het positief benadert is het weliswaar een tamelijk gedateerde locatie, maar staat het motel wel in een mooie maar vooral rustige en bosrijke omgeving. Dat is dan ook wel in grote lijnen het enige vermeldingswaardige aan het vooral saaie grijze troosteloze betonnen bouwsel. De dienstdoende architect moet tijdens het ontwerpen van Motel Dexter onderhevig zijn geweest aan een stevige depressie. Misschien had hij op dat moment wel een stroef lopende relatie of tegenvallende opdrachten en daarmee een lege beurs. Of was het de drank die hem parten heeft gespeeld. Enfin, eerlijk is eerlijk, voor de vermoeide reiziger die op zoek is naar rust en vooral naar eenvoud is Motel Dexter de uitgelezen locatie. Geen herrie, geen gedoe en niets om opgewonden of geïrriteerd over te raken. Ook niet over de service en de inrichting en bovendien werkt alles er naar behoren, inclusief het personeel. Kort en bondig samengevat; de prijs/kwaliteitsverhouding van het motel is in elk geval dik in orde. Motel Dexter vormde voor Robert Brown en Saskia Staub een uitstekende uitvalbasis voor hun plan. Hun plan om krantenmagnaat Charles Thompson eens stevig te verrassen. Tenminste dat was de bedoeling of misschien toch ook weer niet.




Hoofdstuk 1

 

Toen Robert de deur van de kamer opendeed wist hij eigenlijk al wat er ging gebeuren. Saskia was de hele avond al zo verschrikkelijk opdringerig geweest. Het leek wel of er voor haar niets anders bestond dan seks. Hij werd er bijna gek van. Eigenlijk had hij er spijt van dat hij met haar mee was gegaan. Het was tenslotte niet nodig geweest. Het diende in zijn ogen geen enkel doel om een kamer te huren in Motel Dexter. Hij had gewoon terug moeten gaan naar zijn eigen appartement, maar hij wist ook dat er nu geen weg meer terug was. Hij wist ook maar al te goed dat hij niet was opgewassen tegen de vasthoudendheid van zijn partner. Hij keek onwennig om zich heen. Voordat hij het wist stond ze voor hem. Saskia, een mooie slanke brunette van rond de vijfentwintig. Dat was naar zijn inschatting het aantal lentes van de vrouw die blijkbaar maar één passie had. Het maakte Robert onrustig, ook al omdat ze hem nog niets had verteld over wat nou uiteindelijk de bedoeling was van het verblijf in Motel Dexter. Maar ja, hij had het haar ook niet expliciet gevraagd, althans hij was niet verder gekomen dan “is dit nou wel nodig Saskia? Moet dit nou echt?”
‘Vertrouw nou maar op mij,’ had ze geantwoord en daar was het bij gebleven. Hij had ook maar niet verder gevraagd, maar hij vroeg zich toch wel af wat hij met haar aan moest. Zo was het al de hele avond geweest. Zij, Saskia constant aan het woord en hij Robert, nauwelijks volgend wat ze hem allemaal vertelde en alleen maar zichzelf afvragend of het wel verstandig was om met haar in zee te gaan.
En nu stond hij daar in kamer negenendertig van Motel Dexter zonder dat hij ook maar een flauw idee had wat hem te wachten stond, behalve dan dat hij er van uit ging dat Saskia hem zou gaan bespringen als een bronstige tijgerin.
‘Zo liefje, hier moet het dan maar beginnen,’ zei ze. ‘We moeten tenslotte vol aan de bak, willen we een goed verhaal maken, maar eerst maar even…’
Voordat Robert het wist trok ze wild aan zijn overhemd. De knoopjes sprongen als poffende popcorn in het rond, om vervolgens wild en ongecontroleerd en met een helder tikkend geluid te landen op de tegelvloer.
‘Daar gaat mijn moeder niet blij van worden…’ zei Robert en het beteuterde gezicht was eigenlijk aandoenlijk om te zien.
‘Wat zei je…?’ schreeuwde Saskia. ‘Wat gaat jouw moeder niet worden?’
‘Niet blij,’ antwoordde hij zonder ook maar enige aarzeling.
Alle passie, alle hartstocht, alle lust, het was in een keer verdwenen. Opgelost in het niets en dat allemaal door deze opmerking van Robert. Het was alsof hij een blusdeken over een brandende frituurpan had gegooid. Het vuur was volledig gedoofd. Hij had er alle zuurstof aan ontnomen.
‘Het is niet verkeerd bedoeld hoor,’ klonk het timide. ‘Mijn moeder is verder wel oké, maar ze heeft een bloedhekel aan het aannaaien van knopen. Vraag me niet waarom.’
Saskia keek hem aan en schudde haar hoofd.
‘Verdomme, je weet het wel te brengen. Tjeetje… wie komt er nou met zijn moeder op de proppen net als ik helemaal in de stemming ben?’
‘Ja, dat was misschien niet zo erg handig van me,’ antwoordde Robert en hij krabde zich op zijn wang.
Saskia draaide zich om en haalde haar vingers door haar lange haar.
‘Sorry hoor, ik dacht echt dat het drukkertjes waren… Maar goed, als dit de komende maand mijn voorland is, dan kan het nog gezellig worden. Enfin, het is nu even klaar. Hebben we nog wat te drinken of zo?’ Het klonk bijna verwijtend.
‘Ik geloof niet dat we voor deze kamerprijs ook nog een minibar tot onze beschikking hebben,’ merkte Robert droog op terwijl hij om zich heen keek.
‘Kun je niet even wat regelen? Ik heb het even nodig.’
Saskia leek een beetje uit haar doen. Ze stond wat verveeld naar een schilderijtje te kijken dat blijkbaar bedoeld was om de sobere kamer nog iets van sfeer te geven. Het was een tafereeltje van een paar koeien onder een boom. Eigenlijk was het niet veel meer dan een oubollig prentje.
‘Er was toch zo’n beroemde schilder, die van dit soort schilderstukjes maakte… hoe heet hij ook weer?’ vroeg ze, terwijl ze met haar vinger een pluisje stof van de rand veegde.
‘Potter…’ antwoordde Robert. ‘Maar dit zullen vast niet zijn koeien zijn. Tenminste dat lijkt me niet.’
Saskia haalde haar schouders op.
‘Nee, dat zal wel niet.’
‘Wat wil je drinken? Wat moet ik voor je meebrengen?’ vroeg Robert terwijl hij zijn overhemd probeerde te fatsoeneren.
‘Doe mij maar een flesje witte wijn. Droog als het kan. Waar wil je die eigenlijk vandaan halen?’
‘Ze zullen hier bij de receptie toch wel iets kunnen regelen, lijkt me.’
‘Succes ermee,’ wenste Saskia hem toe en ze schopte haar schoenen in de hoek.
‘Mijn voeten doen zeer van die stomme pumps. Heb ik altijd met nieuwe schoenen…’

 

-2-
‘Ik zal ze straks wel even masseren,’ beloofde Robert. ‘Je voeten bedoel ik.’
‘’Ja, dat snap ik. Vind je moeder dat wel oké?’
‘Alsjeblieft Saskia, doe me een lol. Nou tot zo, dan ga ik eerst maar even kijken of ik wat te drinken kan scoren.’
Robert liep de deur uit en Saskia zuchtte eens diep.
‘Verdomme Sas, wat heb je nu weer aan je fiets hangen. Een vent die met zijn moeder op de proppen komt als er per ongeluk een paar knoopjes van zijn shirt springen,’ mompelde ze.

Een kwartier later was Robert weer terug. Twee flessen droge witte wijn en een fles whisky rijker.
‘Zo, daar komen we de nacht wel mee door,’ zei hij met een zekere zelfingenomenheid.
‘Heb je ook glazen?’
‘Eh… nee. Staat hier niks?’
‘Plastic bekertjes op de badkamer. Dat is alles.’
‘Nou, dat is in elk geval iets,’ antwoordde Robert monter.
‘Ik drink wel uit de fles… Heb je wel een kurkentrekker of zoiets meegebracht?’ zuchtte Saskia.
‘Schroefdoppen.’
‘Dat valt dan weer mee.’
‘Je moet me niet onderschatten Saskia. Soms ben ik best wel eens slim, bijna geniaal. Tenminste, dat zegt mijn baas altijd. Nou ja, altijd is misschien ietwat overdreven.’
‘Wat zegt je baas?’ vroeg Saskia met een blik vol ongeloof.
‘Nou dat ik best wel goed ben. Soms. Niet altijd. Geniaal is misschien iets te veel gezegd.’
‘Robert Brown, dan wordt het de hoogste tijd dat je dat ook eens laat zien.’
‘Hoe bedoel je?’
Saskia zuchtte nog maar eens diep en ze schudde mismoedig haar hoofd.
‘Laat maar. Dat aanbod voor mijn voeten… geldt dat nog steeds?’
‘Zeker, ga maar liggen of wil je liever in die stoel zitten.’
Robert wees op de kleine bureaustoel die in de hoek van de kamer onder een kleine tafel was geschoven.
‘Op bed lijkt me handiger.’
‘Wat jij wilt.’
Saskia had inmiddels al een paar flinke slokken wijn genomen.
‘Smaakt best,’ zei ze en ze keek naar het etiket op de fles.
‘Chateau Maufaute Superieur, mooi plaatje. Daar zullen ze vast geen Motel Dexter in de buurt hebben.’
Robert masseerde met gevoel haar voeten. Een kwartier later was Saskia in een diepe slaap.
Hij keek naar haar en hij moest toegeven dat hij het eigenlijk wel verprutst had. Dat hij een geweldige kans had laten liggen. Hoeveel mannen zouden nu maar al te graag in zijn schoenen willen staan? Hij trok zo stil en voorzichtig mogelijk het dekbed over haar heen.
‘Nou ja, morgen weer een dag…’mompelde hij. ‘Nieuwe dag, nieuwe kansen.’
Hij kleedde zich uit en ging voorzichtig naast Saskia liggen. Ze kreunde zacht, maar ze sliep wel rustig door. Robert maakte het licht uit en hij draaide zich op zijn andere zij.
Het was al bijna licht toen Saskia wakker werd.
‘Shit, wat doe jij hier…?’ vroeg ze enigszins geschrokken en ze gaf Robert een por in zijn zij.
‘Uh…hoezo? Hoe bedoel je?’ antwoordde hij slaperig.
‘Nou zoals ik het zeg.’
‘Ik moet toch ergens liggen of niet soms?’
‘Moet dat dan uitgerekend naast mij?’
‘Jezus mina, wat ben jij opeens eenkennig. Gisterenavond verkracht je me zo ongeveer en nou maak je een hoop poeha omdat ik gewoon maar naast je lig. Ik kan je verzekeren dat ik ben nergens aan heb gezeten en bovendien heb ik netjes met mijn handjes boven het dekbed geslapen. Dus er is geen enkele reden voor paniek of opwinding.’

 

-3-
‘Het zal wel…’
‘We kunnen ons beter eens af gaan vragen hoe we de komende maand in gaan vullen. Wat het plan wordt. We kunnen toch moeilijk een hele maand op deze manier elkaar bezig blijven houden. Dan wordt het helemaal niks met ons avontuur.’
‘Mee eens, maar eerst eens wat te eten scoren, anders kan ik niet denken,’ pruttelde Saskia.
‘Zeker mevrouw… U wenst?’ antwoordde Robert en hij maakte daarbij een diepe buiging.




Hoofdstuk 2

 

Robert Brown had gereageerd op een kleine advertentie die hij in de New Daily Express had gelezen, de krant van Charles Thompson. In deze advertentie werd een oproep gedaan aan ondernemende twintigers, hooguit begin dertigers om gedurende een maand een time-out te nemen en de dagelijkse sleur te laten voor wat het was en daarvoor in de plaats een avontuur aan te gaan. Het meest aansprekende avontuur zou worden beloond met honderdduizend pond. De belevenissen zouden in de New Daily worden gepubliceerd en er werd zelfs aan een format voor een tv-programma gedacht. De deelnemers zouden gedurende een volle maand “blind” aan een partner worden gekoppeld. Er was wel gevraagd om de seksuele voorkeur op te geven om te voorkomen dat er “verkeerde” koppels zouden worden gevormd, wat op zich wel een rare voorwaarde was. Dat was alle informatie die in de advertentie stond, behalve dan dat alleen kandidaten met een serieuze belangstelling zouden worden uitgenodigd. Dus het was vooral van belang om een goed gefundeerde sollicitatie te sturen, aangevuld met een heldere en gedegen motivatie. Een sollicitatie gebaseerd op het alleen maar verkrijgen van de som geld, die voor de uiteindelijke winnaar klaar lag, was volstrekt zinloos volgens de advertentie. Dit soort motivatie zou alleen maar kunnen leiden tot complicaties en teleurstellingen volgens de organisator. Robert was in elk geval uitgenodigd voor een gesprek op het landgoed van Thompson. Zijn brief had blijkbaar voldoende indruk gemaakt.
Hij had daar bijna een uur gesproken met de krantenmagnaat zelf. Thompson had indruk op hem gemaakt. De imposante zestiger in het lichtgrijze maatpak en met zijn sonore stem had hem in grote lijnen verteld wat er van hem werd verwacht. Hij had Robert succes en glorie in het vooruitzicht gesteld als hij tenminste met een aansprekende belevenis op de proppen zou komen. Na afloop van het gesprek werd hem gevraagd om even een moment te wachten in de bibliotheek. Thompson wilde nog even overleggen. Met wie er moest worden overlegd was voor Robert niet duidelijk geweest. Twintig minuten later ging de deur open en Charles Thompson was in gezelschap van een volslanke brunette de bibliotheek binnengekomen.
‘Mag ik je voorstellen, dit is Saskia Staub. Robert, Saskia wordt jouw partner voor de komende maand. Nou jongelui, jullie tijd gaat nu in. Maximaal dertig dagen, dat is de tijd die jullie hebben om het avontuur van jullie leven te organiseren. Het is nu aan jullie beiden om mij het meest aansprekende verhaal aan te leveren. Er ligt een ton aan ponden op jullie te wachten. Belastingvrij en daarenboven natuurlijk de eer, een massa aandacht en publiciteit. Plus uiteraard een uitgelezen kans om jezelf in de picture te spelen voor een mooie carrière. Halverwege wil ik van jullie horen hoe het er voor staat… wat jullie tot dan toe hebben gepresteerd. Jullie gaan deze stand van zaken rapporteren aan mijn tweede man, Edward King. Hij weet er uiteraard van. Ikzelf spreek jullie pas weer op het eind, als het avontuur ten einde is en alles klaar is. Succes en stel me niet teleur.’
Hij gaf Saskia en Robert vluchtig een hand en draaide zich om.
‘Eh, jullie komen er wel uit…’ en voordat Robert het zich goed en wel realiseerde was Thompson verdwenen. Daar hadden ze dan gestaan, Robert en Saskia. Hij wat onwennig zelfs wat verlegen en zij zelfverzekerd en klaar voor het avontuur. Robert staarde naar de immense bibliotheek met de ontelbare boeken met misschien daarin wel de meest waanzinnige verhalen opgetekend. Maar goed, nu was het hun beurt. Het moest het avontuur van Saskia Staub en Robert Brown worden, voorlopig voor een maand aan elkaar gekoppeld. Of ze dat nou wilden of niet.

Robert had voorgesteld om samen eerst maar te gaan dineren. Dan zouden ze ondertussen aan elkaar kunnen wennen en misschien dat er dan vanzelf wel ideeën kwamen. Saskia kon zich hier wel in vinden. Ze hadden in een Mexicaans restaurant een hapje gegeten en daarna waren ze in Motel Dexter beland. Dit op voorstel van Saskia, die zei dat ze te ver weg woonde om nog naar huis te gaan. Robert had niet gevraagd waar ze vandaan kwam. Wel had hij nog geopperd dat hij zelf terug zou gaan naar zijn eigen appartement, maar volgens Saskia lieten de spelregels dat niet toe.
Hij had er zo wel zijn gedachten over gehad, maar hij had zich er maar bij neergelegd.

 

-4-




Hoofdstuk 3

 

Robert had bij de balie van Motel Dexter een ontbijt geregeld. De man had hem vreemd aangekeken toen hij het rood-zwart geblokte overhemd zag, waarvan het grootste gedeelte van de koopjes ontbrak. Robert maakte een sjofele indruk, ook al omdat hij was vergeten om de gulp van zijn jeans dicht te ritsen.
‘Uw ontbijt meneer… wilt u misschien alvast afrekenen? Misschien net zo gemakkelijk voor u… nu u toch hier bent.’
De man wilde eigenlijk alleen maar uitspreken dat hij er niet al te veel vertrouwen in had dat de zwerver die voor hem stond op het einde van zijn verblijf in Motel Dexter de rekening volledig zou komen voldoen.
‘Helaas, dat gaat even niet lukken, maar ik zal straks wel even komen betalen. Ik heb nu even niks bij me,’ antwoordde Robert.
Die laatste opmerking maakte de man achter de balie zichtbaar nerveus.
‘Goed hoor, maar niet vergeten meneer. Ik reken op u. Het is nou eenmaal ons beleid…’
Robert keek hem aan en fronste zijn wenkbrauwen.
‘Maakt u zich maar geen zorgen meneer. Het komt echt goed, geloof me.’
‘Natuurlijk,’ reageerde de man achter de balie. ‘Natuurlijk meneer, ik verwacht niet anders. Uh…nee hoor, daar twijfel ik echt geen moment aan…’ voegde hij er nog snel aan toe.
Met een dienblad met koffie, thee een tweetal eieren en vier broodjes liep Robert terug naar de kamer waar Saskia zich inmiddels had gedoucht en zelfs al was aangekleed.
‘Ben je naar de stad geweest?’ vroeg ze toen Robert binnenkwam.
‘Het duurde inderdaad even, maar dan heb je ook wat… Nou ja, een ei en een paar broodjes. We moeten het er maar mee doen.’
‘Eén ei voor ons beiden?’
‘Nee, zo erg is het ook weer niet.’
‘Ik dacht al.’

Nadat ze hadden ontbeten en Saskia met veel misbaar haar pumps had aangedaan ging ze voor Robert staan.
‘Wat wordt het plan? Dit is ten slotte alweer dag één. Heb jij al iets van een idee?’ vroeg Saskia vervolgens.
‘We kunnen een trein kapen, een bank overvallen of iemand gijzelen en losgeld vragen. Meer spannende ideeën heb ik even niet. En jij?’ opperde Robert met een glimlach.
Saskia knikte.
‘Mevrouw Thompson, mevrouw Liz Thompson…’ antwoordde ze.
‘Pardon?’
‘Ja, zoals ik het zeg. Dat is echt een heel goed plan Robert. Je verbaast me.’
Robert staarde Saskia aan.
‘We gaan mevrouw Liz Thompson, de echtgenote van meneer Charles Thompson gijzelen en dan vragen we daarna Thompson om losgeld. Is dat een stunt of niet?’ ging Saskia onverstoorbaar verder.
‘Jij bent gek… Dit is echt complete waanzin.’
‘Thompson zal niet kunnen ontkennen dat dit een ongelofelijk avontuur is,’ ging Saskia verder.
‘Nee, dat zal hij zeker niet. Een avontuur dat eindigt achter de tralies in plaats van op teevee.’
‘Wat ben jij een pessimist. Jezus mina, ben je altijd al zo’n vrolijk nootje geweest?’ mopperde Saskia.
‘Waar moet ik de vrolijkheid in zien? In het ontvoeren van de vrouw van een van de machtigste mannen in de hele wijde omgeving? Saskia, hij zal alles mobiliseren om ons te vinden, als hij tenminste iets om haar geeft. Hij zal ons opjagen als aangeschoten wild. Je hebt toch ook kennis met hem gemaakt.’
Robert schonk het laatste beetje koffie in het kopje dat voor hem op tafel stond.
‘Nou, wat is er nou mooier om mevrouw Thompson te bewijzen dat haar man om haar geeft en er alles voor over heeft om haar te bevrijden uit handen van een stelletje laffe ontvoerders. Romantischer kan het bijna niet. Dat is toch echt wel wat heftiger dan het roepen om je moeder als er per ongeluk een paar knoopjes van je hemd afspringen.’
‘Hou toch op met dat flauwe gedoe. Het ging me niet om die knoopjes… trouwens waar maak ik me druk over.’
‘Wilde je geen seks Robert? Heb je het soms nog nooit gedaan?’
‘Alsjeblieft Saskia, hou daar nou eens mee op. Laten we eerst maar eens een goed plan maken, zodat we Thompson over een maand niet moeten gaan vertellen dat we helemaal niets hebben beleefd. In elk geval niet iets wat de moeite waard is om hem daar mee lastig te vallen.’

 

-5-
‘Nou, noem een sappig ranzig seksverhaal maar niks. Enfin, ik blijf bij mijn voorstel. Het wordt Liz Thompson of…’ zei Saskia vol overtuiging en ze likte demonstratief maar vooral uitdagend met haar tong langs haar lippen.
‘Dan wordt het Liz. Ken je haar eigenlijk?’ vroeg Robert.
‘Nee. Hoezo?’
‘Ik kreeg even de indruk… Zo klonk het even.’
‘Dat is geen kunst. Ze is hier een bekende persoonlijkheid. Ze doet aan liefdadigheid en als er wat speciaals te doen is, dan is zij er altijd bij aanwezig. Fundraising, culturele dingen, een openingetje hier en een openingetje daar, noem maar op.’
‘Hoe weet jij dat nou? Je woont hier niet eens.’
Saskia had hem verteld dat ze een appartement in Liverpool had, nadat hij het haar had gevraagd.
‘Uh, dat was een piepklein leugentje… anders had je mij misschien niet meegenomen naar dit motel?’
Saskia maakte een gebaar met haar wijsvinger en duim.
‘Zo klein,’ zei ze op een schoolmeisjes-achtige manier.
Robert keek haar vragend aan.
‘Waar woon je dan wel, als ik vragen mag?’
‘Hier in de stad. In het centrum… in een piepklein appartementje.’
‘Hadden we daar dan niet beter naar toe kunnen gaan? Dat scheelt in elk geval in de kosten.’
‘Robert Brown, behalve een moederskindje ben je ook nog een vrek. Gewoon een zielig gierig mannetje,’ kirde ze.
‘Je kent me nog niet half…’
‘Verdomme, dat heb ik weer. Zo gaat het nou altijd, net als ik denk dat ik een leuke vent tegen het lijf ben gelopen dan is er iets mee. Shit, shit, shit!’
‘Mevrouw Liz Thompson…’ mompelde Robert. ‘Het is blijkbaar niet anders.’
‘Uh?’
‘We gaan het doen. Ik weet ook niks beters. Dus… we gaan mevrouwtje Liz vangen en verbergen tot meneer Charles ons een hele grote zak met centjes heeft bezorgd. Of beter heeft laten bezorgen, want dat zal hij zelf wel niet gaan organiseren. En als dat allemaal klaar is dan sturen we mevrouwtje Liz weer terug naar de rechtmatige eigenaar en als alles vervolgens naar wens is verlopen dan geven we de centjes bij de presentatie van ons avontuur weer terug aan meneer Charles. Wij hebben op deze manier ons avontuur en hij heeft een mooi verhaal. Heel persoonlijk en heel opwindend. Voor jou, voor mij en voor hem en zeker voor zijn vrouw. Bovendien zal dan ook blijken of hij echt iets om haar geeft… of zij hem wel een flinke dot geld waard is. Tenminste, ik mag het wel hopen… stel je voor dat hij haar niet meer terug wil.’ Robert was zichtbaar ingenomen met zijn voorstel.
‘Robert kom nou. Zo kun je dat niet zeggen. Op deze manier klinkt het zo banaal, zo verschrikkelijk plat.’
‘Oh… sorry dat ik geen rekening heb gehouden met jouw teerhartige zieltje. Neem me vooral niet kwalijk.’
‘Oh jij…!’
‘Maar goed, het is oorspronkelijk wel jouw idee. Dus je zult vast en zeker wel een idee hoe we dit gaan aanpakken?’
‘Eh, jawel. Ik ken de persoonlijke chauffeur van mevrouw. De ex-chauffeur moet ik eigenlijk zeggen. Hij is ontslagen omdat volgens hem meneer Charles ietsepietsie jaloers op hem was. Colin is inderdaad wel een mooie jongen. Een stoere bink. Eentje waar met name oudere vrouwen een moord voor zouden doen. Bij wijze van spreken dan. Vooral oudere vrouwen met geld. Dus ik kan Thompson ergens wel begrijpen.’
‘Je suggereert?
‘Ik suggereer niets, maar wel dat Colin vrij goed weet waar mevrouw Thompson zich zo al gedurende de week mee bezig houdt. En waar ze naar toe gaat. Op welke dag en hoe laat.’
‘En die Colin, die wil ons wel helpen denk je?’
‘Het zou me verbazen als hij nee zou zeggen. Colin houdt ook wel van een avontuurtje en bovendien heeft hij geld nodig.’
‘Dus…’
‘Dus… als wij er voor kunnen zorgen dat hij er in elk geval een paar ponden aan over houdt, dan denk ik wel dat hij ons van dienst wil zijn.’

 

-6-
‘En daarna? Stel dat we mevrouw hebben ontvoerd. Waar blijven we er dan mee? Naar jouw appartement?’
‘Jij bent gek. Echt niet. Bovendien is het klein en veel te gehorig. Nee, dat gaat niet werken. Ik denk dat dit motel de beste mogelijkheid is. Of kunnen we naar jouw appartement uitwijken?’
‘Nee, dat gaat niet gebeuren en hier ook niet. Nee, dat is geen optie.’
‘Waarom niet hier? Dat is zo gek toch niet.’
‘Wie is hier gek? Ik ga echt niet met een gijzelaar in een motel zitten. Hoe lang denk je dat dit goed zal gaan? Denk je nou echt dat het niet gaat opvallen als we voor een maand deze kamer huren… en bovendien wie gaat dat betalen?’
‘Vrek…’
‘Ja, noem mij maar een vrek. Maar deze vrek is volgens mij ook tevens de enige sponsor, onvrijwillig en zonder enige vorm van inspraak en democratische besluitvorming aangewezen.’
‘We zullen de kosten delen.’
‘Ieder de helft?‘
‘Akkoord. Hebben we dan een deal?’
‘Ik moet wel gek zijn, maar vooruit dan maar… we hebben een deal.’
Robert wreef zich door zijn haren. Met zijn openhangend overhemd, zijn nog steeds openstaande gulp en met zijn haren tamelijk wild en ongekamd en zijn ongeschoren gezicht had hij in elk geval een uiterlijk dat prima paste bij de plannen die ze samen hadden gemaakt.
‘Maak je zo meteen wel die vogelkooi even dicht. Straks is de vogel gevlogen, nog voordat ik ooit de kans heb gekregen… uh voordat ik hem ooit heb horen fluiten.’
‘Ja, ja. We zijn er weer. Wat ben je toch een puber!’
‘Het is toch zo,’ antwoordde Saskia en ze kon nauwelijks haar lach onderdrukken.

Nadat Robert zich had geschoren en zich had aangekleed, was hij weer naar de receptie van het motel gegaan en had de kamer voor dertig dagen gereserveerd. De man achter de balie had niets gevraagd, maar aan zijn blik had Robert gezien dat hij de zaak allesbehalve vertrouwde. Het had Robert onrustig gemaakt. Hij twijfelde opeens of ze wel door moesten gaan met hun plan en of de keuze van dit motel wel een goede keuze was. Hij kon zich voorstellen waarom dat de man zo zijn bedenkingen had. Hij was blijkbaar niet gewend dat gasten langer bleven dan een dag. Misschien hooguit twee dagen. De meeste gasten waren immers passanten, die even voor een nacht een slaapgelegenheid zochten en daarna weer verder reisden. Dus een reservering voor een volle maand kwam op zijn zachts gezegd tamelijk raar over.
Terwijl Robert de kamerreservering in orde had gemaakt, had Saskia met Colin Jones getelefoneerd.
Ze had hem summier iets verteld over hun plannen en ze had een afspraak kunnen maken voor een ontmoeting. Om half twee in de middag bij het visrestaurant bij de haven. Daar was meestal wel een rustig plaatsje te vinden. Zeker op maandag.
‘En kunnen we hier blijven?’ vroeg Saskia toen Robert de kamer binnenkwam.
‘Ja dat wel. Maar volgens mij vond die vent het wel een beetje raar.’
‘Nou we zien het wel. Het kan even niet anders. Anders zoeken we wel iets anders,’ zei Saskia.
‘Ja hoor, geen probleem. Gewoon even een ander hotelletje zoeken. Ik zie ons al aankomen. “Dag meneer van het hotel, heeft u nog een kamer voor ons beiden? En, o ja we hebben ook nog een gegijzelde dame van goede komaf in de kofferbak van onze auto. We zouden het dan ook op prijs stellen als u nog even een bedje bij zou willen schuiven. Maar mondje dicht hoor, niemand mag weten dat ze bij ons is. Bovendien moet ze even tot rust komen, een beetje tot zichzelf kunnen komen van alle emotie. Zo’n ontvoering hakt er wel even in, zeker voor het slachtoffer. Al hoewel, het is voor ons ook geen dagelijks werk dus…’’.
‘Hou toch eens op. Het zal best allemaal goed komen,’ onderbrak Saskia hem.
‘Denk je dat nou echt? Serieus? Ik weet het niet Saskia…’
‘Pff… ja hoor meneer de pessimist, dat denk ik. Tjee, wat ben jij vermoeiend!’
‘Is dat alles? Ben ik niet meer voor je dan vermoeiend?’ vroeg Robert op uitdagende toon.
‘Ga je nou met mij flirten, net nu ik alle aandacht en concentratie nodig heb om dit plan tot een goed einde te kunnen brengen?’
‘We zijn niet eens begonnen Sas.’
‘Alsjeblieft noem me geen Sas, nog niet… dat mogen alleen mijn beste vrienden.’
‘En daar hoor ik dus blijkbaar niet bij?’
‘Nee, nu in elk geval nog niet.’
‘En waar sta ik dan? Wat ben ik dan voor jou?’
‘Eh… mijn aspirant-partner in crime. Daar moet je het maar even mee doen.’
‘Partner in crime… ik, Robert Brown, gerespecteerd medewerker op de juridische afdeling bij Slegde and Sons, investeerders en projectontwikkelaars.’

 

-7-
‘Aha, ben jij er zo een. Zo’n uitvreter. Zo’n figuur die mijn opa en oma het verzorgingshuis in heeft gejaagd omdat hij zo nodig hun grond nodig had voor een van die afzichtelijke kantoorgebouwen.’
‘Ze zullen er zeker een grote zak met ponden voor hebben gekregen,’
‘Het is niet alleen geld wat telt Robert Brown.’
‘Hoort wie het zegt. Mevrouw Staub ontwikkelt plannen om rijke eega’s van gerespecteerde ondernemers te ontvoeren en zegt hier glashard zonder een spier op haar gezicht te vertrekken dat het niet alleen geld is wat telt. Saskia Staub, kan je mij misschien uitleggen hoe ik dit moet zien?’
‘We doen het toch niet voor het geld,’ zei ze kortaf. ‘Dat hebben we toch afgesproken, of niet soms?’
‘Ach ja, voor de eer natuurlijk. Hoe kon ik zo dom zijn? Voor onze foto’s op de voorpagina van de New Daily Express. Grote koppen. Jouw foto en helaas ook die van mij er naast. “Saskia S. het brein achter de ontvoering van mevrouw Liz, de vrouw van onze baas. De vrouw die altijd zo begaan is met de mensen en nu slachtoffer is geworden van de doortrapte plannen van Saskia S. en haar laffe handlager Robert B.” Ik zie het zo voor me. Onze foto’s met daaronder de balk met de cijfertjes van de politiefoto. Verdorie, ik vind het zesendertig keer niets als ik er zo eens over nadenk. Maar eerlijk is eerlijk ik sta ook te popelen om te kunnen beginnen.’
Saskia keek Robert aan.
‘Meen je dat nou echt?’
‘Ik vind het een waanzinnig plan en ik vrees dat ik binnen een maand mezelf deze stommiteit nooit meer zal vergeven, maar ik heb ook het gevoel dat ik nooit meer de kans krijg om dit mee te kunnen maken.’
‘Dat denk ik ook niet, zeker als het even tegen zit. Want als het even niet helemaal loopt volgens plan zijn we al gauw een jaar of vijftien aangewezen op de beperkte mogelijkheden van de federale gevangenis.’ Saskia glimlachte er wat flauwtjes bij.
‘Wie is hier nou de pessimist?’ grinnikte Robert. 



Hoofdstuk 4
   
Het was stil in het visrestaurantje. Of beter, er was helemaal niemand ook Colin Jones niet.
‘Kom je wel vaker hier?’ vroeg Robert.
‘Regelmatig is een groot woord, maar zo af en toe.’
Saskia wees naar het tafeltje in de hoek bij het raam. Het raam dat uitzicht gaf op de haven.
‘Meestal zit ik dan daar.’
Terwijl Saskia plaats nam keek Robert naar buiten.
‘Mooi plekje Saskia.’
Even later kwam een oudere man aangestrompeld. Het leek of hij iets aan zijn linkerbeen mankeerde.
‘Goedemiddag jongelui. Wat kan ik voor jullie doen?’ vroeg hij met donkere doorleefde stem.
‘We wachten nog op iemand, maar voor mij mag je wel een glaasje witte wijn inschenken. Droog alsjeblieft.’
‘Doet u voor mij dan maar een biertje,’ voegde Robert er aan toe.
‘Komt in orde. Willen jullie straks ook wat eten?’
Saskia keek naar Robert.
‘Heeft u vandaag iets speciaals in de aanbieding?’ kwam uit de mond van Robert.
‘Vrek…’ beet Saskia hem toe.
‘Nee, vandaag heb ik niets speciaals. Gewone menuutjes. Voor een mooie prijs, zoals jullie van mij gewend zijn. Nou ik hoor het wel,’ lachte de oudere man, die blijkbaar de eigenaar van het visrestaurant was. Hij draaide zich om en liep moeizaam naar de deur die blijkbaar naar de keuken leidde. Tenminste dat stond er in sierlijke letter op. ”Keuken”
‘Hij had vroeger een vissersboot,’ zei Saskia. ‘Maar ja, gesaneerd. Toen is hij maar een visrestaurant begonnen. Eerst even verderop in een deel van een loods. Nu hier. Dit was eerst een winkel voor allerlei vissersspulletjes. Je weet wel, hengels, dobbers, aas, wormen enzovoort.’
‘Dat zou je niet zeggen. Hij is nog vrij groot,’ stelde Robert vast.
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, deze winkel, uh dit restaurant bedoel ik… Dacht je dat ik die man bedoelde?’
‘Nee, natuurlijk niet. Hij is overigens best aardig. George… zo heet hij. Tenminste dat geloof ik.’
‘Dat neem ik graag van je aan,’ antwoordde Robert die even met zijn gedachten ergens anders leek te zijn. ‘Dat hij aardig is,’ voegde hij er mompelend aan toe.
De deur van het restaurantje ging open.
Robert begreep meteen waarom Charles Thompson de chauffeur van zijn vrouw als een bedreiging beschouwde. Colin Jones had alles mee. Zijn figuur, zijn uitstraling en vooral zijn jongensachtige gezicht. Hij leek wel een beetje op James Dean.
‘Hi Saskia… en eh Robert is het toch?’
Hij schudde de hand van Robert. Het was een stevige handdruk.
‘Wil je ook wat drinken?’ vroeg Saskia.
‘Doe mij maar een colaatje.’
Op hetzelfde moment kwam de oudere man weer vanuit de keuken het restaurant binnen en liep vervolgens ongemakkelijk naar hun tafeltje.
‘Jullie zijn nu compleet?’ vroeg hij. ‘Dan pak ik even de kaart.’
‘Heeft u nog een cola voor meneer hier,’ vroeg Saskia.
‘Zeker, een moment.’

 

-8-
‘George was het toch?’ ging Saskia verder.
‘Ja juffrouw, George, al achtenzestig jaar lang. Uh eigenlijk Kapitein George.’
‘Zoiets als kapitein Iglo?’ reageerde Robert en hij kreeg meteen een trap onder tafel van Saskia.
George glimlachte.
‘Kapitein Iglo heb ik niet gekend. Kapitein Rob wel. Maar daar zal jij wel nooit van hebben gehoord.’
Robert bloosde en wist eigenlijk niet goed hoe hij moest reageren. Hij had geen flauw idee wie kapitein Rob was en hij vond het eigenlijk ook niet verstandig om er naar te vragen, maar hij kon zich uiteindelijk toch niet beheersen.
‘Eh, die kapitein Rob, dat was zeker een collega van u?’
Het was er uit voor dat hij het wist. De trap die hij nu van Saskia kreeg kwam hard aan.
‘Au… joh, doe me een lol,’ kermde hij.
‘Doe mij een lol en maak jezelf niet zo onsterfelijk belachelijk,’ mopperde Saskia.
Colin lachte.
‘Robert, kapitein Rob is een stripfiguur. Hartstikke populair, maar dat is al heel erg lang geleden.
Ruim voor jouw tijd,’ legde Colin uit.
‘Ik weet niet of ik onze plannen wel wil doorzetten. Ten minste als mijn ervaringen met jou in de afgelopen vier en twintig uur een afspiegeling van jouw intelligentie zijn.’
‘Saskia, ik zal je doen verbazen, echt waar, maar ik ben nog even niet helemaal mezelf en dat ligt echt aan jou.’
Colin keek naar Saskia en Robert.
‘Goed team, als ik het zo hoor. Doorslaand succes lijkt op voorhand verzekerd.’
‘Hij kan ook zo ongelofelijk zeuren, maar verder is hij wel aardig. Nog een beetje onzeker zonder zijn mama,’ stelde Saskia Colin gerust.
‘Verdomme Saskia, laat mijn moeder nou toch eens met rust.’
‘Wat kan ik voor jullie doen? Hebben jullie al een keuze gemaakt?’
George had zich weer aan het tafeltje gemeld.
‘Eh, om eerlijk te zijn hebben we nog niet gekeken. Wat raad je ons aan?’
‘Ik heb lekkere scholletjes…’
‘Doe mij die maar,’ antwoordde Saskia. Ze leek een beetje geïrriteerd.
Colin en Robert sloten zich bij de keuze van Saskia aan. Zonder slag of stoot.
‘Nou ter zake,’ hervatte Saskia zich. ‘Colin we hebben een gewaagd plan uitgedacht. We doen mee aan een wedstrijd die de New Daily Express heeft uitgeschreven. Maar dat had ik je al per telefoon verteld. Het gaat er om wie in dertig dagen het meest spectaculaire avontuur heeft beleefd.’
‘En wanneer start die wedstrijd?’
‘Gisteren…’antwoordde Saskia zonder ook maar een spier te vertrekken.
‘En…?
‘Wat en?’
‘Heb je al wat beleefd?’
Robert kneep de tenen bij elkaar. Hij verwachtte dat zijn moeder met de afgesprongen knoopjes weer ten tonele zou worden gevoerd. Maar dat viel mee.
‘Nou nog niet veel,’ antwoordde Saskia terwijl ze het servet uitvouwde en op haar schoot legde.
‘Dus nog een hoop werk aan de winkel. Nou vertel, wat is jullie plan?’
‘Zou jij of beter ben je er voor in om Charles Thompson eens flink te laten schrikken? Hem eens flink te laten zweten?’
‘Je weet dat hij mij een oor heeft aangenaaid?’
‘Juist daarom.’
‘Nou vertel, wat is jullie plan? Ik geloof wel dat we tot zaken kunnen komen.’

 

-9-
‘Eh…’ Saskia keek om zich heen om er zeker van te zijn dat er niemand iets op kon vangen van hun gesprek.
‘Liz… mevrouw Thompson ontvoeren,’ zei ze nauwelijks hoorbaar.
Colin keek eerst Robert en daarna Saskia aan en fronste zijn wenkbrauwen.
‘Dat is inderdaad tamelijk spectaculair. En jullie denken wel dat je daarmee wegkomt? Mevrouw is niet de eerste de beste. Als het al lukt om haar te kidnappen dan moet je haar ook nog ergens verbergen. Ze is niet de gemakkelijkste…’
‘Motel Dexter,’ ging Saskia verder.
‘Motel Dexter?’ klonk het verbaasd. Colin keek vol ongeloof naar Saskia.
‘Hebben jullie gedronken of gebruiken jullie drugs of zo?’ ging hij verder.
‘Ik vond het ook al niets,’ vulde Robert aan.
‘Oh, jullie stelletje…’ brieste Saskia. ‘Wat is er nou mis met Motel Dexter?’
‘Nou, met Motel Dexter misschien niet veel. Maar hoe had je gedacht mevrouw Thompson binnen kamers te kunnen houden, om het zo maar eens te zeggen?’ vroeg Colin zich af.
‘Door haar onze plannen te vertellen,’ antwoordde Saskia droog.
Robert was met stomheid geslagen.
‘Daar hebben we het niet over gehad Saskia. Bedenk je dat nu zo maar even? Hier aan tafel?’
‘Jullie scholletjes,’ klonk het achter hen. ‘Smakelijk eten jongelui en jij krijgt de groeten van kapitein Rob,’ zei George tegen Robert en hij liep daarna gniffelend weg.
‘Dat hadden we nog niet besproken Saskia,’ ging Robert onverstoord verder.
‘Nou, dat kan best, maar dit is het plan. We maken mevrouw Thompson deelgenoot en dan zal ze best mee willen werken.’
‘Ik weet het niet, ik vind het wel erg speculatief van je Sas,’ zei Colin peinzend terwijl hij een graatje uit zijn mond haalde en dit behoedzaam op het schaaltje naast zijn bord deponeerde.
Robert herinnerde zich dat alleen goede vrienden haar Sas mochten noemen, dus vond hij het wat vreemd dat Colin haar zo aansprak. Ze kende Colin dus waarschijnlijk beter dan dat ze hem had verteld. Hij kon het niet nalaten om er dan ook op te reageren.
‘Kennen jullie elkaar al lang?’
‘Hoezo?’ zei Saskia.
‘Nou niks, maar ik vroeg het me af.’
‘Saskia is bevriend met mijn zus. Ze komt regelmatig bij ons thuis. Mijn zus noemt haar altijd Sas…zodoende.’
‘Wonen jullie nog thuis? Bij jullie moeder?’
‘Ja, ik wel. Mijn zus niet. Vind je dat vreemd?’
‘Nee. Dat niet. Het was zomaar even een vraag.’
Saskia keek Robert aan. Ze wist niet goed wat ze met zijn opmerkingen aan moest.
‘Colin doet dat wel vaker.’
‘Wat?’
‘Nou… mij Sas noemen, want dat wilde je toch weten?’
‘Jij zegt het.’
Saskia leek wat verlegen met de reactie van Robert.
‘Ik wil haar soms nog wel eens een beetje plagen,’ hielp Colin haar. ‘Alleen de beste vrienden mogen Sas tegen haar zeggen.’
‘En daar hoor jij niet bij?’
‘Nee, maar ik doe wel mijn best.’
Saskia kreeg een kleur.
‘En smaken mijn scholletjes?’ George had zich weer gemeld.
‘Voortreffelijk,’ klonk het in koor.
‘Mooi,’ reageerde George. ‘En ze zijn nog veel lekkerder als je er ook van eet.’

 

-10-


Ze realiseerden zich alle drie dat ze de gebakken scholletjes nog nauwelijks hadden aangeraakt. Ze waren veel te druk geweest met elkaar. Alleen op het bord van Colin was de helft van een scholletje verdwenen.
‘Sorry George…’
‘Geeft niet, maar laat ze nou niet helemaal koud worden. Dat is zonde.’
George draaide zich om en ging weer naar de keuken.
‘Nou concreet. Wat verwachten jullie van mij?’ vroeg Colin.
‘Jij kent in grote lijnen het programma van mevrouw. Ik stel voor om aan de hand van die kennis een moment uit te kiezen waarop we mevrouw Thompson overmeesteren en meenemen.’
‘Ontvoeren?’
‘Eh, ja ontvoeren…’
‘Op de fiets?’
‘Natuurlijk niet. Met een auto natuurlijk. Het beste lijkt me dat we dat doen met een gesloten transportbusje of zoiets.’
‘En die heeft…?’
‘Hoezo, en die heeft?’
‘Gewoon, zoals ik het zeg. Ik neem aan dat iemand van jullie kennissen zo’n ding wel heeft. Of in elk geval weet hoe we daaraan kunnen komen.’
‘Huren… Heb je nog nooit van huren gehoord?’
‘Saskia dat gaat toch niet werken. Zodra bekend wordt dat mevrouw is ontvoerd dan zal de politie als eerste zich af gaan vragen waarin mevrouw is ontvoerd. Met een beetje pech zullen er getuigen zijn die misschien in het slechtste geval het nummer hebben genoteerd of in ieder geval de auto kunnen beschrijven. Hoe lang denk je dat het zal duren voordat ze er achter komen dat jij die bus hebt gehuurd?’
‘Ik?‘ reageerde Saskia gepikeerd.
‘Ja jij… ik in elk geval niet. Ik ga dat niet doen.’
‘Robert Brown, wat ben jij een schijterd.’
‘Dat kan wel zijn, maar wel een schijterd met nog een beetje gezond verstand.’
Colin mengde zich in de discussie.
‘Ik neem de auto van de Thompsons wel. Ik heb de reservesleutels nog. De auto staat in de garage voor onderhoud. Toevallig weet ik dat omdat de eigenaar van de garage mij belde. Hij weet nog niet dat ik weg ben bij de Thompsons. Maar dan moet het wel morgen of uiterlijk overmorgen gebeuren. Daarna wordt de auto opgehaald.’
‘Weet mevrouw dat de auto in de garage staat?’ vroeg Robert.
‘Mevrouw heeft daar geen enkele bemoeienis mee. Dus als de auto voor komt rijden dan stapt ze in.
Daar ben ik van overtuigd.’
‘Ik vind het maar een raar verhaal,’ stelde Robert vast. ‘Maar als jullie denken dat dit gaat werken… Het is in ieder geval beter dan mevrouw in een transportbusje kieperen.’
‘Mee eens,’ zei Saskia.
‘Oké. Eens kijken, ze gaat meestal op donderdag naar de kapper. Exact om half tien zal ze daar zijn en stipt om twaalf uur wordt ze opgehaald,’ mijmerde Colin.
‘Dat is twee en half uur! Bij een kapper?’
‘Ja Robert, sommige vrouwen nemen daar ruim de tijd voor,’ grinnikte Saskia.
‘Puh, het mag zeker wat kosten.’
‘Nou even serieus jongens, anders komen we niet verder. Ze zal worden weggebracht door de taxicentrale, dat is tevens degene van wie de garage is. Ik ken die man goed. Hij zal mij op mijn woord geloven als ik hem vertel dat mevrouw na de kapper nog een bezoekje heeft gepland en dat ze liever heeft dat ik dat ritje doe. Omdat het buiten de stad is. ‘
‘En met welke auto was je dat van plan?’
‘Zoals ik al zei, met de auto van de Thompsons.’
‘En stel als die nog niet klaar is. Wat dan?’
‘Dan met de taxi…’
‘En dat gaat allemaal goed komen denk je?’

 

-11-


‘Ik denk van wel.’
‘En hoe ga je haar uitleggen dat jij nou weer haar chauffeur bent en niet iemand van het taxibedrijf.’
‘Misschien weet mevrouw niet eens dat ik ontslagen ben. En als ze het wel mocht weten dan kan ik nog altijd zeggen dat ik tijdelijk een baantje heb gevonden bij de garage, eh bij de taxicentrale. Volgens mij zal ze dat wel van mij aannemen. We hebben samen altijd een goed contact gehad.’
Robert en Saskia konden zich wel vinden in het plan van Colin.
‘En dan daarna richting Motel Dexter,’ vulde Saskia aan.
‘Ik parkeer voor de deur van jullie kamer. Dat kan toch wel, tenminste dat hoop ik?’
‘Colin, het is een motel.’
‘Ik ben er nooit geweest Saskia, dus ik ken de situatie ter plekke niet.’
‘Nou, je kunt de auto pal voor de deur parkeren dus dat is geen probleem. Maar dan…?’
‘Dan is het aan jullie. Ik zal mevrouw zeggen dat ik even iets bij de receptie van Motel Dexter op moet halen. Dan moeten jullie ondertussen maar zien hoe je mevrouw uit de auto krijgt en haar vervolgens naar de kamer dirigeert.’
‘Heb jij een idee Robert?’
Saskia was duidelijk even uit het veld geslagen.
‘We kunnen het netjes vragen.’
‘Hou nou toch op. Als je niets anders kunt verzinnen dan die onzin.’
‘Nou ik vind het niet eens zo’n gek idee, nu ik er zo over nadenk. We kunnen het gewoon aan haar uitleggen, zoals jij al eerder hebt geopperd. En dan maar kijken hoe ze reageert,’ zei Robert zonder een spier te vertrekken.
‘En als ze niet mee wil werken?
‘Ja…eh, dan wordt het met harde hand. Hebben we niet iets van een pistool of zo?’
‘Mijn neefje heeft er een van plastic,’ zei Colin op sarcastische toon. ‘Net echt.’
‘Kan hij die niet even missen?’
‘Ik kan het hem vragen. Frankie, oom Colin wil even je pistooltje lenen. Het is maar voor eventjes. Je krijgt hem zo weer van me terug. Hij heeft hem even nodig voor een ontvoering.’
‘Kan je dat ding dan niet even achteroverdrukken of zo?’ vroeg Robert bloedserieus.
‘Koop er maar een in de speelgoedzaak. Dat lijkt me handiger. Dan kan je er een naar je eigen zin uitzoeken. Ik zou een oranje nemen of zo…’
Robert krabde zich een achter zijn oren. Hij had geen idee of het allemaal serieus was bedoeld.
‘Als dit allemaal goed komt, dan is niets meer onmogelijk,’ zuchtte hij.
‘Je moet een beetje vertrouwen in ons hebben Robert Brown. We zijn dan wel geen professionals, maar we zijn wel slim genoeg om het niet te verprutsen.’
‘Maar oranje…’
‘Zwart dan, zo goed? Ben je nu weer gerust gesteld?’
Saskia wenkte naar George.
‘De rekening graag George.’
Ze veegde met haar servet langs haar lippen.
‘Zo jongens, mee eens? Dan gaan we het zo doen.’
Even later legde George de rekening voor Saskia neer op tafel.
‘Jij schiet het wel even voor Robert, toch…?’ en ze schoof de rekening op subtiele wijze naar hem toe.
‘Zeker. Geen enkel probleem. Met liefde en plezier,’ antwoordde hij droog.
Colin nam afscheid en drukte Robert en Saskia nogmaals op het hart om op donderdag tussen kwart over twaalf en half één paraat te staan. Het was pas dinsdagmiddag.
‘Nou dan hebben we nog lekker een paar daagjes samen. Ik heb wel een paar ideetjes,’ plaagde Saskia.
‘Zeker op en neer naar Parijs of zoiets?’
‘Mmm, daar was ik niet opgekomen. Als we nu gaan, dan hebben we morgen de hele dag voor ons. Dan kunnen we hier donderdagmorgen vroeg weer terug zijn.’
‘Als je dat maar uit je hoofd zet.’

 

-12-


‘Het was niet mijn idee. Jij begon over Parijs,’ plaagde Saskia.
‘We gaan naar Motel Dexter. Ik ga de hele dag op bed liggen totdat het donderdagmiddag is,’ zei Robert kordaat.
‘Ik dacht echt dat je het nooit zou voorstellen.’
‘Oh nee Saskia Staub, vergeet dat maar vlug… Jij met je perverse gedachten.’
‘Robert Brown, je bent niet wijs. Je dacht toch niet echt dat ik…’
‘Dat weet ik ook wel, dat ik niet wijs ben… Ik zal eerst maar even naar kantoor bellen om te vertellen dat ze mij de komende weken niet meer kunnen bereiken. Ze weten dan wel dat ik niet kom, maar ik heb wel gezegd dat ze me altijd kunnen bellen. Ik zal wel zeggen dat ik geen bereik heb op mijn vakantieadres. Ik kan ze toch moeilijk vertellen dat ik even druk ben met een oversekste jongedame en vooral ook met de ontvoering van de vrouw van Charles Thompson, een van de machtigste mannen van de regio. Misschien wel van het land.’
‘Nou, nou Brown. Nou niet zo overdrijven.’
‘Thompson is toch een man met macht. Of niet soms?’
‘Ja, dat wel. Maar dat ik oversekst ben vind ik wel erg zwaar overtrokken.’
‘Saskia Staub, jij… jij wordt nog mijn ondergang.’
Robert richtte zijn blik naar boven.
‘Help me Heer…alsjeblieft.’
‘Ik denk niet dat dat gaat gebeuren. Je zult het even met mij moeten doen. De Heer heeft wel belangrijkere zaken aan zijn hoofd.’
Gearmd liepen ze terug naar de auto. Naar de auto van Saskia, een rode VW-Beetle.




Hoofdstuk 5

 

Het was donderdagmiddag. Vijf over twaalf. Robert was nerveus en zat onophoudelijk met zijn vingers te trommelen op het tafeltje dat voor hem stond.
‘Hou daar nou eens mee op my little drummerboy. Ik word helemaal gek van dat getik.’
Saskia maakte haar laptop dicht. Ze hadden samen afgesproken dat Saskia het verhaal over hun avontuur op haar laptop zou uitwerken. Robert had aan haar gevraagd of ze ervaring had met het maken van verslagen waarop Saskia had gezegd dat hij er maar vertrouwen in moest hebben.
Ze hadden dinsdagmiddag nog eens zorgvuldig overlegd wat de beste manier was om mevrouw Liz Thompson te bewaken. Ze waren er niet helemaal uitgekomen.
Op woensdagmiddag waren ze samen naar de supermarkt gegaan en hadden het nodige aan proviand ingeslagen. Genoeg om in elk geval de eerste week door te komen. Aansluitend waren ze naar de balie van Motel Dexter gegaan. Robert had tegen de man achter de balie gezegd dat hij met een geheime missie bezig was en dat ze liever niet werden gestoord. Schoon beddengoed en handdoeken zou Robert zelf ophalen en ook de verdere verzorging van de kamer zouden ze allemaal zelf doen. Zo werd het afgesproken en de man zei dat het geen enkel probleem pas. Robert beloofde de man achter de balie nog uitdrukkelijk dat op het moment dat ze zouden vertrekken hij alles tip en top in orde zou maken. Robert stelde zich persoonlijk garant. De man achter de balie was echter pas helemaal overtuigd van de goede bedoelingen nadat Robert de kamerhuur voor dertig dagen vooruit had betaald en de fooi van twintig pond trok de man helemaal over de streep.
‘Geen probleem meneer Brown. Ik ga het allemaal voor u regelen. Maar laat u ons in elk geval wel even weten als we iets voor u kunnen doen? We staan maar al te graag voor u klaar meneer Brown. Al is het midden in de nacht,’ had hij gezegd.
Robert had de man de hand geschud en samen waren Saskia en hij terug gegaan naar de kamer. Daarna waren ze samen naar de dierentuin gegaan. Saskia had genoten en dat kwam met name door het uitgelaten gedrag van Robert. Zijn voortdurende imitatie van de dieren, van apen tot en met de haaien had op haar lachspieren gewerkt. Het had wat afleiding gebracht en ze hadden nauwelijks meer aan mevrouw Liz Thompson gedacht.

Maar nu was het donderdag. Het grote moment was daar. Robert keek naar buiten. Er was niets te zien. Om tien voor half een hoorden ze een auto stoppen.
Saskia keek voorzichtig door het raam. Ze zag een zwarte Mercedes met daarop taxibedrijf Jones.
‘Tijd,’ zei ze kortaf.
Robert liep naar de deur. Hij vroeg zich even af of het taxibedrijf soms familie was van Colin.
Ze hoorden het portier van de Mercedes dichtslaan. Als alles volgens plan liep, zou Colin nu zijn uitgestapt en zich uit de voeten hebben gemaakt om even later de auto weer op te komen halen.
Saskia en Robert liepen zo onopvallend mogelijk naar de auto waarin mevrouw Liz geduldig zat te wachten op haar chauffeur, die haar had verteld dat hij even een boodschapje moest doen.
Robert liep naar de ene kant van de auto en Saskia naar de andere kant.
Saskia knikte en Robert trok de deur van de auto open.
‘Dag mevrouw Thompson… geen paniek. Eh…ja. Eh… we gaan u ontvoeren,’ klonk het niet al te overtuigend uit de mond van Robert.
Saskia had het andere portier open gemaakt.
‘Dag mevrouw… zoals mijn collega al zei, er is geen enkele reden tot paniek. We zullen u zo meteen wel uitleggen wat ons plan is. Heus, we hebben echt geen kwade bedoelingen.’
Mevrouw Thompson keek beiden met volle verbazing aan. Ze was overrompeld, maar ze bleef eigenlijk ook opvallend rustig onder de omstandigheden.
‘Wat is hier de bedoeling van?’ zei ze kortaf

 

-13-


‘Mogen wij u dat binnen uitleggen?’ stelde Robert voor.
Hij vond het een ontvoering van tien keer niks. Dit kon zo toch nooit goed komen, zo op deze manier met deze softe aanpak. Van de andere kant was het tot nu toe wel vrij goed gegaan. In elk geval deze eerste minuten.
‘Help me eerst maar eens even om uit deze auto te komen jongeman,’ reageerde mevrouw Thompson.
Robert pakte de hand van mevrouw Thompson en er liep een rilling over zijn rug. Hij voelde de stevige hand van Liz Thompson. Ze had een ferme greep en het kostte Robert moeite om het beklemmende gevoel zonder enige reactie te ondergaan. Het liefst had hij gevraagd of het misschien wat minder stevig kon. Ook vroeg hij zich af of ze een ontsnappingspoging of zo in gedachten had en hij schermde met zijn andere hand zo onopvallend mogelijk zijn kruis af. Hij had gelezen dat sommige vrouwen hier in getraind waren en zo hun belagers van zich af probeerden te schudden. Het openen van de aanval op de edele maar vooral kwetsbare delen van de belager had meestal tamelijk pijnlijke gevolgen en vaak werd de getroffene voor enkele minuten de adem ontnomen. In elk geval was hij op zijn hoede, maar er gebeurde niets. Mevrouw Thompson stond naast hem en deed haar jurk goed.
‘En nu?’ vroeg ze.
‘Eh, naar de kamer dan maar. Als u het er mee eens bent?’ antwoordde Robert.
‘Heb ik dan nog een keuze?’ zei mevrouw Thompson geprikkeld.
‘Eh nee, eigenlijk niet… als u het niet erg vindt?’
Saskia schudde haar hoofd.
‘Neemt u het hem maar niet kwalijk. Hij doet voor de eerste keer iets buiten de wil van zijn moeder om. Dat maakt hem wat zenuwachtig. Maar heus, hij is echt heel aardig en zeker geen gevaarlijke gek, mocht u dat soms denken.’
‘Ik denk niets meisje. Ik hoop dat jullie een goed verhaal hebben, want dit is echt ongehoord.’
Ze liep met grote passen tussen Saskia en Robert naar de motelkamer.
‘Hadden jullie niets beter uit kunnen zoeken?’ zei ze schamper toen ze de kamer inspecteerde. ‘Budget mevrouw…We proberen de kosten in de hand te houden,’ antwoordde Robert.
Mevrouw Thompson schudde haar hoofd. Mistroostig keek ze naar Robert.
‘Jullie zijn echt een stelletje suffe idioten.’
‘Nou nou mevrouw…’ was de reactie van Robert.
Ze keek hem aan en de blik in haar ogen deed Robert besluiten om verder zijn mond maar te houden.
‘We moeten nog even wat afspreken… Eh, hoe we het doen,’ zei Saskia voorzichtig.
Robert keek haar vragend aan.
‘Nou, wie wanneer en waar slaapt en hoe wil je het Charles Thompson laten weten.’
‘Moeten jullie daar nu nog over nadenken?’ Mevrouw Thompson ging demonstratief op de rand van het bed zitten.
‘Ik zou als ik jullie was mij in elk geval even vastbinden, bij voorkeur op dit bed deponeren en daarna een foto maken. Tip… met de krant van vandaag in mijn hand. Dat rijmt ook nog… Hoeveel vragen jullie eigenlijk?’
‘Een half miljoen… Denkt u dat hij het daarvoor zal doen?’
‘Dat is hem geraden. Ik stel voor het bedrag wat op te hogen. Bijvoorbeeld tot een miljoen of twee. Dat klinkt in elk geval iets professioneler,’ stelde mevrouw Thompson voor.
‘Dat is echt veel geld. Een paar miljoen pond,‘ zuchtte Robert.
‘Ben ik dat soms niet waard?’
‘Jawel, natuurlijk bent u dat waard. Veel meer zelfs…’ verontschuldigde Robert zich.
Saskia hield zich afzijdig en leek met haar gedachten elders.
‘Waarom dan zo bescheiden… Maak er wat mij betreft maar drie miljoen pond van. Niet van die kruideniermentaliteit alsjeblieft.’
‘Dat is wel heel erg veel. Denkt u wel dat uw man dat voor u over heeft?’
‘Nou dat denk ik het wel. Hoe heet je eigenlijk?’
Robert werd in verlegenheid gebracht door deze vraag. Hij keek hulpeloos naar Saskia die haar schouders ophaalde.
‘Eh, Robert mevrouw…’
‘Oké Robert. En verder?’
‘Gewoon Robert… meer niet.’

 

-14-


‘Nou meneer “Gewoon Robert meer niet”, ik denk wel dat mijn eega drie miljoen voor mij over heeft. Tenminste als hij me dan weer gezond en wel in zijn armen kan sluiten. In alle andere gevallen zal hij jullie opjagen tot het eind van de wereld. Dus boek in dat geval maar met je geld een enkele reis naar de maan.’
Mevrouw Thompson probeerde ondertussen het bed uit door er met veel gebaar op te wippen.
‘Ik denk dat ik er uit ben…’ zei Saskia plotseling, zo maar ineens, plompverloren.
Zowel Robert als mevrouw Thompson keken haar vragend aan.
‘Ik ga een kleine advertentie in zijn eigen krant zetten.’
‘En dat gaat hij lezen?’ vroeg Robert vol ongeloof.
‘Nee, hij niet, maar de redactie wel. En die zullen meneer Thompson vast en zeker over de ontvoering inlichten.’
Mevrouw Thompson schudde haar hoofd.
‘Zijn jullie nou helemaal belazerd. Dat gaat niet gebeuren. We moeten dit stil houden. Hier mag niemand van weten. Hier heb je mijn mobieltje met een directe lijn naar Charles. Schiet op, bel mijn man en leg uit wat jullie plan is en stel hem dan ook maar meteen een losgeld voor van drie miljoen.’
Mevrouw Thompson drukte het mobieltje in de hand van Saskia.
‘Op het groene knopje drukken… dan bij het telefoontje op het konijntje drukken.’
‘Op het konijntje?’
‘Druk nou maar. Ieder mens heeft nou eenmaal zo zijn eigenaardigheden. Is dit het beste bed wat er te krijgen is in dit godvergeten oord?’
Robert knikte
‘Hallo. Meneer Thompson…? Nee, niet met Knibbel…uh nee met… Sas.’
Het bleef even stil.
‘Meneer Thompson, we hebben uw vrouw in handen.’
Het hoofd van Saskia liep rood aan.
‘Nee, niet landen… in handen. Ze is ontvoerd, gekidnapt!’ Haar stem sloeg er bijna van over.
‘Geeft eens hier dat ding. Dit wordt helemaal niks.’
Mevrouw Thompson rukte het mobieltje uit de hand van Saskia.
‘Hallo Kootje, hier Knibbel… Ja… verder is alles wel goed.’
Het leek er op dat Charles Thompson even in verwarring was en mevrouw Thompson deed haar uiterste best om in elk geval duidelijkheid te scheppen.
‘Twee jongelui… Gewoon Robert en die andere noemt zich blijkbaar Sas. Ze vragen vier miljoen.
Hoezo veel? Kom nou Kootje, dat kun je best missen.’
Robert en Saskia wisten niet meer hoe ze het hadden. Ze voelden dat ze de totale regie over de ontvoering hadden verloren. De ontvoerde echtgenote van Charles Thompson had hun alles uit handen genomen en het leek er op dat ze nu ook zelfs de onderhandelingen deed.
‘Kootje, als ik het niet waard ben, dan moet je het maar zeggen. Dan moeten ze me maar ergens dumpen… Als je dat dan wilt?’ Het leek er op dat Liz Thompson aardig boos begon te worden op haar Kootje.
Saskia keek naar Robert. Robert haalde zijn schouders op ten teken dat hij er ook niets meer van begreep.
Mevrouw Thompson drukte haar mobiel uit.
‘Klootzak… het is altijd hetzelfde. Hoe meer geld die kerels hebben hoe gieriger ze worden. Ik wist niet dat het zo’n vrek kon zijn,’ bromde ze nog na.
‘Vier miljoen is ook niet niks mevrouw,’ zei Saskia voorzichtig.
‘Kom nou toch meisje. Als hij dat al niet meer voor mij over heeft.’

 

-15-


‘Drie miljoen was toch ook genoeg geweest?’
‘Voor jullie wel. Voor mij niet. Nu ik toch in deze bijzondere situatie terecht ben gekomen is het voor mij ook een goed moment om wat ponden voor mijn eigen spaarpot te reserveren. Het is altijd prettig om wat achter de hand te hebben.’
‘U bedoelt?’
‘Drie voor jullie en één voor mij. Dat is toch niet onredelijk van me… toch?’
‘Eh nee, dat eh…nee, dat is het niet mevrouw,’ stotterde Robert.
‘Mooi. Fijn om met jullie zaken te kunnen doen. Maar het moet allemaal wel even professioneler dan wat ik tot nu toe van jullie heb gezien. Is hier iets te drinken of zo? Ik krijg er een droge keel van.’
Robert werd onrustig van deze verwarde situatie en zijn reactie sloeg dan ook werkelijk nergens op.
‘Mevrouw, u bent onze gegijzelde. Wij maken uit wat goed voor u is… Dus pas als wij vinden dat u moet drinken dan…’
Hij kreeg geen kans om zijn zin af te maken.
‘Luister Gewoon Robert. Als ik zeg dat ik dorst heb dan heb ik dorst. Ik heb hier niet om gevraagd en als jullie aan mijn wensen voldoen dan zal ik jullie verder niet tegenwerken. Maar anders zijn jullie nog niet met mij klaar. Knoop dat maar eens heel goed in die oren van je, Gewoon Robert. En dat geldt ook voor jou, meisje.’
Ze keek met een strenge blik naar Saskia.
‘Jawel mevrouw. We zullen ons best doen, maar u zult begrijpen dat wij de ontvoerders zijn en niet u. Daar kunt u het toch wel mee eens zijn hoop ik?’
‘Oké. Fijn. Het is jullie feestje, maar het is wel net zo prettig dat ik een tevreden gast ben en vooral blijf op dat feestje van jullie. Je moet maar zo denken dat wanneer ik het naar mijn zin heb, jullie daarvan alleen maar profijt van hebben.’
Mevrouw Thompson stond op en liep naar het raam.
‘Veel is hier ook niet te doen. Wat een dooie boel.’
‘Voor een ontvoering op zich wel geschikt,’ opperde Robert voorzichtig.
‘Eh, nou ja dat zal allemaal wel. Krijg ik nou nog wat te drinken of…?’
‘Wat mag ik voor u inschenken?’
‘Wat heb je allemaal in de bar?’
‘We hebben geen bar mevrouw.’
‘Wat heb je wel meneer Gewoon Robert?’
‘Wilt u eh gewoon Robert zeggen, ik bedoel zonder gewoon.’
Mevrouw Thompson glimlachte.
‘Als je dat fijner vindt Robert, dan noem ik je vanaf nu gewoon Robert, zonder gewoon.’
‘Mevrouw u plaagt me.’
‘Dat is wederzijds Robert. Jullie plagen mij ook met deze onzin.’
Haar woorden klonken streng en Robert voelde zich daar niet prettig bij.
Saskia zat wat apathisch in de hoek van de kamer.
‘Het is voor een goed doel mevrouw… echt u moet dat van ons aannemen. We…’
‘Robert, mond houden,’ beet Saskia hem toe.
‘Je maakt me nieuwsgierig meisje. Wat mag deze jongeman niet tegen mij vertellen?’
‘Met alle respect mevrouw. Dat gaat u niet aan.’

 

-16-


Robert Brown wist niet meer waar hij het zoeken moest. Daar zat hij dan, juridisch medewerker bij Slegde and Sons, een van de meest gerespecteerde ondernemingen in de hele regio. Als de oude meneer Slegde hiervan zou horen waar hij, Robert Brown zich in mee had laten slepen dan was het einde van zijn veelbelovende carrière zeer nabij. Sterker, die was gewoon helemaal voorbij. Voltooid verleden tijd.
‘Nou vraag ik het nog een keer vriendelijk, krijg ik nog wat te drinken of...?’
‘Sorry ik was er even niet bij. Wilt u een wit wijntje?’
‘Heb je niets sterkers?’
‘Alleen maar whisky mevrouw.’
‘Dat is mooi. Heb je ook ijsblokjes of is dat teveel gevraagd?’
‘Ik kan dat wel voor u regelen als u dat wilt?’
‘Nou Robert, als je dat voor elkaar krijgt, dan zou je hiermee weer in mijn achting stijgen. In elk geval weer een paar puntjes scoren.’
Hij keek naar Saskia.
‘Ik blijf wel bij mevrouw. Dat lukt wel,’ zei ze. ‘Ga nu maar.’
‘Wees maar niet bang Robert. Ik zal je meisje met rust laten.’
‘Ze is mijn meisje niet.’
‘Dat zou hij wel willen…’ sneerde Saskia.
‘Wie zegt dat…?’
’Ik, dat hoor je toch.’
‘Kom nou jongelui. Robert, ga nou eerst maar eens achter mijn ijsblokjes aan, dan praten we dit zo meteen als je terug bent wel uit.’
Robert stond op en liep naar de deur.
‘Moet ik nog meer meenemen?’
‘Meebrengen…’
‘Uh…?’
‘Meebrengen Robert, dat klinkt beter dan meenemen,’ zei mevrouw Thompson met een glimlach en ze klopte Robert vriendschappelijk op zijn schouder. ‘Ga nou maar gauw.’
Toen hij buiten was zuchtte hij diep.
‘Tjonge wat een gedoe geeft dat, zo’n ontvoering,’ mopperde hij in zichzelf.

De man aan de balie vroeg of alles naar wens was. Of hij nog iets kon doen.
‘Nee hoor. Aan deze ijsblokjes heb ik even voldoende. Misschien morgen weer.’
Robert wandelde met een slakkengang terug naar de motelkamer. Even bekroop hem de gedachte om er vandoor te gaan. Alles te laten voor wat het was. Maar anderzijds vond hij het ook wel een uitdaging om dit avontuur tot een goed einde te brengen. Alleen vroeg hij zich wel af of hier wel een einde aan zat. Hij zag zichzelf vluchtend door Zuid-Amerika trekken, van dorp naar dorp. Met de FBI en Interpol op zijn hielen. Overal zag hij zijn foto hangen met daarnaast de foto van Saskia. De nieuwe Bonnie en Clyde. Steeds maar op de vlucht en als opgejaagd wild zich verschansend in holen en spelonken en in achteraf-motels van twijfelachtig allooi. Motels met kakkerlakken en bedden vol met vlooien. Nergens meer veilig. Het zweet brak hem uit en hij voelde nattigheid langs zijn benen lopen. Hij schrok ervan maar hij schoot direct ook in een zenuwachtig lachje. Hij zag het dooiwater uit het zakje met ijsblokjes op zijn broek druppelen. De druppels vormden een natte vlek aan de binnenkant van zijn linkerdij. Hij probeerde het weg te wrijven, maar daarvan werd het alleen maar erger. Hij liet het er maar bij en hij haalde zijn schouders op. Toen hij de motelkamer binnenkwam keken beide vrouwen naar de natte vlek op zijn broek.
‘Water…?’vroeg Saskia
‘Ik mag het hopen,’ reageerde mevrouw Thompson.
‘Dames, kom op, mijn zakje lekte. Hoeveel ijsblokjes wilt u in uw whisky?’ vroeg Robert onverstoorbaar.

 

-17-


‘Doe maar twee Robert.’
‘Jawel mevrouw. Komt in orde.’
‘Robert?’
‘Ja mevrouw, wat kan ik nog voor u betekenen?’
‘Robert, waarom vind jij Saskia niet aardig?’
‘Ik vind haar wel aardig mevrouw.’
‘Zie je wel meisje. Ik zei het wel. Ik heb daar echt wel kijk op.’
Robert kleurde en keek naar Saskia.
‘Hebben jullie het over mij gehad terwijl ik weg was?’ vroeg hij.
‘Nee, niet in het bijzonder,’ gniffelde mevrouw Thompson.
‘Saskia…alsjeblieft,’ reageerde Robert boos.
‘Ik heb haar niets verteld, echt ik zweer het. Ze probeert je uit.’
‘Wat moet ik weten jongelui? Wat houden jullie voor me achter?’
‘Je vertelt haar niks Sas! Alsjeblieft.’
‘Noem me geen Sas…’
‘Nou Saskia dan.’
‘Ik vind Saskia zo’n lieve naam. Jammer dat jij je naam geen eer aan doet.’
‘Mevrouw…alsjeblieft.’
‘Heeft Saskia nog een achternaam of heet je net als Robert, Gewoon Saskia.’
Robert begon zo langzamerhand genoeg te krijgen van het irritante gedrag van mevrouw Thompson.
‘Mevrouw, kunnen we ook normaal met elkaar omgaan, dat is wel net zo prettig. Voor alle partijen.’
‘Ik heb hier niet om gevraagd jongeman. Jullie hebben mij in deze situatie gebracht. Mag ik dan even wat tegendraads zijn. Dat zullen jullie toch wel kunnen begrijpen hoop ik? Anders mijn ongemeende en zeker niet oprechte excuses,’
‘Grr…’ siste Robert en hij keek naar Saskia die haar hoofd van hem wegdraaide.
‘Ze is boos op je Robert, zie je nou wat je doet?’ plaagde mevrouw Thompson.
‘Mevrouw alsjeblieft.’
‘Sorry Robert. Ik zal vanaf nu op mijn woorden letten. Doe mij nog maar een glas whisky. Misschien dat ik eerst dronken moet worden voordat ik helder kan denken. Overigens wat zijn jullie plannen nu uiteindelijk? Tot nu toe heb ik niet de indruk dat het allemaal gestroomlijnd verloopt. Want behalve dat jullie hier in een motelkamer zitten met een gegijzelde oude vrouw, heb ik verder nog niet mogen vernemen wat de volgende stappen zijn. Behalve dan het telefoontje naar mijn echtgenoot, dat ik ook nog zelf heb moeten doen, is het allemaal bijzonder warrig en mager wat jullie te bieden hebben. Ik verwacht toch iets meer professionaliteit van naar mijn inzicht toch twee jonge intelligente mensen. Zo loopt het straks nog allemaal met een sisser af en zonder dat ik ooit zal weten wat mijn eega voor mij over heeft. Wat ik hem waard ben, weliswaar in ponden maar toch. En jullie, tja jullie eindigen voor een aantal jaren in een cel tussen echte criminelen die jullie het leven zuur zullen maken, want ontvoerders van oude vrouwen zijn niet zo geliefd in de gevangenis. En Saskia, ook niet bij de bewoonsters van de vrouwenvleugel. Maar goed, laat ik het maar positief benaderen. Ik wacht op betere tijden. Het schijnt voor jullie ook allemaal nieuw te zijn…’

 

-18-

 




Hoofdstuk 6

 

Saskia stond nog steeds met haar gezicht naar de muur gekeerd en Robert had zichzelf maar een whisky ingeschonken. Hij was blij dat ze in de supermarkt een doosje goedkope glazen mee hadden genomen. Hierin smaakte de wijn en whisky in elk geval beter dan uit de plastic bekers uit de badkamer.
‘Wil je ook wat drinken Saskia?’
‘Doe mij maar een glas witte wijn. Ik ben er wel aan toe geloof ik.’
‘Jongens, het is pas drie uur in de middag,’ reageerde mevrouw Thompson. ‘Maar goed, meisje ik zie dat je een laptop bij je hebt. Zullen we nu eerst maar eens een plan maken, want zo wordt het echt niets. Geloof me nou maar.’
Robert haalde zijn schouders nog maar eens op. Het was niet echt gebruikelijk dat in een ontvoeringszaak het slachtoffer de plannen uitwerkte voor het verdere verloop, maar hij had zelf ook geen idee hoe het nu verder moest. Het eerste deel was gelukkig volgens plan gegaan, daarna was het uit de hand gelopen. De oorzaak hiervan lag voor de volle honderd procent bij mevrouw Thompson. Door haar was alles zo anders gegaan dan dat hij het zich had voorgesteld. Hij vroeg zich af of het tij nog kon worden gekeerd. Of dat het misschien niet verstandiger was om een taxi te bellen en mevrouw weer netjes en ongeschonden thuis af te leveren. Dan was het een kwestie van de spullen pakken en er als een speer vandoor gaan. Zijn baan bij Slegde and Sons beschouwde hij toch al als verloren. Zeker als de oude Slegde zou horen dat hij, Robert Brown zich met criminele activiteiten bezig hield. De oude Slegde zou hem op staande voet ontslaan, zonder regeling of wat dan ook. Misschien dat ze samen mevrouw Thompson er nog van zouden kunnen overtuigen dat zowel Saskia als hij het allemaal niet zo gemeend hadden en misschien dat mevrouw dan af wilde zien van het doen van aangifte. En meneer Thompson dan? Wat zou die nu aan het doen zijn? Zou hij al met de hoogste politietop een plan-de-campagne hebben uitgewerkt om zijn vrouw te bevrijden uit de handen van haar lafhartige ontvoerders? Een plan dat Thompson natuurlijk zo min mogelijk zou gaan kosten. In elk geval geen vier miljoen pond.
‘Robert! Blijf je nog wel even bij de les? Het is ook jouw feestje.’ Mevrouw Thompson was onverbeterlijk. ‘Nou vertel mij nou eerst maar eens wat jullie oorspronkelijk plan was.’
Saskia schraapte haar keel.
‘Het was de bedoeling dat we u zouden ontvoeren en u zouden laten onderduiken in dit motel.
Daarna zouden we u vertellen wat de uiteindelijke reden is van uw ontvoering en daarna wilden we in overleg met u een plan maken hoe we dit avontuur tot een goed einde zouden kunnen brengen. Dus alles is “zouden”, maar dat was het plan voordat wij u gegijzeld hadden. Nou weet ik het ook niet meer.’
‘Zo, oké duidelijk. De ontvoering is in elk geval gelukt en ik zit in een motelkamer. En nu verder?’
‘Uw man heeft in zijn krant mensen opgeroepen om een origineel avontuur te verzinnen. Nou ja te verzinnen… het moet allemaal echt gebeurd zijn. Hij heeft de deelnemers hier dertig dagen de tijd voor gegeven. Overigens weten wij niet hoeveel deelnemers er zijn, laat staan wie er mee doen. Maar dat terzijde. We kwamen op het idee dat het best wel een stunt zou zijn om de echtgenote van Charles Thompson te kipnappen en op het einde van de dertig dagen, bij de presentatie van ons avontuur vrij te laten, ergo weer naar huis te brengen en op die manier meneer Charles te verrassen.’ Saskia keek naar Robert.
‘Zo was het toch Robert?’
‘Ja hoor, zo was het. Maar of het nu nog zo is dat betwijfel ik.’
Mevrouw Thompson nam het woord.
‘Jongelui, ik vind het eigenlijk wel een verdraaid origineel plan en als ik er niet in voor was gekomen had ik het nog kunnen waarderen ook. Maar goed, ik maak er blijkbaar deel van uit, dus vooruit dan maar met de geit. Het is niet anders.’
Saskia en Robert keken elkaar aan.
‘Hoe bedoelt u?’
‘Wat ik bedoel? Nou, ik wil die blik van mijn liefhebbende echtgenoot wel eens zien, als jullie met dit avontuur op de proppen komen. Hij heeft het tenslotte zelf min of meer uitgelokt.’

 

-19-


‘Bedoelt u dat u ons gaat helpen?’
‘Nou, helpen… Ik wil geen deel uitmaken van jullie ontvoering, tenminste niet als ontvoerder. Maar ik kan natuurlijk wel het mezelf en daarmee jullie een stuk gemakkelijker maken. Dat zal niemand me kwalijk kunnen nemen. Maar het blijft natuurlijk wel jullie avontuur. Kunnen jullie je daarin vinden?’
‘Ik wel Sas. En jij?’ reageerde Robert als eerste.
‘Eh, ja ik ook wel, geloof ik.’
Het viel hem op dat ze nu geen opmerkingen maakte over het feit dat hij haar Sas had genoemd. De bereidheid van mevrouw Thompson om mee te werken had in elk geval de spanning uit de lucht gehaald.
‘Nou dan moeten we nu maar eens even kijken wat de volgende stap gaat worden,’ sprak hij monter.
‘Dat lijkt me een goed idee. Heb je nog wat te drinken?
‘Wilt u nog een whisky mevrouw?’
‘Nee dank je Robert. Heb je een watertje of zo? En nu we schijnbaar toch een aantal weken op elkaar zijn aangewezen zou ik graag willen dat jullie mij aanspreken met mijn voornaam. Dat maakt het wel net zo gezellig. Ten overvloede, ik heet gewoon Liz,’ zei ze met een lach.
‘Oké Gewoon Liz, hier is je watertje,’ grapte Robert.
Saskia had de laptop klaar gezet op het kleine tafeltje, dat ze naar voren had geschoven zodat ze alle drie zicht hadden op het scherm. Robert en Liz zaten naast elkaar op de rand van het bed. Saskia zat in de stoel achter haar laptop.
‘Roept u maar. Wie heeft een idee?’
Op datzelfde moment ging het mobieltje van Saskia.
‘Hi, ja alles goed. Dank voor je hulp… is goed. Dan laat ik het weten. Liefs.’
‘Dat was de bezorger,’ zei ze tegen Robert.
‘Oh Colin,’ reageerde Liz Thompson.
Robert keek vol ongeloof naar Saskia.
‘Je denkt toch niet dat ik gek ben. Dat ik niet door heb dat mijn eigen chauffeur jullie geholpen heeft.
Met zijn boodschapje bij Motel Dexter…! Jongelui kom nou toch. Ik ken Colin beter dan hij zichzelf kent. Ik heb hem echt nog nooit zo nerveus gezien.’
‘Wist u dat hij door uw man ontslagen is?’
Liz glimlachte.
‘Soms is het beter om dingen niet te weten. Toch?’
Ze pakte de hand van Robert.
‘Geloof me Robert, soms zijn de dingen zo veel anders dan dat ze lijken. Knoop dat maar goed in je oren. Niet vergeten wat tante Liz je net verteld heeft. ’
Robert had geen flauw idee wat ze bedoelde maar hij knikte dat hij het er mee eens was.
‘Nou zullen we dan maar…’
Liz wreef met haar handen door haar haren.
‘Vandaag nog naar de kapper geweest. Zonde van het geld. Als gijzelaarster hoor je er niet pico bello gekapt uit te zien. Maar meer gekaapt…’
Ze moest zelf om haar opmerking lachen. Robert en Saskia vertrokken geen spier.
‘Ik vond het wel leuk gevonden van mezelf,’ merkte Liz monter op. ‘Maar ja, jullie gevoel voor humor zal wel net zo goed ontwikkeld zijn als jullie gevoel voor een goede vlot lopende ontvoering.’

 

-20-


‘Mevrouw…toe nou.’
‘Beste Robert, wat hadden we nou afgesproken? Jullie zouden mij met mijn voornaam aanspreken. Dat geeft me echt een beter gevoel en het is meteen allemaal veel vriendschappelijker en dat meen ik nu eens een keer echt.’
‘Goed, maar wilt u… sorry, wil je ons alsjeblieft niet om de minuut de grond in boren en ons niet afschilderen als een stelletje imbecielen.’ Robert was zichtbaar geïrriteerd.
‘Nou sorry hoor… Mijn excuses als ik jullie te kort heb gedaan.’
Robert noch Saskia wisten niet wat ze met deze opmerking aan moesten. Of ze het excuus van Liz serieus moesten nemen of dat het de zoveelste sneer in hun richting was.
‘Overigens, hoe is de nacht geregeld? Ik bedoel, wie slaapt waar?’
‘We hebben maar één kamer tot onze beschikking. Dus…’
‘Dat gaat niet gebeuren jongelui. Saskia mag bij mij blijven, maar jij Robert, jij moet maar zien waar je blijft maar niet bij ons in het bed, noch op de kamer. Ik heb als gevangene ook recht op een beetje privacy. Samen met een vrouw kan ik nog wel accepteren, maar herenbezoek… nee dat ga ik niet trekken.’
Robert zag aan het gezicht van Liz dat ze bloedserieus was. Hij wist eigenlijk niet goed hoe hij het ermee had. Wat hij moest doen? Saskia reageerde niet en zat achter haar laptop.
‘Saskia wat vind jij?’
‘Uh, hoezo, waarvan?’
‘Wat Liz net zei. Dat ik maar ergens anders mijn heil moet zoeken. Dat ik zelf maar iets voor de nacht moet vinden.’
‘Tja, het is hier niet echt ingericht voor twee dames en een heer, tenminste als ze dat bedoelt.’
‘Dat bedoelt ze,’ was de reactie van Liz.
‘Maar eh… wat moet ik dan?’ sputterde Robert. ‘Dit was toch niet afgesproken.’
‘Andere kamer misschien?’ opperde Liz.
‘Ja, jullie hebben lekker praten, maar wie gaat dat allemaal betalen?’
‘Ik heb het niet bedacht. Misschien dat jullie de kosten samen kunnen delen,’ was de reactie van Liz en ze keek naar Saskia.
Saskia reageerde niet.
‘Sas?’
‘Wat nou Robert?’ reageerde ze bitsig.
‘Kan je het er mee eens zijn, wat Liz zo juist voorstelde. Dat we misschien de kosten kunnen delen? Ik heb tenslotte tot dusver alles betaald.’
‘Stil nou even.’
Saskia staarde naar het beeldscherm.
‘Je gelooft het niet…’zei ze vol verbazing.
‘Wie gelooft wat niet?’
‘Hoe kan dat nou in godsnaam? Mevrouw Liz Thompson heeft vanmiddag een project opgestart voor oudere eenzame mensen…’
Vol ongeloof keek ze naar Liz.
‘Waar staat dat?’ vroeg Liz.
‘In de krant, in de New Daily Express.’
‘Je moet niet alles geloven wat ze schrijven…’
Saskia leek even uit het veld geslagen.

 

-21-


‘Ja, maar het staat er toch!’
‘Zoals ik al zei, je moet niet alles geloven. Kootje zal wel iets van plan zijn. Misschien wil hij jullie wel laten geloven dat ik niet de echte ben. Staat er ook een foto bij?’ Ze lachte schel en vooral Robert kreeg er rillingen van.
‘Nee, bij dit stukje niet. Maar op pagina eenendertig staat er blijkbaar ook nog iets over,’ antwoordde Saskia.
‘Nou zie je wel… dat is nou typisch zo’n actie van mijn Kootje. En misschien ben ik ook wel niet de echte mevrouw Thompson…’ Ze pakte de hand van Robert vast.
‘Je weet maar nooit Robert. Mensen kunnen zich soms zo anders voordoen.’
‘Maar Colin…’ reageerde Robert hij en hij keek naar Saskia.
Die haalde haar schouders op. Het was duidelijk dat ze het ook niet wist.
‘Misschien zit Colin wel in mijn complot. Misschien heb ik hem wel omgekocht? Hij is mij altijd trouw geweest en denk je nou echt dat hij mij zou uitleveren aan een stelletje amateuristische aspirant-ontvoerders?’
‘Leuk geprobeerd Liz, maar ik geloof er niets van. Je hebt vanmiddag nog met meneer Kootje eh sorry met meneer Charles getelefoneerd…’
‘Wie zegt dat Kootje meneer Charles is?‘
Robert keek naar Saskia.
‘Sas…?’
‘Ik weet het ook niet…’ zei ze terwijl ze verder scrolde.
‘Moet je kijken, dit is echt niet mevrouw Thompson… die vrouw hier op deze foto.’
Robert boog zich over het beeldscherm en keek naar Liz.
‘Ik word gek.’
‘Niet doen Robert, dat kunnen we nu even niet gebruiken. We moeten nu onze hersens erbij houden. Kom op, verman je. Wees een vent.’ De woorden van Liz maakten hem alleen nog maar onrustiger.
‘Maar…’
‘Niks maar. Saskia schenk me nog eens een glas whisky in en doe er ook maar een voor onze vriend hier, want hij heeft het even nodig, Doe het glas maar zo vol mogelijk.’
Het viel Robert wel op dat Saskia zich eigenlijk nogal afzijdig hield. Ze had nauwelijks nog gereageerd op de constatering dat de mevrouw Liz Thompson, die ze samen in Motel Dexter hadden geparkeerd, blijkbaar ook nog volgens de Daily dezelfde middag als mevrouw Liz Thompson een projectje had opgestart.
‘Saskia, wat denk jij hier nou eigenlijk van?’ Robert vroeg het bijna smekend.
‘Geef me je mobiel eens?’ zei Saskia op gebiedende toon tegen Liz.
‘Zo de jonge juffrouw wordt brutaal,’ reageerde deze vervolgens, maar ze haalde haar mobiel uit haar tas en gaf de Iphone aan Saskia.
‘Waar kan ik dat konijn vinden?’
‘Probeer het eens in de dierenwinkel…’
Saskia was het getreiter van Liz helemaal zat.
‘Wat wil je nou eigenlijk?’ Wil je ons helpen, zoals je steeds beweert? Of wil je ons hier gewoon de komende maand gaan zitten zieken? Want zo lang gaat dit duren mevrouw… eh wie je dan ook bent.’ Saskia leek boos. ‘We kunnen elkaar hier het leven zuur gaan zitten maken of we proberen er het beste van te maken. Tot op dit moment schiet het niet op. Net zo min als met ons avontuur Robert.’
Ze keek hem aan en schudde haar hoofd. Ze leek er moedeloos van te worden, althans dat straalde ze uit.
‘Tot nu toe hebben alleen maar een hoop gezeik van mevrouw daar. Verder niets. Als we niet meer te vertellen hebben dan we tot nu toe hebben meegemaakt dan zullen we absoluut niet tot de prijswinnaars gaan behoren. Maar goed, ik ga eerst eens met meneer Charles bellen om vast te stellen of hij zijn vrouw werkelijk mist of dat wij hier opgescheept zitten met een of andere recalcitrante vijftigplusser, die zich voordoet als de echtgenote van Charles alias konijn Thompson.’
‘Drieënvijftig om precies te zijn.’ Ze kon het blijkbaar niet laten.
‘Nou vooruit, waar staat dat konijn ook al weer?’

 

-22-


‘Onder de K van Kootje… of konijn. Het kan allebei, nu ik er zo eens over nadenk.’
Saskia tikte met haar vinger op de “K” in de display van de Iphone van Liz.
‘Meneer Thompson, hier nog even met Sas… u weet wel van de ontvoering van uw vrouw.’
Blijkbaar kwam de mededeling niet goed over of ze werd in ieder geval niet helemaal begrepen.
‘Ja met die Sas. Ja, juist die. Die van de ontvoering van Knibbel of hoe jullie elkaar dan ook noemen.’
Liz kneep Robert in zijn been.
‘Het is best een aardige meid, die Saskia. Maar een beetje ongeduldig. Je moet er echt werk van maken Robbie, ze is absoluut de moeite waard.’
‘Mevrouw… eh Liz, wees nou eens een beetje aardig. Ik heet Robert en geen Robbie of Bobbie of weet ik veel. Gewoon Robert.’
Hij had er meteen alweer spijt van. Van gewoon Robert.
‘Wees nou eens even stil, stelletje herriemakers,’ bromde Saskia. ‘Nee, niet u meneer Thompson, maar die twee parkieten hier.’
Saskia hield haar vinger voor haar lippen.
‘Nee, geen twee paar tieten… maar parkieten. Van die vogels… Och laat maar… Meneer Thompson, mist u uw vrouw of niet? Want ik zag op de webpagina dat mevrouw Thompson eenzame bejaarden helpt, die …’
Saskia werd onderbroken.
‘Nou ouderen dan als u dat correcter vindt. Maar goed in ieder geval, eh wat wilde ik ook weer zeggen…. O ja, in elk geval kan dat niet, want mevrouw Thompson hebben we hier. Dus ik snap niet zo goed…’
Saskia draaide achteloos een krul in haar haren.
‘Eh…maar waarom dan? Oh… Oké, ik begrijp het. Enfin, hoe het ook zij, we hebben wel de goede? Mooi… fijn.’
Ze hield het mobieltje even opzij.
‘Robert, ze is het wel.’
Daarna hervatte ze het gesprek met Charles Thompson.
‘U vindt vier miljoen aan de hoge kant? Kom op meneer, ze is het waard. Zo’n mooie intelligente vrouw van amper vijftig. U mag zich een gelukkig mens prijzen.’
Liz was zichtbaar geamuseerd.
‘Goed zo Sas, zet ‘m op. Geef hem van katoen.’
Blijkbaar inspireerde deze woorden Saskia.
‘Meneer Thompson, als uw vrouw u geen vier miljoen waard is, dan bent u een ontevreden over het paard getilde eigenheimer. Een egoïst pur sang. Dan bent u helemaal niet waard om zo’n fijne vriendelijke charmante vrouw te hebben.’
Liz stond op en applaudisseerde.
Thompson vroeg waarschijnlijk wat er aan de hand was.
‘Dat is uw vrouw meneer Charles, die het volledig met mij eens is.’
Saskia luisterde aandachtig naar het antwoord van Thompson. Ze knikte naar Robert en ze stak haar duim op.
‘Oké meneer Charles. Fijn, dat u zo met ons meedenkt. U hoort zo spoedig mogelijk van ons. Ik bel u.’
Daarna verbrak ze de verbinding
‘Yes…’riep Saskia enthousiast. ‘Het gaat gebeuren. Hij gaat betalen.’
‘Niet te hard van stapel lopen Saskia, mijn kind. Kootje is niet te vertrouwen.’
 Saskia hief haar armen in de hoogte.
‘Hier wordt een mens toch helemaal mesjokke van.’

 

-23-


‘Hoe zat het nou met die tweede mevrouw Thompson?’ vroeg Robert.
‘Op de site stond het foutief. Ze hadden de tekst niet aangepast. Morgen komt er een rectificatie dat het bericht per ongeluk verkeerd is opgemaakt en dat het niet mevrouw Thompson was maar de vice-voorzitster van de stichting. Mevrouw Thompson was helaas verhinderd. Foutje, kan gebeuren.’
‘Zie je nou wel. Je moet niet alles geloven wat ze schrijven. Die krantenlui maken er soms een potje van,’ kirde Liz. ‘Laat mij trouwens eens even kijken wie hij in mijn plaats heeft gestuurd?’ Ze boog zich volledig over het beeldscherm.
‘Oh nee toch, dat is dat mens van McFinley. Hoe kon hij haar nou vragen?’
‘Is ze dan niet de vice-voorzitster?’
Liz schudde haar hoofd.
‘Vies ja, voorzitster nee. Ze is een paar jaar de secretaresse geweest van Kootje en nu denkt ze dat ze zo’n beetje zijn maîtresse is. Nou ja, maîtresse is een groot woord. Zeg maar, een soort tweede keus, goed genoeg als de eerste keus even niet beschikbaar is, zeg maar er even geen zin in heeft. Het is zo’n omhoog gevallen type, zo’n vrouw die er uiteindelijk achter is gekomen dat ze alle kansen op het ware geluk al vele jaren geleden heeft vergooid en daarom nu maar alles opraapt wat er zoal voorbij komt, de kruimels die anderen laten liggen.’
‘Doet u daar u man niet te kort mee?’ vroeg Saskia.
‘Bedoel je dat ik iets beters voor hem moet regelen? Iemand die aantrekkelijker of jonger is dan dat trekpaard van McFinley? Meisje, mijn Kootje houdt van flink, stevig en vooral belegen, als je voelt wat ik bedoel.’
Liz maakte met haar armen een grote denkbeeldige ronding.
‘Het is nou eenmaal de waarheid. Maar als later die Robert van jou net zo oud is als mijn Kootje dan zal je me wel begrijpen.’
‘Mevrouw, het is niet mijn Robert. We hebben niets met elkaar en we zullen ook nooit iets met elkaar krijgen.’
‘Fijn dat je er zo over denkt. Dankjewel. Maar vertel nou maar eerst eens even wat je nu hebt afgesproken met Thompson?’ was de knorrige reactie van Robert.
Saskia schraapte haar keel. Of ze op het punt stond om een belangrijke toespraak te gaan houden.
‘Meneer Thompson zal er voor zorgen dat er vier miljoen komt. Wij moeten hem aangeven hoe en wanneer en vooral waar we het geld in ontvangst willen nemen en hoe we dat dan met mevrouw hier regelen. Met andere woorden hoe we de invrijheidstelling van Liz regelen.’
‘Mijn invrijheidstelling?’
‘Ja Liz, jouw invrijheidstelling, dat heb je helemaal goed. Je bent nog steeds onze gijzelaar, voor het geval dat je daar anders over denkt,’ zei Saskia bitsig.
‘Dus het gaat allemaal lukken?’ merkte Robert voorzichtig op.
‘Uh, ja. Zoals het nu lijkt wel.’
‘Kijk nou toch uit jongelui. Kootje is echt niet te vertrouwen. Maar goed, zeg niet dat ik jullie niet heb gewaarschuwd.’
Saskia en Robert keken elkaar aan. Het liefst hadden ze Liz Thompson ter plekke gewurgd.
Robert vond het wel raar dat Thompson zonder al te veel tegenstand akkoord was gegaan met de vier miljoen aan losgeld. Van de andere kant realiseerde hij zich dat hij als amateur totaal geen ervaring had met het gedrag van mensen tijdens ontvoeringen en gijzelingen.
‘Dat zal er dan wel anders aan toe gaan…,’ mompelde hij zachtjes.
‘Wat zei je?’ vroeg Saskia.
‘Uh… Oh, dat ik denk dat het er op lijkt dat het wel goed zal komen,’ antwoordde de Robert zonder al te veel overtuiging in zijn stem.
‘Het klonk volgens mij anders, maar goed het zal wel,’ was de reactie van Saskia en ze liep naar haar laptop.

 

-24-

 




Hoofdstuk 7

 

Robert had ingezien dat het zinloos was om er van uit te gaan dat hij de nacht met de beide dames in één kamer zou gaan doorbrengen. Hij was naar de receptie van Motel Dexter gegaan en had een kamer bijgeboekt. Het had hem moeite gekost om de kamer naast die van Saskia en Liz te krijgen, ook al omdat er blijkbaar een onverwachte grote vraag naar deze kamer was. Zomaar ineens, volgens de man achter de balie. Hij begreep het ook niet, maar met een kleine toeslag viel er wel wat te regelen. Robert was geen moment van plan geweest om deze plotselinge prijsverhoging te accepteren. Hij had dat luid en duidelijk laten weten aan de man achter de balie, maar die had schouderophalend aan Robert voorgesteld om dan maar een van de kamers aan de achterkant van het motel te nemen. Daarvan mocht hij er eentje hebben tegen verlaagd tarief en wel zolang hij dat wilde of wenste, maar Robert bleef bij zijn eerste keuze. Tegen oud tarief. De man achter de balie was in eerste instantie niet te vermurwen, maar na de dreiging van Robert om direct zijn koffers te gaan pakken en Motel Dexter te laten voor wat het was, draaide de man bij. Hij had uiteindelijk tergend langzaam een van de sleutels van het sleutelrek genomen, maar niet eerder dan dat hij in eerste instantie had geveinsd dat de sleutel van kamer veertig onvindbaar was.
‘Ik snap er niets van,’ had hij gezegd. ‘Normaliter hoort hij hier toch echt te hangen.’
Hij had met veel vertoon gewezen op het lege haakje met daaronder het plaatje met nummer veertig erop.
‘Wat een vreemde zaak,’ had hij er nog aan toegevoegd met een diepe frons in het voorhoofd.
‘Misschien hebt u wel niet goed gekeken,’ was de reactie van Robert geweest.
‘Meneer, ik weet echt wel waar ik moet kijken,’ en de man ging demonstratief met zijn vinger langs alle sleutelhaken op het bord.
‘Aha, hier hangt de rakker…’ klonk het na een paar minuten.
‘Blijkbaar niet goed weggehangen,’ merkte Robert droogjes op.
‘Daar lijkt het wel op, maar goed, we hebben ‘m. Dat heb je soms als het druk is. Een vergissing is gauw gemaakt. Het is maar een haakje lager, maar toch. Hoe is het mogelijk, maar goed hij is weer terecht. ’
Triomfantelijk had hij de sleutel in de hoogte gehouden. Robert realiseerde zich dat hij de man maar beter in zijn waarde kon laten, ook al brandde een venijnige sneer op zijn lippen. Maar hij hield zich in, want het zou de man alleen maar wantrouwend kunnen maken. In het slechtste geval zou hij wel eens op onderzoek kunnen gaan wat de ware reden was van het vreemde gedrag van Robert, want het smoesje dat zijn vriendin last had van een plotseling opgekomen migraine en het daarom beter was dat hij zolang in een andere kamer zijn werkzaamheden uitvoerde had de balie-man nauwelijks kunnen overtuigen.
‘Dat is heel vervelend meneer,’ had hij gezegd. ‘Mijn ex-vrouw werd ook altijd zo verdraaid lastig als ze migraine had, maar mij heeft ze nooit zo ver gekregen dat ik uit vrije wil uit mijn bed ben gegaan. Maar ja, uw vrouw eh sorry uw vriendin slaagt daar blijkbaar wel in. Enfin, ze zal wel de moeite waard zijn…’ was zijn min of meer sarcastisch opmerking geweest.
‘Misschien is uw vrouw daarom nu wel uw ex-vrouw,’ had Robert gezegd en hij had direct spijt van deze opmerking.
De man achter de balie keek hem strak aan.
‘Nee hoor meneer, dat ligt wel even anders.’
‘Meneer, dat is uw zaak. Maar ik gun mijn vriendin en ook mezelf een goede nachtrust. Is daar iets verkeerds aan?’
‘Bijna een maand lang?’ opperde de man achter de balie.
Robert had even getwijfeld of hij op deze opmerking moest reageren, maar de man achter de balie had hem die kans niet gegeven.
‘Maar goed meneer Brown, het is onze business om kamers te verhuren. We leven er tenslotte van. Dus al huurt u het hele motel…’ had de man gemompeld.
‘Dank u voor uw begrip. Nog een fijne dag,’ en Robert was de deur van de receptie uitgelopen.

‘Robert Brown je moet gek zijn geworden om hier mee door te gaan,’ zei hij in zichzelf toen hij de sleutel in het slot van kamer veertig stak. Het was exact dezelfde kamer als nummer negenendertig. De kamer waar Liz en Saskia verbleven. Na een vluchtige inspectie besloot hij om zijn spullen op te halen uit de andere kamer. Saskia maakte de deur open.
‘Ben je daar eindelijk? Ik dacht dat je er vandoor was.’

 

-25-


‘Wees maar niet bang hoor. Ik maak dit avontuur af al wordt het mijn dood.’
‘Nou, nou. Niet zo destructief denken Robbie. Wil je nog een glaasje whisky? Daar wordt de wereld weer wat mooier van,’ vroeg Liz. Ze klonk wat aangeschoten.
‘Dan moet je wel vlug zijn Robert. Liz lust er wel pap van,’ grinnikte Saskia.
Triomfantelijk liet Liz de bijna lege whiskyfles zien.
‘Goed spul Robbie. Heb je er nog meer van. Ik hoop van wel, anders gaat deze dame naar huis,’ giechelde ze.
Robert deed geen moeite meer om Liz te bewegen om hem geen Robbie te noemen. Hij schonk het laatste beetje whisky in zijn glas en zette demonstratief de lege fles voor Liz neer.
‘Dit was het en daar blijft het bij. In elk geval voor vandaag.’
‘Jammer, dat was lekker spul Robbie. Maar ja, ook goed. Dan ga ik maar slapen. Er zit niets anders op. Dan gaat Knibbeltje maar onder zeil, zonder Kootje…’
‘Het is zeven uur…’
‘Weten gullie… uh lullie soms iets beters dan?’ mopperde Liz met dubbele tong.
‘Zullen we nou maar eens een plan maken hoe we het allemaal in de steel gaan steken?’ opperde Saskia, zonder zich iets van Liz aan te trekken. ‘En o ja, Thompson heeft gebeld. Je was net weg. Hij hoopt het losgeld volgende week vrijdag bij elkaar te hebben. Hij belt ons nog om de details door te spreken.’
‘Alles goed en wel, maar volgende week vrijdag lijkt me niet zo handig Sas. Dan hebben we ook de afspraak staan voor onze tussentijdse rapportage. Op het kantoor bij de New Daily Express. Het zou jammer zijn als voor die tijd ons avontuur al ten einde is gekomen. Nou ja, op dezelfde dag dan, als het even meezit. We voldoen dan in elk geval niet aan die dertig dagen-norm.’
Saskia deed haar haren achter haar oren.
‘Mee eens Robbertje. Het wordt nou net zo gezellig spannend,’ grinnikte Liz die ondertussen op de rand van het bed was gaan zitten. ‘Bovendien is het veel en veel te snel naar mijn idee. Maar goed nogmaals jullie moeten het allemaal maar zelf weten, het is jullie feestje. Ik bemoei me er niet mee. Als jullie vinden…’
‘Hou nou eens even die kwebbel van je,’ zei Saskia en ze fronste haar wenkbrauwen.
‘Dit is geniaal…hoe kom ik er op!’ zei ze opgewonden. ‘Robert, dit is geweldig. We moeten er voor zorgen dat we twee andere mensen naar het kantoor van de Daily sturen. Twee die zich voordoen als Robert Brown en Saskia Staub. Terwijl zij de briefing over de voortgang van het avontuur doen, wisselen wij het geld tegen Liz. Een beter sluitend alibi kan ik even niet bedenken en dit is echt top voor ons verhaal.’
‘En heb ik daar ook nog een stem in?’ klonk het vanaf het bed.
‘Nu even niet… Dus even je mond houden.’ Het antwoord van Saskia was helder en duidelijk.
‘Nou dan niet,’ mopperde Liz en ze dronk met veel gebaar de laatste druppel whisky. ‘Weet je zeker dat je niets meer onder de kurk hebt Robbertje?’
‘Dit is alles wat er nog is.’ Hij wees op zijn eigen glas, dat nog half vol was.
‘Oké… stoere vent van me. Heb je dan misschien nog een piepklein slokje over voor jullie lieve gijzelaarster? Een klein… piepklein beetje maar, het hoeft niet veel te zijn. Laten we zeggen… een druppeltje... of twee, drie of zo.’
Robert schonk op een laatste restje na de inhoud uit zijn eigen glas in dat van Liz.
‘En nou niet meer zeuren. Ik zal morgen wel kijken of ik nog wat kan regelen.’
Het zweet brak hem uit. Daar zat hij dan Robert Brown. Hij had zich zo vaak van alles ontzegd. Hij wilde zo graag sparen voor een eigen appartement in het centrum van de stad. Hij wist dat er plannen waren voor nieuwbouw. Hij had immers de tekeningen en het plan gezien. Hij had besloten om maandelijks zo veel mogelijk opzij te zetten, zodat hij een van de appartementen zou kunnen kopen. Hij was nu bijna een week met Saskia onderweg en hij had voor zijn gevoel zijn complete betaalrekening leeggeplunderd. Hij had twee kamers in huur bij Motel Dexter, hij had alle boodschappen betaald en hij was tweemaal met Saskia uit eten geweest. En niet in de goedkoopste restaurants. Saskia had wel de kaartjes voor de dierentuin betaald, maar dat was tot nu toe zijn enige meevaller geweest. Nu had hij er ook nog een lastige alcoholiste bijgekregen, die blijkbaar niet te verzadigen was en maar aan zijn kop bleef zeuren over meer drank en dan met name ook nog eens tamelijke dure whisky. Robert had het voorgevoel dat hij over een kleine maand niets meer over zou hebben, in elk geval niet veel meer dan een stapel kassabonnetjes van de supermarkt en de slijterij.
‘Robje, wat ben je nou onaardig tegen me. Ik dacht dat je een beetje van me hield,’ murmelde Liz.
‘Saskia, misschien kunnen we beter morgen aan onze plannen werken. Dit wordt niets. Ik ga naar mijn kamer,’ zei hij en hij negeerde Liz, die inmiddels plat op haar rug op bed lag.

 

-26-


‘Misschien heb je wel gelijk Robert. Het betekent wel dat je mij de rest van de avond en inclusief de nacht laat zitten met mevrouw Alcohol.’
‘Ik vrees van wel. Ik wens je veel succes en ik beloof je, ik zal aan je denken, zo af en toe.’
Robert pakte zijn spullen en liep langs Saskia. Voordat hij naar zijn eigen kamer ging passeerde hij Liz.
‘Gedraag je een beetje mevrouwtje Liz, dan krijg je morgen als ik tenminste goede zin heb weer een nieuwe fles. Maar dan moet je echt heel braaf zijn hoor.’
‘Je bent te goed Robbertje. Kom hier, dan krijg je een lekkere knuffel van me, een zoentje voor de nacht.’
‘Liz, geen Robbertje alsjeblieft. Is dat zo moeilijk voor je?’
‘Ach lieverd, ik plaag je maar een beetje. Daar kun je toch wel tegen?’
Vervolgens gaf ze hem een kus op zijn wang en viel daarna weer terug op bed. Robert liep naar de deur die Saskia voor hem open deed.
‘Ga je het echt wel alleen redden met die dame daar?’ en Robert knikte in de richting van Liz.
‘Jawel hoor, ik denk het wel. Volgens mij slaapt ze binnen vijf minuten.’
‘Nou succes dan maar en als er iets is dan moet je maar even roepen. Zo dik zijn de muren hier niet dus geef er in geval van nood maar een hengst op en dan ben ik er.’
‘Hengst…? Jij Robbie? Potverdikkie, dat ha’k niet van je gedacht,’ klonk het uit bed, gevolgd door een luide hik.
‘Het komt wel goed,’ zei Saskia en ze gaf Robert spontaan een zoen.
‘Waar heb ik dat in godsnaam aan verdiend?’
‘Zo maar, omdat je zo je best doet.’
‘Eh, nou bedankt en welterusten dan maar.’
Robert pakte zijn spullen bij elkaar en liep de deur uit en ging naar zijn eigen kamer.

‘Nummer veertig, hier ben ik dan,’ zei hij in zichzelf. Hij voelde zich moe maar besloot toch maar om de teevee nog even aan te zetten. Er was weinig nieuws en nadat hij een klein halfuur naar een discussieprogramma had zitten kijken over wat nou de goede aanpak zou moeten zijn om de crisis in
Europa te bedwingen, werden zijn ogen zwaar en besloot hij om naar bed te gaan. Het was pas kwart over negen.




Hoofdstuk 8

 

Robert had goed geslapen. Het was net over zevenen toen hij wakker werd. Hij voelde zich beter uitgerust dan in de voorbije dagen. Hij schoof het flodderige overgordijn dat voor het raam hing iets opzij en dat was net genoeg om naar buiten te kunnen kijken. Er was niets te zien, vooral ook omdat het vrij mistig was. Nadat hij een warme douche had genomen en hij zich had aangekleed liep hij fluitend naar de balie van het motel. Volgens afspraak zou daar het ontbijt klaar staan.

‘Goede morgen meneer. Uw ontbijt komt er aan. Twee personen was het toch?’ zei een allervriendelijkst meisje met rood sluikhaar. Robert schatte haar niet ouder dan een jaar of zeventien.
‘Ja, tweemaal, klopt. Maar mag er even iets extra’s bij want mijn vrouw eh mijn vriendin vertelde me dat ze enorme honger had.’
‘Natuurlijk meneer, geen enkel probleem.
Het meisje liep weg om even later terug te komen met twee extra broodjes en een pakje crackers.
‘Is het zo in orde meneer Brown?’ vroeg ze vriendelijk.
Robert zag de twee glazen sinaasappelsap en twee kopjes met een kannetje thee en een kleine pot koffie, maar hij vond het niet handig om een kopje extra te vragen. Hij nam het dienblad van het tafeltje en groette het meisje. Daarna wandelde hij op zijn gemak terug naar kamer negenendertig.

 

-27-


Daar aangekomen klopte hij tamelijk fel op de deur en hij schrok van zijn harde stemgeluid toen hij riep, ‘dames… hier is Roberto, uw nederige dienaar van de ontbijtservice.’
‘Zet maar even neer. We zijn nog niet aangekleed,’ klonk het aan de andere kant van de deur.
‘Dan wordt het koud.’
‘We zijn zo klaar. Even geduld meneertje Roberto.’
Robert stond wat onwennig te draaien voor de deur. Het dienblad had hij op het muurtje van de gemetselde bloembak gezet. Even verderop hoorde hij een auto de parkeerplaats oprijden.
Door de stevige mist kon hij de auto niet zien. De motor stopte en even later hoorde hij twee portieren dichtslaan. Hij keek nieuwsgierig of er iemand te zien was. Zijn hart sloeg over toen hij twee agenten in vol ornaat uit de mist op zich af zag komen.
‘Rustig blijven Brown. Niks laten merken,’ sprak hij zichzelf moed in.
Als Saskia de deur nou maar niet open zou doen, want stel je voor dat ze met hem mee naar binnen wilden gaan. Liz zou zeker van de gelegenheid gebruik maken om even haarfijn uit te leggen dat ze niet op vrijwillige basis in Motel Dexter verbleef. Misschien waren ze hen al op het spoor.
‘Goede morgen meneer,’ groette de langste van de twee agenten. ‘Het is een kleine wereld vanmorgen.’
‘Dat kun je wel zeggen,’ probeerde Robert op een zo’n natuurlijk mogelijke manier te antwoorden. Hij meende een trilling in zijn stem te horen en zijn hart ging wild te keer.
‘Een goed ontbijt is het halve werk meneer.’ De langste agent wees op het dienblad dat nog steeds op de rand van de bloembak stond. ‘Een goed ontbijt is eigenlijk onontbeerlijk om de dag goed te beginnen. Dat zouden meer mensen moeten doen,’ voegde hij er nog aan toe.
‘Zeker agent. En nu maar hopen dat mijn vrouw eh vriendin snel onder de douche vandaan komt. Ik was even te snel en de sleutel ligt in de kamer. Een beetje dom. Maar ja, dat kan gebeuren nietwaar.’
De kleinste agent keek naar Robert.
‘Ja meneer. Dat kan het zeker. Het is inderdaad te hopen voor u dat uw eh… vriendin snel klaar is met douchen, want het zou zonde zijn als alles koud wordt.’ Hij wees op de thee en koffiekannen.
‘Dat is het zeker. Eh zonde…’
‘Nu we u hier toch treffen… heeft meneer er bezwaar tegen als we een paar vragen stellen?’
‘Nee hoor, u vraagt maar.’
‘Was u gisterenavond ook hier?’
‘Agent…u denkt toch niet dat ik vanmorgen in alle vroegte ben aangekomen om hier vervolgens met mijn ontbijt in de koude mistige morgen buiten gaan staan te wachten tot mijn vriendin de deur openmaakt?’ antwoordde Robert en hij probeerde zo ontspannen mogelijk over te komen.
‘Ah nee, natuurlijk niet. Maar zo bedoel ik het ook eigenlijk niet. Wat ik wilde vragen, bent u gisterenavond nog buiten geweest en heeft u toen misschien iets vreemds gezien? Iets verdachts, iets wat u opgevallen is, iets waarvan u het idee kreeg dat het wel eens niet normaal zou kunnen zijn?’
‘Nee…ik ben eigenlijk niet meer buiten geweest. Tenminste niet meer in de avond. Ik ben in de namiddag nog even naar de balie gelopen. Nee, verder ben ik niet meer buiten geweest.’
‘Hoe laat was dat meneer?’
‘Zoals ik al zei, in de namiddag.’
‘U weet niet meer hoe laat het was? ‘
‘Een uur of zes, geloof ik.’
‘En niets gezien?’
‘Eh nee, niets dat me is opgevallen. Bent u op zoek naar iets speciaals?’
‘Routineonderzoekje meneer…’
‘Spannend.’

 

-28-


‘Nou zo spannend is het niet meneer. We zijn dat wel gewend. Rondom motels komt het nog al eens voor dat er smerige zaakjes worden geregeld. Drugs, prostitutie, heling, gijzelingen en zo. Hoe oud is uw vriendin meneer als ik vragen mag?’
Op het zelfde moment ging de deur open en Robert voelde de grond onder zijn voeten wegzakken.
‘Goede morgen heren. Zo vroeg al op pad,’ zei Liz opgewekt.
‘Dag mevrouw, u ook goede morgen toegewenst.’
De kleine agent keek naar Robert die op het punt stond zijn armen uit te steken zodat de agent hem in de boeien kon slaan.
‘Uw vriendin is in ieder geval niet minderjarig…  Verblijft u hier nog een paar dagen?’ De kleine agent keek Robert recht in de ogen. Robert probeerde zijn blik te ontwijken, maar hij slaagde er niet in.
‘Uh ja, dat wil zeggen we hebben nog niets gepland. Dat is toch zo lieverd?’ antwoordde Liz voordat Robert ook maar de kans kreeg om wat te zeggen. Ze glimlachte naar hem. Robert ging er daarom maar vanuit dat Liz niet van plan was om alarm te slaan en dat ze dus blijkbaar van plan om het spel mee te spelen.
‘Is er iets?’ Saskia stak haar hoofd met haar nog natte haren door de kier van de deur.
De langste agent fronste zijn wenkbrauwen en keek bedenkelijk naar zijn collega.
‘Ik denk niet dat meneer ons kan helpen. Blijkbaar is meneer veel te druk met andere zaakjes.’
‘Het is niet wat u denkt,’ probeerde Robert nog, maar hij realiseerde zich meteen dat hij het alleen nog ingewikkelder maakte door zijn opmerking.
‘Wij denken niets meneer. Wat u doet moet u zelf weten. U bent oud genoeg om zelf uit te maken wat kan en wat niet kan. Wij kijken tegenwoordig nergens meer van op. Maar goed mocht u nog iets vreemds of iets verdacht opmerken… u weet ons te vinden.’ Tegelijkertijd drukte de langste agent een kaartje in de hand van Robert.
‘U allen nog een fijne dag samen en eh… eet smakelijk.’ De kleine agent wees op het dienblad.
‘Jullie ook… een fijne dag samen,’ zei Robert met onzekere stem.
De agenten liepen weg in de richting van de balie van het motel, terwijl Robert met trillende handen het dienblad met het ontbijt oppakte en er mee naar binnen ging.
‘Gaat het?’ vroeg Saskia. ‘Waar kwamen die gasten zo ineens vandaan en wat wilden ze eigenlijk van je weten?’
Liz had zich inmiddels een kop koffie ingeschonken.
‘Jongens, jongens. Dit kan zo toch niet. Als ik gewild had zaten jullie nou gezellig samen met  handboeien om in de politieauto en waren jullie op weg naar het bureau om vervolgens een paar jaar gezellig achter slot en grendel door te brengen. Dit is toch prutswerk van de bovenste plank.’
Ze smeerde ondertussen een broodje en onthoofde vakkundig een van de gekookte eitjes.
‘Kijk, ik snap ook wel dat dit voor jullie geen dagelijks werk is en dat het even wennen is, maar om nou met agenten aan te leggen voor de kamer waar je een gijzelaar vast houdt…’
‘Ze waren er zomaar in een keer,’ verdedigde Robert zich. ‘En bovendien, waarom deed jij de deur open en niet Saskia?’
‘Je kunt toch moeilijk van Saskia verlangen dat ze halfnaakt naar de deur komt gerend. Ik was al aangekleed, dus het lag voor de hand dat ik …’ Liz maakte haar zin niet af. Ze nam een hap van de cracker waar ze een dikke laag jam op had gesmeerd.
‘…dat ik even de deur opendeed,’ ging ze daarna verder. ‘En bovendien kon ik ook niet weten dat jij niet alleen was,’ murmelde ze met volle mond.
‘Daar heb jij weer een punt. Maar ik dacht echt dat ik ter plekke zou sterven.’
‘Robbertje… liefje, heb nou eens een keer wat meer vertrouwen in ons en vooral in jezelf. Het zou toch niet handig van mij zijn om de boel te laten ploffen. Ik wil graag een miljoentje voor mijn oude dag en bovendien wil ik dolgraag dat gezicht van Kootje Thompson zien, als hij mij gaat vertellen dat de vrijheid van zijn lieve Knibbel hem vier miljoen pond heeft gekost.’
‘Maar we willen het niet houden…’
‘Wat wil je niet houden meisje?’
‘Het geld.’
‘Dan heb ik slecht nieuws voor je. Ik ga mijn deel echt niet terug geven. Dat kun je vergeten. Ik zit hier niet voor niets af te zien. Weet je wel hoe het voelt om gekidnapt te zijn? Je vrijheid te verliezen en overgeleverd te zijn aan de willekeur van anderen?’

 

-29-


‘Kom nou toch Liz, doe niet zo dramatisch. We hebben het zwaarder dan jij geloof me.’
‘Dat zal wel. Maar goed, laat me dan gaan, dan zijn jullie overal van af.’
‘Dat is dan ook het einde van ons verhaal. Dan is alles voor niets geweest. Nee, we zijn er aan begonnen en we maken het af,’ zei Saskia vastbesloten. 
‘Wil er iemand eigenlijk nog niets eten?’ vroeg Liz en ze wees op het resterende halve broodje en een enkele cracker.
‘Maar om nog maar even heel duidelijk te zijn,’ ging ze verder terwijl ze haar lippen aflikte. ‘De centjes teruggeven aan Charles vind ik echt een heel slecht plan. Maar goed, mocht je dat toch door willen zetten… even heel duidelijk en verder onbespreekbaar, mijn deel wil ik behouden. Tot op de laatste cent. Daar kun je mee eens zijn of niet, maar neem maar van mij aan dat je geen keuze hebt. En mocht je daar nog twijfels over hebben… ik ga met liefde en plezier op zoek naar die twee aardige vriendjes van Robbertje in die schattige politiepakjes. Zeg maar hoe je het wilt hebben?’
‘Robert…?’ Saskia wist niet goed wat ze met deze situatie aan moest.
Robert was druk met het besmeren van het laatste restje brood met abrikozenjam. Dat was alles wat er nog voor hem was overgebleven.
‘Robert, wat vind jij?’ herhaalde Saskia geïrriteerd.
‘Als mevrouw Liz het zo wil hebben, dan zal het zo wel moeten gebeuren, lijkt me. Maar ik vind dat we ons verhaal, ons avontuur moeten afmaken. Daar is het uiteindelijk allemaal om begonnen en ik vind dat we ons eraan moeten houden.’
‘Maar we kunnen toch moeilijk met drie miljoen aan komen zeulen en vervolgens erbij vermelden dat we niet weten waar de ontbrekende één miljoen pond is gebleven, ergo dat meneer Thompson dat ene miljoentje maar moet vergeten. Plat gezegd, dat hij dat op zijn buik kan schrijven.’
‘Waarom niet?’
‘Toe nou Liz, dat weet je ook wel. Dat gaat Thompson toch nooit accepteren. Ik denk dat hij ons binnen de kortste keren laat oppakken en voor een aantal jaren laat opsluiten. Dit is zo ontzettend kansloos.’
‘Dat zou kunnen. Misschien heb je ook wel een beetje gelijk, maar wat is het alternatief? Misschien kunnen we er dan maar beter mee stoppen, tenminste als we geen beter plan kunnen verzinnen dan dit.
‘Heb jij een idee? Ik heb… ’ Saskia werd in de rede gevallen door Liz.
‘We laten ons bestelen. Op het laatste moment,’ opperde Liz met een stalen gezicht, zomaar plompverloren.
‘Uh…? Hoe bedoel je?’  Saskia en Robert keken elkaar verbaasd aan.
‘Stel dat we tijdens de uitwisseling van het geld tegen ondergetekende tot onze grote schrik moeten constateren dat er geen geld in de koffer zit… maar bijvoorbeeld krantenpapier, om het maar even in de sfeer van de activiteiten van Charles Thompson te houden.’
‘En dan?’
‘En dan niks. Geen geld, geen Liz. Zo eenvoudig is het. Dan moet Charles nog maar een keertje naar de bank. Hij heeft ten slotte centjes genoeg.’
‘Ik snap er geen hout van Liz. Nou ja, als ik het goed begrijp wil je Thompson twee keer een poot uit draaien. Volgens mij is dat niet de afspraak. Bovendien, ik zie even niet hoe we dit georganiseerd kunnen krijgen. We hebben nu al moeite om de politie buiten de deur te houden,’ mopperde Robert.
‘Laat haar nou even Robert,’ zei Saskia op bitsige toon.
‘Dank je wel meisje. Ik heb het als volgt bedacht. Ik ken een goochelaar. Nou eigenlijk een ex –goochelaar. Ik moet eigenlijk illusionist zeggen. De beste man heeft tijdens een van zijn acts een ongelukje gehad. Ik zal je de details besparen, maar het komt er op neer dat hij een van zijn handen met daaraan nog een aanzienlijk deel van zijn onderarm heeft weggetoverd. En dat dan wel voorgoed. Daarmee was zijn loopbaan als ti-ta tovenaar ook naar de knoppen. Hij zit nu thuis of weet ik veel waar hij uithangt, zijn fout te overdenken. In elk geval zonder al te veel inkomen en tamelijk gefrustreerd. De man was echt goed. Nou ja, op dat ene missertje na dan. Hij zal zeker een idee hebben hoe we op een slinkse manier het geld weg kunnen toveren zonder dat wij daar ook maar iets aan kunnen doen. We moeten Kootje de indruk geven dat er binnen zijn directe omgeving mensen zijn die niet te vertrouwen zijn. Mensen, die hem een hak willen zetten. Dat zal hem zeer doen, maar Kootje kennende zal hij zich aan de afspraken met mijn ontvoerders houden, dat zijn jullie dus, en ik denk wel dat hij een nieuwe poging zal ondernemen om zijn liefhebbende echtgenote veilig en wel uit de handen van haar ontvoerders te bevrijden om haar vervolgens vol liefde in zijn armen te kunnen sluiten.’
Robert wreef met zijn hand door zijn haren.
‘Dus jij denkt dat hij dan meteen bereid zal zijn om nog eens drie eh… vier miljoen te doneren voor het goede doel. Dat hij nog eens vier miljoen vrij maakt om zoals je het zelf zegt, om zijn liefhebbende echtgenote in zijn armen te kunnen sluiten? Ik weet het niet… volgens mij maak je het romantischer dan het in werkelijkheid is.’

 

-30-


‘Hij krijgt alles toch weer terug Robbertje.’
‘Hoezo alles? Wat krijgt hij dan uiteindelijk terug? Ik dacht dat jezelf ook wat hebt toebedeeld.’
‘Alles, zoals ik zei, want dat willen jullie toch, behalve uiteraard mijn deel. Heel goed Robert. Dat is en dat blijft de deal. En die tovenaar moeten jullie natuurlijk ook nog even afrekenen.’
‘Wij?     
‘Ik in elk geval niet. Ik heb jullie al aan een plan geholpen.’
Saskia was er bij gaan staan. Ze ijsbeerde van het raam naar de deur en van de deur naar het raam.
‘Als ik het allemaal goed begrijp gaan we jou inwisselen tegen een koffer met geld, waar geen geld meer in zit om vervolgens weer een nieuwe koffer met geld te vragen, die we vervolgens weer teruggeven. Per saldo moet er dus een miljoen uit de eerste koffer verdwijnen om jouw bankrekening wat op te fleuren en daarnaast moeten wij die ingehuurde tovenaar ook nog afrekenen. Voor het gemak ook maar even uit de middelen die hopelijk in de eerste koffer zitten.
Maar even voor de goede orde, als ik goed tel dan resteert er zeven miljoen minus de kosten van de goocheltruc en dat is dan ook wat mij betreft tevens het bedrag dat Thompson weer terug krijgt. Maar al met al is dat toch niet echt handig. Ook niet voor Thompson. Zijn bank ziet hem aankomen. Acht miljoen, dat gaan ze nooit zonder slag of stoot goed vinden. Ook niet als Charles Thompson dat zo wil hebben. Bovendien waarom moet het zo ingewikkeld?’
Robert had eens diep gezucht. Hij vond het allemaal maar niets, althans hij kon zich nauwelijks voorstellen dat Charles Thompson niet heftig zou reageren als het geld uit de eerste koffer plotseling waardeloos krantenpapier bleek te zijn. Charles Thompson zou de onderste steen boven halen om  degene die hem dat geflikt had te achterhalen. Hij was het met Saskia eens. Ook hij vroeg zich af waarom het allemaal zo ingewikkeld moest. Saskia was ondertussen naar Liz gelopen en stond met haar handen in haar zij voor haar.
‘Ik weet het niet Liz. Op zich klinkt het allemaal wel aardig, maar ik zie het nog niet als de ultieme kans op succes. Als dit zou lukken, dan…’
‘Ik neem aan dat je een beter plan hebt?’ viel Liz haar in de rede. ‘Maar goed, nogmaals het geld uit de eerste koffer is spoorloos, dus dan is het niet heel slim om daarvan een deel bij Kootje terug te bezorgen, wil je niet de hoofdverdachte worden van de verwisseltruc. Kijk, aan het verlies van de eerste vier miljoen kunnen wij niets doen. Die zaten er gewoon niet meer in toen we de koffer openmaakten. Er moet natuurlijk wel iemand van de tegenpartij getuige van zijn dat ik blijkbaar voor Charles alleen maar oud krantenpapier waard ben. Ik zou daar ook nog wel even een klein drama van kunnen maken. Ik zou Charles kunnen verwijten dat ik me gekwetst voel, omdat hij me niet meer waard vindt dan een stapeltje uitgelezen kranten. Hoe wrang. Bovendien hebben jullie samen de resterende drie miljoen in handen, uiteraard minus de rekening van onze tovenaar. Misschien kunnen jullie er samen iets gezelligs mee doen?’ zei Liz lachend.
‘Ja, vluchten naar een ver vreemd land en de rest van ons leven onderduiken,’ zuchtte Robert. ‘Ik weet het niet Liz. Het klinkt te simpel. Maar een beter plan heb ik ook niet om eerlijk te zijn.’
Robert likte het laatste beetje jam uit het cupje en schonk zichzelf nog een kopje koffie in.
‘Iemand nog?’ vroeg hij.
‘Nee dank je, drink maar lekker op,’ antwoordde Liz.
‘Stel…’ zei Saskia. ‘Stel dat we het geld in vier koffers laten doen. In elke koffer een miljoen. En dat we die goochelaar vragen tijdens jouw overdracht een van deze vier koffers te laten verdwijnen…’
‘Niet de koffer laten verdwijnen, maar de inhoud natuurlijk, tenminste ik neem aan dat je dat bedoelt,’ viel Liz haar in de reden.
‘Oké, de inhoud. Zo bedoelde ik dat ook. Maar goed om verder te gaan, dan moet Charles nog ergens één miljoen vandaan halen en dat moet voor hem toch gemakkelijker zijn dan dat hij weer vol aan de bak moet bij zijn bank. Ik neem aan dat hij een extra miljoentje nog wel geregeld krijgt.’
‘Goed bedacht meisje. Ik wist wel dat je het in je had. En mijn Robbertje, doet die ook nog mee?’
‘Ik luister naar jullie doortrapte plannen en ik probeer vooral voor mezelf uit te maken of het allemaal wel haalbaar is. Of het een kans van slagen heeft.’
‘En?’ vroeg Saskia.
‘Ik weet het niet. Waarom maken jullie het zo verdomd ingewikkeld? Waarom niet gewoon vier koffers ontvangen en er drie retourneren met het geld en een met de kranten er in? Dan kost het ook geen bemiddelingskosten van onze tovenaar. Simpel toch.’
‘Robbertje toch. Wil je worden opgepakt voor diefstal? Het moet zo lijken dat wij degenen zijn die worden opgelicht door Thompson en niet andersom.’
‘Nou, blijkbaar snap ik het niet helemaal. Leg het me dan nog eens een keer zo uit dat ik het ook begrijp.’

 

-31-


‘Vrouwen zijn toch wel even wat sneller van begrip dan kerels, vind je ook niet Saskia? Nou, goed opletten dan. Tijdens de uitlevering van Liz, ik dus, tegen het geld, gaan we één van de koffers verwisselen. Uiteraard zonder dat de tegenpartij, die uiteraard bij de uitwisseling aanwezig is, het merkt. Ik neem aan dat je het nu wel door hebt dat hiermee het miljoentje voor mij is geregeld. Jullie gaan uiteraard de inhoud van alle koffers even controleren voordat Liz, ik dus, wordt uitgeleverd of jullie toevallig niet worden beetgenomen door Charles en zijn kornuiten. En wat blijkt. Jullie bange vermoedens zijn juist, want laat nou net de laatste koffer vol zitten met…?’
‘Krantenpapier,’ merkte Robert op.
‘Zie je wel, dat je niet dom bent. En er nu even bij blijven, want nou wordt het belangrijk.  Bij het zien van de stapel oude kranten voelen jullie jezelf gepakt en vooral ook geschoffeerd en na overleg besluiten jullie dat de hele deal niet door gaat. De tegenpartij mag alle koffertjes mee terug nemen en dus blijft Liz gezellig bij haar ontvoerders, bij jullie dus. Vervolgens gaan jullie mijn Kootje bellen en hem op het hart drukken dat het nu goed menens wordt en ik laat ik mijn gevoel voor drama de vrije loop. Helemaal overstuur smeek ik Charles om de hele deal met spoed opnieuw te doen omdat ik de indruk heb dat het geduld van jullie, mijn ontvoerders, op een einde loopt. Ik voel me vreselijk bedreigd en ik ben bijna ten einde raad. Ik voel dat mijn einde nadert. Kortom ik smeek om een nieuwe deal, maar nu wel met vier koffers van een miljoen en dus geen enkele er bij met waardeloos krantenpapier. Charles Thompson zal zijn eigen mensen er op aankijken dat de eerste deal mislukt is en belangrijker, er is zomaar een miljoen verdwenen zonder dat hij ons of beter zonder dat hij jullie daarop aan kan kijken. Hij heeft gewoon onbetrouwbare mensen ingezet. Maar goed, dat is zijn probleem. Wij kunnen daar niets aan doen. Jullie wilden mij graag ruilen tegen vier miljoen. Dat was de deal. Dat die er niet gekomen zijn, dat is hun schuld, niet de onze of beter niet van jullie. Begrijp je het nu?’ vroeg Liz. Saskia knikte instemmend.
‘Zo had ik het niet begrepen…’ mompelde Robert. ‘Maar eerlijk is eerlijk, zo klinkt het best realistisch en belangrijker… wij worden er in elk geval niet op aangekeken dat het allemaal even misloopt.’
‘Dus dit wordt het?’ vroeg Liz ongeduldig.
‘Even een moment Liz. Hoe weten we hoe die koffers er uit zien?’
‘Hoezo?’
‘Nou we zullen er toch eentje klaar moeten hebben staan met krantenpapier. Of niet soms?’
‘Dat moet Ramondo maar voor ons oplossen. Hij is de goochelaar. Niet wij.’
‘En jij denkt….’
Liz viel Robert in de rede.
‘We moeten het alleen nog eens worden over de gage voor onze eenarmige tovenaar.’
‘Liz, toe nou, het is toch hartstikke vervelend voor de man, dat hij niet meer kan werken. Daar moet je niet zo mee spotten,’ merkte Saskia op.
‘Ach, ik bedoel het niet zo rot, maar zo ben ik nou eenmaal. Een beetje cynisme zit nou eenmaal in mijn aard.’
Robert schudde zijn hoofd. ‘Een beetje zei je toch?’
‘Ja, ja. Het is wel goed zo,’ was de felle reactie van Liz.
‘Maar nou verder… Hoe komen we in contact met die illusionist?’
‘Bellen.’
‘Heb je zijn telefoonnummer?’
‘Nee, maar je hebt toch internet op dat ding,’  en Liz wees naar de laptop van Saskia.
‘Hoe heet hij?’ vroeg Saskia terwijl ze haar laptop opstartte.
‘De grote Ramondo. Ik zou zoeken onder illusionisten of goochelaars,’ merkte Liz op.
‘Daar zijn er genoeg van.’
‘Waarvan?’
‘Nou van die tovenaars.’
‘Goochelaars meisje. We moeten goochelaars hebben, geen tovenaars.’
‘Ramus de Geweldige… Romus Goochelfestijn… Rudolfo…’

 

-32-


‘Kijk eens bij de “g” van grote.’
‘Grant, Goose… Nee, daar staat niets tussen dat ook maar een beetje op Ramondo lijkt.’
‘Weet je niet hoe hij eigenlijk heet? Ik bedoel… wat zijn familienaam is?’
‘Wat was dat ook weer eens… een korte naam. Iets met een “eed” of zo.’
‘Zo, daar kan ik wat mee.’
‘Nou Saskia, even rustig. Laat me nou eens denken.’
‘Creed…Steed. Eh… kijk eens onder Steel.’
‘Steels behang,  Steels Schilders, dan zijn vast dezelfde. Eh… is het misschien Steeple voor feesten en partijen?’ vroeg Saskia.
‘Dat zou best eens kunnen. Zoiets was het wel, Steel of Steep… Probeer die Steeple maar eens.’
Saskia toetste het nummer op haar mobiel in.
‘Met Steeple van de feesten en zo?’ vroeg Saskia. ‘Oké mooi. Eh… bent u meneer Ramondo zelf?  Oh, kijk eens aan. Nou dat is helemaal mooi. Meneer Ramondo, we hebben misschien een klusje voor u. Kunnen we ergens afspreken? Mooi… Kan dat vandaag?’
Saskia hield haar hand op het microfoontje van haar mobiel.
‘Hij kan vanmiddag. Zullen we hier in het motel afspreken?’
‘Is dat verstandig?’ vroeg Robert.
‘Weet jij een betere plek?’
‘Nee, dat niet. Nou dan spreek hier maar af. In mijn kamer, nummer veertig. Motel Dexter.’
‘Ja, ja,’ antwoordde Saskia ongeduldig.
 ‘Is die vogel wel te vertrouwen Liz?’ fluisterde Robert.
‘Voor geld is iedereen gevoelig en als het bedrag groot genoeg is dan koop je daarmee vanzelf ook vertrouwen. En in kan je garanderen dat dit zeker voor Ramondo geldt.’
‘Hoe weet jij dat?’
‘Uh, gewoon dat is zo, tenminste dat denk ik,’ antwoordde Liz wat ongemakkelijk.
Robert haalde zijn schouders op.
‘Nou tot vanmiddag dan. Motel Dexter, kamer veertig, half twee. Tot straks.’ Saskia verbrak de verbinding.
‘Nou dat is dan geregeld,’ zei ze voldaan. ‘Nou doen we tenminste iets.’
‘Robert, wil je nu eerst even bij de supermarkt wat te eten en te drinken voor ons halen alsjeblieft?’ vroeg Saskia. ‘Dan werk ik ondertussen ons verhaal bij. Ik heb gelukkig nu weer iets om over te schrijven.’
‘Is goed, en jij Liz? Denk jij ondertussen nog maar eens na over op welke manier we het beste meneertje Ramondo voor ons kunnen winnen zonder dat we straks een heel regiment coppers op de stoep hebben staan.’
‘Maak je maar geen zorgen Robbertje. Meneer Ramondo zal het als een godsgeschenk beschouwen als ik hem een ton aanbied voor zijn diensten.’
‘Een ton…?’ Robert staarde Liz vol ongeloof aan.
‘Je bent niet zo heel zuinig van aard geloof ik,’ voegde hij er aan toe.
‘Investeren jongeman. Eerst moet je investeren en daarna is het pas incasseren.’
‘Ja dat zal best, maar een ton!’
‘Goed besteed geld, neem dat maar van me aan. Ramondo gaat er zeker voor zorgen dat wij buiten schot blijven.’

 

-33-


‘Ik mag het hopen.’
‘Dat mag jij. En ga nou maar eerst eens even wat boodschappen doen en vergeet de drank niet. Anders trek ik het niet. Ik ben bijna op van de spanning en de stress.’
‘Dat is volgens mij hetzelfde.’
‘Wat?’
‘Spanning en stress.’
‘Zo voelt het ook.’ Liz lachte naar Robert en die maakte op zijn beurt een wegwerpgebaar.
‘Als je nog ooit iets wilt met die jongen Sas, dan moet je hem wel eerst wat manieren bijbrengen.’
‘Uh… wat?’ reageerde Saskia die helemaal opging in haar verhaal.
‘Of je pinda’s lust?’
‘Nee dank je.’
Liz schudde haar hoofd.
‘Verdomme, dat ik dat nou net moet treffen. Twee lieve kinderen, maar je moet ze nog zoveel leren.’
‘Hou nou eens even je mond Liz. Laat me nou even…’ mopperde Saskia.
‘Nou dan ben ik nu even weg dames.’
‘Prima Robert, maar ga alsjeblieft dan ook.’ De vingers van Saskia vlogen ondertussen over het toetsenbord van haar laptop.




Hoofdstuk 9

 

Robert was teruggekeerd met twee volle plastic tassen met levensmiddelen en met een grote gele tas waar met strakke zwarte letters “Jamisson Drinks & Liquor ” op geprint stond.
Hij had beide dames er op attent gemaakt dat ze het er voorlopig maar even mee moesten doen. Hij had er voor het gemak ook nog maar even aan toegevoegd dat zijn financiële bronnen alles behalve onuitputtelijk waren en dat de bodem al aardig in het zicht begon te komen.
Robert zette de drie tassen demonstratief voor Liz neer.
‘Als jij dit nou even netjes voor me opruimt dan krijgt je straks een lekker glaasje whisky van me. Ik heb hele goede voor je meegebracht. Je bent tenslotte onze gaste en bovendien wil ik niet dat gezeik aan mijn kop hebben, dat het allemaal weer eens niks mag kosten.’
‘Zie je nou wel Sas. Hij heeft echt geen opvoeding gehad. Dat woordgebruik… bovendien zeik ik niet.’
‘Bespaar me je toelichting. Ik geloof alles, als je maar even je mond houdt.’
‘Robbertje toch. Ben je chagrijnig of zo…?’
‘Nee Liz, ik ben niet chagrijnig of zo, maar wel gespannen. Mag het? Het is voor mij ook geen dagelijks werk om de hele dag met twee vrouwen op een motelkamer te zitten.’
‘Wat doen wij fout…?’ antwoordde Liz met veel misbaar. Saskia typte onverstoorbaar verder.
‘Jullie doen niks fout. Maar ik ben vandaag gewoon niet zo in mijn hum. Beetje gespannen of zo en ik heb barstende hoofdpijn.’
‘Kom eens hier… dan zal tante Liz je nekje even masseren en dan zul je zien dat het daarna weer een stuk beter met je gaat.’
Robert voelde er eigenlijk niet veel voor maar Liz bleef aanhouden en tenslotte gaf hij zich er maar aan over.
‘Het is bijna half twee,’ zei Saskia en ze wees op de tijdsaanduiding van haar computer.

 

-34-


‘Nog tien minuten.’
‘Moeten we nog wat voorbereiden of…’ Robert draaide zijn nek een paar keer heen en weer. ‘Nou Liz ik moet zeggen… daar is het in elk geval niet slechter van geworden. Dank je wel. Maar nou even serieus wat gaan we tegen de grote Romanov vertellen?’
‘Ramondo Robert, de grote Ramondo en niet de grote Romanov.’
‘Oké Ramondo dan. Wat gaan we hem vertellen en wat gaan we hem vooral niet vertellen?’
‘Alles. We gaan hem alles vertellen.’
‘Hoezo Liz? Hoezo alles?’
‘Zoals ik het zeg. Hij moet alles weten, anders gaat het niet werken. We moeten hem het volste vertrouwen geven. Tovenaars zijn daar gevoelig voor.’
‘Geloof je het zelf?’ Robert voelde er niet veel voor om Ramondo volledig op de hoogte te brengen van hun plannen, maar na aandringen van Liz stemde hij mokkend toe.
‘Wie doet het woord?’
‘Laat mij het maar doen,’ stelde Liz voor.
‘Jij…?’ Robert leek er door van zijn stuk gebracht. ‘Dat kan toch niet, jij bent onze gijzelaarster!’
‘Jongeman, het is mijn geld waar het over gaat. Jullie geven tenslotte jullie deel terug, dus op die koffers hoeft de grote Ramondo zijn magische kunststukjes niet op bot te vieren. Daarom doe ik het woord en daarmee uit.’
Robert schudde mismoedig zijn hoofd.
‘Sas, wat vind jij?’
‘Ze heeft een punt Robert. Het is haar belang, dus dan mag ze wat mij betreft het ook mooi zelf allemaal regelen. Als het fout gaat, dan draait ze daar zelf voor op. Wij in elk geval niet. Wij gaan daar niet over.’
‘Als je het zo benadert…’ Robert stond op en liep naar de deur.
‘Nog even een ding Liz…’ Hij keek haar met een strenge blik aan. ‘Je houdt je aan het script. Dus geen flauwekul.’
‘Zeker meneer Robert, ik zou niet durven,’ grinnikte Liz.
Toen Robert bijna bij de deur was werd er geklopt. Robert maakte de deur open en daar stond een mannetje van hooguit anderhalve meter voor zijn neus. Een uit de kluiten gewassen kabouter, meer kon Robert er niet van maken. De man droeg een sjofel grijsachtig pak en met zijn vette haardos en een baard van minstens een week maakte hij nou niet bepaald een verzorgde indruk.
‘En u bent?’ vroeg Robert voorzichtig aan het kereltje.
‘Ramondo, de grote Ramondo. Ik had een afspraak op veertig, maar ik dacht u zult hier wel zijn?’
Robert had zonder meer verwacht dat de goochelaar wat groter zou zijn. De naam van “grote Ramondo” had in elk geval niets met zijn postuur te maken. Het feit dat hij wist dat ze in kamer negenendertig waren en bijvoorbeeld niet in eenenveertig maakte wel indruk op Robert.
‘Knap dat u dat weet… uh dat u wist dat we hier waren, in plaats van op veertig.’
‘Nou, zo knap is dat niet hoor meneer. Kwestie van logisch denken. Als er niet op veertig wordt opengedaan en ook niet op eenenveertig, dan ligt het voor de hand dat je dan maar eens op negenendertig je geluk probeert. Zo is het toch meneer of niet soms?’
‘Ja, natuurlijk ’zuchtte Robert. Het was jammer dat de grote Ramondo deze verklaring had gegeven. Het vertrouwen van Robert was er in elk geval niet door toegenomen.
‘Maar komt u binnen,’ zei Robert tegen de grote Ramondo, die nog steeds geduldig in de deuropening stond te wachten, nieuwsgierig naar datgene wat er ging komen.
‘Dit is Saskia en dit is mevrouw Liz.’
‘Verrek Liz Thompson, wat doe jij hier?’ was de reactie van de grote Ramondo.
‘Kennen jullie elkaar?’ vroeg Robert verbaasd.
‘Nou, kennen… We zijn elkaar wel eens eerder tegen het lijf gelopen,’ antwoordde Liz snel.

 

-35-


‘Dat kun je wel zeggen,’ was de reactie van Ramondo en hij knipoogde naar Liz.
Zowel Liz en Ramondo lieten het hierbij. Saskia keek naar Robert en ze haalde haar schouders op.
Robert zag dat Ramondo een aanzienlijk deel van zijn rechter onderarm miste. Ramondo gaf er blijkbaar de voorkeur aan om iemand zijn stomp in de hand te duwen boven het geven van een linkerhand. Robert vond het wat vreemd aanvoelen, maar van de andere kant vond hij het ook wel dapper van de kleine man om zo met zijn handicap om te gaan. Gewoon net doen of er niets aan de hand was.
‘Zal ik nu maar…?’ stelde Liz voor.
Robert en Saskia knikten instemmend.
‘Willen jullie niet eerst iets drinken of…? Ramondo?’ vroeg Saskia.
‘Heeft u een kopje koffie mevrouw?’
‘Alleen limonade en sterke drank meneer Ramondo, daar zal je het mee moeten doen,’ was het formele antwoord van Liz. Het joviale van de eerste begroeting leek ineens te zijn verdwenen.
‘Misschien dat we toch een keer een koffiezettertje moeten aanschaffen. Dat hoeft niet zo’n dure te zijn. Gewoon een simpel ding. Ik vind een kopje koffie op zijn tijd ook wel lekker,’ zei Liz tegen Robert.
‘Liz, toe nou. Concentreer je nou eerst eens op meneer hier.’
‘Hij heet Ramondo.’
‘Oké, op meneer de grote Ramondo. Zo goed?’
‘Onze Robert is vandaag niet zo in zijn hum Ramondo. Hij is een beetje knorrig, maar dat moet je hem maar niet kwalijk nemen.’
Robert kreeg wurgneigingen door het gedrag van Liz, maar hij vermande zich en nam zich voor om niet meer op de sneren van Liz te reageren. Toen iedereen van een glas limonade was voorzien, behalve Liz, die weer een vol glas whisky voor zich had staan, schraapte Liz haar keel.
‘Ramondo, wat ik je nu ga vertellen is een groot geheim en dat moet zo ook blijven. Je weet dat Ik mevrouw Thompson ben, maar zeg maar Liz. Dat is wel net zo gemakkelijk.’
Ramondo keek haar verwonderd aan en schudde zijn hoofd.
‘Nou ga je me zeker ook nog vertellen dat je de echtgenote bent van de grote Charles Thompson?’ Liz, zit je mij soms te fuck…?’
Liz viel hem in de rede.
‘Ja, uh nee bedoel ik. Het is wel goed zo. Ik ben min of meer ontvoerd door deze twee jonge mensen. Het is hun eerste ontvoering en daarom is het een beetje, wat zal ik zeggen… een beetje rommelig. Niet echt fijn georganiseerd. Nou is het de bedoeling dat we meneer Charles een paar centjes afhandig maken, maar wel op zo’n manier dat hij daar niet al te veel pijn van zal hebben. Deze jongelui zijn zo eerlijk om het losgeld dat ze voor mij zullen ontvangen, weer terug te bezorgen bij de rechtmatige eigenaar, inclusief zijn liefhebbende vrouw. Dat ben ik dus. Alleen er is een kleine bijkomstigheid. Mijn deel, eigenlijk mijn slachtoffervergoeding om het zo maar eens te zeggen zou ik graag zelf willen behouden.’
‘Even zodat ik het nog allemaal snap. Deze twee jonge mensen hebben jou ontvoerd, vragen losgeld en gaan dit losgeld weer teruggeven aan Thompson? Tegelijkertijd met jouw terugkeer? Nou, dat zal  Charles zeker wel kunnen waarderen, maar denk je ook dat hij het wel zal kunnen waarderen dat een deel van het losgeld er niet meer is?  Want zoals ik het nu begrijp, pik jij dat gemakshalve maar in als een soort vergoeding voor jouw min of meer gedwongen deelname aan deze ontvoering.’
‘Niet min of meer. Ik moest gewoon van die twee daar. Maar goed, je snapt het helemaal.’
‘Niet helemaal Liz.’
‘En wat is dat dan? Wat snap je niet?’
‘Mijn rol daarin.’
‘Natuurlijk, Wat stom van me. Nou, jouw rol is als volgt. We laten het losgeld in vier koffers doen. In elke koffer een miljoen.’
‘Dus totaal is er een losgeld gevraagd van vier miljoen? Dat is niet mis.’
‘Ik ben dat dubbel en dwars waard Ramondo,’ was de bitsige reactie van Liz.
‘Sorry hoor. Natuurlijk, zeker als jij dat zegt en nou maar te hopen dat Charles dat ook vindt.’

 

-36-


Liz reageerde niet op de opmerking van Ramondo. Robert had nog steeds het gevoel dat ze elkaar veel beter kenden dan dat ze lieten merken. Het was hem opgevallen dat hij vrij familiair op Liz reageerde en dat hij blijkbaar Charles Thompson kende. Hij wist in elk geval te vertellen hoe die zou reageren. Hij wekte in elk geval die indruk.
‘Nou, om een lang verhaal kort te maken. Van de vier koffers van een miljoen, om het zo maar eens te zeggen is er eentje voor mij.  Nou is het aan jou om er voor te zorgen dat deze koffer zonder dat er iemand iets van merkt wordt omgewisseld.’
‘Met wat?’
‘Met exact dezelfde koffer, maar dan gevuld met krantenpapier. Bij voorkeur met exemplaren van de krant van Charles Thompson, de New Daily Express.’
‘Aha, nou snap ik ‘m. De grote verdwijntruc. Mijn specialiteit.’
Robert dacht aan de ontbrekende rechterhand en kon het niet nalaten om een opmerking te maken.
‘Heb je de laatste tijd nog wel wat geoefend? En zo ja, was dat ook wel met succes?’
Ramondo keek hem vragend aan.
‘Hoe bedoelt u meneer Robert?’
‘Eh, nou ja. Het was zo maar een vraag. Het is wel de bedoeling dat de koffer met het miljoen verdwijnt, maar daarna ook weer volledig intact opduikt.’
Liz keek boos naar Robert, want ze begreep meteen waar hij op doelde.
‘Meneer Ramondo, neem het hem maar niet kwalijk. Hij is echt een beetje van slag. Hij is dit soort avonturen niet zo gewend.’
‘Geen probleem Liz. Ik kan het wel begrijpen. Zeker als het voor hem de eerste keer is. Maar goed. Ik kan het wel regelen, dat is het probleem niet en wat zit er voor mij aan? Ik bedoel wat houd ik er aan over?’
‘We hadden gedacht aan vijftigduizend,’ zei Liz met een lichte aarzeling.
‘Vijftig…? Dat is niet ruim. Tenminste als ik mijn aandeel in ogenschouw neem. Zonder mijn inbreng wordt het moeilijk en bovendien gaat het tenslotte om veel geld.’
‘Het is maar een miljoentje Ramondo. De rest gaat terug naar Charles. Maar goed, wat had je dan zelf in gedachten?’
De grote Ramondo aarzelde even een moment en wreef zich met zijn linkerhand over zijn ongeschoren kin.
‘Voor het dubbele kan ik het wel voor jullie regelen.’
‘Een ton! Nou, dat is niet misselijk. Maar goed, dat moet dan maar,’ zuchtte Liz met veel gevoel voor dramatiek. ‘Maar dan moeten we er van uit kunnen gaan dat het allemaal gaat lukken. Dus geen succes is dus geen poen.’
‘Dat lijkt me fair. Nou dan gaan we maar eens aan de slag.’ Hij richtte zijn stomp naar Liz die hem met een lichte aarzeling in haar hand nam.
‘Deal?’
‘Deal,’ antwoordde Ramondo.
Hij keerde zich naar Saskia, die de stomp op haar af zag komen.
‘Het is al goed meneer Ramondo. Fijn dat u met ons in zee wilt gaan.’ En ze haastte zich naar haar laptop. Robert kwam er niet onderuit. Hij schudde wat onbeholpen de stomp van Ramondo.
‘Weten jullie al wanneer en hoe de transactie gaat verlopen. Hebben jullie al wat afgesproken?’
‘Nee, om eerlijk te zijn niet. We staan eigenlijk tot nu toe nog zo goed als op nul.’
Hij keek met een ongelovig blik naar Liz.
‘Dus als ik het goed begrijp is er nog geen enkele afspraak over gemaakt?’
‘Nee en ja. Dat is het nou juist. Alles is nog zo’n beetje open.’
‘Nou ja, dat heeft ook zo zijn voordelen. Nu kunnen we in elk geval nog aangeven in wat voor soort koffers we het willen hebben. Ik bedoel het merk en het type en de kleur. Dan wordt het ook allemaal wat simpeler en is het alleen maar een kwestie van het verwisselen van één van de koffers. Dat scheelt weer.’
‘Scheelt dat ook in de hoogte van uw vergoeding, nu u dit allemaal weet,’ was de reactie van Saskia.
Ramondo keek haar met een donkere blik aan.

 

-37-


‘Het was toch te proberen,’ verontschuldigde ze zich.
‘Dat was het zeker. Maar je bent het toch met mij eens dat ook al omdat jullie zelf geen enkel plan hebben, één ton nou niet bepaald de hoofdprijs is.’
‘Nou ja. Het is toch ook niet niks, een ton,’ mopperde Robert.
‘Dat zeg ik ook niet. Maar nogmaals, jullie inbreng is tot nu toe nihil.’
‘U bent de tovenaar.’
‘De illusionist meneer Robert. Ik ben alles behalve een tovenaar.’
‘Oké Ramondo, maar nu even serieus, nu even de handen uit de mou… eh ik bedoel eigenlijk… nu aan de slag.’
Robert had geprobeerd de zin nog een andere wending te geven, maar hij wist dat het te laat was.
‘U bent een grapjurk meneer Robert,’ was de reactie van Ramondo. ‘Ik kan veel, maar de handen uit de mouwen steken is iets te veel gevraagd. Wilt u voor deze keer genoegen nemen met één hand?’ voegde hij er lachend aan toe.
Robert kleurde.
‘Sorry… ik bedoelde bij wijze van spreken.’
‘Natuurlijk meneer Robert.’
‘Kom jongens, niet zo raar tegen elkaar doen.’ Liz nam nog maar eens een slokje whisky.
‘Doen wij raar tegen elkaar meneer Ramondo?’ reageerde Robert op een verongelijkte manier.
‘Ik denk dat Liz het even anders zag, maar om een antwoord te geven op uw vraag. Nee, we doen niet raar tegen elkaar.’
‘Wil je alsjeblieft ook ophouden met dat meneer-gedoe en ons gewoon tutoyeren.’
‘Zeker, geen enkel probleem. Wie van u heeft contact met de andere partij?’
‘Jullie…’
‘Eh, wie bedoelt u met jullie? Bedoelt u mij?’
‘Wie van jullie… dus geen “u”... Weet je wel, dat hebben nog geen seconde geleden afgesproken. Graag tutoyeren.’
‘Oh… ja natuurlijk, neem mij vooral niet kwalijk. Ik moet nog even aan de situatie wennen. Ik ben netjes opgevoed. Italiaanse voorouders… ’ Ramondo onderstreepte dit nog eens met veel gebaar.
‘Dus… om antwoord op je vraag te geven. Saskia heeft het contact met Thompson.’
‘Oké helder. Nou dan zullen we maar eens aan de slag gaan. De handen uit de mouwen steken… om met Robert te spreken.’ Ramondo vond het blijkbaar toch wel komisch.




Hoofdstuk 10

 

Het was al laat in de middag toen ze samen het totale plan hadden uitgewerkt. Liz en Ramondo hadden ondertussen een volledige fles whisky achter hun kiezen dat overigens niet van invloed was geweest op de constructieve inbreng van beiden. Uiteindelijk waren het Liz en Ramondo geweest die de zaak vlot hadden getrokken. Van Robert en Saskia kon dat niet worden gezegd. Beiden hadden nauwelijks iets bijgedragen. Hun inbreng had zich beperkt tot het meerdere malen uitspreken van twijfel over de haalbaarheid van de voorstellen. In grote lijnen kwam het er op neer dat Ramondo een wisseltruc zou voorbereiden om daarmee één van de reistassen van een miljoen om te ruilen voor eenzelfde reistas vol met krantenpapier. Want daar waren ze het alle vier wel over eens. Geen koffers, maar reistassen. Vier reistassen met in elke tas een miljoen. Saskia had met Charles Thompson getelefoneerd en hem op het hart gedrukt dat het losgeld in tassen van Samsonite, model  Travelite,  kleur zwart  moest worden gedaan. Liz had zich nog afgevraagd of een harde kunststof koffer niet beter was, maar Ramondo had haar weten te overtuigen dat het praktischer was om met tassen te werken. Saskia had tegen Thompson gezegd dat hij nog van haar zou horen waar en wanneer de uitwisseling plaats zou gaan vinden en ook had ze hem er nogmaals op gewezen dat Thompson er voor moest zorgen dat het een zaak tussen haar en haar compagnon en hem bleef. Dus vooral geen derde partij en zeker geen politie. Thompson had haar verzekerd dat hij en alleen hij  deze zaak zou afhandelen. Er was hem volgens zijn zeggen alles aan gelegen om Liz veilig en gezond weer in zijn armen te kunnen sluiten. Saskia had hem uitvoerig bedankt voor zijn begrip en zijn medewerking. Robert vond dat eigenlijk maar vreemd maar had er verder niets meer over gezegd.

 

-38-


‘Nou Robert en Saskia. Wij hebben ons best gedaan. Nu is het verder aan jullie om het tot een goed eind te brengen. We moeten nu alleen nog een definitieve datum en tijdstip afspreken met mijn Kootje.’
Liz nam nog maar een slok whisky en Robert keek naar Saskia, die haar schouders ophaalde.
‘Ze loopt op alcohol…’ zei Saskia zacht.
‘Wat is er meisje?’
‘Niks Liz, ik zei dat je weer even aan toe was.’
Liz haalde haar schouders op. ‘Ik weet echt niet waar je het over hebt. Maar goed, al met al ben ik wel blij dat er een einde komt aan dit gedoe. Welke dag hebben jullie in gedachten?’
Liz keek vragend naar Saskia en vervolgens naar Robert.
‘Eind van de maand,’ zei Saskia met een stalen gezicht.
‘Eind van de maand? Zijn jullie nou helemaal van de ratten besnuffeld.’
Liz was boos. Nee, ze was woedend.
‘Dat gaat niet gebeuren!’ schreeuwde ze. ‘Ik blijf hier echt geen drie weken met jullie in deze duffe hotelkamer. Geen denken aan. Bel Charles maar op en zeg hem maar dat hij begin volgende week hier is met zijn centjes, anders gaat het over. Volgende week, dat gaat toch jou wel lukken Ramondo?’ vroeg ze nog.
‘Geen probleem. Ik heb maar een dagje of wat nodig om alles in gereedheid te brengen, Ik denk dat we het beste kamer eenenveertig kunnen gebruiken voor de uitwisseling. Dan kan ik op mijn gemak alles voorbereiden en organiseren. Wie kan dat even voor me regelen?’
‘Mijn Robbertje regelt dat soort zaken Ramondo. Die is van de logistiek, dus daarvoor moet je bij hem zijn. Hij gaat ook over de verhuur of eigenlijk over de te huren accommodaties.’
‘Oh nee, vergeet het maar. Ik ben echt niet van plan om er nog maar eens eventjes een kamer bij te boeken.’
Liz trommelde ongeduldig met haar vingers op de leuning van de stoel.
‘Je kunt toch ook niet van mij verwachten dat ik naar de balie stap en vervolgens vraag om een extra kamer. Ten eerste ben ik officieel niet hier en ten tweede ben ik ook nog steeds jullie gaste.’
‘Je hebt ook altijd wel een reden om iets niet te doen en als je er geen hebt verzin je er wel een,’ mopperde Robert.
‘Ben je nou nog steeds chagrijnig Robbertje? Kom nou mijn lief vriendje, het is zo’n mooie dag.’
‘Ik ben jouw lief vriendje niet en alsjeblieft stop nou toch een eens keer met dat “Robbertje-gedoe”. Gewoon Robert en niks anders.’
Liz haalde haar schouders op en nam een slok whisky. Demonstratief hield ze de lege fles op zijn kop.
‘Aan alles komt een eind. Maar goed, om nog maar eens even duidelijk te zijn, begin volgende week en geen dag later!’ zei ze vastbesloten.
Saskia had zich tot even afzijdig gehouden. Ze zette haar laptop uit en haalde de stekker uit de stekkerdoos.
‘Dat gaat niet Liz. We hebben echt meer tijd nodig. Ons avontuur moet ongeveer dertig dagen duren. Dat is de afspraak met Charles Thompson. Daar moet je ons echt even mee helpen. En of je wilt of niet, jij bent de essentie van ons verhaal. Als we jou laten gaan dan is in feite ons avontuur voorbij. Zonder jou stopt het. En dat zou jammer zijn, zeker nu we al zo ver zijn.’
‘Wat een eer…’ morde Liz.
‘Zo is het nu eenmaal. Ik hoop dat je dat wilt begrijpen,’ voegde Saskia er nog aan toe.
‘Het zal allemaal wel. Maar ik kan toch moeilijk mezelf gedurende de komende drie weken iedere dag maar uit verveling  gaan zitten volgooien met drank.’
‘Oh, komt het daardoor. Ik zal morgen wel een paar spelletjes voor je meenemen,’ merkte Robert droog op. ‘Patience, of dammen… of mens erger je niet? Zeg het maar.’
‘Jij gunt me ook nog al wat. Steek je spelletjes maar in je…’ sputterde Liz.
‘Liz, volgens mij ben je alcoholiste.’
‘Ben je mal knul. Ik lust graag een glaasje. Maar als ik even niets te drinken heb hoor je mij niet.’
‘Dat hebben we helaas nog niet mee mogen maken, maar goed.’
‘Robert… Mijn lieve Robert, ben ik dan zo vreselijk?’

 

-39-


‘Nee, dat ook weer niet. Maar… nou ja laat maar zitten.’
Op hetzelfde moment ging de mobiel van Ramondo.
Het zorgelijke gezicht van de kleine man voorspelde  niet veel goeds.
Met een zucht drukte hij zijn mobiel uit.
‘Mijn caravan is afgefikt…’
‘Tjeetje wat naar voor je. Wanneer?’ vroeg Saskia bezorgd.
‘Een paar uur geleden. Ze denken aan kortsluiting.’
‘En nou? Waar slaap je vannacht?’
‘Geen idee Liz. Daar moet ik nog even over nadenken. Ik had al niet veel, maar nou heb ik niets meer.’
De anderen hadden met hem te doen.
‘Zal ik nummer eenenveertig dan maar gaan boeken…?’ zuchtte Robert. ‘Ik kan net zo goed het hele motel afhuren, misschien krijg ik dan nog wel korting.’
‘Robert doe niet zo rottig. Ramondo kan er toch ook niets aan doen dat zijn caravan is afgefikt. Hij had het ook graag anders gezien,’ beet Saskia hem toe.
Robert schudde zijn hoofd en pakte zijn jas die hij op het bed had gelegd.
‘Nou tot zo. Heb je verder nog iets nodig Ramondo?’
‘Eh…nou ja, ik heb echt helemaal niets meer Robert.’
‘Oké, ik heb het begrepen. Misschien kunnen we zo meteen even naar de supermarkt in de stad. Die is tot negen uur open, geloof ik.’
‘Half tien.’ Saskia ging weer achter haar laptop zitten.
‘Houd je het wel allemaal netjes bij, wat er zoal komt kijken bij zo’n eerste beste ontvoering. Het kan voor mensen die eventueel ook plannen hebben om zoiets te ondernemen, een goede reden zijn om er maar vlug van af te zien. ’ Robert haalde zijn portemonnee uit zijn broekzak en telde zorgvuldig de inhoud.
‘Ze zal het allemaal wel waard zijn, tenminste dat hoop ik,’ mompelde hij.
‘Robert, ik ben niet de eerste de beste… Je hebt het hier over de vrouw van Charles Thompson. Een man met aanzien.’
‘En massa’s geld,’ vulde Ramondo aan. ‘En vooral dat laatste is interessant, nietwaar vrienden?’
‘Ramondo, voor ons liggen de prioriteiten anders. Hoe vaak moet ik dat nog zeggen. Wij willen een spannend verhaal afleveren en hopen daarmee in de prijzen te vallen. Meer willen we niet,’ was de tamelijk felle reactie van Saskia.
‘Rustig maar meisje, ik heb begrip voor jullie oprechte bedoelingen. Je denkt toch niet dat ik anders hier nog zat. Nee hoor, dan was ik al lang weg geweest. Geloof me.’
Robert keek naar Saskia, deed zijn jas aan en liep de deur uit.

Op weg naar de balie  zag hij dat de twee agenten nog steeds op het terrein van het motel surveilleerden. Robert hoopte van harte dat hij ze niet tegen het lijf zou lopen en hij probeerde zo onopvallend mogelijk de receptie te bereiken. Om nu te worden gezien door die twee was wel het laatste waar hij behoefte aan had. Het was zo al ingewikkeld genoeg.
De man bij de receptie was opvallend coöperatief. Hij vroeg nergens naar, hij wilde alleen wel een klein voorschot hebben. Robert gaf de man twee honderd pond.
‘Is dit voldoende?’
‘Zeker meneer Brown. Als ik iets voor u kan doen?’
‘Hier heb je nog wat drinkgeld.  Of kijk maar. Doe er in elk geval maar wat leuks mee.’
Robert legde nog eens tien pond op de balie.’
De man achter de balie maakte een lichte buiging.
‘Nogmaals meneer Brown, als ik u ergens mee van dienst kan zijn?’

 

-40-


‘Dan laat ik het weten meneer,’ antwoordde Robert.
‘Zegt u maar Henry, meneer Brown.’
‘Oké Henry. Misschien kun je me toch wel ergens mee helpen. Is het gebruikelijk dat hier de hele dag agenten rondhangen?’
‘Het is me niet opgevallen. Agenten zegt u?’
‘Ja, ze zijn met zijn tweeën. Melden de lui zich niet?’
‘Eh nee. Waarom zouden ze? Het kan zijn dat ze iets op het spoor zijn. U weet zelf ook wel dat een motel soms een uitgelezen plek is om duistere zaakjes af te handelen. Wat ons personeel soms niet tegen komt. Meneer, ik kan u verhalen vertellen, nou dan zitten we hier morgenvroeg nog. U kunt het niet verzinnen. Van prostitutie tot gijzelingen. Er logeert hier van alles, afpersers, maffia en ander gespuis. Laatst zelfs een geestelijke samen met een… uh een gelovig, maar vooral jong meisje. Maar ja, je kunt niet aan de gezichten aflezen wat ze van plan zijn, op het moment dat ze hier een kamer boeken.’
Er liep een rilling over de rug van Robert.
‘Die verhalen hou ik maar even van je te goed Henry. Wil je me nu de sleutel van eenenveertig even geven alsjeblieft?’
‘Kan ik nog iemand inschrijven, kunt me u zeggen wie daar verblijft?’
‘De grote Ramondo…’
‘De wie?’
‘De grote Ramondo, Henry. Zo noemt hij zichzelf. Ik heb het ook niet bedacht.’
‘Wilt u meneer Ramondo misschien even vragen, als het hem een keertje uitkomt, zich even officieel in te laten schrijven… Toeristenbelasting meneer Brown. Het is nou eenmaal zo, daar komen we helaas niet onderuit.’
‘Ik zal het tegen hem zeggen Henry.’
‘Hoe lang denkt u dat meneer Ramondo blijft?’
‘In elk geval tot het eind van de maand,’ zuchtte Robert. ‘Tenminste daar zal ik maar van uit gaan.’
‘Geen probleem meneer Brown. Moet ik morgen een extra ontbijtje regelen?’
‘Graag Henry. Is er ook een mogelijkheid om dat te laten brengen?’
‘Dat moet ik voor u uitzoeken, maar…  uh misschien gaat het wel lukken.’
Robert legde nog maar eens twintig pond op de balie.
‘Ik denk dat het wel gaat lukken meneer Brown. Rekent u er maar op dat het goed komt. Hoe laat wilt u het ontbijt?’
‘Half negen Henry. Alles op één adres. Kamer negenendertig.’
‘U kunt er van op aan. Ik zal ook als ik even tijd heb die agentjes opzoeken en dan laat ik u wel even weten wat voor zaakje ze in het vizier hebben.’
‘Graag. Dank je wel Henry. Nog een prettige avond.’
Robert liep naar buiten. Aan het eind van de parkeerplaats stond de auto van de twee agenten.
De auto was leeg.
‘Dag heer,’ klonk het plotseling achter hem. Robert had de agenten niet opgemerkt.
‘Nog aan de wandel?’ vroeg de kleinste van de twee quasi onverschillig.
‘Even een frisse neus halen. Dat is wel lekker, ‘antwoordde Robert. Het gaf hem meteen een ongemakkelijk gevoel, maar hij probeerde zich zo goed mogelijk te ontspannen.
‘Zeker meneer. We maken ook nog even een ommetje. Even de benen strekken.’
‘U bent nog laat aan het werk?’
‘Zeker meneer. Maar ja, we hebben er nou eenmaal zelf voor gekozen. Het hoort bij ons vak, dus het is niet anders.’

 

-41-


‘Zo heeft iedereen wel iets.’
Het gesprek verliep vrij stroef en Robert bleef zich er ongemakkelijk bij voelen.
‘Mag ik u nog even een vraagje stellen?’ vroeg de kleine agent, terwijl de grote agent om zich heen keek alsof hij iets of iemand verwachtte. 
‘Zegt u het maar.’
‘Was dat de grote Ramondo, die vanmiddag op negenendertig naar binnen ging?’
Er ging een huivering door Robert heen. Het was duidelijk dat ze hem volgden. Dat ze negenendertig in het vizier hielden. Hij vroeg zich af hoe lang dit nog goed kon gaan.
‘Eh, ja. Kent u hem?’ Hij schrok van zijn eigen toonzetting. Het klonk in elk geval niet zoals hij het bedoeld had.
‘Kent u hem… vraagt u? Meneer, ik was erbij toen hij het ongeluk kreeg. Dat was zo ongelofelijk triest voor de man,’ zei de kleinste van de twee.
‘Bedoelt u dat ongeluk met zijn hand?’
‘Ja. Kent u het verhaal?’
‘Nee, hij wil er nooit over praten…’
‘Bent u geïnteresseerd?’
‘Eh, ja hoor. Natuurlijk.’  Robert was eigenlijk liever naar zijn kamer gegaan, maar hij vond het verstandiger om de agenten niet voor het hoofd te stoten.
‘Dan zal ik u dat eens haarfijn vertellen,’ ging de kleine agent verder.
‘Een jaar geleden, nou eigenlijk niet eens een jaar, hooguit een half jaar geleden was er hier in de schouwburg een soort revue. Ramondo was daarin absoluut een van de hoogtepunten. Hij was de speciale gast van de avond. Hij deed een act met een krokodil. Een echte, maar vooral een valse. Het was wel niet zo’n hele grote, maar al met al toch wel een tamelijk fors beest.’
Robert verbeet zich. De langdradigheid van de kleine agent voorspelde niet veel goeds.
‘Het was een volle zaal. Ramondo had de act al meerdere malen met veel succes uitgevoerd. Zelfs een keer in Londen in Royal Theatre, tijdens een wintercircus of zoiets. Het licht doofde en de drummer van het orkest roffelde op de trommels. De spanning steeg.’
De grote agent stak een sigaret op.
‘Mag eigenlijk wel niet. Maar onze dienst zit er bijna op. En dan mag het wel,’ zei hij bijna zich verontschuldigend en hij nam een stevig trek om vervolgens de rook in kringetjes de lucht in te blazen.
‘Houd nou even stil Jack. Anders weet meneer straks niet meer waar het over gaat.’
Robert kon het wel uitschreeuwen, maar hij beheerste zich.
‘Nou, om een lang verhaal kort te maken. De grote Ramondo liet het publiek nog maar eens zien wat voor een vals beest die krokodil eigenlijk wel was. Hij tikte met een rietje tegen de tralies van de kooi en het beest reageerde woest en zijn opengesperde muil maakte veel indruk op iedereen in de zaal. Wat hebben die beesten een stel gevaarlijke tanden. Enfin, de truc was dat er een doek over de kooi werd gehangen en dat Ramondo vervolgens zijn hand in de kooi stak met daarin de krokodil, om daarna er triomfantelijk een wit konijn uit te voorschijn te toveren. Als vervolgens de doek van de kooi werd verwijderd was de krokodil nergens meer te vinden. De kooi was helemaal leeg. Dus de truc was dus eigenlijk dat hij de krokodil in een klein wit konijn had veranderd. Bij wijze van spreken dan, want dat kan natuurlijk niet. Maar als truc best wel goed gevonden en uitgedacht, vind u ook niet?’
‘Ik snap het volkomen. Een hele mooie act,’ merkte Robert droogjes op. Hij vroeg zich af of er nog wel een eind aan het gortdroge verhaal van de kleine agent ging komen. Er leek er nog niet op dat de ontknoping aanstaande was.
‘Maar het konijn kwam natuurlijk ergens anders vandaan. In elk geval niet uit de kooi van de krokodil,’ ging de kleine agent onverstoorbaar verder.
‘Ook dat snap ik,’ zei Robert gelaten.
‘Ik vermoed dat er een dubbelde bodem in die kooi zat. Maar goed dat terzijde. In elk geval op het moment dat Ramondo zijn hand in de kooi stak, slaakte hij een vreselijke kreet. Er waren mensen die dachten dat het gekrijs bij de act hoorde. Gewoon om de spanning op te voeren. Nou ik wist het meteen. Ik zag direct dat er iets goed fout zat. Dat is de ervaring meneer. Ik weet wel wanneer er echt iets is of dat het om flauwekul gaat. Ramondo spartelde als een vis aan een haakje. Tjonge, wat een paniek ontstond er. Iedereen was in rep en roer. De grote Ramondo worstelde en daardoor viel het doek van de kooi. Het was een naar gezicht, maar tenslotte rukte hij zich los, alleen… tja zijn linkerhand en een stuk van zijn onderarm was hij kwijt. Daar was de krokodil druk mee in de weer. Enfin, dus niks wit konijn, maar een bloederige stomp. Dat was het. Nou heb ik EHBO en ik zat gelukkig vrij vooraan. Dus ik rende het toneel op en ving de man op. Hij was lijkbleek, maar ja dat kon ik wel begrijpen…’

 

-42-


Robert keek op zijn horloge.
‘Sorry meneer, maar ik heb nog een afspraakje.’
‘Geen probleem. Ik zal het kort houden. Nou zoals ik al zei, ik rende het toneel op…’
‘Ja, dat zei u al.’
‘Ik heb met een reep stof dat ik even snel en behendig had afgescheurd van de doek die over de kooi had gelegen zijn  bovenarm afgebonden, want u zult begrijpen dat het bloed overal heen spoot. Ik zat zelf ook helemaal onder. Gelukkig had iemand al een ambulance gebeld en die was er snel. Maar ja… zo’n voorstelling is dan wel helemaal naar de Palestijnen. Daar is de zin wel van af.’
‘Fillestijnen, maar goed dat is te begrijpen.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Geen Palestijnen, maar Fillestijnen. Maar goed gaat u verder.’
‘Enfin. Het beest had de hand al doorgeslikt, dus daar viel niks meer aan te redden. Een stuk van de onderarm stak nog uit zijn bek, maar even later was dat ook verdwenen. Zo maar in een keer doorgeslikt. Het blijven aparte beesten, die krokodillen en sindsdien moet Ramondo het zonder doen. Maar waar kent u hem eigenlijk van?’
‘Eh, hij is een  kennis van me.’
‘En u kende dit verhaal echt niet?’ De kleine agent keek verbaasd naar Robert.
Robert voelde nu dat hij op zijn hoede moest zijn. Een fout antwoord zou hun hele plan in duigen kunnen gooien.
‘Hij heeft er nooit over willen praten…’
‘Kent u hem al lang?’
‘Een klein jaar. Nou misschien niet eens. Ik denk een maand of eh… drie eh… misschien vier.’
‘Oké. En waarvan?’
‘U bedoelt?’
‘Waar u hem van kent.’
‘Van een feestje…’
Robert voelde dat zijn antwoorden niet echt overtuigend overkwamen.
‘Bij vrienden?’
‘Bij een vriendin.’
‘Die vrouw die nu ook bij u is?’
‘Bedoel je die oudere dame, agent?’
‘Nee, die jongere.’
‘Nee, hij was bij die oudere op een feestje, zodoende.’
‘Die ken ik ook ergens van. Maar ik kan er zo  een twee drie niet opkomen.’
‘Ik weet het niet agent.’
‘Hoe heet ze ook weer?’
Robert voelde zich duizelig worden. Alles om hem heen leek te draaien.
‘Mevrouw McFinly,’ zei hij. Hij wachtte gespannen op de reactie van de kleine agent.

 

-43-


‘Ach ja, natuurlijk. Nou weet ik het weer. Ze wordt nog al eens vaak gezien in het gezelschap van de Thompsons. Die lui van de krant. U kent ze toch ook wel? Mevrouw was van vorige week nog op de lokale teevee. In het nieuwsprogramma. Ik zei gisteren nog tegen mijn collega dat ik haar kende. Niet waar Jack?’ Zijn collega knikte terwijl hij opzichtelijk van zijn sigaret genoot
‘Nou, zo zie je maar weer hoe klein de wereld is. Nou moet ik echt gaan heren. Ik wens u nog een mooie avond.’
‘Niet dat het me iets aangaat meneer, maar doen jullie eh zo met z’n viertjes van die spelletjes?’ vroeg de kleine agent.
Hij kleurde van zijn vraag.
‘Nee hoor. Ramondo is alleen maar ingehuurd om ons wat trucs te leren.’ Robert was verbaasd over zijn vlotte reactie.
‘Ik begrijp het. Doet u wel de groeten aan Ramondo. Zegt u maar van Jack, dan weet hij genoeg. En u ook nog een mooie avond.’
‘Maar uw collega heet toch Jack?’
De kleine agent lachte.
‘Het is inderdaad een beetje verwarrend meneer. We heten allebei Jack. Jack en Jack, de Jacko’s, zo noemen ze ons op het bureau. Grappig nietwaar?’
‘Zeker, heel goed gevonden. Nou dan ga ik maar.’
Robert was blij dat er een eind aan het gesprek was gekomen.
‘Ik zal in elk geval de grote Ramondo de groeten van je doen. Zit het er nu op voor u beiden?’
Hij voelde direct aan dat hij deze vraag niet had moeten stellen.
‘Nee voor mij niet, maar voor hem wel.’ Kleine Jack wees naar grote Jack. ‘Ik moet zo meteen naar het bureau om mijn dagrapportage in orde te maken en daarna heb ik nog een paar uur surveillance op een van de industrieterreinen. Maar dat is meestal niet zo spannend. Af en toe zie je wel eens iets verdachts, maar als men weet dat er politie is, dan blijft het meestal rustig. Vorige week heb ik zo nog wel een inbraakje kunnen voorkomen…’
‘Heren, ik moet nu toch echt weg…’ verontschuldigde Robert zich.
‘Natuurlijk meneer Brown. Ik houd u niet langer op. Tot ziens dan maar weer.’
Robert groette de agenten nog een keer en haastte zich naar kamer negenendertig.

‘Tjonge, daar is hij dan eindelijk. We wilden net de politie bellen,’ zei Liz toen Robert de kamer binnenstapte.
‘Dat had je vooral moeten doen. Die hadden je dan ook meteen een antwoord kunnen geven.’
Ze keken met z’n  allen Robert verbaasd aan.
‘Hoe bedoel je?’ vroeg Liz.
‘Ze waren er weer, onze twee stalkers in uniform. Jack en Jack. Je moet de groeten hebben van kleine Jack,’ zei Robert tegen Ramondo.
‘Oh nee toch… kleine Jack…  toch niet Jack Russell. Dat kleine onderkruipertje. En die ben jij  tegen gekomen? Wat doet die in vredesnaam hier? Heeft hij hier ook een kamer in het motel?’
‘Ik zou echt niet weten wat die hier doet. Net zo min als zijn collega.’
Ramondo krabde zich eens achter zijn oren.
‘Tjonge wat een klojo was dat. Hij heeft me indertijd volgens zijn eigen zeggen gered, maar hij heeft alleen maar in de weg gelegen. Hij was helemaal van de kaart. Wat een eerste ongeluk bij hulp is die vent.’
‘EOBH…’ merkte  Liz droog op.
‘Ja, dat snap ik ook wel,’ reageerde Robert.
‘Wat moest hij van je?’
‘Geen idee. Ik heb wel de indruk dat hij ons in het vizier heeft. Hij wist mij haarfijn te melden dat jij op negenendertig naar binnen was gegaan en dat je er nog steeds was. Ik weet niet wat Jack Russell er van vindt, maar een ding is zeker, als hij blijft rondneuzen dan lopen we er met open ogen in.’
‘Robert wat ben jij toch een hypochonder, een zwartkijker eerste klas.’

 

-44-

 


‘Hij kende jou ook Liz. Althans kennen… hij verwisselde je met mevrouw McFinly.’
Liz leek even van slag.
‘Met McFinly… Hoe komt hij daar nou bij. Wat raar?’
‘Ja, hij wist het ook niet zo één twee drie, maar ik heb het er maar bij gelaten.’
‘Wat heeft die gast hier nou te zoeken?’ vroeg Ramondo zich af.
‘Geen idee Ramondo, maar het zal wel niet zo belangrijk zijn,’ antwoordde Liz vlug.
Saskia keek vragend naar Robert en die haalde zijn schouders op.
Hij kon het even niet allemaal zo goed volgen en dat kwam vooral omdat hij met zijn gedachten nog bij Jack Russell en zijn collega was. Hij vroeg zich af of ze ervan wisten. Van de ontvoering van Liz Thompson en dat ze nu als spinnen bezig waren met een web te bouwen om Saskia en hem te vangen. Om hen beiden te ontmaskeren als de ontvoerders van Liz Thompson. Alles leek voor niets te zijn geweest.
‘Je moet morgen in de stad even kijken naar een pruik voor Liz. Stel dat die ene agent Liz gaat herkennen, dan hebben we een vet probleem. Hij zal zich dan zeker af gaan vragen wat mevrouw Liz Thompson in een motelkamer van Motel Dexter doet. In elk geval zal hij vraagtekens zetten bij onze aanwezigheid en zeker die van Ramondo. Weet hij eigenlijk wie jij bent? Heeft hij je al naar je naam gevraagd?’ vroeg Saskia.
‘Nee, nog niet. Maar hoezo mevrouw Thompson? Hij was er van overtuigd dat Liz mevrouw McFinley is en dat moeten we maar zo houden lijkt me. Ook gaan die kerels er vanuit dat Ramondo ons een paar trucs aan het leren is. En eigenlijk is dat ook zo. Toch?’
Robert vond al met al de aanwezigheid van de agenten niet prettig. Hij vond er een zekere bedreiging van uit gaan.
‘Verdomme…’ vloekte Robert plotseling.
‘Wat?’ vroeg Saskia ongerust. ‘Robert wat is er?’
‘Die ene, die kleine noemde mij meneer Brown, dus ze weten wel degelijk wie ik ben. Jongens dit gaat niet goed komen.’
‘We moeten samen iets afspreken, anders loopt het inderdaad  gigantisch uit de hand. Als die twee agenten zich nog even verder in ons verdiepen, dan zijn we de sigaar,’ opperde Saskia.
‘Kinderen van me. wat zijn jullie toch een stelletje angsthazen,’ zei Liz op rustige toon.
Ze stond op en liep naar Robert.
 ‘Zijn die gastjes al weg?’ vroeg ze aan hem.
‘Ik denk het wel. Ze stonden in elk geval op het punt om te vertrekken. Voor de een zat de dienst er op en die andere had nog een ander karweitje.’
‘Ik zal morgen wel eens even met ze praten?’
‘Jij…?’ klonk het vol ontzetting.
‘ja ik. Dat heb je goed gehoord. Ik ga ze vertellen dat ik hier in Motel Dexter werk aan een nieuw boek en dat jullie me daarbij helpen. Ik hoop het manuscript voor het eind van de maand af te hebben. Het kost even tijd en waar ik vooral  behoefte aan heb is om met rust te worden gelaten. Het is strikt geheim en alleen mijn man Charles weet er van. En jullie dan, want zoals ik al zei, jullie helpen me daarmee. Kortom, ik neem de twee agentjes in vertrouwen en ik zal ze op het hart drukken dat ik hoop dat ze dat niet zullen beschamen. De boodschap aan die twee is helder, mondjes dicht en er met niemand over spreken. En als het boek klaar is, zullen zij de eersten zijn die het horen. Jullie zijn het toch ook wel mee eens dat ik de enige ben die deze twee veldwachters kan overtuigen.’
‘Misschien wel, maar waarom ga je vertellen dat je Liz Thompson bent? ’zei Robert met een lichte aarzeling in zijn stem. ‘Ze weten niet beter dan dat je mevrouw…’
‘…McFinley bent. Natuurlijk, maar het is niet netjes om de politie voor de gek te houden. Om de tuin te leiden. Dus gewoon open en eerlijk zeggen wie je ben, want dat maakt het voor iedereen wel net zo gezellig.’
‘Ik weet het niet, maar misschien heb je ook wel gelijk.’
‘Misschien…? Wel zeker. O ja en het hondje van Ramondo wordt zo meteen hier afgeleverd. Ze hebben het mormel weer gevonden. Hij was er na de brand  vandoor gegaan. Ze dachten eigenlijk dat Rover geroosterd was, omdat ze hem nergens meer hadden gezien.’
‘Hoezo hond? En heet hij zo…? Rover?’ Robert keek naar de grote Ramondo.

 

-45-


‘Ja Rover. Vind je het geen leuke naam?’
‘Jawel. Rover…Wel apart.’
‘Dank je.’
‘En wat moeten we hier met die hond? Waar moet Rovertje blijven, als ik het even vragen mag?’
‘Hij kan het beste bij jou.’
‘Met alle respect, maar waarom bij mij?’
‘Omdat het bij ons niet kan.’
‘Liz, ik zou niet weten waarom dat niet zou kunnen.’
‘Op alle kamers zijn geen huisdieren toegestaan, behalve op veertig en op twintig en tachtig. Daar  mogen kleine huisdieren worden meegenomen.’
‘Kleine huisdieren…?’
‘Ja kleine hondjes, cavia’s witte muizen. Chiwawies. Dat soort werk.’
‘Chiwawies …?
‘Ja of hoe noem je die kleine hondjes, die men in een tasje mee kan nemen?’
‘Chihuahua’s.’
‘Ja, die bedoel ik.’
‘En hoe groot is Rovertje eigenlijk? Wat is het voor een ras?’
‘Een cocktail…’ zei de grote Ramondo.
‘Een Bobtail… zul je bedoelen. Van een “cocktail” heb ik nog nooit gehoord.’
‘Nee Robert, het is een cocktail. Hij is een mix van een Schotse Collie, een Duitse staander en een schapendoes.’
‘Dat moet een gezellig triootje zijn geweest voor de mama van Rover. En wie van de drie was de mama van onze Rovermans?’
‘De Schotse dame.’
‘En wat is Rover? Ik bedoel, is het een reutje of een teefje?’
‘Ik zei al dat het een hem was. Dus een reutje. Maakt dat wat uit?’
‘Nee, dat niet. En wie moet dat beestje elke dag uitlaten?’
‘Jij…’
‘Ja, daag, jullie kunnen me wat. Dat ga ik echt niet doen. Dat moet jij maar doen hoor Ramondo. Het is tenslotte jouw beest.’
‘Ik loop slecht.’
‘Je hoeft toch ook niet elke dag de vierdaagse af te leggen. Het is volgens mij even een ommetje en klaar is kees, nou ja Rover dan…’
‘Zo eenvoudig is het niet. Het mag niet hier op het terrein. Dus je moet even buiten de poort met Rover.’
‘Jongens… jullie maken er een potje van. Ik mag de hotelkamers betalen, voor het eten zorgen. Voor de andere boodschappen opdraaien en de drankvoorraad op peil houden. De politie te woord staan en nou komt daar ook nog de honden-uitlaatservice bij. Saskia, ik vind dat jij dan maar …’
Liz viel Robert in de rede.

 

-46-


‘Robert, wat voor een vent ben jij nou eigenlijk? Dat kun je toch niet maken. Saskia moederziel alleen de donkere avond in sturen, nou ja samen met Rover dan. Kom nou toch. Ik had je hoger ingeschat. Verdorie, wat val jij mij tegen.’
‘Goed dan maar weer,’ zuchtte Robert. Hij voelde ook wel aan dat er geen ontkomen aan was.
‘Het goede nieuws is natuurlijk wel dat Rover ons prima kan helpen bij het verwisselen van de koffers. Het is een bijzonder slim beestje. Je kunt hem eigenlijk van alles leren en hij pakt het ook nog eens snel op. Ik zal hier even over moeten denken, maar ik kom vast wel op een idee,’ filosofeerde de grote Ramondo hardop.
‘Ik laat me verrassen…’
‘Robert, een beetje positief blijven.’
‘Wanneer komt onze kleine vriend?’
‘Hij had er al kunnen zijn.’
‘Nou, ik hoor het wel. Ik ga eerst maar even naar veertig. Eerst maar even een plekje maken voor Rover en bovendien kan ik mezelf ook meteen even opfrissen. De groeten en tot straks.’
Robert liep naar de deur en deed ongewild de deur met een klap dicht.




Hoofdstuk 11

 

Tegen zeven uur meldde een vrouw van middelbare leeftijd zich bij kamer negenendertig. Even verderop had ze haar oude Volkswagen Polo geparkeerd. Ramondo liep met haar mee naar haar auto. Het was ondertussen een beetje mistig geworden. Door het schijnsel van de lantaarns die hier en daar brandden was het een sinister schimmenspel. De Polo was tweedeurs en het kostte wat moeite om Rover vanaf de achterbank uit de auto te krijgen. Maar uiteindelijk lukte het en het beest was zichtbaar verheugd dat hij zijn poten weer kon strekken. Zijn eerste actie was dan ook het optillen van zijn rechterpoot om vervolgens een aanzienlijkheide hoeveelheid van zijn blaasinhoud te lozen in een van de struikjes. Het zat hem blijkbaar aardig dwars want daarna ging hij pas over tot het blaffend begroeten van Ramondo. Robert was inmiddels ook naar buiten gekomen bij het horen van het geblaf.
‘Hier is ie dan,’ zei Ramondo.
‘Hadden ze ‘m niet kleiner? Ik dacht dat hij niet zo groot was,’ mopperde Robert.
Het leek er op dat de genen van beide vaders en de moeder die bepalend waren voor de afmetingen van hun nageslacht zich hadden verenigd in een super-gen. Rover was aanzienlijk groter dan de gemiddelde Duitse staander, Collie en schapendoes.
‘Weet je echt zeker dat er geen derde verwekker in het spel is. Een Bullmastiff of zo? Hij is in elk geval aan de tamelijk forse kant,’ klaagde Robert.
‘Niet dat ik weet,’ was het antwoord van Ramondo.
‘Nou ja, het is wat het is.’  Robert probeerde Rover van zich af te duwen.
‘Hij wil alleen maar vriendjes met je worden…’ zei de goochelaar en er zat een lichte irritatie in zijn opmerking.
‘Dat zal best. Maar ik ben niet zo voor die beesten die zo maar spontaan tegen mij aan gaan beginnen te rijden.’
‘Dat deed hij echt niet Robert. Ik denk dat je nu echt te overspannen reageert.’
‘Dat denk ik ook. Maar neem van mij aan Ramondo dat Robert het niet zo gewend is. Ik bedoel hij heeft liever niet dat tegen hem wordt opgereden.’ Saskia was naar buiten gekomen en ze aaide Rover over zijn kop. De hond kwispelde naar harte lust en gaf hiermee aan dat hij haar aandacht zeer op prijs stelde.
‘Toe Saskia, doe niet zo flauw. Het was toen niet het goede moment, dat weet jezelf ook wel.’
De kleine Ramondo keek Saskia vragend aan.
‘Hij bedoelt dat hij er nog niet aan te was. Hij was nog te veel met zijn moeder bezig,’ antwoordde Saskia terwijl ze Rover streelde, die zichtbaar genoot van zoveel aandacht. Hij kwispelde onophoudelijk enthousiast terwijl hij verwoede pogingen deed om tegen Saskia op te springen.

 

-47-


‘Rustig Rover. Af,’ maande Ramondo. ‘Oh… Nou ja, dat kan. We kunnen niet allemaal even bijdehand zijn. Hoewel Robert, gezien jouw leeftijd was het toch eigenlijk wel normaal geweest…’
‘Bedoel je dat ik niet normaal ben,’ viel Robert hem in de rede.
‘Dat zeg ik niet… Wat ik bedoel is dat het toch niet vreemd was geweest als je met… uh Saskia bijvoorbeeld tot iets was gekomen?’
‘Tot iets? Met Saskia? Hoe kom je daar in hemelsnaam nou weer bij? Ik begrijp echt niet wat je bedoelt.’
‘Tot iets intiems bedoel ik.’
‘Wat intiems… en dat is?’
‘Dat weet je toch wel. Dat hoef ik je toch niet uit te leggen, hoop ik? Ach, je weet best wat ik bedoel. Het had toch zo kunnen verlopen, ik bedoel jullie waren toch al samen in het motel voordat Liz… tenminste zo heb ik het begrepen.’
‘Laten we maar naar binnen gaan. Het is hier tamelijk fris,’ stelde Saskia voor.
De mevrouw die Rover had  gebracht zei dat ze het nog druk had. Ze kon echt niet blijven hoe graag ze dat ook wilde. Ook Ramondo kon haar niet overhalen tot een kopje koffie. Een kopje koffie dat ze overigens niet hadden en ook niet konden regelen. Robert probeerde dat hem dat nog maar eens duidelijk te maken.
‘Iets anders dan?’ probeerde Ramondo nog, maar de mevrouw benadrukte nogmaals dat ze echt geen tijd had. Ramondo legde zich er bij neer en bedankte haar.
Robert fronste zijn wenkbrauwen toen Ramondo afscheid nam met een innige kus. Het leek er op dat zij zijn kus beantwoordde. Rover werd nog een keer geaaid en daarna verdween de dame in de mist. Haar Polo, die wat verderop stond was nauwelijks nog te zien.
‘Voorzichtig Rose…’ riep Ramondo haar achterna, maar de dame die klaarblijkelijk Rose heette reageerde niet.
‘Het is smerig weer. Ik heb de pestpokken aan mist,’ voegde Ramondo er nog aan toe.
‘Kom Rover, dan kun je ook kennis maken met mevrouw Liz. Ze is de echtgenote van Charles Thompson… je weet wel, die vent van de krant.’
De hond keek met een schuine kop naar zijn baas of hij wilde zeggen, ‘oh die…’
Daar zaten ze dan Saskia, Robert, Liz, Ramondo en met Rover de hond. Samen in kamer negenendertig van Motel Dexter. Het begon op deze manier aardig vol te raken.
‘Leuk beestje Ramondo,’ merkte Liz op.
‘Wat eet zo’n beest eigenlijk?’ vroeg Robert.
‘Hij lust in principe alles, maar het beste zijn brokjes. Daar reageert zijn spijsvertering het normaalste op. Ze kunnen zo gevoelig zijn voor ander voedsel en voor je het weet zijn ze de hele week aan de diarree. En dat is lastig met die lange haren. Er blijft al gauw wat achter als je begrijpt wat ik bedoel.’
‘En dan?’ vroeg Robert
‘Dan niets. Gewoon even schoonmaken. Dat moet je zelf toch ook wel eens.’
Robert trok een vies gezicht.
‘Ja daag… diarree of niet, dat ga ik dus echt niet doen.’
‘Robert, doe nou eens niet zo onvolwassen,’ merkte Liz op. ‘Zo erg is het toch niet. Jouw moeder heeft je toch ook verschoond toen je nog klein was. Dat vond je toen toch ook fijn.’
‘Dat doe jij het toch even Liz,’ beet Robert haar toe.
‘Dat lijkt me niet zo handig. Ik ben hier de gijzelaar. Dat weet je toch nog wel of…? ‘
‘Het is al goed hoor. Gekke Robert draait er wel weer voor op, gekke Robert doet het wel even,’ mopperde hij, terwijl hij achterover op bed viel. Rover nam een aanloop en sprong boven op hem.
‘Zie je nou wel, hij houdt nu al van je,’ schaterde Saskia terwijl Robert zich probeerde te ontworstelen aan de enthousiast likkende Rover.
‘Gadver… wat is dat smerig.’
‘Je bent er gewoon nog niet aan toe, dat is alles,’ opperde Liz en ze kon haar lach nauwelijks onderdrukken.

 

-48-


‘Maar goed,’ ging ze verder. ‘Nu we hier toch zijn is het misschien een idee om nou eindelijk eens definitieve afspraken te maken.’
‘Ik dacht dat we dat gedaan hadden.’ Saskia keek verbaasd naar Robert en Ramondo.
‘In grote lijnen wel. In detail moeten we alles nog uitwerken.’ Ramondo krabde aan zijn rechterborst. ‘We krijgen regen. Ik voel het.’
‘Fijn,’ merkte Liz op. ’Goed dat we dat weten, dat blijven we vandaag en morgen lekker binnen. En overmorgen en …’
‘Liz, hou op. Je moet maar even genoegen nemen met het feit dat dit nog een paar weken duurt. Nou niet gaan zeuren. Anders wordt het echt vervelend.’
Liz keek naar Saskia. Ze zag aan haar gezicht dat Saskia het meende.
‘Geef me dan maar iets te drinken. Dat heb ik nog iets om blij van te worden.’
‘En dronken…’ zei Robert bijna onhoorbaar.
‘Wat zei je Robbertje?’
‘Dat je daar goed van kunt ronken… slapen.’
Liz haalde haar schouders op.
‘Wat ben je af en toe toch een irritant ventje.’
‘Het zal wel als jij het zegt,’ probeerde Robert nog, maar hij wist dat hij beter zijn mond kon houden.
‘Wie haalt er even brokjes voor Rover?’ vroeg Ramondo.
‘Robert…?’ Saskia keek hem vragend aan.
‘Verdomme, als jullie eens een advertentie zetten voor een manusje van alles? Sloofje gezocht, vaste baan, zeven dagen in de week, dag en nacht. Het liefst pro Deo. Daar zal vast en zeker veel belangstelling voor zijn.’
‘Ik zeg toch niet dat jij... ik bedoel… uh misschien heb jij een idee,’ was de timide reactie van Saskia.
‘Nee, ik heb geen idee. Wie stelt zich beschikbaar? Kom op, niet allemaal tegelijk, anders moeten we er nog om gaan loten,’ zei Robert provocerend.
‘Uh…’
‘Natuurlijk. Goed hoor, ik ga al. Liz, misschien moet je voor mij ook maar een ton of zo reserveren van het losgeld.’
‘Dat gaan we niet doen Robert. Wij gaan niet stelen. Dat is niet de afspraak,’ reageerde Saskia op belerende toon.
‘We moeten het nog wel even over volgende week vrijdag hebben,’ ging ze verder.
‘Wat is er volgende week vrijdag?’ vroeg Ramondo.
‘Dan hebben we onze tussentijdse rapportage bij de krant. Bij de hoofdredacteur van de New Daily Express,’ zei Saskia.
‘Het is beter dat jullie niet met zijn tweeën gaan.’
‘Waarom niet Liz.’
‘Omdat jullie me moeilijk hier alleen kunnen laten.’
‘En Ramondo dan…’
‘Je kunt toch moeilijk van hem verwachten dat hij lid wordt van jullie criminele organisatie. Hij is alleen ingehuurd om de truc met de koffers eh… de tassen tot een goed einde te brengen, meer niet.’
‘Daar heeft Liz gelijk in. Dat is de afspraak,’ vulde Ramondo aan. ‘Verder sta ik overal buiten en wil ik er ook absoluut niets mee te maken hebben. Het is helemaal aan jullie.’
Saskia keek naar Robert.
‘En nu?’
‘Nu niks. Dan zal jij alleen moeten gaan.’

 

-49-


‘Dat gaat toch niet werken Saskia. En waar is dat geniale plan van jou gebleven om twee anderen te sturen naar de Daily zodat wij een waterdicht alibi hebben?  Is dat idee alweer passé? Nee, we zijn samen aan dit avontuur begonnen en de opdracht was om ons ook samen halverwege te melden bij de krant. Het zou toch op zijn minst werkwaardig zijn als ik daar alleen aan kom zetten. Wat moet ik in godsnaam voor een smoes verzinnen?’
‘Je kunt toch wel zeggen dat ze zwaar ongesteld is en daarom even niet in staat is…’
‘Liz, mond houden,’
‘Ik wil ook alleen maar…’
‘Liz, alsjeblieft, dicht die snavel… Ik breng morgen tape mee.’
‘Help… ik word bedreigd, hoor je dat Ramondo. Heb je overigens nog wat te drinken?’
‘Ramondo, gooi haar nog even vol,’ vroeg Robert kortaf. Hij leek zijn geduld te verliezen door het irritante gedrag van Liz.
‘We moeten voor een stand-in zorgen Robert,’ zei Saskia. ‘Iemand die mij op die vrijdag even vervangt.’
Robert schudde zijn hoofd.
‘Moet er weer een extra kamer worden gehuurd of zo?’
‘Wat ben jij flauw.’
‘Nou ben ik flauw. Ik sta echt nergens meer van te kijken. Ik heb gereageerd op een kleine advertentie. En nu, bijna een halve maand later zit ik hier… en heb ik geen idee waar dit gaat eindigen.’
‘In de gevangenis… tussen de spinnen en de ratten,’ merkte Liz droog op. Ze nipte nog maar eens aan haar glas, dat de grote Ramondo bijna tot aan het randje had vol geschonken.
‘Als het zo doorgaat wel ja.’
Robert stond op en zuchtte diep.
‘En hoe had je dat dan gedacht. Dat van die stand-in?’
‘We kunnen Jenny vragen… mijn vriendin. Het zusje van Colin.’
Robert keek vol verbazing naar Saskia.
‘En die wil dat wel even doen? Ons even uit de nood helpen en daarmee medeplichtig worden aan een ontvoering. Zo maar even voor de lol. Oh natuurlijk, daar zijn immers goede vriendinnen toch voor, nietwaar? Liz wat vind jij?’
‘Saskia is een slim meisje. Heb nou maar vertrouwen in haar Robert, dan komt alles op zijn pootjes terecht en…’
‘… en wij met z’n allen in de bak. Ik in elk geval.’
Liz reageerde er niet meer op ze nam haar glas van het tafeltje en las verder in een magazine dat Robert bij de balie van Motel Dexter had meegenomen.
‘Dus als ik het goed begrijp ga ik samen met die Jenny volgende week vrijdag naar de redactie om verslag te doen over de voortgang van ons avontuur. Mooi, en heb je ook nog een idee wat ik daar ga zeggen? Ik kan toch moeilijk gaan vertellen waar we mee bezig zijn, althans dat lijkt me niet zo handig.’
‘Daar moet ik nog even over denken. Maar goed, ik verzin wel iets.’
‘Ik laat me verrassen…’
‘Robert, Jenny is een harstikke leuke meid hoor.’
‘Dat geloof ik meteen Saskia. Maar voorlopig heb ik er geen goed gevoel bij.’
‘Zal ik haar even bellen?’
‘Je doet maar.’
Saskia pakte haar mobieltje dat op tafel lag. Even later was ze druk in gesprek. Rover lag aan de voeten van Liz en de hond was inmiddels in een diepe slaap.
‘Wat een lief hondje,’ merkte Liz op. ‘En ook zo lekker rustig.’
‘Zeker,’ antwoordde de grote Ramondo, die ijverig in een schetsboek allerhande notities en schetsen maakte. Robert kon duidelijk de plattegrond van kamer veertig onderscheiden.

 

-50-


Ramondo richtte zijn aandacht vervolgens weer op het schetsboek.
‘Robert… denk je nog wel aan zijn brokjes?’
‘Ja Liz, ik doe niet anders.’
‘Robert, Jenny woont vlakbij de supermarkt waar jij altijd naar toe gaat. Zal ik vragen of ze zo meteen tijd heeft. Dan kunnen jullie alvast even kennis maken. Om de hoek bij de supermarkt zit een klein cafeetje. Misschien dat jullie daar samen even iets kunnen drinken. Dan hebben jullie elkaar in elk geval even gezien. Ik bedoel, dan kunnen jullie even aan elkaar wennen. Je kunt toch moeilijk volgende week vrijdag met iemand die een volkomen vreemde voor je is een goede indruk maken bij de redactie van de New Daily Express.’
Nog voordat Robert had kunnen reageren, vroeg Saskia wat Jenny van haar plan vond. Die was het schijnbaar helemaal met Saskia eens.
‘Straks om half tien. Bij de Bonte Specht. Is dat goed Robert?’
‘En hoe herken ik haar?’ antwoordde Robert met een diepe zucht.
Saskia richtte zich weer via haar mobiel tot Jenny.
‘Ze heeft een rood jurkje aan,’ zei ze vervolgens.
‘Zeg maar dat het goed is. Hoe meer zielen hoe meer vreugde.’ Robert zocht in zijn broekzak naar de sleutel van zijn kamer.
‘Wacht nou even,’ riep Saskia.
‘Nee, ik had het niet tegen jou Jenny. Even een momentje…’ zei ze en ze hield haar hand voor de microfoon van haar mobiel.
‘Robert, Jenny is echt een erg leuke meid. Je zult er echt geen spijt van hebben dat je “ja” hebt gezegd.  Geloof me. Veel succes.’
Ze hield haar mobiel weer bij haar oor en zette het gesprek met Jenny voort, terwijl Robert mopperend kamer negenendertig uitliep.
‘Robert Brown, je moet wel hartstikke gek zijn… ’ zei hij hardop terwijl hij naar zijn auto liep. Het was nog steeds behoorlijk mistig.




Hoofdstuk 12


Nadat Robert in de supermarkt de hondenbrokken had gevonden en nog een paar andere dingen in zijn winkelwagentje had gelegd, ging hij naar de kassa. Het was niet druk in de supermarkt. Hij zag op zijn horloge dat het bijna kwart over negen was. Nadat hij zijn boodschappen had afgerekend liep hij naar zijn auto. De zwarte Opel stond eenzaam en verlaten op het pleintje voor de supermarkt. Hij had nog steeds de auto van de zaak.
‘Dat zal ook wel niet lang meer duren…’ mompelde hij, terwijl hij de zak met hondenbrokken en de plastic tas vol andere boodschappen op de achterbank deponeerde. Nadat hij het winkelwagentje terug had gebracht en hij de juffrouw achter de kassa nog maar eens een fijne avond had toegewenst liep hij in de richting van de straat voorbij de supermarkt. Hij zag een klein verlicht uithangbord met daarop in sierlijke letters “De Bonte Specht” Het was een vijftigtal meters verderop. Robert voelde de eerste regendruppels.
‘Die Ramondo heeft dus wel degelijk gelijk met zijn weersvoorspelling,’ zei hij in zichzelf.
Hij maakte de deur open en ging naar binnen. Het was gezellig druk in de Bonte Specht. Robert keek wat onwennig om zich heen. Hij zocht naar het meisje in het rode jurkje. Zo had Saskia het tegen hem verteld.
‘Ben jij Robert?’ hoorde hij achter zich.
Toen hij zich omdraaide staarde hij in de ogen van een hoogblonde maar vooral knappe verschijning.
Haar blauwe ogen fixeerde hem zoals een cobra zijn prooi fixeert en hij was nauwelijks in staat om iets uit te brengen.’
‘Eh, ja… Robert… dat is ik. Ik bedoel zeker… dat ben ik. Robert ja, juist.’
Hij voelde het bloed naar zijn hoofd stijgen. De indruk die Jenny op hem maakte was helemaal nieuw voor hem. Dit had hij nog niet eerder meegemaakt.

 

-51-


‘Zullen we dan maar?’ vroeg ze en haar hese, maar vooral sensuele stem bezorgde hem kippenvel.
Robert knikte.
‘Je voelt je toch niet ongemakkelijk?’ vroeg Jenny een beetje ongerust.
‘Eh, nee hoor. In tegendeel. Nee, juist helemaal niet.’
Jenny glimlachte en haar glimlach bracht Robert helemaal van de wijs.
Hij wist zich geen raad. Hij voelde de opwinding, maar ook de angst dat hij alles zou gaan bederven.
Jenny had zijn hart in vuur en vlam gezet. Ze liepen naar een tafeltje in de hoek en Robert ging zitten zonder Jenny voor te laten gaan. Hij realiseerde zich dit te laat en hij probeerde zijn fout te herstellen. Door de onhandige actie die daarop volgde verloor hij zijn evenwicht en hij gooide daarbij de stoel die naast hem stond ondersteboven. De stoel die met veel kabaal omviel raakte in zijn val het been van een man die achter hen stond.
‘Ho man, wat maak jij me nou? Wel even uitkijken vriend. Verdomme, dat doet zeer.’
‘Sorry meneer. Ik was even wat onhandig.’
Robert wilde de man, die zeker een kop groter was als hij een hand geven. De man accepteerde de hand en wilde daarbij even aan zijn vrienden laten zien hoe lollig hij wel niet was. Hij pakte de hand van Robert met volle kracht vast en kneep er stevig in.
Robert gaf geen kik maar het deed wel pijn. Hij probeerde zich los te maken.
’Oh, sorry,’ zei de man. ‘Ik dacht dat ik hem mocht houden. Altijd gemakkelijk zo’n extra hand. Maar goed als jij hem weer terug wilt hebben…’
Zijn vrienden schaterden het uit.
‘Nu ik die van hand van jou weer netjes terug heb gegeven lijkt het me normaal dat ik wel een biertje heb verdiend.  Als een soort tegenprestatie. En neem er voor mijn maten ook eentje mee, want die hebben net zo veel dorst als ik.’
Robert keek naar Jenny. Ze zag zijn hulpeloze blik.
‘Doe nou maar. Anders blijven ze aan de gang,’ zei ze met zachte stem.
‘En wat wil jij drinken?’
‘Doe mij maar een glaasje rode wijn.’
Met zes glazen bier en een glas rode wijn op het dienblad keerde Robert na tien minuten terug naar het tafeltje waar Jenny geduldig zat te wachten.
‘Ze zijn toch niet vervelend geweest?’ Robert knikte naar de man met zijn vrienden. Hij voelde eigenlijk direct dat dit geen handige opmerking was, want als dat zo zou zijn, dan was hij zeker niet de aangewezen persoon om daar iets van te gaan zeggen.
‘Nee hoor…’
Hij liep voorzichtig met het dienblad met daarop vijf glazen bier naar de man toe.
‘Alsjeblieft heren, proost.’
‘Dank je wel kerel. Zullen we elkaar nog maar eens de hand schudden? Op de goede afloop?’ zei de man met een uitgestreken gezicht.
‘Nee dank u wel meneer. Ik geloof u zo ook wel,’ was het antwoord van Robert.
En weer  schaterden de man en zijn vrienden het uit. Robert draaide zich om en liep naar het tafeltje waar Jenny zat. Ze draaide gedachteloos het glas wijn in het rond.
‘Zo, dat was dat…’ zuchtte Robert op een manier alsof hij zojuist een geweldige klus had geklaard.
‘Het is beter dat je het maar even met hen meespeelt. Anders ben je nog niet van ze af. Ze proberen je gewoon uit. Dat was heel verstandig van je.’ Ze zei het op een manier dat Robert ervan overtuigd was, dat ze hem absoluut geen lafaard vond maar een verstandige kerel, die zich op een volwassen manier uit deze netelige situatie had gered. Het maakte hem in elk geval weer wat zekerder.
‘Zo,’ ging ze verder. ‘Als ik het allemaal goed heb begrepen van Sas dan gaan we volgende week vrijdag samen een bezoekje brengen aan de Daily. Zo is het toch? Ze vertelde me dat jullie bezig zijn met een soort avonturenwedstrijd of zo.’
‘Dat kun je wel zeggen. Nou een wedstrijd, het is volgens mij meer een nachtmerrie aan het worden,’ reageerde Robert
Jenny keek hem vragend aan.

 

-52-


‘Hoezo een nachtmerrie? Is het zo erg? Sas zei… ?’
‘Sorry, laat maar. Ik overdrijf, wat ik bedoel te zeggen is dat het best spannend is. Ik ben gewoon een beetje opgefokt.’
‘Dat komt toch niet door mij hoop ik?’
‘Nee joh, natuurlijk niet, ik vind je echt helemaal te gek…’
Robert snakte naar adem. Hoe kon hij dit nu zeggen? Hij was bang dat hij met zijn opmerking alles had verknoeid. Dat hij met dit gedrag Jenny zou afschrikken en dat ze hem maar een rare vogel zou vinden. Dat kon bijna niet anders. Eerst door zijn onbeholpen gedrag dat bijna tot een conflict met een groep grote sterke kerels had geleid en daarna door de ongenuanceerde uitspraak over de wedstrijd waar Saskia en hij mee bezig waren en tenslotte nog als klap op de vuurpijl, een onbeholpen flirt met een meisje dat hij nauwelijks een kwartier geleden voor het eerst had ontmoet. Het voelde alsof ze met haar diepblauwe ogen dwars door hem heen keek.
‘Dank je Robert. Dat hoor ik niet zo vaak,’ zei ze met zachte stem.
Robert voelde een hoge mate van opwinding door zijn lijf gaan. Alles draaide. Hij had dit zo nog niet eerder gehad. Niet op deze manier. Althans niet dat hij zich kon herinneren.
‘Kom op, daar geloof ik helemaal niks van. Dat zeg je zo maar. Ik weet zeker dat… uh dat,’ stotterde hij.
Ze hield haar vinger voor haar mond.
‘Sstt… Geloof me nou maar, het is echt waar.’
Robert voelde zich een enorme oetlul. Hij realiseerde zich dat hij aan zijn eerdere stupide acties er als klap op de vuurpijl eentje aan had toegevoegd, die Jenny wel definitief zou afschrikken. Want had hij haar niet min of meer gezegd dat hij niets geloofde van datgene wat ze hem net had verteld?
‘Sorry Jenny. Ik geloof dat het vandaag mijn dag niet is,’ stamelde Robert.
‘Jammer, ik had even de indruk dat het vandaag mijn dag zou gaan worden…’ zei ze zacht.
Robert voelde zijn maag omdraaien. Saskia had gelijk. Hij was niet geschikt voor een relatie met een meisje. Hoe kon hij? De eerste de beste meelworm had nog meer gevoel voor romantiek dan hij.
‘Zo bedoel ik het niet… Ik bedoel eh, dat ik… Je moet me een verschrikkelijke zak vinden. Of niet soms?’ stamelde Robert en hij voelde zich steeds onzekerder worden.
Jenny glimlachte en legde haar hand op die van Robert.
‘Nee hoor. Ik vind je best grappig. Je bent zeker nog niet zo vaak met een meisje weggeweest of zo?’
Robert wist niet wat ze met “of zo” bedoelde maar hij knikte maar dat ze gelijk had. Het was er ook eigenlijk nog nooit echt van gekomen. Hij was hiervoor te druk geweest met zijn studie en met zijn nieuwe baan.
‘Ik ben nog steeds de ware niet tegen gekomen…’ zei hij met onvaste stem.
‘Misschien komt dat nog wel… je weet maar nooit,’ antwoordde Jenny en ze nipte aan haar glas.
‘Ja, je weet maar nooit… maar eerst dit maar eens tot een goed einde zien te brengen… ik bedoel het avontuur met Saskia.’
‘Oh,’ zei Jenny met een uitdagende lach. ‘Ik dacht al…’
En weer bracht Jenny hem uit zijn evenwicht. Hij realiseerde zich maar al te goed dat hij vooral ook door zijn onduidelijke opmerkingen om dit soort reacties vroeg.

Het was bijna half twaalf en drie glazen wijn en twee glazen bier en een glas ijsthee verder toen Jenny op haar horloge keek.
‘Ik vind het reuze gezellig met je Robert, maar ik moet nu echt weg. Ik moet morgen heel vroeg op mijn werk zijn en ik kan niet zo goed tegen laat naar bed. Tenminste niet een paar dagen achter elkaar. Gisteren en eergisteren was het ook al ruim na twaalven. Allemaal wel heel gezellig, maar ik heb echt mijn aantal uren slaap nodig. Onder de zeven ben ik niet te genieten.’
‘Zullen we dan volgende week donderdag afspreken? Saskia gaat er voor zorgen dat we in grote lijnen iets van een plan kunnen presenteren. Dan kunnen we dit donderdag samen nog even afstemmen.’
‘Hoe laat hebben we onze afspraak bij de Daily?’
‘Daar moet ik nog even over bellen. Ik vermoed ergens in de middag.’
‘Dan neem ik vrijdagmiddag vrijaf. Dat moet wel kunnen. Daar zal mijn baas niet zo’n probleem mee hebben.’ Jenny schoof het lege glas opzij en pakte haar tasje.
‘Wat voor werk doe je eigenlijk?’ vroeg Robert. Ze hadden samen over van alles gesproken, maar niet over werk.

 

-53-


‘Ik werk op de bank. De National.’
‘Oké. En…?’
‘Hoe bedoel je… en?’
‘Wat doe je voor werk?’
‘Oh… zo ja. Ik beheer een aantal grote accounts. Ik geef financiële adviezen en zo.’
‘En zo …?’
‘Sorry hoor, maar ik kan of beter ik mag daar niet zoveel over zeggen. Dat snap je toch wel?’ zei ze ongeduldig.
‘Oké. Duidelijk. Het was alleen maar belangstelling, geen nieuwsgierigheid.’
‘En jij?’
‘Ik verdien mijn brood als juridisch medewerker bij Slegde en Sons. Je weet wel, die projectontwikkelaars, die in Marketstreet hun kantoor hebben.’
‘Ben jij er zo een die oude mensen uit hun huis jaagt om er vervolgens van die lelijke hoge appartementen of kantoren neer te zetten?’
‘Nee hoor…echt niet.’ Robert wist maar al te goed dat hij Jenny niet om de tuin kon leiden. Hij voelde dat zijn ontkenning niet voldoende was.
‘Ik weet natuurlijk ook wel dat er soms van die zaakjes zijn, waar je niet trots op hoeft te zijn. Maar ja, dat gebeurt soms. Dat zullen jullie bij de bank ook wel hebben. Ik bedoel geld stinkt niet.’
Jenny keek hem recht aan. De frons op haar voorhoofd voorspelde niet veel goeds en Robert werd er onrustig van.
‘Nee, geld stinkt niet. Dat klopt. Geld maakt veel recht. Ook datgene wat krom is. Soms zelfs dat heel erg krom is.’ Ze zei het op een manier waar nauwelijks enige afkeer in doorklonk.
Robert had een heel ander antwoord verwacht. Hij had zich ingesteld op een verhaal over een oma of een oude tante die door Slegde en Sons op doortrapte wijze uit hun huis waren gezet. Hij had een verhaal verwacht over haar ouders, die hun leven lang gesappeld hadden en nu met een appel en een ei het riet  in waren gestuurd door zijn baas. Maar niets daarvan.
‘Je hebt helemaal gelijk. Het is nou eenmaal zo. Dat is onze maatschappij.’
‘Robert… als jij rijk zou zijn wat zou jij dan doen?’
‘Geen idee. Maar voorlopig heb ik die zorg niet. Voorlopig moet ik genoegen nemen met datgene wat ik heb en dat kan net uit. Zo is het nou eenmaal. En jij?’
Ze keek hem strak aan.
‘Ik ook niet…’ zei ze met een diepe zucht.
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou zoals ik het zeg. Ik heb dat probleem ook niet en ik moet net als jij genoegen nemen met datgene wat ik heb. Enfin, zullen we nu maar eens opstappen?’ voegde ze er aan toe en ze stond op.
Robert rekende af en samen liepen ze naar buiten. Het regende nog steeds.
‘Nou tot donderdag dan. Moet je ver? Zal ik je niet even naar huis brengen?’
‘Nee hoor, ik woon een paar straten verderop. In die appartementen boven de winkels. Nou tot donderdag dan. En bedankt voor vanavond.’
Voordat hij wist wat er gebeurde gaf ze hem een kus op zijn wang. Robert wist niet goed wat hem overkwam en even later zag hij Jenny om de hoek verdwijnen. De mist was inmiddels opgetrokken en het was een heldere avond geworden.




Hoofdstuk 13

 

Het was bijna twaalf uur toen hij zijn auto parkeerde bij Motel Dexter. Hij zag dat er nog licht brandde in kamer negenendertig. Met in de ene hand een zak hondenbrokken en in de andere hand een plastic tas met boodschappen liep hij naar de deur. Hij klopte zachtjes op het zijraam. Het duurde een paar minuten, maar toen werd de deur opengemaakt. De kleine Ramondo en Rover stonden in de deuropening.

 

-54-


‘Sorry, maar het is wat later geworden dan ik gepland had,’ verontschuldigde Robert zich.
Liz en Saskia lagen al in bed. Liz leek te slapen en Saskia las een boek.
‘Rover moet nog even uit en misschien dat je hem straks nog even wat brokjes wilt geven. Ik weet niet of hij vandaag al iets heeft gegeten. Maar goed, ik ben blij dat je er bent. Dan kan ik eindelijk ook naar bed.’
De kleine Ramondo gaf de riem van Rover met veel gebaar aan Robert en hij deed zijn jas aan.
‘Nou tot morgen dan. Welterusten Saskia… en Liz.’
Liz mompelde wat en sliep vervolgens weer rustig verder.
‘Nou Saskia, dan ga ik ook maar…’ zei Robert met niet al te veel overtuiging. Hij was duidelijk teleurgesteld over de matige ontvangst.
‘Dat is goed. Ik hoor morgen wel van je hoe het is geweest. Je hebt het in elk geval lang volgehouden. Jenny is wel aardig vind je ook niet?’
‘Zeker weten. Nou welterusten dan maar,’ zei Robert en er zat nog iets van opwinding in zijn stem.
‘Dan ben ik nu echt weg Sas.’ Hij pakte de riem en Rover ging gewillig met hem mee.
‘Ja… terusten Robert. Tot morgen. Droom maar lekker…’ mompelde Saskia en ze was weer verdiept in haar boek.

Robert liep samen met Rover over het terrein van Motel Dexter.
‘Het mag hier wel niet Rover, maar als je nodig moet dan maak ik daar geen probleem van hoor.’
Robert had niet veel zin om nog een grote wandeling te maken.
De hond had het begrepen en binnen tien minuten waren ze terug.
Robert maakte de deur open en Rover liep rustig naar binnen. Het leek wel of hij er al vaker was geweest, want binnen een paar minuten ging hij naast het bed liggen.
‘Nou hondje. Welterusten. Tot morgen en niet snurken.’
Robert had nog wat brokken in het bakje van Rover gedaan en nadat hij zich nog wat had opgefrist stapte hij in bed. Hij vroeg zich af waarom hij zich eigenlijk had laten opschepen met Rover, hoewel hij het eigenlijk ook wel weer een leuk beest vond.

De volgende morgen toen hij wakker werd voelde hij de natte neus van Rover in zijn gezicht. Die vond het blijkbaar mooi geweest en de hoogste tijd om op te staan. Na een uitgebreide douche kleedde Robert zich aan en nadat hij een flinke wandeling met Rover had gemaakt, ging hij naar kamer negenendertig.
‘Goede morgen lotgenoten en hebben we inmiddels ook al ons ontbijt mogen ontvangen of…?’
‘Prima geregeld Robert.’
Liz klopte hem op zijn schouder en wees naar de twee dienbladen die op de kleine tafel in de hoek stonden.
‘Alles er op en er aan. Zelfs beschuitjes.’
‘Mag wat kosten.’
‘Ik maak het wel goed met je. Maar ja, van de andere kant, ik ben hier nog steeds te gast. Hoe je het ook bekijkt.’
‘Ja hoor Liz. Je hebt helemaal gelijk, jij bent onze gaste. Hoe je het ook bekijkt.’
‘En…?’ vroeg Saskia.
‘Hoezo?’
‘Doe nou niet zo achterlijk. Je weet best wat ik bedoel. Hoe ging het gisterenavond?’
‘Het ging heel goed. Jenny is een leuk meisje. Dus dat gaat vrijdag wel lukken. Heb jij al iets kunnen voorbereiden?’
‘Robert… toe, vertel nou even hoe het is geweest.’
Hij haalde diep adem.

 

-55-

 


‘Tjonge wat een zucht,’ was de reactie van Liz. ‘Volgens mij was het een zware bevalling.’
‘Nee hoor, dat viel reuze mee. De start was even wat ingewikkeld, vooral omdat ik toen we goed en wel binnen waren een beetje mot kreeg met een groep kerels.’
‘Hoe kwam dat dan?’
‘Ik stootte per ongeluk een van die gasten met een stoel tegen zijn benen.’
‘En toen?’
‘Toen werden ze een beetje vervelend. Maar ik heb ze een pilsje aangeboden en toen hebben we samen wat gedronken.’
‘Met die kerels?’
‘Nee, met Jenny. Wij samen.’
‘Oh… en toen?’
‘Toen niks meer. Gewoon wat gepraat over ditjes en datjes.’
‘Over koetjes en kalfjes?’
‘Ja Liz, over koetjes en kalfjes. Meer valt er niet te zeggen, behalve dan dat we volgende week donderdagavond opnieuw hebben afgesproken. Dan kunnen we alles voor vrijdag nog even doornemen.’
Saskia leek enigszins teleurgesteld.
‘Jammer,’ zei ze. ‘Ik vind Jenny eigenlijk wel een beetje jouw type.’
‘Kom nou Sas. Laten we ons eerst nou eens concentreren op Liz. Er is absoluut geen tijd voor romantiek onder deze omstandigheden.’
Liz keek naar Robert. Hij werd er verlegen van. Het leek wel of ze gedachten kon lezen en dat ze wist dat Jenny grote indruk op hem had gemaakt.
‘Onder deze omstandigheden?’ vroeg ze.
‘Ja, ik heb mijn handen hier aan vol, dus er kan even niets meer bij.’
‘En toch vind ik het jammer,’ bleef Saskia volhouden.
Inmiddels had de grote Ramondo zich ook gemeld.
‘En Robert, is het allemaal gelukt met Rover?’
‘Als je bedoelt of hij gegeten, geplast en gepoept heeft dan is het antwoord ja.’
‘Mooi. Het is ook zo’n lief beest. Kijk uit dat je hem niet in je bed toelaat, want dan krijg je hem er echt nooit meer uit.’
Robert reageerde er maar niet op en pakte een van de verse croissants en schonk zichzelf een kop koffie in.
‘Iemand nog?’
‘Nee hoor. We nemen zelf wel,’ klonk het bijna in koor.

Na het ontbijt had Robert samen met de grote Ramondo de twee dienbladen terug gebracht naar de balie van Motel Dexter. Robert dacht terug aan de vorige avond. Aan zijn ontmoeting met Jenny in de Bonte Specht. Hij dacht aan de woorden van Saskia. Hij wist niet goed hoe het verder moest.
Hij huiverde bij de gedachte dat als het mis zou gaan met het geld en met Liz en met de wedstrijd, hij alles zou verliezen. Zijn baan, zijn geld en nu misschien nu ook nog eens Jenny. Hij vroeg zich af wat hij zich eigenlijk verbeeldde. Hoezo Jenny verliezen?
‘Wat ben je stil?’ vroeg Ramondo bezorgd. ‘Voel je jezelf niet zo lekker vandaag?’
‘Nee, dat is het niet,’ antwoordde Robert. ‘Weet je Ramondo, ik heb niet zo’n goed gevoel bij alles wat ik op dit moment doe. Waar ik mee bezig ben, maar misschien ben ik te negatief. Te veel stress.’
Ramondo keek Robert aan.

 

-56-


‘Het komt best in orde. Ik moet nog een paar zaken regelen en dan ben ik er in wezen klaar voor. Het is dan meer aan jullie en vooral aan Thompson wat de volgende stap zal zijn. Dus wat mij betreft kan het snel voorbij zijn. Wat is de bedoeling van volgende week vrijdag eigenlijk?’
‘We hebben een afspraak met Thompson dat we halverwege en dat is dus vrijdag, een korte stand van zaken zullen geven, dus eigenlijk waar we staan, wat de voortgang is. We hebben een afspraak met de hoofdredacteur van de New Daily Express, dus niet met Thompson zelf. Gelukkig maar. Ik moet er even niet aan denken. Ik hoop dat Saskia alles netjes heeft vastgelegd en misschien is ons avontuur dan wel eind volgende week helemaal klaar. Er staat nergens dat het ook echt minimaal dertig dagen moet duren. We mogen er dertig dagen over doen, maar wat mij betreft is het klaar als we een verhaal hebben. Bovendien denk ik dat Liz dit ook niet gaat trekken. Ze begint er volgens mij tamelijk genoeg van te krijgen.’
Ramondo keek verbaasd naar Robert.
‘Volgens mij vind ze het helemaal niet zo vervelend. Ze geniet er van. En zeker met een miljoentje in het vooruitzicht steekt het voor haar niet op een paar dagen,’ stelde hij Robert gerust.
‘Gaat het wel allemaal goed komen Ramondo? Wat denk jij?’
Ramondo zweeg en reageerde niet op de vragen van Robert en dat gaf hem een onrustig gevoel.
‘Denk je echt dat het gaat lukken? Als het mis gaat dan…’ hield Robert vol.
‘Vertrouw me. Echt, geloof me nou maar, het komt helemaal goed.’
Ze waren bijna bij kamer negenendertig.
‘Laat jij Rover straks nog even uit? Dan ga ik weer verder met de voorbereidingen,’ stelde Ramondo voor.
‘Dat is goed. Het doet me goed, om even in de buitenlucht te zijn.’
‘O ja, ik zal je straks even de borstel brengen, want die lag nog bij mij. Rover is gewend dat hij elke avond even wordt geborsteld. Dat vindt hij fijn. Tot straks dan maar,’ en Ramondo liep sjokkend naar de  deur van zijn kamer.




Hoofdstuk 14

 

De dagen waren voorbij gevlogen. Ramondo was druk geweest met de voorbereiding van de grote verwisseltruc en Liz was aan haar derde roman en haar zesde fles whisky begonnen. Robert was hoofdzakelijk in de weer geweest met Rover en met boodschappen doen. Zo nu en dan had hij Ramondo mee geholpen. Elke avond hadden ze met zijn viertjes gekaart. In kamer negenendertig. Ze hadden gepokerd en Liz was veruit de beste in dit spel. Robert met stip de slechtste. Liz had de stand bijgehouden en op papier stond Robert ondertussen op een verlies van elfduizend en drieënveertig pond.
Saskia vertelde dat het verhaal over hun avontuur al aardig vorm begon te krijgen. Ze werkte er elke dag wel een paar uur aan en ze maakte de dingen soms spannender dan dat ze eigenlijk waren. Ook hadden Robert en Saskia samen Rover uitgelaten. Ze had hem gevraagd of hij soms verliefd was geworden op Jenny. Hij had ontkend, maar ze had hem niet geloofd. Robert had haar gevraagd wat haar plannen waren nadat ze klaar waren met dit avontuur. Saskia had haar schouders opgehaald. Ze had hem verteld dat ze het nog niet exact wist. Ze vertelde dat ze bezig was met een aantal dingen. Ze hoopte in elk geval van schrijven haar werk te kunnen maken. Robert vond het eigenlijk wel raar dat ze eigenlijk niet eerder tot zo’n gesprek waren gekomen. Hun contact was eigenlijk steeds wat oppervlakkig geweest en de meeste tijd waren ze alleen maar bezig geweest met de ontvoering.  Al met al vond hij het eigenlijk wel prettig en hij merkte aan Saskia dat ze zich ook op haar gemak voelde.
Alles leek goed te gaan en vooral volgens plan. Ook het gedrag van Liz was een stuk minder irritant dan in het begin van de ontvoering. Het kwam de sfeer ten goede en Robert betrapte zich er op dat hij er diep in zijn hart eigenlijk ook wel van genoot. Hij voelde een zekere band met de anderen en dat gaf deze ontvoering iets intiems. Iets van een samenzwering en een zekere mate van lotsverbondenheid.

Het was inmiddels woensdag. Saskia had de informatie klaar die nodig was voor de briefing aan de hoofdredacteur.
‘Als jullie je aan dit verhaal houden dan komt het helemaal voor elkaar. Er zit voldoende ruimte in om het spannend te houden zonder al te veel weg te geven, want dat was toch de opdracht? Je moet proberen hem te overtuigen dat we met goede dingen bezig zijn. Ik heb hier en daar een tipje van de sluier opgelicht, maar dat is ook alles. Kijk het even door en mocht je nog vragen hebben dan hoor ik het wel.’
Robert bestudeerde de twee A’4tjes tekst. Saskia had hier en daar met een markeerstift regels en woorden gearceerd.
‘Ik ga even naar mijn eigen kamer, dan kan ik alles even op mijn gemak doorlezen,’ zeg hij.

 

-57-


Liz keek op en zette haar leesbril af.
‘Ik heb het al voor je doorgelezen Robert. Saskia heeft goed werk verricht. Je mag trots op haar zijn. Nou is het aan jou en dat vriendinnetje van je. Robert, ik heb er alle vertrouwen in.’
‘Dank je Liz. Het moet allemaal nog wel gebeuren.’
‘Je kunt het Robert. Nietwaar Saskia?’
‘Zeker Liz. Het gaat hem zeker lukken en Jenny zal je er zeker doorheen sleuren.’
‘Nou vooruit dan maar, als jullie het zeggen. In elk geval bedankt voor jullie vertrouwen.’
Robert gaf Rover nog een aai en ging naar kamer veertig.
Nadat hij de tekst had doorgelezen viel hij in slaap en pas tegen zessen werd hij wakker toen er op zijn deur werd geklopt.
‘Leef je nog? ‘riep Ramondo.
‘Pff, moment, ik moet nog even wakker worden. Ik kom er aan.’
‘Nou tot zo dan. De dames hebben honger.’
Robert wilde reageren maar hield wijselijk zijn mond.
Tot nu toe had hij elke avond voor het eten gezorgd. Dan weer pizza’s, dan weer chinees of een Griekse schotel. En elke keer maar weer draaide hij alleen op voor de kosten. Liz had hem beloofd dat het allemaal wel goed zou komen met het geld en ook Saskia had hem verzekerd dat ze haar deel ook aan hem terug zou betalen zodra alles voorbij was. De grote Ramondo had zich ook verontschuldigd en had toegezegd dat hij ook zijn steentje bij zou dragen, maar daarvoor moest hij wel eerst zijn beloning hebben ontvangen.
‘Ik moet jullie maar vertrouwen, maar het gaat wel tamelijk hard met mijn saldo op de bank. En neem maar van mij aan dat het niet de goede kant op gaat,’ had Robert gezegd.

En daar stond hij dan weer. In de broodjeszaak net aan de rand van het centrum van de stad. De dames hadden zin in broodjes gezond. Iets waar Robert een enorme hekel aan had, maar toen ook Ramondo had ingestemd met de wensen van Saskia en Liz, had hij zich maar aangepast.
‘Acht broodjes gezond en wat te drinken erbij,’ zei hij tegen de juffrouw die om zijn bestelling vroeg.
‘Ze zijn wel groot, onze broodjes…’ zei ze.
Robert haalde zijn schouders op.
‘We hebben enorme honger.’
De juffrouw reageerde hier niet op en liep naar de achterzijde van de ruimte.
Tien minuten later kwam ze terug met een grote papieren zak.
‘Alstublieft. Acht broodjes gezond en vier blikjes fris. Dat wordt vierendertig pond en negentig pence.’
Robert legde veertig pond op de toonbank.
‘Maak er maar vijfendertig van,’ zei hij en hij pakte de papieren zak aan.
‘Dank u wel meneer,’ zei de juffrouw, toen ze hem vijf pond teruggaf.  Het klonk niet echt gemeend.
Met acht broodjes gezond en vier blikjes fris spoedde Robert zich naar kamer negenendertig van Motel Dexter. Op het moment dat hij zijn auto parkeerde zag hij in de verte de twee agenten in hun auto zitten. Hij hoopte toch zo dat ze hem niet hadden opgemerkt. Hij stapte zo onopvallend mogelijk uit en hij sloop daarna behoedzaam langs de struiken naar de deur van de kamer en klopte op het zijraam.
‘Blij dat je er bent. We sterven zo ongeveer,’ zei Saskia, die de deur opende.
Liz vertelde dat haar man had laten weten dat hij er nog steeds niet in geslaagd was om de vier miljoen bij elkaar te krijgen. Saskia had koel gereageerd.
‘Het is niet anders. Laten we ons nou eerst maar concentreren op jouw bezoek van vrijdag aan de New Daily Express.’
‘We?’ reageerde Robert vinnig.

 

-58-


‘Nou ja, jij dan,’ klonk het kortaf.
‘Ik voel weer wat stress of vergis ik me?’ merkte Liz droogjes op.
‘Krijg wat voor mijn part…’ mopperde Robert, die inderdaad lichtelijk gestrest was.
Robert had nauwelijks gegeten terwijl de dames en Ramondo zich te goed hadden gedaan aan de broodjes met rauwkost en sla. Ze hadden samen nog wat gedronken en daarna was Robert naar zijn kamer gegaan. Ramondo was bij Liz en Saskia gebleven.
 
Robert had Rover nog uitgelaten en hij was blij dat de agenten blijkbaar weer waren vertrokken. Hij moest er even niet aan denken dat die twee weer allerlei vragen op hem af zouden vuren als ze hem samen met Rover zouden zien. Ze zouden zeker van hem willen weten waar hij die hond vandaan had. Om half tien kroop hij in zijn bed. Rover keek met zijn trouwe ogen naar Robert en hoopte dat deze hem een plek in bed zou gunnen. Tot nu toe was Rover niet echt succesvol geweest. Robert was binnen vijf minuten in een diepe slaap. Het schemerlampje op het nachtkastje brandde nog en Rover lag nog steeds naast het bed te wachten op de goedkeuring van Robert. Tegen twee uur draaide Robert zich om en zonder echt wakker te worden, maakte hij het schemerlampje uit.
‘Terusten Rover,’ mompelde hij en dat was voor de hond kennelijk het moment om naast zijn nieuwe baas te  gaan liggen. Toen Robert tegen de morgen wakker werd en hij Rover naast zich voelde haalde hij zijn schouders op.
‘In elk geval nog iemand die iets om me geeft…’ en hij draaide zich nog maar eens om.




Hoofdstuk 15


Het was donderdagavond en het liep tegen zevenen toen Robert de Bonte Specht binnenstapte. Hij keek rond of hij Jenny zag. Ze was er blijkbaar nog niet. Aan de bar zat de man met wie hij tijdens zijn eerste bezoek een onenigheidje had gehad. De man wenkte hem.
‘Zo ben je daar weer? Word jij hier vaste klant of zo?’
‘Ik heb een afspraak met dat meisje dat vorige week hier ook was.’
‘Mooi meisje jongen. Zuinig op zijn. Maar ja, het is nou eenmaal zo, zulke mooie meiden heb je nooit alleen.’
Robert lachte wat schaapachtig en wist eigenlijk niet goed hoe hij moest reageren. Daarom haalde hij zijn schouders op. Hij probeerde zichzelf een quasi onverschillige houding te geven, maar de man had hem blijkbaar door.
‘Jongen, je moet zo maar denken hoe mooier dat ze zijn, hoe meer ze kosten. Die van mij is zo lelijk als de nacht en daarom houd ik er ook geld aan over… en daarom kan ik ook elke avond hier in de Bonte Specht mijn biertje gaan halen.’
Hij lachte wat overdreven en bestelde vervolgens twee biertjes bij de juffrouw achter de toog.
‘Hier, neem maar een lekker biertje. Deze krijg je van mij. Op de schoonheid van de jouwe en op de lelijkheid van de mijne. Geniet er maar van nou het nog kan.’
‘Dank je wel,’ zei Robert. ‘Nou proost dan maar.’
‘Ja proost. De volgende keer ben jij weer aan de beurt.’
‘Zeker weten.’ Robert hoopte van harte dat dit zijn laatste keer was dat hij in de Bonte Specht was.
Even later ging de deur open en Jenny stapte naar binnen.
‘Hoi fijn dat je er bent,’ zei Robert, terwijl hij de jas van Jenny aannam.
‘Ik heb je vriendje maar even bezig gehouden,’ grapte de man aan de bar. ‘Hij was al bang dat je niet zou komen. Ik heb hem net verteld dat het niet mee valt met zo’n mooi meisje… zo’n schoonheid als u.’
‘Goh, is dat zo Robert?’ vroeg Jenny.
‘Ja… uh nee,’ antwoordde Robert kort. ‘Ik bedoel… dat ik er geen moeite mee heb.’
Hij was er zeker van dat zijn antwoord weer tot verdere bemoeienis van de man van het biertje zou leiden, maar die zweeg.

 

-59-


‘Nou tot de volgende keer maar weer en onze afspraak staat. Dan drinken we er weer eentje, ik ben aan de beurt, ’ zei Robert zo joviaal mogelijk, maar de man was al weer druk in gesprek met een dame aan de andere kant van de bar.
‘Je maakt hier wel snel vrienden geloof ik,’ zei Jenny terwijl ze ging zitten.
‘Ja, dat lijkt er wel op, maar daar zit ik eigenlijk niet echt op te wachten. Enfin, het is in elk geval wat relaxter dan de vorige keer. Wat wil je drinken?’
‘Doe maar een colaatje.‘
Robert liep naar bar en bestelde ook nog maar een biertje voor de man aan de bar. Die sloeg uitbundig zijn arm om hem heen alsof ze al jaren een hechte vriendschap hadden.
Toen Robert weer aan het tafeltje was gaan zitten, stond Jenny op. Ze plukte wat haren van de trui van Robert.
‘Waar heb je toch ingezeten. Je zit helemaal vol met haren.’
‘Dat is hond… Rover, de hond van Ramondo deelt sinds vannacht het bed met mij.’
‘Gadver…’ was de reactie van Jenny en ze trok er een vies gezicht bij. ‘Je hebt toch wel gedoucht?’
vroeg ze met een lach.
‘Dat nog net wel…’ grinnikte hij.
Nadat ze het plan voor de volgende dag hadden doorgesproken stelde Jenny voor om nog iets te drinken en daarna wilde ze graag naar huis. Ze zei dat ze de vrijdagochtend vroeg naar kantoor wilde om zodoende op tijd klaar te zijn voor het bezoek aan de krant.
‘Zullen we dan maar afspreken bij de bank. De Daily zit daar vlakbij in de buurt. Je kunt je auto het beste in de parkeergarage naast onze bank parkeren,’ stelde ze voor.
Robert en Jenny stonden op het punt om op te staan toen twee mannen de Bonte Specht binnen kwamen. Een van de mannen was onmiskenbaar Jack Russell, de kleine agent van Motel Dexter.
‘Verdomme, dat heb ik weer,’ mompelde Robert.
‘Wat zei je?’ vroeg Jenny.
‘Eh niets, tenminste niets belangrijks,’ antwoordde hij.
Hoewel Robert zich probeerde te verschuilen, had Jack, de kleine agent hem al gezien en kwam naar hem toe.
‘Hallo meneer Brown, u ook hier?’ Jack staarde ondertussen naar Jenny en hij leek er zo zijn gedachten bij te hebben.
‘Ja, u ook zie ik,’ was het antwoord van Robert. Het klonk tamelijk dom.
Jenny keek hem vragend aan.
‘Dit is agent Jack Russell. Ik ken hem van Motel Dexter, waar ik momenteel even woon.’
De kleine agent keek Robert verbaasd aan.
‘Jack Russell…? Hoe komt u nou bij Jack Russell? Ik heet Jack Jones, net als van de kleding,’ zei hij met een lach, terwijl hij zijn metgezel op zijn schouder sloeg. ‘Wat een grapjurk is meneer Brown, vind je ook niet Tim?‘
Zijn metgezel knikte instemmend. Hij had een brede grijns op zijn gezicht.
‘Ik dacht toch echt… och laat ook maar.’ Robert realiseerde zich dat de grote Ramondo deze kleine agent blijkbaar de bijnaam “Jack Russell” had gegeven.
‘U bent vanavond weer in een ander charmant gezelschap, zie ik,’ zei de kleine agent. Er zat iets van cynisme in zijn opmerking. ‘Waar haalt u toch alle energie vandaan meneer Brown? Hoeveel mannen zouden als ze de kans zouden krijgen maar al te graag in uw schoenen willen staan.’
Jenny keek Robert vragend aan. Hij voelde zich doodongelukkig met de situatie en hij hoopte dat Jenny hem niet om een uitleg zou gaan vragen.
‘Kwestie van oefenen agent.’ Robert realiseerde zich te laat dat hij alles behalve deze opmerking had moeten maken.
‘Meneer Brown heeft het er maar druk mee, met al die oefeningen,’ zei hij met een knipoog tegen zijn metgezel. ‘Meneer houdt er een vreemde manier van sporten op na Tim, maar dat zal ik je straks wel even uitleggen. Dat lijkt me nu niet het juiste moment, maar ik kan je verzekeren dat meneer wel een fanatiek topsporter is, dat kan ik je wel alvast verklappen. Het zou me niet verbazen als hij epo of zo gebruikt.’
Robert kookte van binnen. Hij had de kleine agent wel ter plekke kunnen wurgen, maar hij beheerste zich.

 

-60-

 


‘We moeten gaan Jenny, anders wordt het wel erg laat,’ zei hij zo kalm mogelijk al kostte het hem moeite.
Robert trok Jenny bijna van haar stoel en dat gaf weer aanleiding tot een opmerking van de kleine agent.
‘Ja juffrouw, meneer heeft nog meer te doen…’
Jenny schudde haar hoofd. Toen ze bijna buiten waren zei ze, ‘wat een rare vent was dat. Waar ging dit over?’
‘Dat is hij zeker, een rare kerel. Ik heb echt geen idee waar hij het over had.’  Robert was blij dat hij buiten was. Hij nam zich voor om nooit meer in de Bonte Specht te komen. Dat bracht alleen maar ellende.
‘Zal ik met je meelopen?’
‘Mag wel, hoeft niet. Wat jij wilt. Het is hier net om de hoek, maar dat weet je. Of wil je misschien nog een kopje koffie?’
‘Laat ik dat maar niet doen. Dat houd ik wel van je te goed. Oké?’ antwoordde hij.
‘Wat jij wilt.’
Hij nam afscheid van Jenny en slenterde naar zijn auto, die op de parkeerplaats achter het café stond.

Een half uur later liep Robert met Rover over het parkeerterrein van Motel Dexter.
‘Verdomme Rover, het had vanavond zoveel anders kunnen zijn. Ik had eigenlijk gewoon dat kopje koffie moeten doen. Ze is wel heel erg leuk, maar ja… Misschien vindt ze mij wel niks. Maar ja, van de andere kant, dan had ze me niet gevraagd voor een kopje koffie. Want dat doen ze niet als ze je niks vinden. Tenminste niet als ze je niet heel leuk vinden. Dan stellen ze dat echt niet voor. En zeker Jenny niet. Ze lijkt me een eerlijk en net meisje.’
De hond keek hem aan alsof hij alles had begrepen wat Robert hem had verteld.
‘Nou ja, jij hebt er geluk bij. Anders had jij vannacht niemand in bed gehad.’
Rover blafte.
‘Stil nou, je maakt iedereen wakker.’




Hoofdstuk 16


Robert had uitgeslapen en had daardoor het ontbijt gemist. Nadat hij Rover had uitgelaten was hij naar kamer negenendertig gegaan. De grote Ramondo was er niet. Liz lag op bed te lezen en Saskia zat achter haar laptop ijverig te typen.
‘Denk je wel dat het goed gaat vandaag?’
‘Dat zal toch wel…’
‘Ik weet het niet Sas, ik heb er geen goed gevoel bij.’
‘Wat kan er nou gebeuren. Niemand weet wat er echt aan de hand is behalve Charles Thompson. We hebben hem gisterenavond nog even gebeld. Hij heeft ons verzekerd dat hij niets zal ondernemen als jij bij de Daily bent omdat hij Liz absoluut niet in gevaar wil brengen.’
‘Ik begrijp iets even niet. Heb ik wat gemist of zo?’ zei Robert vol verbazing.
Saskia keek hem niet begrijpend aan.
‘Hoezo, heb je wat gemist?’
‘Nou, als ik het goed beluister weet Thompson dat wij, dus jij en ik, degenen zijn die zijn vrouw hebben ontvoerd en dat ik, een van de twee gewetenloze ontvoerders, vanmiddag doodleuk bij hem op kantoor verslag kom uitbrengen.’
‘Ja, en…?’
‘En…! Wie heeft hem dat verteld?’

 

-61-

 


‘Ik, samen met Liz,’ reageerde Saskia met een stalen gezicht.
‘Jullie?’ Robert was helemaal uit het veld geslagen. Hij snapte er niets meer van.
‘Wat is het probleem?’
‘Wat het probleem is! Nou ik hoop dat je jezelf kunt voorstellen hoe het voelt om zo meteen op het kantoor van de Daily te zijn waar Charles Thompson de grote baas van de krant waarschijnlijk ook aanwezig zal zijn. Het geeft mij een bijzonder fijn gevoel dat hij ervan op de hoogte is dat de ontvoerder van zijn liefhebbende vrouw aan de hoofdredacteur van zijn krant zijn verhaal zit te vertellen. Thompson is niet gek, hij zal zich er op verheugen dat hij mij zo voor het grijpen heeft. Hoe knullig kun je zijn. Maar wat ik nog veel erger vind is dat ik hiermee Jenny ook in een moeilijke positie breng. Zij wordt zonder het te weten en te willen medeplichtig aan ontvoering. Mag ik jullie er even op wijzen dat ik  hier enorm van baal dames.’
‘Ik snap echt jouw probleem niet Robert Brown,’ zei Saskia met een lichte irritatie in haar stem.
‘Wat doe je nou moeilijk. Niemand anders dan Charles Thompson weet hiervan en die is er niet bij. Die laat het over aan die andere vent. We hebben met hem afgesproken dat hij verder niets zal ondernemen en bovendien heeft hij Liz en mij plechtig beloofd dat hij jou geen strobreed in de weg zal leggen. Dus ook voor Jenny is er helemaal niets aan de hand.’
‘Maar waarom hebben jullie hem dit in godsnaam verteld? Hoe kun je nou zo dom zijn om hem te vertellen dat wij, als deelnemers aan de wedstrijd, Liz hebben ontvoerd? Bovendien hebben jullie hiermee wel de verrassing uit ons avontuur gehaald.’
‘Hoezo?’
‘Nou, volgens mij was het de bedoeling om onze identiteit als ontvoerders pas bekend te maken bij de presentatie van het avontuur en dus niet nu al.’
‘Is dat zo? Hadden we dat zo besproken?’
Saskia keek naar Liz.
‘Moet je mij niet vragen. Het is jullie onderneming. Het is in het kader van wat ik tot nu toe heb gezien wel iets dat in het totale beeld past. Het is op zijn zachtst gezegd tot nu toe niet echt een smetteloze operatie. Eigenlijk kan ik helaas alleen maar vaststellen dat het nog steeds aan alle kanten rammelt. Maar goed, het zal allemaal wel goed komen, tenminste daar ga ik gemakshalve maar van uit.’
Saskia schudde haar hoofd.
‘Je bent een echte zeur Liz Thompson. Je hebt alleen maar commentaar, maar voor de rest niets opbouwends.’
‘Luister meisje. Ik ben hier het slachtoffer, niet jij. Ik snap best dat het geen dagelijks werk voor je is, maar je moet mij ook niet gaan verwijten dat ik niet al te veel bijdraag. Daarvoor ben ik ook niet hier. Het is nogmaals niet mijn ontvoering. Uh, nou ja… jullie weten wel wat ik bedoel.’
Saskia zweeg en keek strak voor zich uit.
‘Nou weet ik nog niet waarom je onze identiteit bekend hebt gemaakt aan Thompson.’
‘Robert, geloof me het maakt geen verschil,’ zei Liz.
‘Dat zeg jij. Jij bent niet met iets strafbaars bezig. Jou pakken ze niet op.’
‘Jou ook niet, wees maar niet bang.’
‘Liz, doe even normaal, Thompson heeft mij gezien. Hij heeft kennis met mij gemaakt. Hij heeft me in zijn kantoor ontvangen. Hij heeft mij zijn spelregels uitgelegd en hij heeft mij aan Saskia voorgesteld. Je denkt toch niet dat hij mij echt ziet als een kille koele ontvoerder, die tot alles in staat is. Ik ken Thompson alleen maar van dat ene moment, maar ik weet zeker dat hij exact weet hoe ik in elkaar steek. Dus hij weet ook dat deze hele ontvoering een grote farce is. Dat als hij zou willen hij mij vandaag zo onder druk kan zetten dat hij daarmee zijn vrouw vanavond weer in zijn eigen bed heeft zonder dat hij daar ook maar een penny armer van is geworden.’
‘Wie zegt dat wij samen slapen,’ mompelde Liz.
‘Toe nou Liz. Niet zo bijdehand graag.’
‘Robert, zelfs als je gelijk mocht hebben, dan zal het niet gaan zoals je het nu schetst. Vergeet niet dat Saskia er ook nog is.’
‘Ik neem aan dat hij nu ook weet dat zij het meisje is dat hij zelf aan mij heeft voorgesteld?’
Saskia en Liz zwegen.

 

-62-


‘Sas…?’
‘Ik weet het niet,’ antwoordde Saskia nauwelijks hoorbaar.
‘Verdomme, jullie gaan me toch niet vertellen dat je Thompson alleen over mij hebt verteld en dat je jezelf buiten schot hebt gehouden?’
‘We hebben het er niet zo over gehad,’ zei Saskia met een beteuterd gezicht. ‘Bovendien weet hij dat ik Saskia heet en als hij zo slim is zoals jij veronderstelt dan zal het voor hem ook wel één en één is twee zijn. 
Robert was laaiend.
‘Weet je wat…! Jullie lossen het maar lekker zelf op. Ik ga echt niet naar de Daily. Ik ben niet gek. Ik ga mezelf niet voor aap zetten. Daar met een uitgestreken gezicht gaan zitten vertellen dat we zo leuk bezig zijn, dat het zo’n een opwindend avontuur wordt met daarbij de wetenschap dat de baas van de hele zooi exact weet hoe de vork in de steel steekt. Geen haar op mijn hoofd die er aan denkt! Ik…’
‘We kunnen niet meer terug Robert en doe nou eens even rustig,’ onderbrak Liz hem. ‘Er is helemaal niets aan de hand. Je laat je meeslepen. Natuurlijk weet Charles wie je bent. Maar dat maakt toch geen verschil. Hoe goed kent hij jou? Misschien heb je jezelf daarom wel ingeschreven voor de wedstrijd om zo op deze manier mijn ontvoering uit te kunnen voeren. Weet hij veel.’
‘Ach Liz kom nou toch. Hij weet toch allang dat ik een saaie medewerker ben bij Slegde en Sons. De oude Slegde en hij zitten volgens mij op dezelfde golfclub. Dus die hebben elkaar allang gesproken. De oude Slegde zal hem wel haarfijn hebben uitgelegd wat voor een grijze muis ik ben en hij zal Thompson hebben verzekerd dat ik niet eens capabel ben om een vlieg de nek om te draaien.’
‘Dat zou wel knap zijn.’
‘Uh, hoezo? Wat bedoel je nu weer?’
‘Dat het wel knap zou zijn als jij een vlieg de nek om kon draaien. Dat is best lastig lijkt me.’
‘Hou nou toch eens op met die flauwe opmerkingen. Ik sta op instorten en jij blijft maar van die domme grapjes maken.’
‘Je doet me tekort Robert Brown. Mijn grappen worden alom gewaardeerd.’
‘Door de mensen die door jou worden betaald zeker.’
‘Robert Brown, je valt me tegen. Ik dacht dat je zo’n aardige jongen was, maar blijkbaar heb ik me vergist.’
‘Hij is best wel aardig Liz, maar hij is even wat gestrest,’ probeerde Saskia Robert te verdedigen.
‘Ik begrijp er onderhand niets meer van, behalve dan dat ik nog nooit zo iets doms als dit op mijn hals heb gehaald. Ik heb in mijn hele leven er nog nooit zo’n ongelofelijke puinzooi van gemaakt. Ik vergooi echt alles. Mijn loopbaan, mijn geld, mijn toekomst, alles…’
‘Robbertje, wat moet ik doen om je weer uit deze dip te halen?’ Nu meende Liz het serieus en Robert wreef met zijn hand door zijn haar.
‘Ik heb geen idee. Vertel me nu eens eerlijk hoe we er voor staan?’
‘Best goed,’ reageerde Saskia.
‘Ramondo heeft eigenlijk alles klaar staan. Liz en ik hebben met Charles Thompson afgesproken dat we hem vanavond bellen om af te spreken wanneer we Liz ruilen tegen het geld en in principe heb ik ons avontuur volgende week dinsdag op papier staan en kunnen we wat mij betreft woensdag of donderdag met Thompson afspreken om onze belevenissen te presenteren. Dus eigenlijk is het klaar en dat ruim voor de einddatum.’ Saskia wees naar de laptop. ‘Het staat allemaal gereed. Ik ben helemaal bij.’
‘Ik weet het niet.’ Robert zat vol met twijfels.
‘Dus, stel dat we donderdag een afspraak kunnen maken met Thompson en als dan alles volgens plan verloopt, dan ben ik na donderdagavond van dit gedoe af en kan ik me vrijdag weer bij de firma Slegde melden. Als ze me daar tenminste nog willen.’
‘Ze weten toch niet beter dan dat je op vakantie bent.’
‘Je gelooft nog steeds niet dat Charles Thompson tijdens een gezellig partijtje golf even tussen neus en lippen aan de oude Slegde heeft gemeld dat een van de medewerkers van Selgde en Sons zijn vrouw heeft ontvoerd en hij voor een miljoentje of vier mevrouw Thompson weer netjes terug zal bezorgen? Hij zal Slegde zeker adviseren om zijn medewerkers in de toekomst wat beter te betalen zodat die niet in de verleiding worden gebracht om tijdens de vakantie bij te beunen. Ergo, dat die onderbetaalde medewerkers in die paar weken vrije tijd die ze per jaar hebben zich met hele verkeerde dingen bezig kunnen gaan houden dankzij de gierigheid van de oude baas. 

 

-63-


Nee, hij zal de oude Slegde wel even laten weten hoe hij er over denkt dat zijn personeel zich te buiten gaat aan het kidnappen van onschuldige vrouwen van middelbare leeftijd en ze daarmee bruut wegrukt uit hun veilige luxueuze bestaan. En dat alleen maar om daar zelf beter van te worden. Die medewerkers bedoel ik.’
‘Ik snap het Robbertje, maar wat ben jij cynisch. En wie zegt dat ik een onschuldige vrouw van middelbare leeftijd ben? Robbertje je moest eens weten.’
Hij reageerde er niet op.
‘Nou, wat gaan we ermee doen?’ vroeg Saskia ongeduldig.
Robert zag wel in dat er geen weg terug meer was.
‘Heb je verder nog wat afgesproken?’ zei hij op kalme toon.
‘Alleen nog iets over het losgeld. Hoe we het willen hebben.’
‘Mooi, maar vertel, wat wordt het nu? En graag zo, dat ik het ook nog kan snappen.’
‘Nou ja, gewoon zoals we het hebben afgesproken. In tassen van Samsonite. Je moet er morgen trouwens nog wel even een paar mee brengen hoor. Niet vergeten.’
‘Waarom. Eentje lijkt me toch wel voldoende lijkt me, of heb ik weer iets gemist?’
‘Eh nee, je hebt gelijk. We willen maar één tas, nietwaar Saskia,’ grinnikte Liz.
Saskia knikte.
‘En verder?’ vroeg Robert argwanend.
‘Verder niks… tenminste niets bijzonders. Thompson zei dat hij blij zal zijn als het allemaal achter de rug is en hij uitkijkt naar het moment waarop Liz veilig en wel weer bij hem terug zal zijn.’
Robert keek op zijn horloge.
‘Tijd om te gaan. Nou wens me maar succes. Ik ben echt bloednerveus. Ik heb er echt geen goed gevoel bij.’
Saskia kwam naar hem toe en sloeg haar armen om hem heen.
‘Je kunt het Robert. Dat weet ik zeker,’ en ze gaf hem een kus op zijn wang. ‘Doe je ook de groeten aan Jenny.’
Liz stond op.
‘Robbertje, ik geloof in je. Zet hem op. Laat ze een poepje ruiken.’
Ze pakte de hand van Robert vast.
‘Ik wil je ook wel een kusje geven, net als Saskia, al zit je daar volgens mij niet op te wachten.’
‘Alles helpt me nu Liz, geloof me,’ antwoordde Robert.
Ze trok Robert naar zich toe en streelde zijn haar en gaf hem een innige kus op zijn lippen. Saskia keek er vol verbazing naar, maar ze hield wijselijk haar mond.
‘Zo Robbertje, nu moet het volgens mij wel gaan lukken,’ zei Liz terwijl ze weer op bed ging liggen en haar boek van het nachtkastje pakte. Robert veegde met zijn mouw zijn mond af en keek met een vies gezicht naar Saskia.
‘Zelfs Rover is nog subtieler als hij met mij kust…’
‘Gadver…’ reageerde Saskia.

 

-64-

 




Hoofdstuk 17

 

Robert was op tijd bij de bank. Hij had zijn auto al geparkeerd en wachtte bij de ingang op Jenny.
Even later kwam ze naar buiten.
‘Nou daar gaan we dan,’ zei Robert. ‘Niet vergeten dat je vanaf nu Saskia Staub bent. Heb je alles in je hoofd?’
‘Ja hoor. Ik ben er helemaal klaar voor. Maak je maar niet druk. Het gaat helemaal goed komen.’
Vijf minuten later meldden ze zich bij de balie van de New Daily Expres.
‘We hebben een afspraak met meneer King, uw hoofdredacteur. Saskia Staub en Robert Brown.’
‘Welkom bij de Daily, mevrouw Staub en meneer Brown, een momentje alstublieft, dan zal ik u even aanmelden. Mag ik u vragen om ondertussen deze formulieren in te vullen? Het zijn nou eenmaal onze procedures…,’ verontschuldigde ze zich. Ze schoof subtiel twee invulformulieren naar Jenny en Robert.
‘De ballpoints staan daar,’ zei ze er bij.
‘Doel van het bezoek… Wat moet ik daar invullen?’ vroeg Jenny.
‘Vul maar in dat het geheim is… of nee, zet er maar neer dat wij het ook niet exact weten.’
Jenny keek hem aan.
‘Ja, dat is toch zo,’ zei Robert. Hij zei het vol overtuiging.
‘Komt u maar mevrouw, meneer. Wilt u mij volgen alstublieft?’
Even later stonden ze in het kantoor van Edward King, hoofdredacteur van de New Daily Express.
King was een midden dertiger, een knappe kerel met pikzwarte krullen en een gebruind gezicht. Robert voelde zich eigenlijk maar een lelijk eendje ten opzichte van de man die voor hen stond.
‘Gaat u zitten. Koffie? Thee of iets anders?’
‘Voor mij een glaasje water,’ antwoordde Jenny.
‘Doet u  mij maar een kopje koffie.’ Robert probeerde zo ontspannen mogelijk te gaan zitten en schopte daarbij wat onbeholpen tegen het bureau. King reageerde niet, net zo min als Jenny.
‘Zo mevrouw Staub en meneer Brown. Ik heb van meneer Charles Thompson begrepen dat u bezig bent met een door onze krant uitgeschreven wedstrijd. Uw opdracht is, als ik het tenminste allemaal goed heb meegekregen, om binnen maximaal dertig dagen een spetterend verhaal af te leveren. Het door u beleefde avontuur moet de kwaliteit hebben om als een soort format te kunnen dienen voor een nieuw tv-programma. Tenminste, zo is de opdracht geformuleerd naar alle deelnemers. Dat de beste mag winnen. Maar goed, vertel me eens hoe jullie avontuur er voor staat? Want dat is ten slotte het doel van deze meeting,’ zei hij met een brede lach.
Robert schraapte zijn keel.
‘Alles gaat volgens plan meneer King. Ik kan u natuurlijk niet de details geven, maar het komt er op neer dat wij voor onszelf een situatie hebben gecreëerd waarin we boven onszelf uitstijgen. We zijn met dingen bezig die wij normaliter niet zouden kunnen bedenken, laat staan dat wij ons daar mee in zouden laten. De door ons genomen risico’s zijn op het randje, maar daar is het ook een avontuur voor nietwaar?’
‘Dat klinkt veelbelovend, maar dit is wel heel erg summier. Moet ik het daar echt mee doen?’
‘Ik ben bang van wel meneer King. Het zou jammer zijn voor ons avontuur als wij u op een spoor zou zetten. Het moet een absolute verrassing blijven. Een knaller. Iets wat u allen absoluut zal verbazen.’

 

-65-


‘Tja, als dit het is… dan zijn we snel klaar,’ was de ingetogen reactie van Edward King.
‘U zegt het,’ zei Robert.  Hij had zich totaal niet aan het plan van Saskia gehouden en  Jenny had hem dan ook verbaasd aangekeken. Dat was King blijkbaar ontgaan.
‘En u mevrouw Staub? Wilt u mij ook niet een beetje helpen?’
‘Helaas meneer King. Robert heeft alles verteld wat we u kunnen vertellen. Het is inderdaad niet veel, maar geloof me, het is echt de moeite waard. U zult verrast zijn.’
‘Nou, dat neem ik dan maar aan. Het is wel aan de karige kant. Overigens, bent u toevallig familie van Karin Staub? Karin staat op het punt om onze redactie te komen versterken, maar ze werkt nu nog aan haar laatste karwei bij Newsweek. Daarna voegt ze zich bij de Daily-familie. Ze is heel erg goed als ik de berichten mag geloven. De Daily is daarom maar wat blij dat ze voor ons gekozen heeft, want er waren meer kapers op de kus. Ik heb haar helaas nog niet mogen ontmoeten, maar geloof me, we kijken er allemaal naar uit. Tot nu toe heeft meneer Charles haar helemaal voor zichzelf gehouden. Tja, meneer Charles regelt dit soort zaken altijd zelf en laat daarbij geen pottenkijkers toe. Het schijnt wel een pittige tante te zijn, tenminste dat heb ik gehoord. Maar goed, ze is dus geen familie?’
‘Niet dat ik weet,’ was de kalme reactie van Jenny.
‘Of dat u familie bent of dat ze erg goed is... of dat het een pittige tante is?’ zei King met een brede lach.
‘Nee, dat we familie zijn?’ antwoordde Jenny droog.
‘Nou, dan laten we het hier maar bij. De koffie en het glaasje water moet je maar even van me tegoed houden. Als jullie toch verder niets aan me kwijt willen… ’
‘We zien elkaar vast nog wel een keer meneer King.’ Robert was opgelucht dat hiermee een eind aan het gesprek was gekomen, maar was hij opgetogen over het verloop. De voorbereiding die Saskia voor hem had uitgewerkt was dus achteraf niet nodig geweest. Het was een fluitje van een cent geweest, het hele gesprek. Nog geen tien minuten had het geduurd. Ze namen afscheid van King en Robert en Jenny liepen gearmd het kantoor uit.
Toen ze buiten waren omhelsde Robert Jenny spontaan en zei, ‘heel erg goed gedaan Saskia Staub. Ik stel voor om samen even een drankje te doen en aansluitend een hapje te eten. Dat hebben we wel verdiend lijkt me.’
‘Dat lijkt me een goed plan meneer Brown. Ik maak graag gebruik van uw uitnodiging. Ik had er om eerlijk te zijn ook eigenlijk al rekening mee gehouden. Maar toch nog even… waarom heb je het plan van Saskia niet gevolgd?’
‘Gewoon, ik dacht zo gaat het ook wel lukken,’ antwoordde Robert en hij haalde zijn schouders op.
‘Oké. Nou volgens mij is het ook wel gelukt, maar toch… ’
‘Dank u wel mevrouw Staub, dan stel ik u in elk geval niet teleur en dat verheugt me.’
‘Fijn meneer Brown, ik maak de mensen graag blij en blijkbaar ben ik daar nu ook weer in geslaagd.’
‘Helemaal…’ zuchtte Robert.


Het was laat ik de middag toen Robert het parkeerterrein van Motel Dexter opreed. Hij had Saskia vlak na het bezoek aan de Daily gebeld en haar verteld dat alles goed was verlopen en ook dat er verder niet veel bijzonders te melden was. Toen hij zei dat hij met Jenny nog wat ging eten en drinken had ze hem veel plezier toegewenst en hem op het hart gedrukt dat hij zich vooral niet moest haasten. Ze zouden zich wel redden en Ramondo had iets te eten geregeld. Hij had nog een vriendje bij de plaatselijke shoarmazaak die de bestelling met alle plezier bij Motel Dexter wilde bezorgen. Saskia vertelde hem ook dat ze  ook een rondje met Rover had gemaakt. Ramondo was bij Liz gebleven. Het had Robert wel verbaasd waarom Ramondo zelf de hond niet had niet uitgelaten.
‘Hij voelde zich niet zo lekker geloof ik, daarom is hij maar bij Liz gebleven. Dat was gewoon even handiger,’ had Saskia geantwoord toen hij er naar had gevraagd.
‘Er was toch niets met dat spul uit die shoarmatent?’ had Robert nog geïnformeerd.
‘Nee hoor, hij is alleen maar wat grieperig.’

 

-66-

 




Hoofdstuk 18

 

Toen Robert naar zijn kamer liep zag hij dat bij eenenveertig de deur op een kier stond. Hoewel hij er van uit ging dat Ramondo in zijn kamer was, vond hij het eigenlijk ook wel raar. Hij liep naar de kamer en klopte op de deur. Er volgde geen enkele reactie. Uiteindelijk besloot hij om naar binnen te gaan. Het begon al wat te schemeren en omdat in de kamer de gordijnen waren gesloten, was het er al behoorlijk donker. Toen hij op de lichtschakelaar drukte, schrok hij. De grote Ramondo lag roerloos op bed en was met zijn linkerhand aan de spijlen van het bed vastgebonden. Behoedzaam boog Robert zich over hem heen.
‘Verdomme Ramondo, het lijkt er wel heel sterk op dat je nu definitief bent uitgegoocheld,’ mompelde Robert.
Hij drukte zijn handpalm tegen de wang van de kleine man. Ramondo voelde koud aan en het leek er op dat hij al een aantal uren geleden was overleden. Robert voelde zich zweterig worden.
‘Beste Ramondo, met deze truc ben ik eigenlijk niet zo blij. Ik weet niet of dit ook jouw bedoeling was, ik bedoel om er zo tussen uit te piepen? Hoe dan ook vriend, dit is nou niet bepaald het beste moment om er tussenuit te knijpen. Ik snap alleen niet wie jou hier aan bed heeft vastgebonden. Dat zal jezelf wel niet hebben gedaan, ten minste ik zou niet weten hoe je dat voor elkaar zou kunnen krijgen zonder hulp van hogerhand. Of misschien is dit wel weer zo’n perverse actie van Liz Thompson. Die is volgens mij echt tot alles in staat,’ mompelde hij in zichzelf. ‘Maar goed, rustig blijven liggen. Dan ga ik nu eerst maar eventjes de dames op de hoogte brengen. Hier zijn we wel mooi klaar mee. Verdomme kerel, had je nou niet even kunnen wachten? Al was het maar tot volgende week donderdag, dan was alles achter de rug geweest. Dat was voor iedereen beter geweest, nou ja… voor jou misschien niet, maar wel voor ons. Dit verstoort alles en niet zo’n klein beetje ook.’
Robert pakte de sleutel van de kamer die hij op het bureautje zag liggen en trok de deur achter zich dicht. Hij zuchtte diep en ging naar kamer negenendertig. Robert klopte op de deur maar alles bleef stil. Hij voelde in zijn broekzak. Hij had nog steeds de reservesleutel van de kamer. Toen hij de deur opendeed was tot zijn grote verbazing, maar eigenlijk nog meer tot zijn grote ontzetting de kamer zo goed als leeg. Hier en daar lag nog een plastic zak en op het tafeltje stond alleen nog een halflege whiskyfles. Zowel de spullen van Saskia als van Liz waren verdwenen. Hij keek voor de zekerheid in de kast, maar ook die was leeg. De laptop, de jassen, de paraplu, alles was verdwenen. Het bed was opgemaakt en het leek er op dat Saskia en Liz op een weloverwogen manier de kamer hadden verlaten.
Robert voelde zich misselijk worden. Zijn hoofd deed pijn en zijn hart ging tekeer. Hij voelde zich verraden. In de steek gelaten, geschoffeerd en beetgenomen. Hij keek in verwarring om zich heen en zag op het nachtkastje de Iphone van Liz liggen. Dat verbaasde hem. Alles was weg, maar waarom had ze haar mobiel nou hier laten liggen? Zou ze die vergeten zijn of zou ze haar mobiel gewoon over het hoofd hebben gezien? Robert voelde de paniek toeslaan. Daar zat hij dan, met in kamer eenenveertig de levenloze Ramondo en met Rover in zijn eigen kamer, tenminste hij ging er maar vanuit dat de hond daar geduldig op hem lag te wachten en dan vervolgens ook nog als klap op de vuurpijl de lege kamer negenendertig. Nou ja zo goed als leeg. In elk geval zonder Saskia en Liz. De beide vogels waren blijkbaar gevlogen. Verdwenen waren ze, zijn compagnon en de gegijzelde eega van Charles Thompson. Waar zouden ze ergens zijn en waarom zouden ze zijn weggegaan? Robert probeerde de antwoorden op deze vragen te vinden, maar bij kon niets bedenken. Hij pakte het mobieltje van Liz en stopte het in zijn zak. Vervolgens deed hij het licht uit en sloot de kamer af. In gedachten liep hij terug naar zijn eigen kamer. Hij voelde een lichte migraine opkomen. Dat overkwam hem vaker als hij gespannen was. Rover kwispelde toen hij binnenkwam.
‘Fijn dat jij er tenminste nog bent. We hebben een groot probleem ouwe jongen,’ zei hij tegen de hond. ‘Ik hoop van harte dat jij iets kunt bedenken? Ik weet het even niet meer. Volgens mij zijn we er geweest.’
De hond keek hem aan en blafte.
‘Sstt, je maakt het alleen nog maar erger.’
Robert ging op bed liggen en Rover ging naast hem liggen.
‘Eerst maar even tot rust komen Rover, dan zien we maar weer verder.’
Robert probeerde zich een voorstelling te maken over wat er gebeurd zou kunnen zijn.

 

-67-


Hadden Liz en Saskia samengespannen en probeerde ze nu van hem af te komen? Waren ze samen op het losgeld uit? Hadden ze daarom zijn identiteit aan Thompson bekend gemaakt zodat hij, Robert Brown er op aan zou worden gekeken? Maar wat had dat voor zin? Thompson wist immers hoe het allemaal in elkaar zat en anders hijzelf wel. Hij zou zijn verhaal aan de politie kunnen vertellen, alleen de vraag was natuurlijk wel of ze hem zouden geloven. Fungeerde hij misschien als dekmantel voor andere dekselse plannen van de twee vrouwen? En waarom was Ramondo aan het bed vastgebonden? Misschien was hij wel vermoord. Misschien hadden ze hem iets gegeven. Hem langzaam vergiftigd. Saskia had hem immers verteld dat Ramondo zich niet zo lekker voelde. Het zweet gutste van zijn voorhoofd. Hij probeerde kalm en helder te blijven denken, maar dat kostte hem veel moeite. Allerlei gedachten schoten door zijn hoofd. Rover was ondertussen in een diepe rust.
‘Misschien dat Ramondo beide dames wel tegen had willen houden? Misschien dat ze hem daarom hadden uitgeschakeld? Wat moest hij nou in hemelsnaam doen met het lichaam? Hij kon toch moeilijk naar de balie gaan om te zeggen dat er in eenenveertig een dode man lag, de uitgegoochelde Ramondo. Hoe moest hij uitleggen dat hij de kleine tovenaar, die horizontaal geparkeerd lag en met zijn linker en tevens enige hand was vastgebonden aan bed bij toeval had gevonden. Hij was alleen maar gaan kijken omdat de deur op een kier stond… en stel dat Ramondo geen natuurlijke dood was gestorven? Hoe moest hij het allemaal verklaren? En bovendien had Ramondo een tafel geprepareerd voor de grote verwisseltruc. Die moest in elk geval uit die kamer verdwijnen. Hij vroeg zich af hoe hij ooit zo stom had kunnen zijn om zich met de plannen van Saskia in te laten. Robert herinnerde zich opeens de opmerking van King. Of Jenny, nou ja Saskia Staub…  familie was van Karin Staub, een of andere pittige dame die blijkbaar op het punt stond om bij de Daily te komen werken? Zou Saskia misschien Karin zijn en spande deze Karin samen met Thompson? Zouden Karin en Charles Thompson er op uit zijn om Liz te laten verdwijnen. Misschien hadden die Karin en Thompson wel een geheime relatie of zo? Robert wist niet wat hij er van moest denken. Zijn fantasie dreigde helemaal op hol te slaan.
‘Robert Brown, blijf nou eens rustig. Alles op zijn tijd. Nu eerst maar eens het probleem van de grote Ramondo oplossen.’
Robert realiseerde zich dat Ramondo nog steeds met zijn linkerhand lag vastgebonden aan bed. Dat zou op zijn zachts gezegd een rare indruk maken als ze hem zo zouden vinden. Hij stond op en pakte de sleutel van kamer eenenveertig.
‘Blijf Rover, ik ga jouw baasje uit zijn benarde positie bevrijden. Nou ja, jouw ex-baasje dan.’
De hond keek hem niet begrijpend aan.
‘Baasje finito. Baasje is klaar, over en uit. Baasje is exit. Baasje is naar de eeuwige jachtvelden. Naar het eeuwige rusthuis voor goochelaars, tovenaars en andere magiërs, die ook hun carrière hebben beëindigd.  Ik ga hem even was meer vrijheid geven, want hij ligt nu nog even voor anker. Braaf zijn.’
Het leek wel of de hond hem begreep en hij sprong weer op bed en legde zijn kop op zijn voorpoten.
‘Jij snapt me gelukkig nog, dat is al meer dan dat ik van mezelf kan zeggen. Braaf beestje.’
Hij aaide de hond nog een keer over zijn kop en liep toen de kamer uit.

Robert vond het tamelijk luguber toen hij over Ramondo heen gebogen de hand probeerde los te maken. De knoop van het koord zat er tamelijk stevig in. Het leek er op dat Ramondo verschillende pogingen had gedaan om los te komen. De striemen op de pols leken daar stille getuigen van. Ook de bloeduitstorting aan de ellenboog viel hem op.
‘Heb je jezelf misschien gestoten aan het nachtkastje?’ vroeg Robert. ‘Stomme vraag eigenlijk, vind je ook niet kleine tovenaar? Maar ja, op deze vraag zullen we in elk geval wel nooit meer een passend antwoord krijgen. Weet jij ook niet waar die twee gebleven zijn? Wat die twee dames van plan zijn? Verdomme Ramondo, dit had je even niet moeten doen. Tenminste niet nu. Straks krijg ik nog overal de schuld van. Dan kan er ook nog wel bij, een ontvoering, een lege bankrekening, een dode goochelaar… en Joost mag weten wat nog meer.’
Nadat Robert alles had gefatsoeneerd en de geprepareerde tafel omgewisseld was met de tafel uit kamer veertig nam hij het besluit om toch maar naar de balie te gaan om het plotselinge, maar vooral het ongelegen vertrek van Ramondo te gaan melden. Toen hij halverwege was zag hij uit zijn ooghoek de twee agenten.
‘Als we alles gehad hebben dan kan dat er ook nog wel bij. Daar zijn ze weer… de crazy Jacko’s. Altijd aanwezig op momenten dat je dat eigenlijk niet kunt gebruiken. Net doen Robert of je ze niet hebt gezien,’ mompelde hij in zichzelf, maar er was geen redden aan.
‘Hallo heer, uh meneer Brown! Heeft u even een momentje voor ons?’
Robert ’s keel werd dichtgeknepen en zijn hart ging tekeer.
Hij zuchtte diep en vloekte in zichzelf.
‘Ah heren, ik had u niet gezien. Een goede avond. Wat kan ik voor u doen?’
Robert probeerde zo ontspannen mogelijk te zijn en ondanks de lichte trilling in zijn stem lukte dat tamelijk goed.
‘Kan het zijn dat uw auto gestolen is?’

 

-68-


‘Mijn auto?’
‘Ja, de rode Beetle, eh Volkswagen.’
‘Nee, ik heb een zwarte Opel. De rode Beetle is van mijn vriendin.’
‘Nou hoe dan ook, die auto van uw vriendin is een uurtje geleden opgehaald door twee mannen. We vonden het al vreemd, maar er was niemand aanwezig op kamer negenendertig, noch op veertig. We hebben verscheidene malen geklopt. We dachten dat u weg was.’
Robert deed geen moeite om uit te leggen dat hij in de kamer ernaast druk doende was geweest.
‘Dat is inderdaad vreemd. Helaas, de dames zijn een paar dagen weg. Naar Parijs. Zodoende. Echt heel raar dat mijn vriendin niets heeft gezegd over haar auto. Eh, misschien dat het haar vader is geweest met haar broer. Waren het een wat oudere man en een jongen van een jaar of twintig? Ik geloof dat de auto nog een grote beurt moest hebben.’
‘Uw beschrijving klopt niet helemaal. Het waren twee jongemannen.’
‘Oh, dan heeft die broer samen met zijn vriend de auto van mijn vriendin opgehaald. Dat zal het zijn.’
De twee agenten keken Robert vol ongeloof aan.
‘Ik dacht dat uw vriendin niets over haar auto tegen u had gezegd? Tenminste dat zei u net.’
‘Nou ja… wel dat hij aan een beurt toe was,’ zei Robert met een stalen gezicht.
‘Een grote beurt?’’
‘Ja, dat neem ik aan.’
‘U zei dat net zelf.’
‘O ja, zei ik dat? Nou dan zal het wel zo zijn.’
De kleine agent schudde zijn hoofd terwijl de lange agent zijn notitieboekje tevoorschijn haalde.
‘Weet u waar ik die heren kan bereiken?’ vroeg hij vervolgens.
‘Geen idee. Ik zou het echt niet weten agent.’
‘Toch wel een beetje raar…’ reageerde de kleine agent.
‘Dat lijkt het zeker agent Jones, maar ik denk wel dat het in orde is.’
‘Denkt u dat alleen maar… of weet u het zeker?’
Robert twijfelde. Hij voelde dat de agenten alleen genoegen zouden nemen met een overtuigend antwoord.
‘Ja, nu ik er goed over nadenk… Ze heeft vanmorgen inderdaad over haar auto gebeld. Voordat ze naar Parijs is vertrokken. Ik was het even kwijt.’
‘Hoe is ze hier vanmorgen weggegaan. Ik bedoel, is ze opgehaald door iemand?’
‘Een taxi,’ antwoordde Robert.
‘We hebben wel een zwarte Mercedes gezien. Maar dat was geen taxi. Kan het zijn dat die Mercedes uw vriendin heeft opgehaald? En die andere mevrouw die bij u was? Die iets oudere dame, waar is die nu?
‘Ik heb u toch verteld dat ze samen naar Parijs zijn. Tenminste ik dacht dat ik u dat net heb verteld.’
‘Dat klopt meneer Brown, dat heeft u inderdaad net verteld. Mag ik uw volledig naam en woonadres van u hebben?’ vroeg de lange agent.
‘Brown. Robert Brown.’
‘Dat wisten we al meneer Brown. Uh, ik bedoel we weten dat u meneer Brown bent. U woont hier in deze stad of…?’
‘Ja hoor in de Lake-Avenue. Nummer veertig.’
‘Oh, in die appartementen?’

 

-69-


‘Ja. U bent er bekend?’ vroeg Robert bijna op achteloze wijze.
‘Mijn bijna ex-vrouw woont op nummer zestig,’
‘Mevrouw Rita Blake?’
‘U kent haar hoor ik. Aha, noemt ze zich weer Rita Blake? Heeft ze weer haar meisjesnaam aangenomen? Beetje voorbarig lijkt me. Ze is nog niet klaar met me.’
‘Geen idee. Ze zegt tegen mij dat ze Rita Blake heet. Ik zie haar wel eens als ik in de supermarkt mijn boodschappen doe. Ze lijkt me een heel aardige mevrouw.’
De lange agent zweeg. Blijkbaar lag het gevoelig.
‘Vorige week heeft ze me nog geholpen bij de kassa. Ik had mijn pinpas thuis laten liggen en dat is tamelijk onhandig als je boodschappen gaat doen. Ze heeft het bedrag even voorgeschoten.’
Robert zag aan het gezicht van de lange agent dat het nu verstandiger was om verdere informatie over zijn ex maar te laten voor wat het was.
 ‘Goed meneer Brown. We hebben verder geen vragen. Dan wensen wij u nog een prettige avond. Mocht er nog iets bijzonders zijn dan horen wij het graag,’ zei de kleine agent
‘Zeker heren. Wacht… Eh, misschien kunt u toch iets voor me doen. U weet dat de grote Ramondo in kamer eenenveertig logeert? Of beter logeerde.’
Robert keek naar de kleine agent die van Ramondo de naam van Jack Russel had gekregen.
‘U hebt hem volgens uw eigen zeggen een keer het leven gered. Ik ben echter bang dat u nu helaas niets meer voor hem kunt doen.’
De kleine agent keek Robert vol onbegrip aan.
‘Hoe bedoelt u dat meneer Brown?’
‘Nou zoals ik het zeg, Ramondo heeft het tijdelijk voor het eeuwige verwisseld. Hij is overleden.’
‘Tjee, wat naar voor hem.’
‘Voor hem niet alleen…’ mompelde Robert.
‘U zegt?’
‘Dat hij alleen was tijdens zijn overlijden. Ik heb hem net gevonden. Hij was al koud.’
‘Hij was al overleden?’
‘Helemaal.’
‘U doet er nogal luchtig over.’
‘Nou neem maar van mij aan agent Jones, dat zijn alleen maar zenuwen. Ik ben me echt rot geschrokken.’
‘Hoe laat hebt u hem gevonden?’
‘Net, even geleden.’
‘Kunt u iets nauwkeuriger zijn.’
‘Een klein uurtje geleden of zo.’
‘Waar was u daarvoor?’
‘In mijn eigen kamer.’
‘Negenendertig?’
‘Veertig.’
‘Natuurlijk, u heeft de kamer naast meneer Ramondo. Heeft u toevallig iets gehoord?’
‘Nee, niets bijzonders. Bovendien was ik er niet.’
‘U zei net dat u in kamer veertig was.’

 

-70-


‘Ja, dat wel. Maar niet tijdens het overlijden van meneer Ramondo.’
‘Hoe weet u dat?’’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Nou zoals ik het zeg. Hoe weet u dat u niet in kamer veertig was tijdens het overlijden van meneer Ramondo?
‘Omdat ik er net ben. Zoals ik al zei, een uurtje of zo.’
‘Dus u heeft hem meteen gevonden.’
‘Ja zo goed als…’
‘Waar was u?’
‘Bij de New Daily Express.’
‘Bij de krant? Met welk doel?’
‘Ik had een afspraak.’
‘Met wie?’
‘Met ene King of zo.”
‘Of zo?’
‘King, de hoofdredacteur.’
‘Nou, dat moeten we dan maar even geloven,’ antwoordde de lange agent.
‘Zullen we maar eens even gaan kijken bij meneer Ramondo?’ vroeg agent Jones aan zijn collega.
‘Dat lijkt mee een goed plan Jack.’
‘Loopt u even met ons mee meneer Brown?’
‘Zeker heren. Natuurlijk. Geen enkele moeite.’
‘Is de deur van kamer eenenveertig open?’
‘Nee hoor, maar ik heb de sleutel.’
 De beide agenten keken elkaar aan.
‘Toen ik kwam was de deur open. Ik hem uit voorzorg maar even op slot gedaan en de sleutel meegenomen. Ik was net op weg naar de balie om het ongeluk te melden.’
‘Het ongeluk?’
‘Ja, of hoe noem je zoiets?’
De beide agenten zwegen en liepen ieder aan een kant van Robert. Het leek wel of hij gearresteerd was en werd afgevoerd. Hij vroeg zich af waarom hij in hemelsnaam met Parijs op de proppen was gekomen. Toen ze bij kamer veertig waren aangekomen en Robert de deur had open gedaan ging agent Jones als eerste naar binnen. De kleine agent keek zorgvuldig de kamer rond terwijl even later  de lange agent zich over de grote Ramondo boog.
‘Hij heeft zich ergens aan gestoten Jack,’ en hij wees op de bloeduitstorting aan de ellenboog. ‘Kunt u hier iets over zeggen meneer Brown?’
‘Ik heb geen idee. Ik ben echt bijna de gehele dag weggeweest.’
‘Oké. Dat was ook zo. Had u een interview?’
‘Nee hoor, het was zo maar even een bezoekje. We waren uitgenodigd.’
‘We…?’
‘Mijn vriendin en ik.’

 

-71-


‘Die nu naar Parijs is?’
‘Nee, die andere. Die van de Bonte Specht.’
‘Oh, natuurlijk. Ik had het kunnen weten.’
‘Het lijkt wel of hij iets om zijn pols heeft gehad Jack. Moet je kijken.’
De kleine agent wees op de striemen rond de pols van Ramondo.
De lange agent keek behoedzaam naar de pols.
‘Het lijkt er op Jack,’ zei hij tegen agent Jack Jones.
‘Weet u hiervan?’ vroeg agent Jones aan Robert.
‘Nee, ik zie het nou ook voor het eerst. Maar goed, ik heb het stoffelijk overschot ook niet zo nauwkeurig bestudeerd. In elk geval niet zo nauwkeurig zoals jullie dat doen.’
‘Dus u heeft ook geen idee?’
‘Nee, nou ja Ramondo had soms, laten we zeggen nogal vreemde gedachten.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Nou over seks en zo.’
‘U denkt…?’
‘Nee, ik denk niets.’
‘Waarom suggereert u dit dan?’
‘Hoe bedoelt u? Ik kan u even niet volgen.’
‘Dat weet u best meneer Brown. U ben slim genoeg om te weten wat wij bedoelen.’
‘Ik suggereer helemaal niets. Ramondo heeft me dat wel eens verteld,’ antwoordde Robert.
‘Was u zo intiem met Ramondo?’
‘Nee hoor, we kenden elkaar pas een paar dagen.’
‘Volgens mij heeft u ons eerder verteld dat u hem al wat langer kende. In elk geval langer dan een paar dagen…’ zei de lange agent.
‘Zei ik uh… dagen?’
‘Ja, u zei dat u hem een paar dagen kende.’
‘Oh sorry heren, ik bedoel een paar maanden.’
De beide agenten keken elkaar aan.
‘Wanneer heeft Ramondo u dan verteld over datgene dat u als vreemde gedachten bestempeld?’
‘Dat was gisteren, toen we de hond hebben uitgelaten.’
‘De hond?’
‘Ja, de hond van de grote Ramondo.’
‘En waar is die hond nu?’
‘Bij mij.’
‘Waarom bij u?’
‘Waarom niet. Het beest voelt zich prima thuis bij mij. Hij slaapt naast me.’

 

-72-


De agenten keken elkaar aan. Robert zag ze denken.
‘Het is niet wat u verondersteld heren,’ zei hij vlug.
‘Meneer Brown, wij veronderstellen niets. Het enige wat voor ons telt zijn de feiten,’
‘Mooi, daar ben ik het van harte mee eens,’ zuchtte Robert.
‘Nou, we zullen de lijkschouwer maar eens gaan bellen. Die kan ons misschien vertellen waar Ramondo aan overleden is.’
De lange agent pakte zijn mobiel en liep naar buiten. Jack Russell alias Jones boog zich nog maar eens over Ramondo heen en het leek wel of hij er op uit was om sluitend bewijs te vinden over het in zijn ogen onmiskenbare feit dat hier wel sprake van een misdrijf moest zijn. Een misdrijf dat tot het definitieve en onherroepelijke afscheid van de grote Ramondo had geleid, want Jones had hem tenslotte die morgen nog in levenden lijve gezien. Een volop levende eenarmige, nou ja anderhalf-armige goochelaar die op weg was naar kamer negenendertig.
Even later kwam de lange agent de kamer weer binnen.
‘Ze komen er aan. Ik heb ook even met de leiding van Motel Dexter gebeld en ze op de hoogte gebracht. De bedrijfsleider komt hier zo snel mogelijk naar toe.’
Even later ging het mobieltje van de lange agent Jack.
‘Juist ja… oké. Nou goed dan. Ik weet voldoende. Bedankt.’
Hij keek naar Robert en haalde diep adem.
‘Meneer Brown. Een van de collega’s belde me net dat er een rode Beetle is gevonden. Hij is uitgebrand aangetroffen in een bosperceel even buiten de stad.’
‘Dat is nou niet echt wat je een grote beurt kunt noemen. Maar goed, ik dacht ook maar dat het zo was. Blijkbaar heb ik me vergist.’ Robert liet zich niet van zijn stuk brengen. Hij was verbaasd over zichzelf.
‘U maakt er maar een grapje over.’ Agent lange Jack was duidelijk niet zo ingenomen met de opmerking van Robert.
‘Heren, ik maak er geen grapje over. Het is voor mij net zo serieus als voor u. De auto van mijn vriendin wordt gestolen en uitgebrand teruggevonden, terwijl zij in Parijs zit en ik geen flauw idee heb waar ik haar kan bereiken. Ik bedoel, een mens zou hier toch van in de war raken.’
‘Heeft ze dan geen mobiel?’
‘Ik heb geen idee. Ik bel haar nooit”
‘U belt haar nooit?’
‘Nee, ik heb er tot nu ook toe geen aanleiding voor gehad.’
‘Hoe lang kent u elkaar?’
‘Een paar weken. Exact veertien dagen om precies te zijn.’
‘Veertien dagen…?’
‘Ja, alweer veertien dagen. Er is zo een tijd voorbij.’
‘Meneer Brown kunnen we even serieus blijven?’
Robert vond het moment aangebroken voor een tegenoffensief.
‘Heren, u verwacht van alles van mij. Als ik verdachte ben dan hoor ik dat graag. Dan kan ik voor een advocaat zorgen en juridische bijstand regelen. Ben ik geen verdachte dan zou ik graag verder gaan met mijn eigen leven. Dat is zonder dit gedoe al ingewikkeld genoeg. Geloof me.’
‘Die indruk hebben wij ook. Maar goed, waar moeten wij u van verdenken?’ vroeg Jack, de kleine agent.
‘Geen idee. Ik kan jullie gedachten niet lezen. Maar jullie maken in elk geval de indruk dat het allemaal aan mij ligt. Dat ik er de oorzaak van ben dat meneer Ramondo hier zijn laatste adem heeft uitgeblazen.’
Robert wees nadrukkelijk naar het levenloze lichaam van Ramondo.

 

-73-


‘Heren, ik kan u voor honderd, of wel voor tweehonderd procent garanderen dat ik hier helemaal niets mee van doen heb. Ik ben de hele dag met van alles en nog wat bezig geweest, maar niet met het om zeep helpen van kleine goochelaars. Neem dat maar van mij aan. Wat mij betreft had hij nog wel een tijdje mogen blijven leven. Maar goed het mocht blijkbaar niet zo zijn. Heeft u mij nog nodig?’
‘Waarom suggereert u nou dat meneer Ramondo om zeep is geholpen?’ vroeg Jack Russell.
Robert moest even slikken.
‘Verdomme,’ dacht hij. ‘Waarom maak ik het me nou steeds zo moeilijk met mijn grote mond?’
Robert keek de agent recht in de ogen.
‘Nou meneer agent, ik was er even niet bij en dan wil ik nog wel eens op een ongenuanceerde manier reageren. Dan zeg ik wel eens dingen die nergens op slaan en dit was zo’n moment. Ik ben moe en ik wil dit niet. Kan ik nu alsjeblieft gaan? Ik neem aan dat u mij op het moment even niet meer nodig hebt mocht het wel zo zijn dat ben ik in kamer veertig.’
‘Nee, ik dacht het niet.’
‘Hoezo, wat dacht u niet?’ vroeg Robert vertwijfeld.
‘Dat wij u nog nodig hebben… op dit moment althans. Laat u wel even een telefoonnummer achter zodat we u te allen tijde kunnen bereiken.’
‘Hier heeft u mijn kaartje.’
‘Slegde en Sons…’ Lange Jack sprak het bijna vol afkeer uit. ‘Zo, bent u één van die lui die mensen hun huis uitzetten om er vervolgens van die foeilelijke onbetaalbare appartementen te bouwen.
‘Nee hoor, zo iemand ben ik niet, maar goed dat hoor ik wel eens vaker,’ zei Robert kort.
De Jacko’s keken elkaar aan, maar zeiden niets.
‘Ik kan nu gaan…?’ vroeg Robert ongeduldig.
‘We zullen u wel laten weten als er iets is waarover wij u weer willen spreken.’
‘Fijn en bedankt. Heren, ik wens u nog een prettige avond en een goede nacht.’
‘Dank u wel meneer Brown. U ook een prettige nacht toegewenst.’
Toen Robert zijn kamer binnenging kwam Rover kwispelend op hem af. Hij aaide de hond, die zichtbaar blij was dat hij Robert weer zag. Robert ging op bed liggen om zich even te ontspannen. Net op het moment dat hij zichzelf wilde gaan douchen werd er op de deur geklopt.
‘Verdomme, wat nu weer?’ mopperde Robert. Hij had er even helemaal genoeg van.
Voor de deur stond de lange agent.
‘Meneer Brown, de doodsoorzaak is bekend. Hartstilstand. Ik denk, ik zal het u even laten weten. Dus dan is het hiermee wel in orde en nu kunt u in elk geval rustig gaan slapen. Nou ja, tenminste als jullie samen uh… geen plannen hebben,’ zei hij en de agent met een brede grijns op zijn gezicht en hij wees naar Rover.
‘Nee, dat hebben we niet en dank je wel agent. Mooi dat het zo is afgelopen en eigenlijk had ik ook niet anders verwacht maar toch… je weet maar nooit.’
‘Inderdaad meneer Brown. U zegt het juist, je weet het tegenwoordig maar nooit.’
‘Nog een klein vraagje? In de kamer van meneer Ramondo hebben we een ring gevonden.
Weet u misschien van wie die kan zijn? Komt hij u bekend voor?’
De agent haalde de ring tevoorschijn en liet hem aan Robert zien. Het was ontegenzeggelijk de ring die Saskia diezelfde morgen had gedragen. Het was hem bij toeval opgevallen. Ze moest hem zijn verloren. Maar wat deed Saskia in vredesnaam in de kamer van Ramondo?
‘Tjonge wat een gelukje. Mijn vriendin is hem van de week verloren. Die zal blij zijn. Hartstikke goed van u meneer agent… dat u hem gevonden heeft.’
Robert stak zijn hand uit en de agent was zo verbouwereerd dat hij zonder een moment van twijfel de ring aan Robert gaf.
‘Kwam ze vaker bij meneer Ramondo op de kamer dat u weet?’

 

-74-


‘Nee, volgens mij niet. Wat zeg ik, ik weet wel zeker van niet. Waarschijnlijk heeft Ramondo hem gevonden en wist hij niet van wie de ring was. Zoiets zal het wel geweest zijn.’
‘U weet het mooi te vertellen meneer Brown. U heeft altijd wel heel snel uw conclusies klaar.’
‘Dank je wel agent. Ja, soms ben ik wel snel, maar de dingen zijn nou eenmaal zoals ze zijn.’
‘Ja, ja,’ knikte de agent. ‘U zegt het meneer, maar mocht u nog iets te binnen schieten wat ons kan helpen, dan horen we dat graag van u.’
‘Oh, ik dacht dat het nu allemaal is opgelost.’
‘Meneer Brown, we zitten nog wel met de uitgebrande Kever.’
‘Die kan zomaar gestolen zijn om er een ramkraak of iets anders crimineels mee te doen.’
De lange agent glimlachte.
‘U heeft weer snel uw conclusie getrokken meneer Brown, maar laat het echte speurwerk maar aan ons over meneer Brown. Dat lijkt ons verstandiger, wij zijn er tenslotte in gespecialiseerd.’
‘Nou, in elk geval succes ermee, zal ik dan maar zeggen. Nogmaals een prettige avond.’
Robert deed de deur dicht en plofte op bed. Hij keek nog eens naar de ring.
‘Wat een dag Rover…’




Hoofdstuk 19

 

De volgende dag was Robert vroeg wakker. Rover lag weer pal naast hem. Hij realiseerde zich dat hij zijn kleren nog aan had. Hij was blijkbaar spontaan in slaap gevallen en had de hele nacht door geslapen zonder ook maar een moment wakker te worden. Het was zaterdag. Hij vroeg zich af waar Saskia en Liz waren gebleven. Zouden ze Ramondo hebben gevonden en er in paniek van door zijn gegaan? En wie had hen dan opgehaald? Van wie was de zwarte Mercedes waar de agenten over hadden gesproken. En hoe was Saskia’s ring in de kamer van Ramondo terechtgekomen? En wie had de Beetle van Saskia gestolen om deze vervolgens uitgebrand in de bossen achter te laten?
Robert kleedde zich uit en nam een ijskoude douche. Hij deed dat wel vaker als hij gespannen was. Rover lag geduldig voor de deur te wachten tot hij aan de beurt was om te worden uitgelaten.

Nadat Robert met Rover een flink eind had gewandeld ging hij naar de balie van Motel Dexter.
‘Goede morgen meneer Brown. U bent vroeg, maar uw ontbijt staat klaar. Kunnen we verder nog iets voor u doen? Oh, ik zie dat u alleen bent. Zal ik even met u mee lopen, want twee dienbladen tegelijk zal wel niet lukken,’ zei het meisje dat elke morgen het ontbijt verzorgde. ‘Die andere meneer is toch niet ziek?’ vroeg ze bezorgd.
‘Nee hoor, meneer is niet ziek… dat zeker niet,’ antwoordde Robert.
‘Nou gelukkig maar.’
‘Juffrouw, ik denk dat ik vandaag aan één dienblad wel voldoende heb. Ik ben maar alleen.’
‘Oké meneer Brown. Morgen wel weer voor vier personen?’
‘Nee hoor, voor één persoon is nu even voldoende. Als het anders wordt dan laat ik dat wel even weten.’
‘Prima, we gaan er voor zorgen. Nou tot morgen dan maar weer. Nog een fijne dag meneer Brown.’
‘U ook een fijne dag juffrouw, tot morgen maar weer.’
Robert voelde dat het meisje er zo haar gedachten over had. Blijkbaar was ze niet op de hoogte van de situatie met Ramondo.
Hij wandelde op zijn gemak terug naar zijn kamer. Nadat hij had ontbeten, onderwierp hij de door Ramondo geprepareerde tafel aan een uitgebreid onderzoek. Ramondo had een soort schuifblad gemonteerd. In eerste instantie kon Robert zich geen voorstelling van de werking maken, maar nadat hij het schuifblad een paar keer op en neer had laten gaan en nog eens grondig naar de constructie had gekeken, kreeg hij door wat de bedoeling was. Door het blad te kantelen zou de tas met het geld worden vervangen door de tas met krantenpapier, die aan de onderzijde was vastgemaakt. De tas met geld werd vervolgens opgevangen in een soort vangnet dat onder aan de tafel was bevestigd. Omdat er een kleed over de tafel hing, was de verwisselde tas niet zichtbaar. Het kleed was bij het kantelplateau uitgesneden en aan de onderzijde was een stukje kleed met hetzelfde patroon geplakt. Het was daarom eigenlijk nauwelijks te zien dat er een kantelplateau in het tafelblad was gemaakt.
‘Knap stukje werk Ramondo,’ zei Robert terwijl hij naar boven keek. Hij had begrepen wat de gedachte achter de constructie was. Het was de bedoeling om het goede moment af te wachten en er voor te zorgen dat de tegenpartij even werd afgeleid. Een klein momentje leek al voldoende. Robert vond het uiteindelijk een geniaal plan, zeker ook omdat het een kwestie was van even tegen een kleine koperen pal drukken en de rest ging helemaal vanzelf.
‘Dat zou zelfs Rover nog wel kunnen,’ zei hij hardop.

 

-75-


Hij riep de hond bij zich.
Vol verbazing zag hij dat Rover het na drie keer door had. Feilloos drukte de hond zijn neus tegen de kantelschakelaar.
‘Je hebt zoiets zeker wel vaker gedaan, is het niet?’
De hond blafte en kwispelde.
‘Braaf hondje. Misschien heb ik een klusje voor jou.’
Robert stond op en rekte zich uit. Hij pakte het mobieltje van Liz en zocht het nummer van Charles Thompson.
‘Waar staat die ook weer onder? O ja, onder een konijn,’ mompelde Robert.
Hij hoorde de telefoon overgaan.
‘Ah meneer Thompson. Sorry, dat ik u zo vroeg stoor op deze vroege zaterdagmorgen. Met Robert Brown.
U weet wel van de wedstrijd. Ja… juist die Robert Brown. Meneer Thompson, ik heb vervelend nieuws. Mijn medepartner en uw vrouw zijn gisteren meegenomen door iemand in een zwarte Mercedes. De auto van mijn partner is uitgebrand terug gevonden, maar dit terzijde. Enfin, om een lang verhaal kort te maken, ik ben bang dat ze beiden ontvoerd zijn. Ja, alle twee. Beiden. Klopt.’
Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn.
‘Nee, u begrijpt het niet helemaal denk ik. Onze ontvoering was meer in het kader uh, van…  van uh … een probeerseltje, maar die van nu is blijkbaar heel serieus.’
Thompson wilde weten hoe Robert hierbij kwam.
‘Nou meneer Thompson. Ze hebben een van onze assistenten uitgeschakeld en ik heb hier de telefoon van mevrouw Thompson. Nou, ik hoef u niet uit te leggen dat wanneer een vrouw haar mobieltje achterlaat, dat het dan goed menens is. Meneer Thompson, een mobieltje van een vrouw is nog van grotere waarde dan bijvoorbeeld een dagboek. Haar hele hebben en houwen staat er in. Wat zegt u? Nee hoor, ik zal er zeer vertrouwelijk mee omgaan. Natuurlijk meneer Thompson. Ik stel voor dat ik eerst maar eens op onderzoek uit ga en ik u daarna mijn bevindingen laat weten. Ik voel me tenslotte verantwoordelijk voor deze situatie. Onze ontvoering is een beetje uit de hand aan het lopen geloof ik.’
Thompson was blijkbaar een zelfde mening toegedaan, maar vond de opmerking van Robert blijkbaar een understatement.
‘Nou nou meneer Thompson, een grote catastrofe… dat is wel heel zwaar aangezet vind ik,’ was het verweer van Robert. ‘Maar goed, kan ik u bereiken op dit nummer? Mooi, nou dan houd ik u niet langer op en nog een fijne dag toegewenst. U hoort van me.’ Robert drukte het mobieltje uit.
‘Robert Brown, ik weet niet wat je precies van plan bent, maar ik krijg het gevoel dat hier iets spectaculairs aan het groeien is,’ zei hij tegen zichzelf toen hij voor de spiegel stond.
‘En nu maar eens kijken of ik een van mijn beide dames ergens kan bereiken. Ze zullen best ergens zijn, ten minste  dat mag ik hopen. Misschien zijn ze ook wel echt wel ontvoerd. Tjonge, dat zou wat zijn.’
Rover keek Robert aan alsof hij het allemaal snapte.
Hij zocht in zijn eigen mobiel het nummer op van Saskia en toetste het in op het mobieltje van Liz. De telefoon ging vier keer over en aan de andere kant hoorde hij een mannenstem. Hij zette het mobieltje op handsfree.
‘Met wie?’
‘Met wie? Jij eerst,’ was de reactie van Robert.
‘Hé vogel, even dimmen. Wat moet je?’ klonk het uit het luidsprekertje van het mobieltje.
‘Volgens mij heb jij iets wat niet van jou is, maar van Saskia Staub. Mag ik Saskia even?’
‘Wat moet je en wat bedoel je eigenlijk?’
‘Wat ik bedoel…?  Ik bedoel, dat je het mobieltje hebt van Saskia Staub en daarom ga ik er gemakshalve maar even vanuit dat Saskia daar ook wel ergens in de buurt zal zijn.’
‘Ik weet niet waar je het over hebt vogel,’ zei de man.
Robert liet zich niet afschepen en zonder aarzeling ging hij verder.
‘Saskia of Liz. Wie het dichtste bij je zit?’
‘Ben je wel lekker? Wie ben je eigenlijk?’ klonk het.

 

-76-


‘Jack Russell, alias de killer.’
‘Nooit van gehoord.’
‘Dan heb je niet goed opgelet. Een ding is zeker mannetje, je moet niet met je vuile tengels aan mijn vriendinnen zitten.’
‘Hoezo vriendinnen? Is die middelbare feeks dan ook een vriendin van je?’
‘Aha… dus ze zitten daar bij je in de buurt. Ik wist het wel, mij neem je niet in de maling. Nou om het even kort en bondig te houden, wat moet je er voor hebben? En geen gezeik. Niks onderhandelen of zo. Noem je prijs en ik zal wel zeggen of ik er iets mee kan. En meneertje laat het duidelijk zijn, met Jack Russell is het slecht kersen eten als men zich niet aan de afspraken houdt.’
Het bleef stil aan de andere kant van de lijn.
‘Bel straks nog maar even terug. Over een paar uur. De baas is er even niet. Ik zal zeggen dat je gebeld hebt. Jack Russell zei je toch?’
‘Ja, de Jack Russell, de killer en ik sta ook wel bekend als de sloper. Dus ventje, ik bel over twee uur weer en dan wil ik weten hoe het er voor staat. Begrepen?’
Robert maakte voor zijn gevoel voldoende indruk, want de man aan de andere kant antwoordde beleefd met, ‘komt in orde meneer Russell.’
Robert trok er dan ook een gemeen gezicht bij.
‘Verdomme Rover, ze zijn echt ontvoerd. Ook dat nog. Wat een gedoe. Maar goed, we laten ons er niet door afschrikken. Wij zijn samen een mooi stel meedogenloze bandieten, Jack Russell en Rover de hond. De schrik van de wijde omgeving. We zijn nog wel niet zo heel bekend, maar dat gaat de komende tijd veranderen.’
Rover blafte twee keer en keek Robert aan of hij wilde zeggen dat hij het eerst allemaal nog wel even moest zien.




Hoofdstuk 20

 

Robert was samen met Rover naar de koffiebar van Motel Dexter gewandeld. Hij was niemand tegen gekomen en ook bij de koffiebar was hij ook de enige. Blijkbaar was er nog niet veel animo op deze tamelijk vroege mistige zaterdagmorgen, in elk geval niet op het terrein van Motel Dexter.
‘Mag mijn hond mee naar binnen?’ vroeg hij aan de ober.
‘Eigenlijk niet meneer, maar er zijn geen andere gasten. Als u er voor zorgt dat hij niet blaft dan maak ik er niet zo’n punt van.’
‘Fijn. Dank u wel, ik zal er op toezien dat hij zich gedraagt.’
‘Mooi meneer. Wat kan ik voor u betekenen?’
‘Een cappuccino graag. Zet u hem maar rekening. Op kamer veertig. Brown.’
‘Gaan we voor zorgen meneer.’
Even later bracht de ober de cappuccino en een bakje water voor de hond.
‘Heel attent van u.’
‘Graag gedaan meneer Brown. Het is ook zo zielig voor dat beest dat u aan de cappuccino zit en hij op een droogje.’
Robert haalde zijn schouders op.
‘Verschil moet er zijn. Maar nogmaals bedankt.’
Op het moment dat hij een slokje van zijn cappuccino wilde nemen ging zijn mobiel.
‘Onbekend nummer… Wie kan dat nu zijn?’ mompelde Robert. ‘Met Brown. Ja… Robert Brown, daar spreekt u mee. Ja, dat klopt. Ik kan het u niet zeggen, helaas.’

 

-77-


Robert probeerde nog een slokje te nemen.
‘Dat is nou toch ook wat. En hoe moet dat nu verder?’
Robert frunnikte zenuwachtig aan de verpakking van het koekje dat op het schoteltje lag.
‘Negenentwintighonderd. Tjee, dat is een berg geld. Kan het niet wat goedkoper? Meneer, negenentwintighonderd dat is geen kattenpis.’
De man aan de andere kant van de lijn hield blijkbaar vol.
‘Kan er dan niet een gedeelte zwart. Ik stel voor dat u het voor vijfentwintighonderd in orde brengt. Inclusief uitstrooien en zo. Zonder rekening.’
Het duurde even, maar toen kwam blijkbaar het verlossende antwoord.
‘Mooi. Fijn dat u dat op deze manier voor mij kunt regelen. Ik kom maandag wel even langs om af te rekenen. Oké…  duidelijk. Goldstreet dertien? Prima. Nou tot maandag dan.’
Robert dronk zijn inmiddels lauwe cappuccino op.
‘Dat baasje van jou mag me eeuwig dankbaar zijn, verdomme nog aan toe. Dit hele gedoe kost me kapitalen. Als het zo doorgaat zit ik binnen de kortste keren aan de grond. Rover, dit moet echt anders. We moeten hier iets op verzinnen. Is het niet linksom dan maar rechtsom. Of omgekeerd.’
Rover kwispelde nog maar eens en het leek ook nu weer of hij begreep wat Robert tegen hem had gezegd. Nadat hij de bon had afgetekend liepen ze terug naar de kamer van Robert. Hij had bij de receptie kamer eenenveertig geannuleerd. Negenendertig en zijn eigen kamer hield hij nog maar even aan. De man achter de balie had naar hem geknipoogd, alleen had Robert geen idee wat de man hiermee bedoeld had.
‘Rover, kleine vriend ik denk dat we nu toch maar eens samen aan de slag moeten.’
De hond kwispelde en blafte een paar keer.
‘Robert en Rover, R en R, dat klinkt. Makker, wie weet, misschien worden we samen nog de grootste en beruchtste bandieten van de stad.’
Robert’s humeur was op de een of andere manier omgeslagen en hij voelde zich prima.
‘Zo, nou gaan we eerst maar weer eens even mijn andere vriendjes bellen.’ Robert keek op zijn horloge. Het was nauwelijks twee uur geleden dat hij gebeld had.
‘Ik geef ze nog vijf minuten. Weet je wat Rover, ik ga Jenny vragen of ze vanavond een hapje met me wil gaan eten.’
Hij zocht in de zak van zijn colbert. Hij moest haar nummer nog ergens hebben. Hij was er zeker van. Even later toetste hij het nummer in dat hij op een stuk van een bierviltje had geschreven. Zijn mobiel was pas twee keer over gegaan toen hij aan de andere kant de stem van Jenny hoorde.
‘Hoi met mij. Robert Brown, je weet wel. Ja, die…’
Hij realiseerde zich maar al te goed dat dit een tamelijk sullig begin van een gesprek was. Hij voelde zich ook niet zo op zijn gemak. Robert had plotseling moeite om zich te ontspannen. Hij was het ook niet zo gewend om afspraakjes met meisjes te maken.
‘Ja, uh, goed hoor. En met jou? Wat ik je wilde vragen… zullen we vanavond samen iets gaan eten in de stad? Als je zin hebt? Acht uur? Prima. Zien we elkaar bij die kroeg… de Rode Specht. Bonte …? Oké, de Bonte Specht. Tot vanavond dan. O ja Jenny… ik wacht wel buiten,’ voegde hij er nog snel aan toe.
Robert voelde zich een beetje opgewonden en terwijl Rover voor de deur zat te piepen ging ergens in de kamer een mobiel af. Het was niet zijn toestel en ook niet dat van Liz.
Het geluid kwam onder het bed vandaan en dankzij Rover had hij het mobieltje al snel ontdekt. Hij vroeg zich af van wie deze mobiele telefoon nou weer was. Voordat hij hem te pakken had hield het melodietje op. Robert haalde zijn schouders op en keek op het display.
‘Gemiste oproep,’ las hij hardop.
‘Ja, dat snap ik ook wel. Maar van wie is dit ding in hemelsnaam. Hij is in elk geval niet van Saskia, want die heeft ‘m bij zich. Nou ja, die had hem, nu heeft een van die boeven haar mobieltje,’ mompelde hij in zichzelf.
Rover blafte en kwispelde, terwijl hij nerveus om Robert heen draaide.
‘Stil maar, ik ga zo met je mee. Eerst nog even die boeven bellen.’
Nog voordat hij het nummer van Saskia had ingedrukt ging weer het onbekende mobieltje over.

 

-78-


‘Hallo?’ zei Robert voorzichtig. ‘Wie daar?’
Het bleef even stil.
‘Ja, nou… eh ja, ik zeg dat altijd. Nou, met wie spreek ik… als dat dan beter voor u is?’ zei hij ongeduldig.
Blijkbaar had degene aan de andere kant van de lijn wat moeite met zijn manier van  reageren.
‘Met Rose…? Rose wie? Oh, die. Juist ja,’ ging Robert verder.
Robert draaide zonder het te weten wat krullen in de vacht van Rover.
‘Nee, ik kan je niet helpen Rose. Ramondo is gisteren vertrokken. Ik heb geen idee waar naar toe. Hij heeft niets achtergelaten. Wat…? Waarom ik dan zijn mobiel heb?’
Robert was duidelijk even uit het veld geslagen, maar al snel herpakte hij zich.
‘Nou dat zal ik je vertellen. Toen hij gisteren al een uur of wat weg was heb ik zijn mobiel onder zijn bed gevonden. En ja, ik kan hem moeilijk bellen… dat snap je wel. Hij zal er nog wel achter komen. Tenminste dat denk ik wel.’
Blijkbaar vond Rose het toch wel een vreemd verhaal.
‘Geloof me. Ik ga echt mijn best doen om hem te vinden want hij zal zich ook wel afvragen waar hij zijn mobiel heeft gelaten.  Het lijkt me sterk dat hij dat nog niet heeft gemerkt. Mocht hij je bellen…’
Robert kreeg het er warm van en hij moest aan Ramondo denken die inmiddels in opslag lag bij het mortuarium. Hij had de man van het mortuarium beloofd om op maandag langs te komen.
‘Wat ben jij eigenlijk van Ramondo?  Familie of zo?’
Weer viel er een korte stilte.
‘Zijn ex-vrouw…? Oh, tjeetje daar heeft hij ons niets over verteld. Zijn jullie allang…?’
‘Wat niet gescheiden, dus jullie zijn nog eh… getrouwd? Tjeetje en nou weet je niet waar hij zit. Wat een vervelende situatie. Maar waarom moest hij dan hier in het motel blijven, nadat zijn huis was afgebrand?’
Blijkbaar had Robert hier een punt.
‘Je wilt hem niet in huis? Hoezo? Wie bedoel je? Oh… bedoel je Rover.’
Robert aaide Rover over zijn snuit.
‘Vlooien…? Hoezo? Nee hoor, ik heb geen vlooi bij hem gezien. Maar ja, hij is nu met Ramondo mee, dus…’
Rover blafte. Nee hoor, de deur staat open en er kwam net iemand met een hond voorbij. Het beest mocht me blijkbaar niet zo.’
Rover zette nog maar eens aan. Of hij het aanvoelde.
‘De lijn wordt slecht Rose. Hoor je mij nog?’
 Robert hield zijn hand voor de microfoon van het mobieltje.
‘Hallo… hallo. Rose kun je mij nog horen? Ik ben bang dat ik even geen bereik meer heb. Kun je me misschien even terugbellen?’
Robert verbrak de verbinding en keek naar Rover.
‘Dat is nou toch ook wat. Heb ik het mobieltje van jouw baasje en als klap op de vuurpijl ook nog het vrouwtje van die kleine man aan mijn fiets hangen.’
Meteen ging het mobieltje weer over.
‘Nu maar even niet. Wat vind jij?’
Robert legde de mobiele telefoon op het tafeltje in de hoek.
‘Geen bereik is geen bereik. Nu eerst maar eens even die anderen bellen.’
Hij nam het mobieltje van Liz en zocht het nummer van Saskia op. Robert had na het eerste gesprek de gegevens toegevoegd aan het adresboek van Liz. Hij wilde zijn eigen mobiel niet gebruiken, omdat hij het op deze manier veiliger vond. Het “waarom” daarvan wist hij zelf ook niet.

 

-79-


‘Goede morgen met Antoine hier… wat kunnen wij op deze nieuwe dag voor u betekenen?’ zei de enigszins verwijfde stem aan de andere kant.
‘Met Russell, Jack Russell. Heer Antoine komen we tot zaken of niet?’
Robert probeerde zijn stem zo zwaar mogelijk te laten klinken, maar forceerde zich een beetje zodat hij er van moest hoesten.
‘Ik ben wat grieperig. Sorry. Maar goed, hoe staan we er voor?’
Blijkbaar werd hij niet begrepen, wat overigens voor Robert geen goede reden was om het doel van zijn telefoontje nog eens extra toe te lichten.
‘Nou, ik heb een paar uur geleden gebeld. Jack Russell… alias de sloper, dat weet je toch nog wel?’ ging hij geïrriteerd verder. ‘Heeft uw collega jou dan niet…? Hoezo, misschien een verkeerd  nummer? Sacha en Antoine? Nee inderdaad… die moet ik niet hebben. Kapper, zei u? Sorry, nee dan gaat het even over. Neem me niet kwalijk.’
Robert drukte het mobieltje uit en hij voelde de zweetdruppeltjes langs zijn slaap glijden.
‘Verdomme Robert, graag een beetje zorgvuldiger,’ mopperde hij tegen zichzelf.
Hij zag dat hij een regeltje te hoog had gedrukt. Daar stond inderdaad “Sacha en Antoine” en meteen daaronder het nummer van Saskia.
Robert ondernam een nieuwe poging. Dit keer met meer succes.
‘Met Russel, Jack Russel en zijn jullie er uit? Mijn geduld is zo ongeveer op.’
Het maakte blijkbaar niet zoveel indruk.
‘Hoezo? Hoezo er nog niet aan toegekomen? Luister vriend, het is graag of niet. Maar een ding moet ik je nog wel even vertellen… mijn mannen weten waar jullie zitten. Kijk, ik ben een geduldig en redelijk mens, maar tot op zekere hoogte. Dus als je oorlog wilt…?’
Robert keek bezorgd naar Rover, die nog steeds een plas moest doen en daarom steeds onrustiger bij de deur heen en weer liep.
‘Hoezo heb je al oorlog?’ Met die stevige? Ja, vertel mij niks. Die kan verdomd lastig zijn. Zeg nou maar wat je ervoor wilt hebben, zoveel te eerder ben je van haar af.’
Rover had niet langer afgewacht en had zijn poot opgetild en er liep een straal gelige urine langs de tafelpoot naar beneden om vervolgens te verdwijnen in de hoogpolige vloerbedekking.
‘Godver…Rover. Toe nou, doe effe normaal. Wacht nou even…’
De andere partij vroeg zich af wat Robert ermee bedoelde.
‘Het is niks tegen jullie, maar mijn compagnon wordt ongeduldig en als hij eenmaal zo ver is dan is er geen houden meer aan. Dan is het hek van de dam. Dan kan ik hem nauwelijks meer in de hand houden en is hij tot van alles in staat.’
Robert moest er zelf om glimlachen. Er was tenslotte op zich geen woord van gelogen.
‘Maar goed wat spreken we af? Nou even dan…’
Blijkbaar wilde de tegenpartij een moment overleggen.
Rover was ondertussen naar Robert toegekomen en kwispelde enthousiast, zichtbaar blij dat hij was verlost van de druk op zijn blaas.
‘Vier miljoen? Zijn jullie helemaal van de pot gerukt. Dat gaat niet gebeuren. Hoezo stelde die oudere dat voor? Liz…?’
Robert slikte.
‘Ik zal het goed met jullie maken. Twee miljoen. Geen cent meer. Enne… voor alle twee. Ja ook voor die andere. Ik bel je nog wel terug wanneer ik het geld heb. Hebben we een deal?’
De andere partij kon zich nog niet helemaal in het voorstel vinden en hij hoorde Liz op de achtergrond zich ermee bemoeien.
‘Als ze niet ophoudt dat mogen jullie haar voorgoed hebben. Ik word zo langzamerhand stapeldol van dat malle wijf.’
De tegenpartij was het hardgrondig eens met de typering van Robert en liet hem weten dat ze maar al te graag van Liz af wilde. Robert hoorde de man tegen haar zeggen dat hij haar ook een mal wijf vond, net als Robert.
‘Hé kerel, maak haar nou niet helemaal dol. Straks kan ik er ook niets meer mee. Kappen nou.’ Robert zag de bui al hangen.
‘Nou, dus twee miljoen en geen cent meer. Dat wordt het en dat is het dan ook? Je hoort van me.’
Hij drukte het mobieltje van Liz uit en staarde naar Rover.

 

-80-


‘Nou wordt het spannend oude reus, maar wil je alsjeblieft in het vervolg je blaas niet tegen mijn tafelpoot legen. Straks meuren we hier de tent uit.’
Rover keek naar Robert op een manier of het leek dat hij er spijt van had.
‘We gaan eerst even een ommetje doen en dan gaan we samen Thompson bellen.
En dan ga ik naar Jenny en pas jij hier op de winkel. Afgesproken? En geen grappen meer.’
Rover kwispelde en blafte alsof hij het er mee eens was.




Hoofdstuk 21

 

Er was geen mens te zien op de hele parkeerplaats en dat was voor Robert een goede reden om de plas-  en poeppauze van Rover te beperken tot een kleine vijftig meter verderop. In de struiken bij een van de andere kamers. Hij keek nog even vluchtig om zich heen, maar er was niemand anders dan hijzelf en Rover. Vijf minuten later waren ze alweer terug op de motelkamer. Hij pakte het mobieltje van Liz en zocht naar het icoontje met het konijntje.
‘Met Robert Brown, meneer Thompson. Ja, juist… die. Eh, ik heb alles onder controle, alleen  een kleinigheidje. Tenminste ik denk dat het een kleinigheidje voor u is. Ze vragen vier… eh vier miljoen.’
Het bleef even stil.
‘Meneer Thompson? Bent u er nog?’
Robert schudde het mobieltje even heen en weer en hield het toen weer tegen zijn oor.
‘Ah gelukkig. Ik dacht even dat ik u kwijt was. Vier miljoen meneer Thompson, daar willen ze het wel voor doen. Veel…? Tja, wat is veel? Ze is het toch wel waard of niet soms? Mevrouw Thompson bedoel ik.’
Robert voelde zich een beetje zweterig worden. Hij zette de luidspreker van het mobieltje aan en ging op de rand van het bed zitten.
‘Ben je wel helemaal lekker Brown?’ hoorde hij Thompson zeggen. ‘Er is geen enkele vrouw vier miljoen waard en ook niet die van mij.’
‘Maar mevrouw is ook nog in het gezelschap van een andere dame. U weet wel dat meisje dat u voor mij heeft uitgeselecteerd. Dus, het zijn er twee, dus dan valt het eigenlijk ook wel mee…’
‘Brown, je hebt er een grote puinhoop van gemaakt,’ klonk het uit het luidsprekertje.
‘Jawel meneer Thompson, u heeft misschien wel een beetje gelijk, maar u moet ons nu echt even helpen, anders ben ik bang dat het niet meer goed komt. Die andere gasten zijn spijkerhard. Het zijn zware criminelen die nergens voor terug deinzen. Ik word misselijk bij de gedachte wat ze op dit moment misschien de beide vrouwen al aan doen. Misschien worden ze wel verkracht en daarna…’
‘Brown, houd nou eens even je bek. Laat me eens even denken.’
‘Natuurlijk meneer Thompson. Neemt u mij niet kwalijk. Ik vind het ook zo’n vreselijke nare situatie.’
‘Wat vroeg ik je nou? Steek voor mijn part een zakdoek in die waffel van je, maar houd alsjeblieft even je mond.’
Robert zei wijselijk even niets meer. Hij meende te horen dat Thompson in overleg was met iemand anders, maar zeker wist hij het niet. Het kon ook zijn dat Thompson een andere lijn had. Hij kon het gesprek nauwelijks volgen. Na een paar minuten had Robert Thompson weer aan de lijn.
‘Brown, ik zal het geld  regelen en ook een paar helpers. Waar zat je ook weer?’
‘Motel Dexter, kamer negenendertig… uh veertig meneer Thompson. Maar ik denk dat ik het beter even alleen kan regelen…’
‘Nou, dat denk ik niet… maar bel me maandagmorgen, uh om een uur of tien, half elf. Dan weet ik meer.’
‘Geweldig meneer Thompson. Fijn dat u ons wilt helpen. Mevrouw zal u er dankbaar voor zijn.’
Thompson had er blijkbaar genoeg van en verbrak zonder nog iets te zeggen de verbinding.
Robert wreef zich door zijn haren.

 

-81-


‘Zo kleine vriend. Nou ga ik eerst even met mijn meisje een hapje eten en dan is er daarna werk aan de winkel. Rust maar even goed uit, want als het allemaal loopt zoals ik het heb bedacht dan moet je vol aan de bak. Nou tot straks.’
Robert nam zijn jas van de stoel en aaide Rover nog een keer en trok vervolgens de deur achter zich dicht.
‘Zo Robert Brown, dat is dat,’ zei hij zelfvoldaan toen hij in zijn auto stapte. Hij keek nog eens om zich heen, maar er was niemand te zien.

Het was laat toen hij de parkeerplaats opreed en zijn auto parkeerde voor kamer veertig. Het was een mooie avond geweest. Jenny en hij hadden gezellig gegeten bij een Italiaans restaurant. Daarna hadden ze toch maar iets gedronken, in de Bonte Specht. Robert voelde zich er steeds beter thuis en hij had de indruk dat zijn relatie met de stamgasten er ook op voortging. Ze hadden hem zelfs met zijn voornaam aangesproken en Jenny en hem een drankje aangeboden en belangrijker, ze hadden Jenny en hem verder met rust gelaten. Hij had terloops geïnformeerd of Thompson in de loop van de week nog contact met de bank had gehad. Jenny had hem verteld dat ze daar niets over mocht zeggen. Ze had zwijgplicht. Toen hij haar in grote lijnen had verteld waarom hij zo geïnteresseerd was in Thompson en hij nog maar had eens uitgelegd hoe het zat met hun avontuur, was Jenny dichter tegen hem aangeschoven. Ze had vol aandacht zijn verhaal gevolgd. Ze zei dat ze zo gauw als ze iets wist, zij Robert wel zou bellen. Daarna waren ze opgestapt en Robert had Jenny naar huis gebracht. Ze had hem bedankt voor de gezellige avond en hem een kusje op zijn wang gegeven. Robert was er blijkbaar van ondersteboven, want hij liep de verkeerde kant op. Ze had naar hem geroepen en hij was naar haar toe gerend, blijkbaar in de veronderstelling dat Jenny hem nog wat wilde zeggen, maar ze wees de andere kant op en riep hem toe dat hij na honderd meter linksaf moest. Na het bochtje zag hij op de parkeerplaats zijn auto staan. Robert was helemaal in de wolken.

‘Zo oude reus, je baasje is op vrijersvoeten,’ zei hij tegen Rover toen hij kamer veertig binnenging.
Rover sprong tegen hem op en blafte.
‘Ja, ja rustig. Ik weet dat ik laat ben. Maar ik ben het ook niet zo gewend om rekening te houden met een hond die op uur en tijd moet pissen en poepen. Nou vooruit, dan gaan we eerst wel even een ommetje maken.’
Na twintig minuten waren ze terug en Robert kleedde zich uit en stapte in bed. Hij had geen zin meer in een douche ondanks dat hij zich wat zweterig voelde en dat hij een groot deel van de avond in een rookhol had gezeten.
‘Nou Rover. Tot morgen. Lekker slapen, want morgen wordt weer een enerverend dagje.’
Rover keek naar Robert, zuchtte eens diep en legde zijn kop op zijn voorpoten.
Robert draaide zich op zijn zij en sliep binnen de kortste keren.
Na een klein kwartier schrok hij wakker door het geblaf van Rover. De hond trok aan het dekbed van Robert en stond piepend aan de rand van het bed.
‘Ben je wel lekker?’ snauwde Robert tegen de hond. ‘Weet je wel hoe laat het is? Verdomme dat gaat zo niet Rover. Je hebt net geplast. Je moet het maar uitzingen tot morgenvroeg.’
Hij pakte het dekbed en wilde weer in bed stappen toen hij gestommel hoorde in kamer negenendertig.
‘Hè…? Wat is dat nou? Het lijkt wel of er iemand is,’ zei hij hardop.
Rover blafte.
‘Stil maar hondje, blafte je daarom? Wilde je me dat laten weten? Braaf hondje. Goed gedaan hoor.’
Robert vroeg zich af wie er in kamer negenendertig waren. Zouden dat de ontvoerders van Liz en Saskia zijn? Of inbrekers? Of mensen van het motel, die even poolshoogte kwamen nemen? Hij had ze immers verteld dat het even niet nodig was om met het ontbijt rekening te houden. Misschien was er wel een alarm afgegaan. Een uitgevallen koelkast of kortsluiting of zoiets. Hij deed zijn broek aan en pakte de trui die langs het bed op de grond lag. Behoedzaam opende hij de deur van kamer veertig en liep zo stil als hij kon naar de kamer er naast. Er brandde licht en hij zag door de gordijnen van het kleine raam schimmen bewegen. Robert wist niet zo goed wat hij moest doen. Hij voelde er eigenlijk niet veel voor om zich nog meer ellende op zijn hals te halen en van de andere kant was hij wel nieuwsgierig wie er in de kamer van Liz en Saskia waren. Wat was het doel van hun bezoek? Hij probeerde door het kiertje naar binnen te gluren. Tot zijn schrik of misschien wel tot zijn verbazing meende hij Liz te zien. Toen hij zijn oor tegen de ruit drukte hoorde hij ook de stem van Saskia die zei dat ze ging slapen. Ze zei dat ze de volgende dag wel verder zou zien. Hij hoorde nu duidelijk de stem van Liz die antwoordde dat ze het allemaal prima vond en ook nog vroeg of er misschien nog iets te drinken was. Meer stemmen hoorde Robert niet.
‘Schiet mij maar lek. Die twee zijn dus terug op het nest,’ mompelde Robert. ‘En nu Brown, wat wordt nu het plan?’
Hij stak de sleutel in het slot van kamer negenendertig, maar de deur was open en voor dat hij het goed en wel realiseerde stond hij oog in oog met Liz Thompson. Achter haar stond Saskia die haar hoofd schudde.
‘Welja, kom er gezellig bij. Maakt niet uit hoor,’ zei Saskia vol sarcasme.
‘Hallo Robbertje, kom je nog even naar de vrouwtjes kijken? Hoe gezellig.’
‘Waar komen jullie in godsnaam vandaan?’ vroeg Robert helemaal ontdaan.

 

-82-


‘We zijn weer terug uit Parijs.’
‘Hoezo Parijs?’
‘Nou volgens mij heb jij ons naar Parijs gestuurd.’
‘Ik?’
‘Ja, volgens de agentjes hier op het park heb jij hen wijsgemaakt dat we naar Parijs waren. En dat hebben we zo maar gelaten. Anders wordt het allemaal wel heel erg ingewikkeld.’
‘Hebben jullie die gasten dan gezien?’
‘Ja toen we aankwamen. Ze stonden weer op wacht. Sherlock en zijn vriendje. Ik word zo ongeveer gek van die gasten,’ brieste Saskia.
‘Hebben ze ook iets gezegd over je Kevertje?’
‘Hoezo, moest dat dan?’
‘Eh nee.’
Saskia nam hier geen genoegen mee en Robert was boos op zichzelf dat hij weer zijn mond voorbij had gepraat.
‘Robert Brown, wat is er met mijn Kevertje? Nou vertel…!’
‘Afgefikt. Gestolen en toen in de hens gestoken.’
‘Je maakt een grapje…!’
‘Nee hoor.’
‘Robert Brown, zeg dat je een grapje maakt. Dat je me zit te fucken.’
‘Nee hoor. Ik zou niet durven. Jou fucken, kom nou toch. Nee het is echt zo, met mijn hand op het hart.’ Met veel gebaar hield Robert zijn hand op zijn hart.
Saskia keek bijna wanhopig naar Liz.
‘Liz, hoor je dat? Ze hebben mijn Kevertje gejat. Gestolen en in de brand gestoken, Wie en waarom? Ik zal ze, die klootzakken…’
‘Moet je wel eerst weten wie het zijn,’ voegde Robert er met een misplaatste glimlach aan toe.
‘Robert Brown, alsjeblieft maak me niet nog bozer. Ik ben al in alle staten.’
‘Nou ja, het is maar een auto. En je bent vast wel verzekerd,’ zei Liz met een flauwe glimlach.
Saskia keek haar aan en het was maar goed dat Liz ver bij haar uit de buurt was.
‘Liz heeft wel een beetje gelijk. Zeker als je het afzet tegen wat Ramondo is overkomen.’
Beide vrouwen keken hem vol verbazing aan.
‘Hoezo?’ reageerden beiden in koor.
‘Nou die is niet meer. Die is op de laatste trein gestapt. Die heeft zijn laatste hemd aangetrokken.’
‘Ik snap je niet… Wat bedoel je nou eigenlijk?’ zei Saskia en ze keek naar Liz.
‘Nou ik wel meisje. Ik denk dat Robert ons wil vertellen dat Ramondo het tijdelijke voor het eeuwige heeft verwisseld. Dat hij er niet meer is. Plat gezegd, dat hij gewoon dood is.’
‘Dat kan niet waar zijn. Robert zeg dat dit niet waar is. En waar is hij nu?’ reageerde Saskia ontzet.
‘In opslag… in het mortuarium. Maar vertel eens eerlijk, wanneer hebben jullie hem nog in levenden lijve gezien?’
‘Uh, net nadat jij met Jenny naar de Daily bent gegaan. Misschien een kwartiertje nadien. Die vrouw was bij hem. Die vrouw die Rover heeft gebracht,’ antwoordde Liz kalm.
‘Rose?’

 

-83-


‘Ik heb geen idee hoe ze heet. Ze zijn samen naar kamer eenenveertig gegaan. Blijkbaar kende ze elkaar goed, want de vonken sprongen er vanaf. In elk geval hebben we ze niet weg zien gaan. Ze zal er nog wel geweest zijn toen wij zijn vertrokken.’
Robert voelde het zweet over zijn rug lopen. Zoals het er nu uitzag wist Rose dus wat er gebeurd was. Misschien waren ze zich samen wel aan een of ander seksspelletje te buiten gegaan en was Ramondo er in gebleven. Bovendien kon hij zich niet voorstellen als hun relatie blijkbaar nog zo heftig was dat ze hem dan zo achter zou laten. Dan had ze zeker alarm geslagen en om een dokter gevraagd. Ze had immers niks te verbergen. Maar waarom zou Rose hem dan gebeld hebben? Dat was toch niet logisch. Bovendien had ze hem toch niet gebeld als ze wist dat hij was overleden. Dat zou wel heel raar zijn. Het ze had ook niet gereageerd toen hij haar verteld dat Ramondo vertrokken was. Blijkbaar vond ze dat ook niet vreemd… of zou ze dat maar gespeeld hebben? Misschien wilde ze er alleen maar checken of hij al was gevonden? Hij probeerde een passend antwoord te vinden maar het lukte hem niet.  
‘Hallo Robert Brown, ben je er nog?’
‘Sorry Liz, ik moest even nadenken.’
‘En?’
‘Hoezo en?’
‘Is het gelukt? Heb je het mysterie ontrafeld. Heb je nu een idee wat er gebeurd kan zijn?’
‘Nee, dat niet. Maar wat is er eigenlijk daarna met jullie gebeurd? Dat is volgens mij niet minder weliswaar interessant. Jullie zijn toch of beter waren toch ontvoerd? Of niet soms?’
‘Dat heb jij er van gemaakt beste Robert. Vertel jij het hem Saskia of…’
‘Nee vertel jij het hem maar Liz. Van jou zal hij het wel eerder aannemen dan van mij.‘
‘We zijn gaan shoppen…’
Vol ongeloof keek Robert naar Liz en daarna naar Saskia.
‘Gaan shoppen?’
‘Ja, winkelen. Je weet wel, dat doen vrouwen soms. We kregen er zo maar opeens zin in. Zo gaat dat met soms met vrouwen, maar dat begrijp jij toch niet. Dat doet geen enkele man.’
‘Ik snap er echt niets meer van. En die kerels dan? Die ik om losgeld heb gevraagd?’
‘Kerel… Robert. Die kerel was Colin. Colin was bij ons, hij heeft ons naar Londen gereden. In de Mercedes van het garagebedrijf waar hij zo nu en dan werkt. We hebben hem even ingehuurd.’
Robert schudde zijn hoofd.
‘Maak dat de kat maar wijs, maar mij niet. Ik geloof er niets van…’
‘Het is echt waar,’ voegde Saskia hem toe al klonk het niet echt overtuigend.
‘Ik kan het bijna niet geloven. En waar zijn jullie afgelopen nacht dan gebleven?’
‘In hotel de Continental Crown, in London,’ antwoordde Saskia. ‘Tjonge Robert, het kost een paar centen maar dan heb je ook wat. We hadden weliswaar een tweepersoonskamer, maar met meer ruimte dan de drie kamers samen, die we hier bij Dexter hebben.’
‘Jullie zijn in London gebleven?’ reageerde Robert vol ongeloof. ‘En Colin dan?’
‘Die is teruggereden en heeft ons vanavond weer opgehaald en weer netjes hier naar Motel Dexter gebracht. We waren net een minuut of tien weer terug op onze kamer voordat jij hier binnen viel.’
‘En toch snap ik het niet?’
‘Wat snap je niet Robert?’
‘Nou, hoe wisten jullie dat ik het was toen ik naar Saskia belde?’
‘Nummermelder. Saskia heeft begin van de week mijn nummer in haar mobiel gezet. Zodoende. Ik had mijn telefoon hier laten liggen en het kon gewoon niemand anders zijn dan jij die met mijn mobiel naar Saskia belde. Ik was die van mij domweg vergeten me te nemen. Stom, want wat is een vrouw zonder haar mobieltje?  Maar goed, Saskia was even naar het toilet toen jij belde. Haar mobiel lag nog op tafel. Ik heb Colin gevraagd om het gesprek te beantwoorden. En toen ging jij van die rare vragen en opmerkingen maken. Colin keek mij aan en hij speelde het spel spontaan mee. Geweldig. Jack Russell… de sloper… Hoe krijg je het verzonnen? En zo gemeen. Nou, en toen was het klaar. Ik heb Colin gevraagd om nog even te blijven want die gemene Jack Russell zei dat hij nog terug zou bellen. En dat deed hij. Hij noemde me zelfs een mal wijf. Wat een doortrapte boef is die Russell. Die zou ik niet graag tegenkomen. En wat een onderhandelaar. Twee miljoen en geen cent meer…’

 

-84-


‘Toe nou Liz, dit is allemaal al erg genoeg.’
‘Het wordt me wel een avontuur. Charles Thompson zal tevreden zijn met ons,’ mompelde Saskia.
‘Dat betwijfel ik,’ mompelde Robert.
‘Hoezo?’ Liz keek Robert hem aan.
‘Nou ja, die denkt nog steeds dat ik jullie heb laten ontvoeren. Dat ik het allemaal verprutst heb. Ik heb hem om vier miljoen gevraagd… om jullie daarmee te kunnen bevrijden uit de handen van die gemene criminelen.’
Liz fronste haar wenkbrauwen en er verscheen een brede glimlach op haar gezicht.
‘Het was toch twee miljoen en geen cent meer…?’
‘Dat is ook zo, maar ik dacht laat ik maar wat meer aan Thompson vragen…’ antwoordde Robert ingetogen.
‘Maar dat is toch geweldig Robert. Echt super. Dan kunnen we gewoon door met ons plan. Alleen is het dan wel zonder onze kleine vriend Ramondo. Maar goed, dat is even niet anders. Wat heb je afgesproken?’
‘Dat ik hem morgen zal bellen.’
‘Thompson?’
‘Ja wie anders. Ramondo zal wel niet meer opnemen denk je wel?’
‘Ik wist niet dat je boos werd,’ was de tamelijk felle reactie van Saskia.
‘Ik ben even wat gestrest. Mag dat even alsjeblieft?’
‘Ik dacht dat die Jack Russel zo’n ijskoude was? Een man van staal,’ zei Liz met een lach.
‘Hou op Liz. Ik word nog gek.’
‘Nu even niet Robert, nu moet er nagedacht worden.’
‘Mag dat morgen? Ik geloof dat ik het even helemaal heb gehad.’
‘Mij best. Dan gaan we nu slapen en zien we morgenvroeg maar weer verder. Iedereen mee eens?’
‘Zeker,’ antwoordden Robert en Saskia in koor.
‘Doe Rover de groeten.’
‘Ja hoor.’  Robert liep met grote passen naar de deur.
‘Welterusten’
‘Ja, jij ook.’
Even later ging hij kamer veertig binnen. Rover lag al op bed en was niet van plan om daar vanaf te gaan, noch plaats te maken voor Robert. Hij maakte in elk geval niet die indruk.
‘Blijf ook maar liggen oude reus. Het helpt toch niet. We zijn beetgenomen Rover. Amateurs zijn we. Charlatans van het ergste soort. Die verdomde takkenwijven.’
Rover keek eens op en sloot vervolgens weer zijn ogen.
Even later snurkte Robert en ook Rover liet zich niet onbetuigd. Het leek wel of beiden er een wedstrijdje van wilden maken.

 

-85-

 




Hoofdstuk 22

 

Het was zondagmorgen. Robert had prima geslapen ondanks dat Rover bij hem op bed was blijven liggen. Hij dacht aan het verhaal van Liz en Saskia. Hij vroeg zich af of ze hem wat op de mouw wilden spelden. Hem een rad voor ogen wilden draaien. Waarom had Saskia niets laten weten? Waarom waren ze in Londen gaan shoppen zonder iets tegen hem te zeggen? Bovendien was dat tegen alle afspraken in. Saskia zou bij Liz in de motelkamer blijven, dat hadden ze zo besproken. Hoe Robert er ook naar keek hij kon zich niet voorstellen dat ze de waarheid tegen hem hadden verteld. En als het zo was, als het allemaal waar was wat ze hem hadden verteld, dat vond hij het op zijn minst tamelijk onfatsoenlijk. Was het zo moeilijk geweest om hem even te bellen om hem te vertellen wat hun plan was? Robert was er in elk geval niet gerust op. Hij vroeg zich af of beide vrouwen eigenlijk wel te vertrouwen waren. Want misschien hadden Saskia en Liz wel een heel ander plan en wilden ze hem daar voor op laten draaien.
‘Rover, we zullen ze wel eens laten zien wie hier de slimste is,’ mompelde hij tegen de hond, die nauwelijks interesse in hem had. Rover lag nog languit op het bed en was schijnbaar niet van plan om binnen afzienbare tijd iets aan die situatie te veranderen. Vreemd eigenlijk dat die Rose mij heeft gebeld. Zoals het nu lijkt is zij de laatste geweest die Ramondo nog in levenden lijve heeft aangetroffen. Want als het verhaal van Liz en Saskia klopt dan was zij nog bij Ramondo op het moment dat Liz en Saskia zijn vertrokken om te gaan winkelen. Robert Brown, je wordt beetgenomen…!’
Rover schrok er van.
Robert realiseerde zich opeens weer dat de ring van Saskia in de kamer van Ramondo was gevonden. Dus zoals het nu leek was Saskia dus nog bij hem geweest voordat ze waren vertrokken. Ergo, ook zij moet Ramondo nog hebben gezien, levend of dood. Maar waarom had ze haar ring afgedaan? Misschien met het wassen van haar handen of… Robert vroeg zich af hoe het nu verder moest.
Was het wel slim om beide dames te confronteren met deze feiten of was het verstandiger om het maar even te laten voor wat het was. Misschien was het wel handiger dat hij eerst maar eens probeerde te achterhalen wat nu eigenlijk hun plannen waren en wat er nou uiteindelijk met Ramondo was gebeurd? Maar hoe kon hij dat nou het beste aanpakken? Hij kon toch moeilijk naar Rose bellen. Hoewel…
Hij keek op zijn horloge. Het was bijna tien uur. Hij pakte het mobieltje van Ramondo en keek bij de gesprekslijst. Gelukkig had Rose geen geblokkeerd nummer. Hij drukte de toets in en hoorde de telefoon overgaan.
‘Goede morgen mevrouw. Met Robert Brown. U weet wel. We hebben gisteren nog even contact gehad.’ Robert zuchtte eens diep.
‘Klopt. Ja, het bereik is hier zo slecht. Ik heb dat vaak… Maar goed waar ik u over bel, ik heb gisteren hier nog een paar mensen gesproken en die wisten mij te vertellen dat u gisteren nog bij Ramondo bent geweest. Heeft u niets aan hem gemerkt? Heeft hij niets over zijn vertrek gezegd?’
Blijkbaar maakte deze vragen indruk op Rose.
‘Hallo mevrouw Rose… bent u daar nog?’
Het gesprek werd afgebroken.
‘Verdomme Rover, ik weet niet waar we in terecht zijn gekomen, maar een ding is zeker, we moeten vanaf nu op onze hoede zijn. Hier klopt iets niet, maar wat er nou niet klopt…?’
Rover lichtte zijn kop op en slaakte een diepe zucht. Daarna rekte hij zich uit en hij sloot zijn ogen en sliep weer rustig verder.
‘Ja, laat me er maar alleen voor staan,’ en hij aaide de hond over zijn kop.
Ondertussen probeerde hij nogmaals Rose te bellen. Het nummer bleef in gesprek.
‘Zeker ook opeens een slecht bereik,’ mopperde hij.
Het bleef maar door zijn hoofd zeuren. Zou Liz haar mobieltje misschien met opzet hebben laten liggen en hoe was de ring van Saskia in kamer eenenveertig terechtgekomen? In de kamer waar Ramondo zijn laatste adem had uitgeblazen. Hij probeerde een passende verklaring te vinden, maar het lukte hem niet.

 

-86-

 


‘Misschien moet ik het ze maar gewoon vragen Rover en kijken hoe ze reageren.’
Het was bijna elf uur toen Robert op de deur van kamer negenendertig klopte.
‘Ben jij dat Robert?’ hoorde hij aan de andere kant van de deur.
 ‘Ja, kom ik gelegen?’
‘Nee dat niet. Maar vooruit, ik zal voor je opendoen. Moment, even iets fatsoenlijks aandoen.’
Even later deed Saskia de deur open, terwijl ze haar badjas dichtknoopte.
‘Ik dacht dat ons Robbertje ons een lekker ontbijtje kwam brengen, maar helaas…’ zei ze teleurgesteld.
‘Begin jij mij nou ook al Robbertje te noemen…?’ mopperde Robert. ‘En wat het ontbijt betreft, jullie  moeten maar even geduld hebben. Ik zal zo meteen wel even kijken wat ik kan regelen. Maar kijk eens wat ik heb gevonden. Volgens mij is die van jou? Of vergis ik me?’
Robert liet Saskia de ring zien.
‘Goh, wat goed Robert. Ik dacht al, hoe kan dat nou. Hij lag hier op mijn nachtkastje en ineens was hij weg. Waar heb je hem gevonden?’
‘In de kamer van Ramondo.’
‘In eenenveertig? Bij Ramondo? Hoe is hij daar in hemelsnaam terechtgekomen?’
‘Dat vraag ik me nou ook af.’
Liz was uit de douche gekomen en droeg ook een badjas.
‘Zo Robbertje, kom je ons ontbijtje brengen? Lief van je.’
‘Nee Liz, zo meteen. Maar eerst even nog een vraag aan jou. Kun je mij misschien uitleggen hoe jouw mobiel in de kamer van Ramondo terecht is gekomen?’
‘Hoezo?’
‘Nou zoals ik het zeg. Jouw Iphone lag op het tafeltje in de kamer van onze ontzielde tovenaar.
‘Goochelaar,’ corrigeerde Liz.
‘Nou hij was in elk geval ontzield. Maar goed, ik ben benieuwd naar je verklaring.’
‘Wat wil je eigenlijk beweren Robert Brown?’ antwoordde Liz geïrriteerd. 
‘Ik wil alleen maar graag van je horen hoe jouw mobiel daar terecht is gekomen. Meer niet,’ blufte Robert. Hij was benieuwd hoe Liz zich hier uit zou redden. Natuurlijk, hij had haar mobiel in kamer negenendertig aangetroffen en niet  in de kamer van Ramondo, maar het was voor Robert een ultiem moment om het Liz ook eens even lastig te maken. Het bracht haar in elk geval even uit haar evenwicht, maar al vlug herstelde ze zich en was ze weer even strijdbaar als voorheen.
‘En als ik jou zeg dat ik geen idee heb, geloof je me dan ook? Ik heb hem zeker weten hier laten liggen op dat tafeltje. Meer kan ik je er niet over vertellen.’
‘Dus je weet het niet? Jij bent in elk geval niet meer bij hem op zijn kamer geweest?’
‘Net zo min als ik. Ik weet zeker dat mijn ring hier op mijn nachtkastje lag. Voor honderd procent. Het is voor mij een raadsel hoe die dan in kamer eenenveertig terecht is gekomen,’ mompelde Saskia.
‘Wat zei je?’ vroeg Liz.
‘Oh, dat mijn ring ook al op die kamer lag. Net als jouw mobiel Liz. Snap jij het?’
‘Dames, spelen jullie nou een spel met mij of...?’
‘Robert Brown. Alsjeblieft.’
‘Leg me dan eens even dat jullie alles hebben meegenomen op jullie zogenaamde winkeluitstapje behalve een tamelijk kostbare ring en een vrij nieuwe en toch ook niet echt goedkope Iphone. Je moet mij maar niet kwalijk nemen dat ik dat even niet kan plaatsen.’

 

-87-


‘Wij ook niet,’ klonk het bijna in koor.
‘Hoezo jullie ook niet?’
‘Nee, zoals ik het zeg. Ik heb mijn ring niet gemist, tenminste niet eerder dan toen ik wilde douchen in het hotel. Toen realiseerde ik me dat hij nog op mijn kamer lag. Ik doe meestal mijn ringen af als ik een douche neem omdat ik bang ben dat ik ze anders verlies. En overigens ook als ik mijn handen was. Je hebt zo gauw van die zeepresten. Maar hoe mijn ring in kamer eenenveertig kan zijn beland? Echt, ik heb geen idee.’ Saskia was stellig in haar verklaring.
‘En jij Liz? Is jouw mobiel richting kamer eenenveertig gewandeld toen je er even niet op hebt gelet?’
‘Wat ben jij een flauw kereltje. Maar goed, ik dacht echt dat ik hem in mijn tas had gedaan. Ik vergeet eigenlijk nooit mijn mobiel. Pas toen we onderweg waren kwam ik er achter. Ik ging er ook vanuit dat ik hem op de kamer had laten liggen.’
‘Misschien zie ik spoken, maar zoals het nu lijkt zijn die spullen van jullie op mysterieuze wijze in kamer eenenveertig beland. Bij Ramondo, die helaas niet langer meer onder ons is. Als jullie een idee hebben hoe dit mysterie kan worden verklaard, dan houd ik me aanbevolen.’
Er klonk een diepe zucht. Liz keek naar Saskia en vervolgens weer naar Robert.
‘Wil je nu alsjeblieft iets te eten regelen Robert?’
Hij schudde zijn hoofd. Hij vond het maar een rare situatie. Zoals het nu leek hadden Liz en Saskia een plausibele verklaring. Er was eigenlijk geen speld tussen te krijgen.
‘Oké, ik loop wel even naar de balie. Denken jullie er nog maar eens goed over na. Er moet toch een verklaring te vinden zijn. Ringen en mobieltjes hebben tenslotte geen pootjes.’
‘Robbertje, je bent af en toe een naar ventje.’
‘Ja Liz, en jij een mal wijf.’
‘En Robert, dan nog iets… Onze spullen lagen onder het bed. Dus mocht je soms denken dat we alles hadden meegenomen dan…’
‘Ik denk voorlopig maar niets meer.’
Liz en Saskia reageerden niet.
‘Weet je dames, het zit mij behoorlijk dwars dat jullie mij niets hebben laten weten. En dat is niet zomaar over. Ik voel me behoorlijk genomen en dat is geen lekker gevoel. Ten minste niet op deze manier.’
‘Sorry hoor, maar je moet er niet zo’n drama van maken. Het is nou eenmaal zo gelopen. Vrouwen hebben dat soms even nodig. Maar goed, we zullen het niet meer doen. Beloofd.’
Robert schudde zijn hoofd, mompelde iets en liep daarna zonder nog iets te zeggen de kamer uit.
Saskia en Liz keken elkaar vragend aan.
‘Volgens mij is hij een beetje boos op ons,’ grinnikte Liz.
 

Nadat ze gezamenlijk hadden ontbeten was Robert een blokje om gelopen met Rover. Toen ze weer bij de parkeerplaats van Motel Dexter waren aangekomen zag hij even verderop de twee agenten staan. Robert wist dat het geen zin had om te doen alsof hij ze niet had gezien.
De kleinste zwaaide met zijn arm.
‘Rover, daar gaan we weer. Bobby en Bobby willen blijkbaar weer iets van ons weten. Maar mondje dicht,’ fluisterde Robert. Rover blafte een keer en kwispelde.
‘Goede morgen meneer Brown. Fijn dat we u nog even treffen. We hebben namelijk nog een kort vraagje.’
‘Dat kan heren. Ik had eigenlijk niets anders verwacht. Wat kan ik voor u betekenen?’
‘Nou meneer Brown, het volgende. Het blijkt dat ene mevrouw Rose Steeple hier vrijdag nog is geweest. Mevrouw Steeple is de echtgenote van meneer Steeple, bij u beter bekend als Ramondo.’
‘Zeg maar de ex-echtgenote…’  Robert kon zijn tong wel afbijten. Weer had hij het gevoel dat hij iets doms had gezegd.
‘U bent goed op de hoogte…’
‘Nou ja, Ramondo en ik hebben het er wel eens over gehad. Maar ze zijn nog niet echt gescheiden,’ voegde hij er snel aan toe. ‘Tenminste dat zei die Rose tegen mij.’
‘U heeft contact met haar?’

 

-88-


‘Nee, uh ja, ze heeft me gebeld.’
‘Waarover als ik vragen mag?’
‘Ze wilde weten hoe het met de hond ging en met Ramondo natuurlijk.’
‘Wanneer was dat?’
‘Een paar dagen geleden…’ antwoordde Robert en hij voelde de zweetdruppels op zijn voorhoofd.
‘Nog voordat Ramondo was overleden?’ vroeg de lange agent.
‘Dat lijkt me logisch agent, anders had ze niet aan mij gevraagd hoe het met hem was.’
‘De lange agent keek Robert strak aan.
‘Heeft Ramondo u toevalligerwijze iets verteld over een bepaald soort gedrag, ik bedoel over het gedrag van zijn echtgenote,  volgens uw zeggen zijn ex-echtgenote?’
‘Nog niet helemaal agent. Ze lagen in scheiding. Maar goed, om antwoord te geven op uw vraag. Nee Ramondo heeft me niets over zijn vrouw verteld, niets bijzonders. Alleen dat het samen niet zo heftig meer was. Dat is alles.’
‘U kunt ons verder geen informatie verschaffen?’
‘Ik zou niet weten waarover.’
‘Die ring van uw vriendin… heeft u haar al verteld waar u die heeft teruggevonden?’
‘Sorry, u heeft hem toch teruggevonden, niet ik.’
‘Nou niet zo mierenneukerig doen meneer Brown. U weet best wat ik bedoel.’
‘Nogmaals sorry, het was niet zo bedoeld, maar ik wil gewoon de zaken helder houden. Maar goed wat is er met die ring? Mijn vriendin was in elk geval blij dat hij weer terecht was.’
‘Nou meneer Brown, een van de personeelsleden heeft mevrouw Steeple binnen zien gaan in kamer negenendertig. Dat is toch de kamer van uw vriendin en van die andere mevrouw?’
‘Wanneer was dat?’
‘Zoals ik al zei, dat was vrijdag,’
‘Ik had dit niet zo  begrepen. U zei eerder dat ze hier vrijdag was, maar u vertelde er toen niet bij dat ze tevens een bezoekje heeft gebracht aan negenendertig.’
De kleine agent moest even nadenken.
‘Nou…  uh enfin dit is in elk geval dat we hebben doorgekregen.’
‘En…?’
‘Nou, wat wij graag zouden willen weten is wat mevrouw Rose Steeple in kamer negenendertig deed?’
‘Geen idee. Ik was er niet bij. Ik was elders, maar dat heb ik u al verteld.’
‘Dat is ook zo, maar weet u misschien of uw vriendin en die andere dame in de kamer aanwezig waren tijdens het bezoek van mevrouw Steeple?’
‘Helaas agent, ik kan u hier echt niets over zeggen dat zult u echt zelf aan de dames moeten vragen. Ze zijn net weer terug uit Parijs, maar dat had u al begrepen.’
‘We hebben ze inderdaad gesproken. Overigens kreeg ik wel de indruk dat de dames in Londen zijn geweest en niet in Parijs, zoals u beweert. Maar goed ik kan me vergissen. Als u denkt dat ze in Parijs zijn geweest, dan laten we het daarbij.’
‘Ze vertellen mij ook niet alles heren. Zo gaat dat soms, ze zeggen dat ze naar Parijs gaan en dan blijken ze naar Londen te zijn geweest. Het is af en toe niet te volgen. Dus…’ reageerde Robert met een stalen gezicht,  hoewel hij wel moeite had om zich goed te houden.
‘Dus…?’ vroeg de kleine agent verbaasd.
‘Dus lijkt het mij voor de hand liggend dat u de dames vereert met een bezoekje.’
‘Dat gaan we zeker doen meneer Brown. Zijn ze nog op hun kamer?’
‘Voor zover ik weet wel. Maar je weet het maar nooit tegenwoordig.’

 

 

-89-


De langste van de twee agenten keek Robert vragend aan.
‘Daar bedoel ik deze keer niets mee agent. Dat is in zijn algemeenheid bedoeld. Je weet het maar nooit met die vrouwen. Daar zult u het toch wel mee eens kunnen zijn?’
De lange agent haalde zijn schouders op.
‘Tot de volgende keer maar weer meneer Brown.’
‘Nog een prettige dag heren. Kom Rover, we gaan weer verder.’
‘Is dat de hond?’ vroeg de kleine agent.
‘Van Ramondo?  Ja. Dit is Rover. Je kunt zo’n beest toch niet aan zijn lot overlaten?’
‘Meneer Brown, waar was eh… Rover toen wij bij meneer Ramondo waren?’
‘In mijn kamer, maar volgens mij had ik u dat al verteld.’
‘In uw kamer…? Oh ja natuurlijk, u slaapt samen meen ik me te herinneren,’ zuchtte de lange agent.
‘Hoezo, ja natuurlijk…? Nou zo natuurlijk is dat ook weer niet, maar goed Rover was bij mij. In mijn kamer. Ik had hem al eerder veiliggesteld.’
‘Veiliggesteld?’
‘Zo noemen jullie dat toch?’
‘Dat doen we met bewijs meneer Brown. Veiligstellen of zekerstellen. Het wordt soms door elkaar heen gebruikt.’
‘Nou ja, wat jullie willen. Wat mij betreft heb ik hem veiliggesteld.’
‘Maar beste meneer Brown, de hond is toch geen bewijs. Tenminste…’
‘U kent me nou onderhand toch wel. Ik ben er soms niet helemaal bij.’
De langste agent schudde zijn hoofd. Robert zag hem denken. Hij moest toegeven dat hij zich soms ook wel vreemd kon gedragen.
‘Ja… ja,’ zei de kleine agent, die er blijkbaar zo zijn eigen gedachten over had.
‘Kom Rover, dan gaan we maar eens verder. Een hond moet tenslotte zijn dagelijkse beweging hebben. Heren nog een fijne dag.’
Robert gaf beide agenten een hand en liep vervolgens richting de bosrand waar Motel Dexter aan grensde.
‘We maken nog een extra rondje Rover. Ik heb er geen behoefte aan om zo meteen weer met die twee speurneuzen opgescheept te zitten, want die gaan nu natuurlijk linea recta naar Saskia en Liz.’
Robert dacht nog eens na over wat de agenten hem hadden verteld. Het zou dus zo kunnen zijn geweest dat Rose had ingebroken en misschien had Rose de ring ontvreemd en had ze deze vervolgens per ongeluk in de kamer van Ramondo achtergelaten. Misschien was ze er wel in paniek vandoor gegaan toen bleek dat de motor van de kleine grote goochelaar er de brui aan had gegeven. Maar waarom had ze het mobieltje van Liz dan in kamer negenendertig laten liggen? En waarom had ze wel bij negenendertig en niet bij hem ingebroken? Misschien wel omdat ze wist dat Rover daar was. Bovendien, wie zegt dat ze heeft ingebroken? Misschien waren Liz en Saskia  nog gewoon op hun kamer. Maar toch blijft het vreemd dat de ring van Saskia bij Ramondo in de kamer lag.
‘Rover, ik snap er om eerlijk te zijn geen bal meer van. En jij ook niet neem ik aan?’
De hond blafte twee keer en keek Robert aan alsof hij wilde zeggen dat hij het helemaal met hem eens was.
‘Dat dacht ik al,’ zei Robert.
 
Ze hadden samen nog een lange wandeling gemaakt, dit tot groot plezier van Rover. De hond was zichtbaar blij en kwispelde uitbundig. Toen Robert weer bij kamer veertig was aangekomen was er niets wat er op leek dat de twee agenten nog bij Saskia en Liz waren. Hij bracht Rover naar binnen en ging in de richting van kamer negenendertig. Toen hij aanklopte hoorde hij Saskia roepen dat de deur open was.

 

-90-


‘Zijn ze al weg?’ vroeg Robert.
‘Ja, tenminste als je die twee speurneuzen bedoelt.’
‘Ja, die.’
‘Heb jij die op ons dak gestuurd?’ vroeg Liz.
‘Ze hadden een aantal vragen, waar ik geen antwoord op kon geven. Ik was tenslotte niet hier toen  zich hier van alles heeft afgespeeld,’ was de verongelijkte reactie van Robert.
‘Tjonge, meneer heeft het wel benauwd hoor,’ ging Liz verder.
‘Niet zo benauwd als Ramondo.’ Het was er uit voordat Robert er erg in had.
‘Wat wil je daarmee zeggen Robert Brown?’ reageerde Liz fel.
‘Uh niets, rustig maar hoor.’
‘Robert je moet echt van ons aannemen dat wij er ook niet veel meer van weten dan jij,’ zei Saskia.
‘We weten ook niet meer dan dat die Rose blijkbaar hier is geweest, net voordat wij zijn vertrokken naar Londen. En volgens die agenten en ook volgens mij heeft ze hier ingebroken of is ze in ieder geval in deze kamer geweest, nadat wij weg zijn gegaan. Het enige wat ik kan bedenken is dat ze toen mijn ring en het mobieltje van Liz heeft meegenomen en die per ongeluk heeft laten liggen in kamer eenenveertig. Anders weet ik het ook niet.’
‘Misschien wilde Rose jullie wel verdacht maken?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou zoals ik het zeg. Ik ben geen agent, maar zelfs ik ben er steeds van uit gegaan dat jullie in de kamer van Ramondo zijn geweest. En dat hij daar vervolgens vastgebonden aan zijn bed is aangetroffen en daarbij ook nog eens dood is gegaan is nou niet bepaald iets om de handen voor op elkaar te krijgen. Ergo, als ik een copper zou zijn zou ik toch wel mijn bedenkingen hebben en jullie eens stevig aan de tand komen voelen. Ik zou me werkelijk afvragen of jullie er iets mee te maken hebben gehad. Het zou zeker voor mij een optie zijn om dit grondig te rechercheren. Misschien is die kleine man wel dankzij jullie toedoen er zo maar vandoor is gegaan.’
‘Bedoel je nou te zeggen dat je ons verdenkt van de dood van Ramondo?’ vroeg Liz geërgerd.
‘Vind je dat zo raar?’
‘Hand op ons hart Robert, je moet ons geloven.’ reageerden Liz en Saskia gelijktijdig. ‘We hebben er echt niets mee te maken. Je hebt toch verder niets tegen die twee agenten verteld?’ vroeg Liz.
‘Nee hoor, wees maar niet bang,’ antwoordde Robert. ‘Ik ben wel wijzer.’
‘Je moet ons echt vertrouwen Robert,’ benadrukte Saskia nogmaals.
‘Waarom zou ik? Jullie hebben me toch ook zo maar in de steek gelaten om me daarna ook nog eens op het verkeerde spoor te zetten. Fijn dat ik morgen Thompson mag bellen om hem te vertellen dat er helemaal geen ontvoerders zijn geweest, maar dat beide dames zin hadden in een dagje shoppen in Londen. Hij zal er natuurlijk begrip voor hebben en uit waardering zal hij maar al te graag per omgaande alsnog vier miljoen ter beschikking stellen, hoewel daar eigenlijk geen enkele noodzaak meer voor is. Ik kan hem toch moeilijk gaan vertellen dat we nu onze oorspronkelijke ontvoering weer gaan opvatten en we alsnog het losgeld van de oorspronkelijke uitvoering van hem willen hebben. Het losgeld voor zijn vrouw, die inmiddels wel weer terecht is, maar nu weer even tijdelijk in handen is van Robert Brown, de man waar dezelfde meneer Thompson inmiddels wel alles van zal weten en hem ook al meerdere keren heeft gewezen op zijn klunzige aanpak en falend inzicht. Thompson is het er in elk geval over eens dat die Brown, ik dus, een grote prutser is. Een brekebeen en bovenal een slappe flutcrimineel.’
‘Robert, je gaat hem toch niet vertellen dat we weer terecht zijn? En dat we alleen maar even een uitstapje hebben gemaakt en dat er verder niets aan de hand was? Dan kunnen we inderdaad wel fluiten naar die vier miljoen en ik in elk geval naar mijn miljoentje.’
‘Wat stel jij dan voor Liz? Wat voor zin heeft het eigenlijk om hier mee door te gaan. Je denkt toch niet dat Thompson mij nog serieus neemt?’ gromde Robert.
‘Gewoon alles door laten gaan. Het oorspronkelijke plan volgen. Dat zou mijn voorstel zijn en niets anders. Wat vind jij er van Saskia?’
‘Ik ben het wel met je eens Liz. We moeten er gewoon mee doorgaan. Charles Thompson weet nu niet beter dan dat zijn vrouw in de handen is gevallen van een stelletje misdadige lafhartige ontvoerders. Volgens mij moeten we daar nu niks aan willen veranderen. Liz, we incasseren het geld en melden ons later met ons avontuur en met het losgeld op het kantoor van de New Daily Express of in jullie landhuis. Het ligt er aan waar Charles ons wil ontmoeten. Het voegt in elk geval weer wat toe aan ons verhaal.’

 

-91-


‘Heb je alles nog wel bijgehouden? Ik bedoel eigenlijk of we er straks nog wel een afgerond maar vooral een nog te begrijpen verhaal aan over houden? Ik snap er zelf zo onderhand niks meer van.’
‘Dat komt helemaal goed Robert. Ik denk dat Charles Thompson het allemaal best zal kunnen waarderen.’
‘En ik wil wel graag mijn miljoentje jongelui,’ kirde Liz.
‘Ja hoor, wees maar niet bang.’
Robert friemelde wat nerveus aan de sprei die op het bed lag.
‘Dus, we gaan er nog steeds voor? Drie miljoen om terug te geven en een miljoen voor Liz als beloning voor haar meewerking. Als Thompson tenminste met vier miljoen op de proppen komt.’
‘Robbertje, heb nou eens wat meer vertrouwen in de zaak. Je bent altijd zo negatief.’
‘Je hebt gemakkelijk praten, maar ik zie mezelf nog steeds eindigen in zo’n streepjespyjama in celblok nummer dertien, samen in één cel met seriemoordenaars en verkrachters.’
‘Ik beloof je als het ooit zo ver mocht komen, dan zal ik je elke maand een kaartje sturen.’
‘Groeten uit Ibiza of van de Bahama’s of zoiets zeker.’
Liz schudde haar hoofd.
‘Saskia, je hebt gelijk. Hij is inderdaad helemaal door zijn moeder verknoeid. Het is nog gewoon een papkindje. Een luierventje.’
‘Liz, laat mijn moeder er buiten, wil je?’
‘Sorry, het ontschoot me. Maar goed. De centjes van Charles, daar hadden we het over. Wat wordt  het plan jongens?’
Robert keek Saskia aan en zuchtte diep.
‘Nou ja, oké dan. Wat mij betreft zetten we door wat we oorspronkelijk van plan waren. Alleen hebben we de grote Ramondo niet meer in het team, maar…’ Robert stopte en keek de beide vrouwen aan.
‘Maar…?’ klonk het in koor.
‘Maar we hebben misschien wel een waardige vervanger.’
‘En wie mag dat dan wel zijn?’ vroeg Saskia verbaasd.
‘Mijn grote viervoetige vriend Rover.’
‘Rover…?’
‘Ja exact. Rover kent het kunstje met de verwisseltruc van de tassen en als we nog even wat oefenen heb ik er alle vertrouwen in dat het helemaal goed gaat komen.’
‘Robert, ben je dronken of gebruik je pillen? Je gaat mij toch niet proberen te vertellen dat ik deze unieke kans op het verkrijgen van een miljoentje in de handen eh… in de poten moet gaan leggen van een hond?’
‘Heb je een beter plan?’
‘Nee, dat niet, maar dit is wel het meest stupide idee wat ik de laatste dertig jaar heb gehoord.’
‘Ik vind het zo gek nog niet, tenminste als Rover begrijpt wat er van hem wordt verwacht,’ merkte Saskia op. ‘Niemand zal hem als medeplichtige zien. Ze zullen hem in elk geval niet zo in de gaten houden.’
‘Geef me nou maar een borrel. Ik ben er geloof ik wel even aan toe,’ zuchtte Liz.
‘Liz alsjeblieft, het is net na de middag.’
‘Nou en?’

 

-92-

 

 




Hoofdstuk 23

 

Ze hadden de rest van de zondagmiddag doorgebracht met het doornemen van de verschillende scenario’s. Alle drie waren ze het er over eens dat Rover het mechanisme zou gaan bedienen en dat Saskia voor de afleidingsmanoeuvre zou zorgen. 
Liz zou op haar bekende irritante manier de zaak verstoren en Robert zou de onderhandelingen doen en de regie voeren. Robert had wel aangegeven dat hij nog wel een paar dagen nodig had om Rover de truc met het tafelmechanisme te leren. Hij wilde helemaal zeker van zijn zaak zijn. Saskia en Liz vonden dat geen probleem. Ze wilden nog wel een paar dagen gegijzeld zijn, zeker op de manier zoals dat tot nu toe was verlopen. Zondagavond was Robert al volop aan het werk met Rover. Om half elf sliep Robert en Rover lag naast hem op bed. Beiden waren uitgeteld. In kamer negenendertig was het licht ook al uit.

  
Op maandagmorgen om tien voor tien stond Robert voor de etalage van “Webber and Sons Begrafenisondernemers”.
De deur was open en Robert liep naar binnen. Achter een stoffig bureautje zat een kleine man in een zwart maatkostuum, die toen hij Robert zag, een poging deed om op te staan. Het ging hem moeizaam af.
‘Goede morgen meneer…?’ zei Robert.
‘Webber. Goedemorgen meneer…?  Waarmee kan ik u van dienst zijn? Zoekt u iets speciaals?’
‘Brown is de naam. Ik kom naar aanleiding van jullie telefoontje van vorige week. Ik kom even langs om af te rekenen.’
‘Zeker meneer. Natuurlijk. Hoe was de naam?’
‘Zoals ik al zei… Brown, Robert Brown.’
De man pakte een map van de tafel en bladerde er aandachtig doorheen.
‘Robert Brown zei u toch?’
‘Ja, Robert Brown. Klopt’
‘Helaas meneer. Ik kan geen Robert Brown vinden. Ik heb wel een mevrouw Brown, die is gisteren binnengebracht. Mevrouw Elisa Brown, flink mens. Een beetje negroïde inslag. Ik dacht dat ze vierenzestig was. Ongelukje met de brommer. Dat kunnen soms ook zo’n gevaarlijke dingen zijn. Maar Robert Brown… nee, die heb ik niet. Ik moet u helaas teleurstellen.’
‘Sorry meneer. Het is ook een beetje dom van mij. Ik ben zelf Robert Brown.  Ik kom betalen voor een overleden vriend, meneer Ramondo Steeple.’
‘De grote Ramondo… oh natuurlijk. Tjonge, wat kon die man toveren.’
‘Goochelen.’
‘Eh goochelen. Natuurlijk meneer Brown. Aha, juist ja. U komt de rekening voor zijn crematie betalen…? Uh, er is een klein probleempje.’
‘En dat is?’
‘Nou, ik weet niet of ik dat tegen u mag en kan vertellen.’
‘Meneer, ik ben zijn beste en ook voor zo ver ik het nu kan overzien zijn enige vriend,’ reageerde Robert fel.
De man was duidelijk verlegen met de situatie.

 

-93-


‘Uh, ja meneer Brown, hoe kan ik het u het beste uitleggen? Even kijken. Het zit zo meneer Brown, de verzekeringsmaatschappij van meneer Steeple heeft mij gebeld. Men wilde graag van mij weten hoe en waaraan meneer Steeple aan zijn eind is gekomen, uh natuurlijk bedoel ik, waaraan hij is overleden. In eerste instantie heb ik begrepen dat er sprake is van een hartstilstandje, maar nu schijnt de verzekeringmaatschappij van meneer opeens nogal wat vragen te hebben. Het schijnt dat mevrouw Steeple contact met de verzekering  heeft gehad over een polis. Het lijkt er op dat meneer in deze horizontale toestand minstens zoveel waard is, dan in deze verticale toestand. Toen hij nog gewoon actief was… uh voordat hij zo plotseling overleed. En daar maakt de verzekering nogal een punt van. Volgens mij twijfelt men een beetje aan de werkelijke doodsoorzaak van meneer Steeple.’
‘Als ik het goed begrijp, wilt u mij eigenlijk vertellen dat de verzekeringsmaatschappij mevrouw Steeple er van verdenkt dat ze fraudeert en dat ze als het ware het al dan niet opzettelijke overlijden van meneer Ramondo hoe dan ook op korte termijn wil verzilveren. Dat is ten minste wat ik begrijp uit hetgeen u me zojuist heeft verteld.’
‘Helemaal juist meneer Brown. Daarom sturen ze een expert op het gebied van het opsporen van oorzaken van overlijden. Als het goed is komt hij deze middag nog en anders wordt het morgenvroeg.’
‘En wat gaat zo’n man doen? Ik bedoel, hoe kan hij er achter komen waaraan iemand in dit geval mijn vriend is overleden?’
‘Meneer Brown, dat zijn zo’n kundige mensen. Echte vaklui. Die lui kunnen zelfs bij een dode wurm nog wel vaststellen hoe het zo ver met het beestje heeft kunnen komen.’
‘En stel dat blijkt dat mijn vriend, wat ik overigens niet verwacht, door een andere reden dan door een hartstilstand het tijdelijke voor het eeuwige heeft verruild?’
‘Dan wordt het politiewerk. Zo gaat dat met die verzekeringsjongens. Die laten het er niet bij zitten. Dan moet de onderste steen boven. Ze vinden het niet fijn om te worden opgelicht.’
‘Toch begrijp ik het niet helemaal. Ik heb vernomen dat er een verklaring is dat vriend Steeple is overleden aan een hartstilstand. Ik neem aan dat die niet zomaar is afgegeven?’
De man kreeg een rode kleur.
‘Eh, nou kijk,’ stamelde hij. ‘Als we iemand binnenkrijgen is het meestal wel duidelijk wat er aan de hand is geweest. Of de huisarts of een andere deskundige heeft in de meeste gevallen een verklaring gemaakt en getekend. Voor mensen als meneer Steeple… tja, waarvan we niet exact weten wie en waar de familie is en waar voor ons het risico aankleeft omdat er ook geen garantstelling is voor de door ons te maken kosten, willen we nog wel eens zelf een verklaring laten maken. Dat regelt een neef van ons. Hij heeft overigens alle benodigde papieren voor dit werk, zo is het niet. Maar u zult kunnen begrijpen dat we geen uitgebreid onderzoek gaan doen. Dat zijn wat ons betreft toch uh… kosten op het sterfhuis.’
Er verscheen een zuinige glimlach op zijn gezicht om deze vermeende grap. Robert stond erbij en keek er naar, zonder ook maar een spier te vertrekken.
‘Enfin,’ ging de grappenmaker verder. ‘Pragmatisme staat hoog in ons vaandel en voor meneer maakt het toch geen verschil meer. Tja, alleen nu die verzekeringsjongens zich er mee gaan bemoeien…’
‘Ja, vervelend. Heel vervelend, want ik neem aan dat mijn vriend Ramondo nu nog even moet blijven wachten voor hij zijn aardse verblijf kan afsluiten?’
‘Zeker meneer Brown. Helemaal juist en dat zijn natuurlijk ook weer kosten. Vrieskosten en bewaarloon.’
‘En die zijn?’
‘Driehonderd pond en zeventig pence.’
‘Waarvoor zijn die zeventig pence?
‘Voor het versturen van de rekening. Administratiekosten, nou eigenlijk alleen de postzegels meneer. De rest is alles inclusief. We hebben alles scherp gecalculeerd.’
‘En dan komt u uit op exact driehonderd pond?’
‘Ik wil het u wel even voorrekenen.’
‘Nee, ik geloof u wel. En hoelang mag meneer Steeple dan gebruik maken van uw vriesruimte?
‘Vierentwintig uur meneer Brown.’
‘Vierentwintig uur? U gaat me toch niet vertellen meneer dat u driehonderd pond per dag in rekening brengt voor de opslag van een dooie in een vriescel.’
‘Het zijn de tarieven meneer. We moeten de vriesmachines laten lopen of er nu eentje in ligt of dat het helemaal vol ligt.’
‘En die zeventig pence dan? Is dat ook per dag?’
‘Dat is éénmalig meneer Brown. Tenzij we uiteraard meerdere keren een nota moeten versturen. Maar dat zal in dit geval wel niet nodig zijn.’
‘Het is allemaal wat. Heeft die mevrouw Steeple zich hier nog niet gemeld?’
‘Nee. We vinden dat eigenlijk ook wel vreemd. Maar goed soms steken mensen wat anders in elkaar dan gebruikelijk.’

 

-94-


Robert realiseerde zich dat Rose dus in elk geval op de hoogte was dat Ramondo klaar was met zijn leven. Ergo misschien was ze wel getuige geweest van zijn plotselinge vertrek naar het hiernamaals en had ze in het slechtste geval er zelf  de hand in gehad. Robert kreeg het warm bij die gedachte. Want stel dat dit zo was en dat de experts van de verzekering ook tot deze conclusie zouden komen dat een hartstilstand kon worden uitgesloten, dan waren de rapen gaar. Dan zouden ze zonder twijfel verder gaan zoeken en dan in dat geval zou zo maar ineens de politie met groot vertoon op de stoep van Motel Dexter kunnen staan. Om precies te zijn op de stoep van kamer eenenveertig, de kamer die gehuurd was door ene meneer Robert Brown. Tevens huurder van kamer negenendertig en de aangrenzende kamer veertig.  En dat was absoluut niet wenselijk. Niet voor Liz en Saskia, niet voor Rover niet voor hun plan en zeker ook niet voor hemzelf. Het zweet liep in druppels van zijn voorhoofd.
De man van de begrafenisonderneming zag dat Robert het moeilijk had.
‘Zal ik een kopje koffie voor u inschenken of misschien heeft u liever een glaasje water?’
‘Een glaasje water is prima,’ antwoordde Robert.
‘Nou, er zit niets anders op dan maar even af te wachten wat de verzekeringsjongens er van vinden meneer Brown.’
‘Ik ben bang van wel.’
‘Zal ik de extra kosten dan maar in rekening brengen?’ vroeg de man voorzichtig.
‘Driehonderd en geen cent meer. Zolang hij hier ligt, dus net zo lang als het nodig is. Anders trek ik mij terug en dan mag je hem helemaal van mij hebben. Voor mijn part tot het einde der tijden. Dan is nu de vriendschap tussen Ramondo en mij wat mij betreft acuut voorbij.’
De man van de uitvaartwinkel zag dat Robert het meende.
‘Goed meneer Brown. Zo gaan we het doen. Ik begrijp u volkomen. U wilde de nota nu komen voldoen geloof ik?’
‘Vijfentwintighonderd…’
‘En die driehonderd voor het goedhouden uh… conserveren van meneer.’
‘Ja en die driehonderd om hem goed te houden,’ zuchtte Robert. ‘U laat me toch wel weten hoe dit allemaal gaat aflopen mag ik hopen?’
‘Zeker meneer Brown. Natuurlijk meneer Brown.’



Hoofdstuk 24

 

Toen Robert uit zijn auto stapte twijfelde hij. Hij vroeg zich af of hij Saskia en Liz moest informeren over de situatie of dat hij maar even moest afwachten hoe het onderzoek van de experts van de verzekering uit zou pakken. Toen hij bijna bij de deur van zijn kamer was bedacht hij zichzelf. Waarom zou hij er alleen voor opdraaien? Het had hem tot dusver een klein vermogen gekost en bovendien was het allemaal een hoop gedoe waar hij nauwelijks de hand in had gehad. Het was niet eens zijn plan geweest. Het was allemaal bedacht door Saskia en Liz. Als het aan hem had gelegen wat het allang klaar geweest. Met grote passen liep hij naar kamer negenendertig.
‘Goh, Robert wat ben ik blij dat je er bent,’ zei Saskia en ze meende het oprecht.
‘Je hebt wat gemist.’
‘Ik kan het me niet voorstellen, maar goed vertel.’
‘Rose, de vrouw, eh… de ex van Ramondo hebben ze dood gevonden.’
‘Dood gevonden?’
‘Ja dat zeg ik. Dood. Zelfmoord.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Dat zijn die twee agenten komen vertellen. Die twee vriendjes van jou.’
‘Alsjeblieft  Saskia, dat zijn alles behalve mijn vrienden. Maar vertel eens rustig, hoe, waar en wanneer?’

 

-95-


‘Ze hebben haar vanmorgen gevonden, in haar huis. Waarschijnlijk pillen of zoiets. Ze was al minstens een halve dag dood.’
‘Overdosis... zelfdoding?’
‘Dat weten ze niet. Die twee agenten zeiden dat ze in de loop van de middag nog wel terug zouden komen. Ze hadden nog een paar vragen.’
‘Het gaat echt voortreffelijk.’ Robert stak wanhopig beide armen in de lucht.
‘Hoezo?’ vroeg Liz verbaasd.
‘Nou ik kom net van de firma Webber en Sons. Begrafenisondernemers. Rose, nu blijkbaar opeens wijlen Rose, heeft bij de verzekering aanspraak gemaakt op een levensverzekering die op Ramondo was afgesloten. Op zich al raar als ik maar even voor het gemak aanneem dat niemand haar verteld heeft dat onze vriend is overleden, tenzij ze er uiteraard zelf bij was en wat volgens mij nog steeds tot de mogelijkheden behoort. Sterker, misschien heeft ze wel de hand gehad in het definitieve afscheid van onze kleine vriend.’
‘Robert dat kun je zo niet zeggen. Dat weet je niet,’ was de felle reactie van Saskia.
‘Nou in elk geval, de mensen bij de verzekeringsmaatschappij hebben blijkbaar ook hun twijfels en gaan met Ramondo aan de slag.  Doel zal wel zijn om aan te tonen dat Ramondo op een onnatuurlijke wijze het leven heeft gelaten en dat daarmee de claim van in dit geval wijlen mevrouw Rose van de baan is. Het kan ook zo maar zijn dat als die lui weten dat er door Rose niks meer te claimen valt, dat het ook voor die lui ophoudt, tenzij er nog iemand opduikt die nog een polis in de kast heeft liggen op het leven van mevrouw Rose Steeple. Wat mij overigens niet zou verbazen. Niets lijkt meer onmogelijk. Misschien moet ik die firma Webber maar eens even bellen.’
‘Goh Robert, nou draaf je wel heel ver door,’ merkte Saskia op.
‘Ik raak zelf ook zo ongeveer de draad kwijt geloof ik,’ mopperde Liz.
‘Misschien zie ik spoken, maar toch klopt er iets niet,’ mompelde Robert. ‘Al heb ik geen flauw idee wat dat kan zijn.’
‘Wat zei je Robbertje?’
‘Ik zei dat ik het gevoel heb dat er iets niet klopt.’
‘En waarom denk je dat?’ vroeg Saskia.
‘Vind jij dan wel dat het allemaal even logisch is wat er is gebeurd en wat er misschien nog te gebeuren staat?’
‘Uh, het meeste kan ik toch wel bevatten. Dat is zo raar toch niet.’
‘Hoe is het eigenlijk met je Kevertje?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Heb je de politie en de verzekering al gesproken?’
‘Ja,’ antwoordde Saskia kortaf.
‘En?’
‘Hoezo en?’
‘Nou weten ze al wat er gebeurd is? Hebben ze al een spoor van de daders?’
‘Nee, nog niet. Verder wisten ze het ook niet?’
‘Weet je wat ik vreemd vind?’
‘Nou vertel.’
‘Dat die twee agenten er niets over hebben gezegd toen ze jullie zijn tegengekomen.’
‘Wanneer?’
‘Toen jullie terugkwamen uit Londen.’

 

-96-


‘Geen idee.’
Saskia keek naar Liz en die haalde haar schouders op.
‘Ik ook niet Robert. Ze zullen er wel niet aan hebben gedacht of zo.’
‘Ik vind het maar een raar verhaal.’
‘Ik ook Robert, maar laten we ons nou eerst maar eens concentreren op meneer Charles Thompson.’
‘Zo meteen Sas, ik ga eerst eens met de firma Webber bellen. Ik heb er niet veel behoefte aan dat het allemaal nog ingewikkelder wordt.  Met een beetje pech staat er binnen no time een arrestatieteam op de stoep. Ik zie mezelf al in de handboeien worden afgevoerd.’
‘Wat kunnen ze jou nou aanrekenen?’
‘Liz, kom op, genoeg om de volgende twintig jaar in hotel “De Gesloten Vleugel”  te worden ondergebracht.’
‘Volgens mij overdrijf je.’
‘Liz, ik overdrijf niet en ik ga nu met Webber bellen. Ik wil niet dat het uit de hand loopt.’
‘Oké. Dat kan ik begrijpen,’ zei Saskia, terwijl ze haar laptop opendeed.
Robert pakte zijn mobiel
‘Met Webber? Mooi… Heb ik u vanmorgen gesproken? Fijn. Het gaat even over het volgende. Ik heb zojuist de informatie gekregen dat mevrouw Steeple helaas is overleden…’
Robert wachtte een moment voordat hij verder ging.
‘Dank u wel. Zeker vervelend. Zeker voor mevrouw zelf. Nee, ik kende haar niet zo goed. Maar wat ik u wilde vragen… is het nu nog zinvol om de autopsie door te laten gaan? Wat zegt u, wanneer ze  overleden is? Nou gisteren voor zover ik weet. Wat…? Dat kan niet waar zijn. Weet u dat wel zeker?’
Liz en Saskia keken Robert vragend aan. Ze hadden zijn gesprek met de firma Webber vol aandacht gevolgd.
‘Meneer, ik kan u verzekeren dat mijn bron het bij het rechte eind heeft. Ik geloof niet dat ik daaraan mag twijfelen. Er moet vast en zeker een vergissing in het spel zijn. Hoe zag ze er uit?’ Momentje…’
Robert hield zijn hand voor het microfoontje van zijn mobiel.
‘Rose Steeple is een half uur geleden bij de firma Webber geweest om afscheid te nemen van onze  geliefde goochelvriend en om de akte van overlijden op te halen.’
Liz en Saskia keken elkaar aan terwijl Robert zich weer op zijn telefoongesprek richtte.
De man bij Webber gaf een beschrijving van de Rose Steeple die bij hem in de winkel was geweest.
‘Het lijkt er wel op meneer dat deze mevrouw de mevrouw Steeple is die inderdaad bij meneer Steeple hoort. Hoogst merkwaardig. Nou ja, dan gaat mijn vraag ook over. Dan zullen we maar even moeten afwachten wat die lui van de verzekering er allemaal van vinden. Laat u wel nog iets weten? Morgenvroeg? Oké nou ik hoor het wel van u. Nog een fijne dag. Dank u wel.’
Robert drukte zijn mobiel uit.
‘Nou dames, ik weet niet wat jullie er van vinden, maar ik denk dat we dit avontuur maar snel moeten afronden. Ik heb het vage gevoel dat deze onderneming gedoemd is te eindigen in een groot fiasco. Het lijkt er sterk op dat het helemaal uit de klauw begint te lopen.’
‘Ik weet het niet Robert. Het is in elk geval op zijn minst merkwaardig te noemen. Maar waarom zouden die twee dan komen vertellen dat mevrouw Steeple is overleden, terwijl ze blijkbaar nog springlevend rondhuppelt?’ vroeg Saskia zich af.
‘Dat snap ik ook niet, tenzij dat wij niet de goede mevrouw Rose Steeple voor ogen hebben. Wat ik eigenlijk wil zeggen is dat misschien een van beide mevrouwen Steeple niet de echte mevrouw Steeple is.’
‘Robert, kun je dit ook even in gewone mensentaal zeggen? Ik snap er geen barst van,’ zuchtte Saskia.
‘Wat ik wil zeggen Saskia is dat iemand zich wel zo kan voordoen. Misschien is de mevrouw Steeple die hier is geweest wel vals of misschien wel die andere, die bij Webber was.’
‘Vals?’
‘Nou ja. Je weet wat ik bedoel.’

 

 

-97-


Saskia sloot haar laptop.
‘Kijk,’ zei ze. ‘Het kan best zijn dat de een de plek van de ander inneemt en zoals ik het begrepen heb uit jouw telefoongesprek lijkt de mevrouw die bij Webber is geweest op de mevrouw Steeple die wij vrijdag hebben gezien. Er zal vast wel een simpele verklaring voor zijn.’
 ‘Zoals?’
‘Dubbelgangster, tweelingzus of een gewone zus, die er veel van weg heeft.’
‘Die zou in ieder geval op de hoogte kunnen zijn over de situatie.’
‘Heel goed Robert. Slim van je,’ merkte Liz droogjes op.
‘Nou heb ik toch nog een vraagje. Niet zo belangrijk, maar toch,’ ging Robert onverstoord verder.
‘En dat is?’
‘Sas, volgens mij zei je net dat dat het er op lijkt dat de mevrouw Steeple die bij Webber is geweest en de mevrouw Steeple die jullie vrijdag hebben gezien best wel eens dezelfde zouden kunnen zijn. Dus ze was wel bij jullie…?’
‘Hoezo?’ antwoordde Saskia verbaasd.
‘Nou, je zei het zelf. Ik neem aan dat je haar hebt ontmoet anders zou je niet kunnen vaststellen dat het misschien wel dezelfde vrouw Steeple is.’
Saskia leek even verlegen met de situatie.
‘Oh, wel slim van je Robert. Goed opgelet, maar ik moet je teleurstellen. De agenten hadden een foto bij zich. Saskia bedoelt dat de vrouw op de foto dezelfde zou kunnen zijn als die van Webber. Zo  bedoelde je dat toch Saskia?’ Liz keek naar Saskia, die knikte dat ze het met Liz eens was.
Robert was enigszins uit het veld geslagen. Hij dacht dat hij een aanknopingspunt had gevonden.
‘Maar het is ook best ingewikkeld. Het kan dus ook zo maar zijn dat wij de echte mevrouw Steeple niet kennen en alleen maar de andere hebben gezien,’ ging Saskia verder.
‘Om het nog maar even wat complexer te maken… het zou dus ook zomaar kunnen dat Ramondo een geheime relatie met deze vrouw had en dan zou ik toch ook weer kunnen geloven in de theorie dat Ramondo zijn inspanning tijdens het liefdesspel met mevrouw Steeple nummertje één heeft moeten bekopen met zijn dood. Ik bedoel het spelletje met de dubbelgangster, tweelingzus of wat dan ook. Ik ga er maar even vanuit dat mevrouw Steeple nummer twee voorlopig even geparkeerd ligt in haar appartementje of inmiddels ook op weg is naar de diepvriescel van de firma Webber. Wordt het daar op deze manier ook nog een beetje gezellig.’
‘Ze is niet meer in haar appartement, maar ze zal wel niet naar Webber zijn gebracht… voor zover ik weet. Maar verder wel een mooi verhaal Robert. Hoe krijg je het verzonnen,’ zei Liz.
‘En hoe weet jij zo zeker dat ze niet naar Webber is gebracht?’
‘Dat weet ik niet zeker, ik denk dat alleen maar,’ antwoordde Liz.
‘In elk geval lijkt het mij aannemelijk dat de Rose Steeple die Rover heeft gebracht, zich voordoet als Rose Steeple, maar volgens mij niet de echte is. Ik kan me niet voorstellen als je uit elkaar bent, er nog zoveel passie is. Ze kusten elkaar niet voor niets zo innig. Dus, als jullie het ermee eens kunnen zijn dan is mevrouw één zonder twijfel dezelfde mevrouw die Rover hier heeft afgeleverd. Laten we voorlopig maar even aannemen dat zij de scharrel van onze tovenaar is of beter was. Dat betekent dus dat de echte ex van Ramondo zich nu bij haar man heeft gevoegd. Die zijn dus weer samen, al kunnen ze het niet meer uitpraten.’
‘Waarom denk je dat Robert?’ vroeg Liz aan hem.
‘Jullie zeiden toch dat Rose Steeple er een eind aan heeft gemaakt en dat deze Rose weg was bij Ramondo. Die indruk wekte die andere Rose niet. Die waren best wel close. Dus volgens mij is de echte Rose er uitgestapt, die is dus exit en is de andere Rose uit op het verzilveren van de polis.’
‘Hoezo exit?’ mopperde Liz. ‘Wat bedoel je nou? Zeg nou eens gewoon wat je bedoeld Robert.’
‘Nou gewoon weg uit het leven. Ze zijn in elk geval weer samen op weg naar de hemel of waarheen dan ook. Nou die kleine zal onderweg wel uit te leggen hebben,’ grinnikte Robert.
‘Alsjeblieft, doe me een lol. Nou even niet van die flauwe opmerkingen.’

 

-98-


‘En hoe moet het nou verder?’ vroeg Saskia zich af.
‘Nou… eh, dat lijkt me logisch,’ mompelde Liz.
‘Nou zo logisch is dat ook weer niet. Het kan ook zo maar zijn dat die ene mevrouw Steeple, zeg maar de scharrel er een eind aan gemaakt omdat haar grote liefde, de kleine  Ramondo in hun liefdesspel zo droevig aan zijn einde is gekomen. Op zich heeft het best iets romantisch toch? En dat vervolgens de echte met de polis in de hand naar de verzekering is gestapt. Ze is tenslotte nog steeds formeel mevrouw Steeple.’
‘Robert je slaat nu wel helemaal door. Dan zouden onze agentjes toch niet met de naam Rose Steeple zijn aangekomen. Volgens mij is de Rose Steeple die niet meer is, de enige echte Rose. Die andere doet zich blijkbaar voor als Rose. Geen twijfel mogelijk,’ opperde Saskia. Ze keek strak voor zich uit.
‘Maar dat neemt niet weg dat ik het gevoel heb dat het veel simpeler is. Maar vraag me niet waarom ik dat denk,’ voegde ze er nog aan toe.
‘Dat schiet lekker op,’ mopperde Liz.
‘Jij kende hem toch?’ ging Saskia verder.
‘Wie?’
‘Ramondo.’
Liz zweeg even en zuchtte.
‘Nou ja, oppervlakkig. Maar wat hij privé deed met wie en hoe, daar heb ik echt geen weet van.’
‘Dames, dames. Laten we nou eens even rustig nadenken.’
‘Robert we zijn rustig. Volgens mij ben jij de enige die zo opgefokt doet.’
Saskia stond op en keek door het raam naar buiten.
‘Zullen die twee veldwachters nog ergens op het terrein rond aan het neuzen zijn?’
‘Geen idee. Als je ze niet verwacht dan staan ze er ineens. Je zult zien dat als je ze wilt spreken, de heren nergens te vinden zijn.’
‘Zal ik eens even rond gaan kijken?’ stelde Saskia voor.
‘Neem je Rover dan even mee? Dan is die ook weer even uit geweest.’
‘Hoe vaak moet dat beest uit? Is hij incontinent of zo?’
‘Nee, niet dat ik het weet. Hij vind het gewoon heel gezellig.’
‘Dan heeft hij nu even pech. Ik ga liever even alleen.’
‘Wat jij wilt Saskia. Dan blijf ik wel even bij Liz.’
‘Ik kan wel even alleen blijven hoor. Loop nou maar even met Saskia mee. Dan is het ook allemaal niet zo verdacht.’
Robert haalde zijn schouders op.
‘Nou kom Robert, dan gaan we.’
Saskia deed aan haar jas aan en gooide de jas van Robert naar hem toe.
‘Vangen.’
‘Dank je voor de service.’
‘Nou tot zo Liz. Geen gekke dingen doen alsjeblieft. Er is nog een slokje whisky als je wilt.’
‘Ga nou maar ik red me wel.’

Saskia en Robert  liepen gearmd over het terrein van Motel Dexter.
‘Wat denk jij hier nou van Sas?’

 

-99-


‘Geen idee. Wat ik absoluut niet begrijp is hoe onze spullen, de telefoon van Liz en ook mijn ring in kamer eenenveertig terecht zijn gekomen. Het kan alleen maar als Rose nummer één bij ons in de kamer is geweest of …’
‘… iemand anders,’ vulde  Robert aan.
‘Exact. Iemand die mevrouw Rose nummer één iets in de schoenen wil schuiven.’
‘Dat snap ik even niet… het zijn jullie spullen?’
‘Maar volgens onze agentjes hebben getuigen haar gezien in onze kamer, dus die getuigen zouden er best eens belang bij kunnen hebben dat mevrouw Rose nummer één als hoofdverdachte kan worden beschouwd, zeker in het geval als mocht blijken dat onze Ramondo geen natuurlijke dood is gestorven,’ ging Saskia verder.
‘Volgens mij lees je de verkeerde boeken. Dit klinkt wel heel erg onwaarschijnlijk ingewikkeld.’
Saskia keek naar Robert die probeerde de rits van zijn jack dicht te krijgen.
‘Knopen, ritsen en drukkertjes zijn niet echt jouw ding geloof ik,’ grinnikte ze.
Robert keek haar aan.
‘Nee, ik heb meer met ontvoeringen en het eisen van losgeld. Daar heb ik meer kaas van gegeten.’
Ze schoten beide in de lach.
‘Sas… de telefoon van Liz lag niet in de kamer van Ramondo. Die lag gewoon in kamer negenendertig, op het tafeltje.’
‘Waarom heb je dan… ?’ Saskia onderbrak haar zin en keek Robert aan.
‘Robert als mijn theorie klopt dan betekent dat er iemand is die mij er voor op wil laten draaien.
Verdomme, dat is mooi shit.’
Robert knikte, maar zei niets.
Mopperend liep Saskia naast Robert en waar ze ook zochten, de twee agenten waren nergens te vinden.
‘Als je die lui nodig hebt…’
‘Zeg dat wel. Zullen we maar weer naar Liz gaan?’
Ze liepen zwijgend naast elkaar.
‘Zijn jullie echt in Londen geweest Sas?’
‘Uh, jawel. Hoe kom je daar nou bij?’
‘Nou ik heb het gevoel dat dat niet zo is. Ik kan maar moeilijk geloven dat jullie zo maar opeens naar Londen gaan om te winkelen en daarbij ook nog even voor het gemak vergeten om dat aan mij te melden. Ik kan dat maar moeilijk plaatsen. Als jij in mijn schoenen zou staan, zou je er ook zo over denken.’
Saskia zweeg.
‘Nou Sas, zeg nou eens eerlijk?’
‘En als wij niet naar Londen zijn geweest? Zou dat het verschil maken?’
‘Een groot verschil. Want dan zou ik graag willen weten waar jullie dan wel zijn geweest. Dat begrijp je toch wel?’
‘Je moet me vertrouwen Robert. Echt, meer kan ik er niet over zeggen.’
‘Dat schiet lekker op. Waarom zou ik jullie nog vertrouwen?’
‘Waarom niet?’
‘Nou gewoon, daarom niet. Ik eh… ja, waarom eigenlijk niet. Zo langzamerhand heb ik geen flauw idee meer hoe dit gaat eindigen. Dus misschien moet ik het maar laten gebeuren, moet ik jullie maar blijven vertrouwen en er maar van uitgaan dat ik door dit hele gedoe mijn leven niet aan het vergooien ben en dat ik daardoor uiteindelijk niet in de goot zal belanden. Ik heb alleen geen idee, waarom ik zo stom ben om dat te doen.’

 

-100-


‘Doe niet zo dramatisch, wil je?’
Ze waren bijna weer bij kamer negenendertig aangekomen.
‘Ga je nog even mee of…?’
‘Ik moet Thompson nog bellen. Het lijkt me handig om dat even met z’n allen te doen.’
‘Dat is inderdaad wel net zo handig.’

‘Hoi Liz, hier zijn we weer.’
‘Zijn jullie ze nog tegengekomen?’
‘Nee, geen kip gezien,’ was de reactie van Robert.
‘Vreemd, want net toen jullie weg waren stonden ze voor mijn neus.’
‘Wat?’
‘En sterker, ze zijn nog geen drie minuten geleden pas vertrokken. Dus ik snap niet dat jullie ze niet gezien hebben.’
‘Houd je ons voor de gek?’ vroeg Saskia verbaasd.
‘Nee hoor. Echt waar, met mijn hand op mijn hart.’
‘Waarom heb je ons niet even gebeld? En wat kwamen ze eigenlijk doen?’
‘Eerst antwoord op je eerste vraag. Neem in het vervolg je mobiel mee. En Robert, misschien moet je mij toch even je nummer geven, al is het maar voor het geval dat. En wat ze kwamen doen?’ Liz glimlachte.
‘Vertel, ik ben benieuwd,’ zei Robert ongeduldig.
‘Ze hadden nog een paar vragen.’
‘Over?’ vroeg Robert ongeduldig.
‘Robert, wil je nou even je kwebbel houden. Laat Liz nou even.’
‘Dank je Saskia. Nou zoals ik al zei, ze hadden nog een paar vragen. Ze wilden weten waarom wij in Londen waren geweest.’
Robert keek Saskia aan die geen spier vertrok.
‘Ik heb de heren netjes verteld dat we zijn gaan winkelen, zoals vrouwen dat nou eenmaal op gezette tijden doen. Verder wilden ze weten waarvoor we eigenlijk in Motel Dexter verblijven? Ze hebben inmiddels uitgedokterd dat we alle drie hier in de stad wonen.’
‘En wat heb je geantwoord?  Dat je door ons ontvoerd bent en dat we nu bezig zijn het losgeld voor je vrijlating te regelen.’
‘Robert…’
‘Laat hem maar Saskia. Hij is wat gespannen. Nou nee, ik heb hem verteld dat we met een ingewikkeld project bezig zijn en daarvoor in een rustige omgeving willen werken. Zo hadden we dat ook besproken geloof ik.’
‘Jawel. En ze geloofden je natuurlijk direct?’
‘Robert… nog één keer en ik vertel niets meer. Zit er toch niet steeds tussendoor te kwetteren.’
‘Sorry.’
‘Goed, waar was ik? Oh ja, nou ze hadden daar verder geen vragen over. Toen heb ik maar eens een balletje opgegooid. Ik heb ze op de man af gevraagd waar de informatie over die mevrouw Steeple vandaan kwam.’
‘Over het bezoek van mevrouw Steeple aan onze kamer of de informatie over de zelfmoord van de andere mevrouw Steeple?’ vroeg Saskia.
‘Beide informaties Sas. Maar eerst maar over het bezoek van mevrouw Steeple aan onze kamer.
Die informatie komt van de receptie. Of beter van een van de werksters. Die was op nummer vijfenveertig bezig toen ze mevrouw Steeple uit onze kamer zag komen.’
‘Hoe is ze daar binnen gekomen?’

 

-101-


‘Zal wel volgens een truc van Ramondo zijn gegaan. Maar goed, daarna is ze bij eenenveertig binnen gegaan. Iemand heeft de deur voor haar opengemaakt, maar de werkster heeft niet kunnen zien wie haar heeft binnengelaten. Ze vond het eigenlijk niet eens zo vreemd omdat er wel vaker rare dingen gebeuren in motels, dus ook in Motel Dexter, dus heeft ze er aanvankelijk niets mee gedaan totdat ze hoorde dat Ramondo dood was gevonden. Ze heeft haar verhaal aan haar baas verteld en die heeft de politie geïnformeerd, of beter onze twee agentjes. Dus al met al heel erg logisch. Volgens de heren is er geen aanleiding geweest voor verder onderzoek omdat Ramondo aan een hartstilstand is overleden. Zaak gesloten.’
‘En de dode mevrouw Steeple?’
‘Ze hebben dit gehoord toen ze op het bureau hun rapport aan het schrijven waren. Ze hadden toevallig dienst. Er was een melding over een dode vrouw binnengekomen. Ze zijn er samen op af gegaan en toen constateerden ze dat het mevrouw Steeple was. Geen twijfel mogelijk, zelfmoord.’
‘Helder verhaal, verder geen opmerkingen van mijn kant,’ zei Robert. Saskia keek hem enigszins verbaasd aan maar ze zweeg.
‘Nou, dan ga ik nu maar even een rondje met Rover doen en dan gaan we daarna Charles Thompson bellen. Willen jullie alvast eens nadenken wat we hem gaan vertellen.’

‘Dat gaan we doen,’ antwoordde Liz. ‘Tot zo.’

 



Hoofdstuk 25

 

Robert had Rover aangelijnd en samen liepen ze naar het einde van de parkeerplaats.
‘Rover, er klopt geen snars van. Van dat hele verhaal van die twee agentjes en de verklaring van Liz Thompson. Hoe kon die werkster nou weten dat het Rose Steeple was, die de kamer van je baasje heeft bezocht en hoe hebben die twee agenten meteen kunnen vaststellen dat de vrouw die zelfmoord had gepleegd ook Rose Steeple was? Vreemd, tenzij ze Rose al kenden.’
Robert herinnerde zich plotseling zijn eerste ontmoeting met de beide agenten.
Hadden ze Liz niet mevrouw McFinley genoemd en als dat zo zou zijn dan hadden ze niet Liz Thompson ontvoerd, maar een of andere mevrouw McFinley. Van de andere kant zou het op zijn minst raar zijn als Colin Jones met de verkeerde aan was komen zeulen. Dat zou inderdaad wel heel erg vreemd zijn. Maar als zijn veronderstelling dat die twee agenten Rose Steeple al eerder kenden juist zo zijn, dan speelden die twee een heel andere rol dan hij tot nu toe had aangenomen. Dan zouden de dingen wel eens heel anders kunnen zijn dan ze tot nu toe leken. En waarom had Saskia zo vreemd gereageerd op zijn vraag of ze echt wel in Londen waren geweest? Misschien dat het hele verhaal over Colin ook wel een verzinsel was. Maar wie waren die kerels dan, die hij over de ontvoering gesproken had?
‘Ik word hier helemaal mesjokke van Rover. Volgens mij zie ik nu echt achter elke boom een beer. Maar ja, ik kan het mezelf niet eens kwalijk nemen. Een mens zou er gestoord van worden.’
Rover had nauwelijks aandacht voor de woorden van Robert en lichtte zijn poot op om een plas te doen.
‘Verdomme,’ ging Robert verder, ‘waarom denk ik daar nu pas aan? Die tweede, vent die volgens de dames ook Colin was, had wel een heel andere stem, dan de eerste Colin. Tenminste… of ik moet me wel heel sterk vergissen. Nee, dat was zeker weten niet twee keer dezelfde Colin.’
Robert had moeite om zijn gedachten op een rij te krijgen.
‘Misschien is Rose wel niet dood. Webber had haar tenslotte nog in zijn winkel gehad en stel dat Liz dit tegen die twee agenten heeft verteld?  Die zullen onherroepelijk een bezoekje gaan brengen aan Webber. Ik weet niet wat jij er van denkt Rover, maar dit zaakje stinkt. Het is in elk geval niet fris. Er spelen andere zaken dan alleen maar het maken van een verhaal voor de krant. Het is voor mijn gevoel veel meer dan het meedoen aan een avonturenwedstrijd, al is het al met al dan wel een bijzondere belevenis aan het worden, dat dan wel weer.’
De hond blafte.
‘Fijn dat jij me nog begrijpt. Jou kan ik in elk geval nog vertrouwen. En wat denk je van Saskia? Kunnen we haar nog in vertrouwen nemen of maken we het daarmee alleen nog maar erger.’
Weer blafte Rover.
‘Is dat een ja of…?’

 

-102-


Rover keek Robert aan. Hij kwispelde en sprong tegen hem op.
‘Ik weet het niet Rover. Ik durf er geen vergif op in te nemen. Maar een ding is zeker, vanaf nu trek ik mijn eigen plan. We zijn voorlopig weer even Jack Russell en Rover, de gevaarlijkste en sluwste gangsters in de stad, dus vriend… tijd voor actie.’
Rover blafte nog een keer en ondertussen waren ze bij kamer veertig aangekomen.
Toen Robert zijn jas had opgehangen en Rover zijn riem had afgedaan pakte hij zijn mobiel.
‘Hi Jenny, met Robert. Hoe gaat ie?  Zou je iets voor me willen doen? Mooi. Heb je het nummer van Colin voor me? Ik wilde hem iets vragen.’
Jenny gaf hem het mobiele nummer van Colin en vertelde ook wat ze nog ontdekt had op de bank.
‘Wat vreemd. Fijn dat je dat voor me hebt uitgezocht. Zullen we nog iets afspreken? Dinsdag? Prima. Nou tot dan. Groeten.’
Robert toetste het nummer in dat hij op een stuk krant had geschreven.
“Nieuwe feiten in verdachte verdwijningszaak” luidde de kop van een van de artikelen.
‘Hoe toepasselijk,’ mompelde Robert. ‘Het had zo maar over ons kunnen gaan.’
‘Met Colin? Hi, hier met Robert Brown. Van Saskia. Van de ontvoering van Liz Thompson. Juist ja, die.
Colin, ik heb een vraagje? Ben je je laatste week toevallig nog in Londen geweest? Met de auto?’
Colin begreep de vraag van Robert niet goed.
‘Even opnieuw. Ik heb een weddenschap met een van mijn vrienden. Die beweert dat je sneller met de auto in London bent dan met de trein.’
Colin stelde een tegenvraag.
‘Hoezo, dat ligt er aan?’ reageerde Robert, maar hij realiseerde zich ook meteen dat hij zijn vraag niet duidelijk genoeg had  gesteld.
‘Even opnieuw Colin. Wat ik eigenlijk wilde weten of het waar is dat jij met Liz en Saskia naar Londen  bent geweest? Klopt dat of zijn de dames mij alleen maar een beetje aan het fucken? Fucken… ja, juist. Je weet wel, er tussen nemen. Nee, niet daar tussen… alsjeblieft Colin Jones, kom nou, wat denk je wel.’
Er viel een stilte.
‘Colin…?’
Colin vertelde dat hij eigenlijk geen flauw idee had waar Robert op doelde.
‘Oké Colin, duidelijk. Dus jij bent in elk geval niet in Londen geweest, in elk geval niet met beide dames. Mooi, je hebt me geweldig geholpen. Bedankt. Tot ziens.’
Robert legde zijn mobiel op het tafeltje naast zijn bed.
‘Rover, het is nou jij en ik tegen de rest.  En Jenny natuurlijk, want die hoort bij ons. We moeten nog wel even naar de buren, want we moeten vriend Thompson nog even bellen. Samen met onze zogenaamde andere vriendinnen. Niks vriendinnen, valse wijven, dat zijn het…’
Rover vond het allemaal prima en legde zijn kop tussen zijn voorpoten, zuchtte diep en sloor zijn ogen.
Even later klopte Robert op de deur van kamer negenendertig. Hij was enigszins opgewonden, maar voor zijn doen ook wel weer redelijk kalm en ontspannen. Het was meer de adrenaline die hem parten speelde. Hij gooide achteloos zijn jas op het bed.
‘Dames, we moeten onze grote vriend Charles nog even bellen om even af te spreken hoe we het gaan doen met het losgeld. Ik neem aan Liz, dat je nog steeds wel iets voor hem waard bent. Tenminste ik denk wel dat hij jou liever ziet dan dat mens van McFinley.’
Liz keek hem aan.
‘Wat is dat nou voor een stomme opmerking?’
‘Het is toch zo.’
‘Ik snap je even niet zo goed Robbertje. Wat wil je nou eigenlijk kwijt? Wat heb je op je lever?’
‘Niks bijzonders. Tenminste niets om zenuwachtig van te worden.’

 

-103-


Liz keek naar Saskia.
‘Hij blijft een apart maar vooral een raar kereltje Sas.  Ik zal blij zijn als ik weer vrij ben om te gaan en staan. Hij wordt met de dag vreemder.’
‘Ben ik dan niet aardig tegen je geweest?’ vroeg Robert met een onschuldige blik.
‘Jawel, maar ik vind dat jij je zo raar gedraagt. Zeker sinds we terug zijn uit London. Het lijkt wel of je ons niet meer vertrouwd?’
‘Moet ik dat dan Liz?’
‘Hoezo?’
‘Zoals ik het zeg. Kan ik jullie eigenlijk wel vertrouwen?’
‘Verdomme Robert Brown, jullie hebben mij ontvoerd. Ik heb er niet om gevraagd om hier in deze klote kamer mijn dagen door te brengen. Het is jullie plan en zeker niet het mijne.’
‘Daar heeft ze wel een punt Robert.’
‘Sas, ik weet het niet. Het lijkt allemaal niet te zijn wat het zou moeten zijn.’
‘Je moet ons echt vertrouwen Robert,’ zei Saskia zacht.
‘Zeker, natuurlijk moet ik dat. Op jullie woord. Zo zeker als jullie logeerpartij in de Continental Crown.’
Het bleef even stil.
‘Robje, wat wil je nou eigenlijk zeggen?’ was de tamelijk felle reactie van Liz.
‘Nou, wat ik wil zeggen… jullie zijn daar helemaal niet geweest. Dus mag ik dan misschien mijn twijfels hebben?’
‘We kunnen het uitleggen Robert…’ zei Saskia met een trilling in haar stem.
‘Saskia toe nou,’ viel Liz haar in de rede.
‘Liz, we kunnen…’
‘Saskia. Laat dat.’
‘Zo dames, vertel me nou eens rustig wat er allemaal aan de hand is, misschien dat ik het dan allemaal ook een beetje kan volgen. Want zoals het nu gaat krijg ik de vreemdste gedachten om eerlijk te zijn. Het zou zo maar bij me op kunnen komen dat jij Liz, om maar eens een voorbeeld te noemen niet Liz Thompson bent maar dat mens van McFinley waar je blijkbaar zo’n hekel aan hebt.’
Saskia keek verbaasd naar Robert.
‘Hoe bedoel je dat? Robert, sta je nu te beweren dat zij Liz Thompson niet is?’
‘Jij hoort wat ik zeg.’
‘Liz…!’
‘Sas, volgens mij is onze Robert de weg helemaal kwijt. Heb je gedronken of heb je iets gebruikt wat niet goed is gevallen? Man, je hallucineert.’
‘Misschien Liz, maar ik heb nog steeds geen antwoord op mijn vraag,’ hield Robert vol.
‘Wat vroeg je dan ook alweer?’
‘Of jij Liz Thompson bent of die vrouw…’
‘Ja ja, van McFinley.’
‘Nou Liz, heeft Robert een punt?’ vroeg Saskia ongeduldig.
‘Saskia, laat je nou niet zo meezuigen door die slappe kletspraat van Robert Brown.’
‘Dat is nog steeds geen antwoord Liz, in elk geval niet op mijn vraag,’ hield Robert vol.
Liz schudde haar hoofd.

 

-104-


‘Wat zijn jullie toch een stelletje amateurs. Denken jullie nou echt dat ik bijvoorbeeld het nummer van Kootje in mijn mobiel had staan als ik niet intiem met hem zou zijn. Als ik niet zijn vrouw zou zijn.’
‘Van Kootje?’
‘Ja van konijntje Thompson dan. Nou goed.’
‘Waarom niet? Je hoort dan wel vaker. Meestal zijn de koosnaampjes in een geheime relatie spannender dan in…?’
Liz liet hem zijn zin nier afmaken.
‘Robert Brown, dat doen alleen vrouwen die iets om hun man geven. Die intiem met ze zijn. En niet vrouwen die op geld uit zijn.’
‘Met ze?’
‘Met hun man …’
‘Of met de man van een vriendin?’
‘Waar slaat dat nou op! Ik geloof dat ik het wel even heb gehad. Weet je wat, ik ben dit dus helemaal zat. Ik pak mijn spullen en ik vertrek.’
‘En dan laat je zo maar een miljoen pond lopen?’
Deze opmerking van Robert kwam aan.
‘Want als je nu wegloopt, kun je dat miljoentje wel op je buik schuiven. Hoewel, dat zal wel niet zo’n probleem zijn. Zeker niet voor een vrouw die zo intiem met haar rijke man is. Die iets om hem geeft, zo veel zelfs dat ze hem met plezier en miljoen pond wil ontfutselen.’
Saskia stond erbij en keek er naar terwijl Liz zich een houding probeerde te geven.
‘Robert Brown. Je hebt geen idee hoe het allemaal zit. Je bent een grote oetlul.’
‘Dat kan best zijn Liz, maar voorlopig geloof ik niet dat jij heel ontspannen van dit gesprek wordt. Ben jij nou Liz Thompson of mevrouw McFinley?’ vroeg Robert ongeduldig. ‘Het zou mooi zijn als we een eerlijk antwoord van je zouden krijgen. Dat maakt het wel net zo gezellig.’
‘En als ik Liz Thompson niet ben?’
‘Dan ben je ongetwijfeld mevrouw McFinley…’ zei Robert op sarcastische toon.
‘Ha, wat ben jij lollig. Tjonge, hoe oud ben je? Doe even volwassen wil je.’
Het was duidelijk dat Liz zich in een hoek geduwd voelde. Ze veegde met haar zakdoek over haar wang en haar nek.
‘Nou, zeg eens… wat willen jullie van me?’
‘Gewoon weten wie je bent. Meer niet.’
‘Ik ben wel degelijk Liz Thompson,’ zei ze met vastberaden blik. ‘En ik snap eigenlijk ook niet waarom jij daaraan twijfelt.’
‘Liz, kom op. Waar zie je mij voor aan? Dat ik jou zo maar even op je woord geloof?’
‘Waarom niet?’
‘Waarom wel? Die agenten denken ook dat je mevrouw McFinley bent.’
‘Wie zegt dat?’
‘Die agentjes zelf. Weet je dat soms niet meer? Nou het is echt zo.’
Liz haalde haar schouders op.
‘Denk maar wat je wilt. Het maakt mij niet meer uit. Ik ga mijn spullen bij elkaar zoeken en een taxi bellen.  Jullie zoeken het maar uit, met jullie zogenaamd avontuur. Ha, laat me niet lachen. Wat zijn jullie een stel naïevelingen. Tjonge, dat die tegenwoordig nog zo bestaan.’
Het tegenoffensief van Liz scheen effect te hebben.

 

-105-


Saskia en Robert waren duidelijk wat aangeslagen en wisten geen van beiden hoe ze hierop moesten reageren. 
‘Liz… uh wacht nog eventjes. Niet meteen zo verongelijkt reageren. Bekijk het ook eens vanuit ons standpunt. Wij weten nou ook niet meer waar we aan toe zijn,’ probeerde Saskia.
‘Nou doe ik verongelijkt? Kom op nou. Ik word beschuldigd van alles en nog wat en dan moet ik er nog vrolijk bij blijven kijken?’
‘Ik vroeg alleen of je Liz Thompson was,’ zei Robert zachtjes. ‘Niks meer.’
‘En jij, ben jij Robert Brown?’ zei Liz smalend. 
‘Ja, wat is dat nou voor een vraag. Natuurlijk ben ik Robert Brown.’
‘En jij Saskia Staub? Ben jij eigenlijk wel de enige echte Saskia Staub?’
‘Zeker Liz Thompson, natuurlijk ben Saskia ik Staub. Wat een stomme vraag.’
‘Dat is nou precies wat ik jullie de hele tijd duidelijk wil maken. Dat jullie een stelletje uh… Laat maar zitten,’ brieste Liz.
‘Je heet toevallig geen Karin?’ opperde Robert.
‘Hoezo Karin?’
‘Zie je nou wel Saskia dat ons Robbertje helemaal van het padje is. Volgens mij heeft hij gesnoven of zo. Heb je soms aan de hondenbrokken gezeten?’
‘Liz toe nou.’
‘Hoe kom je erbij dat ik Karin Staub zou zijn?’
‘Dat zei die man bij de krant. Toen Jenny en ik op bezoek waren. Die vertelde dat Karin Staub op het punt stond om over te stappen van Newsweek naar de New Daily Express. Toevallig dat er twee Staubs zijn. Alle twee werkzaam bij Newsweek en alle twee op het punt om over te stappen.’
Saskia kleurde.
‘Ik heb helemaal niet gezegd dat ik bij Newsweek werk.’
‘Doe je dat dan niet?’
Saskia twijfelde.
‘Nee, ik doe heel ander werk.’
‘Zoals?’
‘Ik schrijf...’
‘Voor?’
‘Voor uh… een weekblad. De Review.’
‘Nooit van gehoord.’
‘Dat is een vrouwenblad.’’
‘Nou en? Wie zegt dat ik geen vrouwenbladen lees? Of dat ik niet weet wat er zoal te koop is?’
‘Robert, ik weet niet wat jou bezielt, maar volgens mij zie je nu overal spoken. Laat dat arme kind nou toch,’ kwam Liz tussen beiden.
‘Ik probeer alleen de waarheid boven water te krijgen. Ik heb er geen enkele behoefte aan om door jullie om de tuin te worden geleid en straks als het even tegen zit voor alles op te draaien. Dit gedoe heeft me ondertussen een klein vermogen gekost, heeft mij al nachten lang uit mijn slaap gehouden en als klap op de vuurpijl zal deze vage onderneming mij ook nog wel mijn baan gaan kosten. Ik hoop dat de dames kunnen begrijpen dat voordat ik straks door de politie wordt opgepakt ik nog wel even wil weten hoe het allemaal zit. Al is het alleen maar om nog een kleine kans te hebben om mezelf te kunnen verdedigen en in het beste geval op die manier een lange gevangenisstraf te kunnen ontlopen.’
‘Jij altijd met dat gezeur over geld. We hebben toch gezegd dat we alles zullen delen. Dus ook de kosten. En waarom maak je er zo’n drama van?  Wat heb je fout gedaan? Niets toch. Ze kunnen je helemaal niets maken Robert. Ik zou niet weten wat,’ zei Liz.

 

-106-


‘Nee hoor Liz Thompson. Natuurlijk kunnen ze me niets maken. Ik heb drie kamers gehuurd, ik heb Thompson verteld over de ontvoering door zogenaamde criminelen en hem een aardige som losgeld voorgesteld. In een van de door mij gehuurde kamers is de bewoner of te wel onze vriend Ramondo Steeple dood gevonden en toevalligerwijze ook nog door mij. Vervolgens ga ik zijn crematie regelen en ook nog eens voor hem betalen terwijl er vervolgens, dit om de zaak nog wat op te vrolijken, een zekere mevrouw Steeple plotseling opduikt. Dezelfde mevrouw Steeple, die volgens twee twijfelachtige agenten de ring van Saskia uit kamer negenendertig heeft gestolen en die de ring vervolgens weer in kamer eenenveertig achterlaat. Joost mag weten waarom. Maar goed, als slagroom op de taart wordt volgens de laatste berichten mevrouw Steeple dood aangetroffen, waarbij men er van uitgaat dat het zelfmoord is. Beetje raar, omdat ze net zo aardig bezig was om de polis van de levensverzekering van wijlen haar man of beter haar ex-man te verzilveren. En nog een klein onbeduidend aanvullend detail, ondergetekende, ik dus, is bij toeval ook nog in het bezit van de telefoon en de hond van wijlen onze meneer Steeple. Enfin, zoals ik al zei een detail, maar toch…
O ja,  mevrouw Steeple of in ieder geval haar geest duikt vervolgens ook nog op bij Webber, de begrafenisondernemer, waar haar man, de kleine tovenaar zo lang in de vriescel ligt geparkeerd met het doel om hem zo wat langer goed te kunnen houden voor nadere inspectie van de deskundigen van de verzekeringsmaatschappij. Die hebben blijkbaar onraad geroken en gaan daarom op zoek naar een goede reden om niet tot uitbetaling over hoeven te gaan. Die lui zullen ongetwijfeld bij het vaststellen van onregelmatigheden hier melding van gaan maken bij de plaatselijke politie. Verder, de parkeerkosten van tovenaar Ramondo heb ik ook nog voor mijn rekening genomen. Zo maar. Heb ik wat uit te leggen of niet?’
‘Goochelaar.’
‘Krijg de kattenkrabziekte Liz met je tovenaar of goochelaar of wat dan ook!’
‘Wat doe je nou boos Robbertje? Het is toch allemaal niet zo erg. Hoe kom jij overigens aan het mobieltje van Ramondo?’
‘Dat lag onder mijn bed?’
‘Onder jouw bed? Vind je dat ook niet een beetje raar? Nou ik wel.’
Robert had er niet zo bij stil gestaan, maar nu Liz er over begon vond hij het ook wel raar.
‘Ik heb werkelijk geen idee.’
‘Misschien pootjes gekregen? Dat schijnt tegenwoordig wel meer voor te komen,’ zei Liz op sarcastische toon.
‘Ha, ha wat ben jij leuk. Maar serieus ik heb geen idee. Dat mobieltje lag onder mijn bed en dankzij Rover heb ik het gevonden.’
‘Dat is ook toevallig.’
‘Ja, maar meer kan ik er ook niet van maken. Wacht, misschien heeft hij op het geprepareerde tafeltje gelegen. Dat tafeltje heb ik opgepakt en vlug in mijn kamer neergezet. Ik heb er niet zo op gelet, wat er zoal op lag. Ja, een bijbel of zoiets, maar die heb ik weer teruggebracht en op het nachtkastje naast Ramondo gelegd. Die kwam hem nou wel even van pas leek me. Maar meer weet ik er ook niet van,’ antwoordde Robert.
‘Enfin het zal wel, misschien dat we er nog wel eens ooit achter komen. Maar om even terug te komen op jouw erelijst, alles wat je net hebt opgenoemd is alles behalve reden om je een paar jaar op kosten van de staat onderdak aan te bieden en zeker geen volpension,’ ging Liz verder. ‘Er is geen enkel bewijs tegen je en zeker niet als ik alles ontken. Van de ontvoering en zo…’
Robert schudde zijn hoofd.
‘Ik word echt helemaal gek,’ en hij smeet zijn mobiel en portemonnee op het bed. ‘Hier hebben jullie alles, dat heb ik toch niet meer nodig als ze me straks hebben gearresteerd.’
‘Alsjeblieft Robert, doe nou even rustig,’ probeerde Saskia.
‘Ik ben rustig. Kijk maar naar mijn handen. Bibberen ze soms?’
‘Nee, dat niet.’
‘Nou dan. Maar vertel me nou eerst maar eens wat jullie met me voor hebben?’
‘Met jou niets Robert,’ kwam Liz tussen beiden. ‘Helemaal niets.’
Ze ging rechtop zitten en wreef met haar handen over haar jurk.
‘Kijk, Charles Thompson en ik vervelen ons soms een beetje en dan bedenken we iets origineels om ons mee te vermaken. Nou dit keer hebben we onszelf om eerlijk te zijn overtroffen. Op zo’n puinhoop hadden we in onze stoutste dromen niet durven hopen.’
Saskia durfde Robert niet aan te kijken.

 

-107-


‘Dus Robert, ik zal je dan maar vertellen waar je mee bezig bent, want zelf weet je dat blijkbaar niet meer. En ik moet toegeven, ik kan het je ook niet kwalijk nemen. Maar goed, laat me eerst mijn verhaal maar vertellen. Dus zoals gezegd kwamen we Charles en ik dus, op het idee om een soort wedstrijd uit te schrijven waarin jonge mensen hun eigen avontuur konden regisseren. De hoofdprijs, honderdduizend pond en de eeuwige roem. Voor wat het waard is. Charles zou Charles niet zijn als hij voor dat flutje geld ook gemakshalve zich maar even alle rechten heeft toegeëigend, maar dit terzijde. Kortom Saskia of Karin als je wilt, heeft van ons de opdracht gekregen om dit verder uit te werken. Ze kwam zelf met het plan om een van de deelnemers te zijn. Overigens zijn jullie de enige twee deelnemers, maar dat zal je wel snappen neem ik aan. Al met al om een lang verhaal kort te maken kwamen Charles en ik samen met Saskia tot het geniale plan om mij te ontvoeren. De regie was of beter is aan Saskia. Zij maakt het verhaal voor de Daily. Als binnenkomer. Tot zo ver.’
‘Hoezo tot zover. Je denkt toch niet dat ik dat allemaal maar even aanneem. Saskia ben je nou Saskia of Karin?’
‘Saskia, maar ik noem mezelf Karin als het om mijn werk gaat…’
‘Aha, dus toch. Je bent dus Karin Staub.’
‘Ja, nee. Verdomme dat heeft Liz je toch net verteld. Ik ben Karin en Saskia. ’
‘Dank je wel Karin en Saskia. Ik wilde het graag van jou horen.’
‘Nou tevreden…  en nu je het weet? Maakt het enig verschil?’
‘Nee Karin Staub, nu even niet maar misschien dat ik straks bij nader inzien meer heb met Saskia Staub? En wat ik bovendien niet goed begrijp is dat je net doet of je Liz Thompson niet kent, terwijl je samen met haar deze ontvoering hebt gepland.’
Saskia keek Robert recht in zijn ogen.
‘Wat verwacht je dan van mij Robert Brown? Dat ik zo alles op tafel gooi. Dan is de lol er wel van af, ik bedoel dan heeft ons zogenaamde avontuur niet zoveel zin meer. Dan is alles voor niks geweest.’
‘Voor niks… nou dat valt wel mee hoor. Maar mijn complimenten, je hebt het mooi meegespeeld. Fijn dat je mij zo in de maling hebt genomen. Je moet de toneelschool gaan doen, je hebt echt talent. Mijn oprechte dank voor deze voorstelling. Ik zal hem niet snel vergeten. Tjonge, wat voel ik me een zak.’
‘Flauw hoor,’ reageerde Saskia.
‘Zeker flauw. Maar goed vertel me nou eerst maar eens even wat de smoes is achter jullie bezoek aan Londen of beter jullie niet-bezoek aan Londen.’
Liz keek naar Saskia.
‘Zal ik maar?’
‘Alsjeblieft Liz.’
‘Nou Robbertje, we zijn niet in Londen geweest, maar dat is oud nieuws voor jou, want dat had je al ontdekt.’
‘Waar waren jullie dan wel Liz? Daar zou ik graag een antwoord op hebben.’
‘Kamer dertien, aan de andere kant van Motel Dexter.’
‘Wat?’
‘Kamer dertien. Wij samen… met twee mannen van de bewakingsdienst van de Daily.’
‘Krijg nou de Chinese rammeltering.’
‘De wat?’
‘De Chinese rammeltering, dat hoor je toch… maar ga nou maar verder met jullie leugens.’
‘Nou, die twee medewerkers van de beveiliging van de Daily zijn uh... eigenlijk onze twee agentjes.
Charles vond dat nodig  zodat er een oogje in het zeil kon worden gehouden. Je weet maar nooit tegenwoordig. Zeker als het allemaal door was gegaan, want er is tenslotte een behoorlijke som geld mee gemoeid. Maar goed, ik moet wel zeggen dat ze het zeer goed en vooral discreet hebben gedaan. Zonder veel ophef, maar vooral op een zeer geloofwaardige manier. Net echte agenten, al vond ik het geintje dat ze jou geflikt hebben om mij als McFinley door het leven te laten gaan wat minder. Misplaatste agentenhumor zullen we maar zeggen. Ik heb ze dat ook verteld, maar voor de rest alleen maar lof. Wat mij betreft kunnen ze ook zo het theater in.’
‘En hoe zit het dan met onze goochelaar? Hé Liz, hoor je het, ik heb het nu in een keer goed,’ zei Robert cynisch.

 

-108-


‘Hoezo, Wat heb je in een keer goed?’
‘Goochelaar… in plaats van tovenaar.’
‘Wat ben je toch een snelle leerling Robbertje. Maar goed, wat onze goochelaar betreft moet ik even het antwoord op je vraag schuldig blijven. Wel is Rose op die vrijdag hier geweest. Ze heeft kort met ons gesproken, want ze wist blijkbaar niet dat Ramondo een eigen kamer had. Na een glas wijn te hebben gedronken is ze daarna naar de kamer van Ramondo gegaan. Rose en Ramondo waren niet meer bij elkaar, omdat Rose lijdt aan een ernstige vorm van kleptomanie. Ergo, de ring van Saskia was blijkbaar voor haar interessant genoeg. En als ik jou moet geloven dan was mijn mobiel dat ook. Overigens, volgens mijn twee agentjes hebben ze mijn mobieltje niet aangetroffen in kamer eenenveertig. Dus dat is nog een raadsel dat moet worden opgelost. Enfin, om een lang verhaal kort te maken, ze heeft Ramondo verleidt en het schijnt dat Ramondo een bepaalde seksuele voorkeur had. In elk geval vond hij het prettig om tijdens het liefdespel aan bed vastgekluisterd te worden. In dit geval met de enige arm die hij nog tot zijn beschikking had. Daarnaast is er een of andere middel gebruikt die de extase alleen maar toe doet nemen. Ramondo is dus  overleden aan een overdosis extase. Zijn hart kon het even niet meer aan. Rose is er in paniek vandoor gegaan en heeft onze spullen bij Ramondo achter gelaten. Zodoende ben jij ze daar tegen gekomen. Van mijn lijfwachten heb ik begrepen dat zij in elk geval de ring daar hebben gevonden en die ook weer netjes zonder veel vragen aan jou hebben terug gegeven. Nogmaals, hoe het met mijn mobiel is gegaan…? Ik heb werkelijk geen idee. Nou ja, jij hebt er ons mee gebeld, dus ik neem dan maar aan dat jij ook de gelukkige vinder bent geweest.’
‘Klopt, maar hoe weet jij dit allemaal?’ vroeg Robert vervolgens.
‘Onze agentjes hebben wat navraag gedaan…’
‘En de Beetle?’
‘Gestolen en uitgebrand teruggevonden. Voor de volle honderd percent waar. Tot op dit moment geen spoor van de daders.’
‘Mooi verhaal, maar waarom zijn jullie naar kamer dertien gegaan?’
‘Robbertje, het had zo maar kunnen gebeuren dat het echt politiewerk was geworden. Dat van Ramondo. Je snapt dan toch wel dat het niet zo moeilijk was geweest of ze hadden bij negenendertig en veertig op de stoep gestaan, want wie had deze kamer ook al weer gehuurd?’
‘Wie is ze?’ vroeg Robert met ingetogen stem.
‘De politie… maar dan de echte.’
Robert knikte.
‘Ik snap het, tenminste ik denk dat ik het snap. Blijft voor mij nog de vraag open hoe het zit met die vermeende zelfmoord van Rose Steeple. Ik neem aan dat ze geen twee levens heeft.’
‘Ik kan het je niet zeggen, maar een ding is zeker, Charles heeft het met Webber geregeld.’
‘Hoezo?’
‘Ze laten die verzekeringsmannen sectie verrichten op een andere dode metgezel. We moeten geen gedoe hebben snap je. Dat is slecht voor ons allemaal.’
‘Fijn. En nu?’
‘Zeg het maar.’
‘Nou volgens mij zijn we klaar. Charles Thompson weet hoe het zit en heeft bovendien nog twee waakhonden hier rondlopen. Dus ik kan niets anders bedenken dan dat het nu definitief finito is. Over en uit. Saskia of Karin, je kunt je verhaal af gaan maken, ik ga mijn spullen bij elkaar zoeken en als ik alles bij elkaar tel wat ik er aan over heb gehouden dan kom ik niet veel verder dan een lege bankrekening en een hond.’
‘Wacht nou eens even Robert… ik heb het idee dat we nog niet helemaal klaar zijn.’
‘Hoe bedoel je dat Liz.’
Robert keek verbaasd naar Saskia en die knikte in de richting van Liz.
‘Laat haar nou even …’
‘Dank je Saskia. Nou jij denkt dat het klaar is en wij denken dat dit niet zo is.’
Liz keek het een geheimzinnige blik naar Saskia.

 

-109-


‘Kijk, ik ben nog steeds van plan om Charles Thompson te bewijzen dat ik minstens zo slim ben als hij. Zo niet slimmer of moet ik zeggen meer geslepen. Hij gaat er van uit dat de ontvoering en die vier miljoen een kwestie is van een door hem georganiseerde actie. Dat hij alles in de hand heeft. Ik wil hem aantonen dat ik hem met gemak een miljoen afhandig kan maken. Zonder blikken of blozen. Charles zal helemaal door het lint gaan als hij maar drie in plaats van vier miljoen terugontvangt na de presentatie van het verhaal van Saskia en jou. Want dat is de bedoeling. De transactie van vier miljoen gaat gewoon door. Charles is het ermee eens. Dus…’
‘Sorry, maar nou kan ik er even niet meer bij,’ onderbrak Robert Liz. ‘Wat voor zin heeft dit dan. Vier miljoen losgeld… voor wie of wat dan? Jij bent vrij om te gaan en staan waar je wilt, je hebt twee bewakers even verderop in de struiken zitten en waarom dan nog losgeld?’
‘Robert, Robert… laat mij nou toch even mijn verhaal doen. Allereerst, onze agentjes hebben vanavond vrijaf. Ik gun ze dat van harte, want ze zijn immers al zo lang in touw geweest dat ze wel een paar dagen rust kunnen gebruiken.’
‘Een paar dagen?’
‘Tot en met donderdag. Tot en met de dag waarop we de losgeldtransactie doen.’
‘Liz, alsjeblieft vertel nou eindelijk is wat je van plan bent. Ik snap hier echt geen biet meer van.’
Saskia zat ondertussen ijverig te typen op haar laptop.
‘Ga maar door Liz, stoor je niet aan mij,’ zei ze.
‘Dank je Sas. Nou Robert, de eigenlijke reden van deze hele zogenaamde ontvoering is om met de transactie van het losgeld een gedeelte van ons privévermogen te laten verdwijnen. Voor de belasting dan, bedoel ik. Want dankzij het verslag van Saskia hopen we aan te kunnen tonen dat wij vier miljoen pond hebben moeten opnemen om mij vrij te kopen.  Volgens dat verhaal zijn die verdomde criminelen er mee vandoor en Joost mag weten waar ze ermee naar toe zijn gevlucht. Om mijn veiligheid en gezondheid niet in gevaar te brengen heeft Charles natuurlijk de politie er buiten gehouden. Dit ook natuurlijk op nadrukkelijk verzoek van die zogenaamde criminelen. Pas op het moment dat hij mij weer in zijn armen sluit, pas dan wordt het ook tijd om de politie van het een en ander op de hoogte te brengen. Daarom is het ook zo belangrijk dat tot aan dat moment niemand iets vermoedt.’
‘En die lui van het motel dan? Die zullen ondertussen ook wel onraad gaan ruiken, denk je ook niet?’
‘Heeft Charles al geregeld.’
‘De rekening ook?’
‘Niet dat ik weet, maar we moeten hem nog bellen. Dus dan kan je hem dat meteen even voorleggen.’
‘Zal ik zeker doen. Maar goed, even samenvattend, als ik het allemaal goed heb begrepen word ik dus ook nog gebruikt om de belastingdienst op te lichten ten gunste van meneer en mevrouw Thompson?’
‘Dat was niet het oorspronkelijke plan… ik bedoel, het was niet de bedoeling om jullie van het uiteindelijke doel op de hoogte te brengen, maar Charles en ik hebben in goed overleg toch maar besloten jullie deelgenoot te maken van ons plan. Zonder jullie hulp gaat het niet lukken en het leek ons niet zo chique om jullie te gebruiken of misschien beter te misbruiken zonder dat jullie hier weet van hebben. Het is verder ook niks aparts of zo, maar meer dat we wat geld opzij willen leggen voor onze oude dag. Het wordt allemaal wat minder, maar dat weet jij ook wel. Jij leest tenslotte ook de krant. En even wat geld parkeren in het buitenland is tegenwoordig ook nergens meer te regelen, zonder dat de hele wereld er van af weet.  Dus daarom hebben Charles en ik dan ook dit plannetje bedacht. Best een slim plan toch en voor jullie beiden ook een mooie en vooral wijze les.’
‘En wat houden wij er aan over?’
‘Saskia of liever Karin een mooie baan bij de krant en een goed verhaal al zal ze uiteraard niet alles kunnen publiceren. Maar dat weet ze zelf ook wel, het is best een hele slimme meid. En jij Robert… uh laten we zeggen vijftigduizend pond, maar dan wel geen gekke dingen mee doen. Dat moet je me wel beloven. Dus niet zomaar even uitgeven, want dan heb je wel kans dat meneer de inspecteur van de belasting nieuwsgierig wordt. En van belastingdienst naar politie is maar een klein sprongetje.’
‘Dus…’
‘Dus hetzelfde doen als wij. Zorgen dat je het geld ergens op bijvoorbeeld de Caymaneilanden parkeert tot het veiliger is om er mee over straat te gaan.’
‘Ik heb geen idee hoe je zoiets dat regelt.’
‘Daar gaan wij je bij helpen. Zo zijn we dan ook wel weer. Je hebt er tenslotte hard voor moeten werken.’
‘Het is me wel een verhaal. Hé Sas, hoe lang en tot hoe ver was jij hiervan op de hoogte?’
‘Van alles behalve over het uiteindelijke doel van deze geldtransactie. Daar heeft Liz me gisteren van op de hoogte gebracht.’
‘En wat vind jij?’

 

-110-


‘Hoezo, wat vind ik?’
‘Moeten we hiermee doorgaan?’
‘Je bent vrij om te gaan en staan waar je wilt. De keuze is aan jou.’
‘Maar als ons verhaal gaat publiceren dan wordt één en één toch al snel twee.’
‘Lieve Robert, je denkt toch niet dat ik alles letterlijk heb vastgelegd over de laatste weken. Heus, er zal niemand een link leggen tussen dit verhaal en de werkelijkheid.’
‘En onze twee agentjes?’
‘Die worden er voor betaald om de centjes in veiligheid te brengen. Meer wordt er niet van ze gevraagd en daar worden ze dan ook riant voor betaald.’
‘En toch snap ik een ding niet. Waarom loopt die transactie via hier, ik bedoel via ons. Dat is toch helemaal niet nodig.’
‘Dat zeg jij. De bank heeft opdracht gekregen in het geheim de vier miljoen aan losgeld vrij te maken. Er mag daar absoluut geen argwaan ontstaan. Het mag niet meer zijn dan dat het gaat om losgeld om mij vrij te kopen. Dat is straks van groot belang voor het politieonderzoek. Er mag daar dus geen enkele twijfel over bestaan. Charles heeft met de bankdirecteur afgesproken dat twee van zijn beste mensen, van de bank dan, het geld zullen overhandigen aan de gijzelnemers. Het zijn hiermee tevens de kroongetuigen van de ruil van het geld tegen mijn invrijheidstelling.’
‘Slim bedacht.’
‘Dat dacht ik.’
‘Maar even voor mijn gemoedsrust? Wie is erbij namens de gijzelnemers? Namens ons zal ik maar zeggen.’
‘Jij… en Rover.’
‘Vergeet het maar rustig. Straks staat mijn kop in alle kranten. Op de voorpagina samen met die van Rover. Zijn jullie nou helemaal van de pot gerukt! Liz, dat ga ik echt niet doen.’
‘Wacht nou even. Laat me nou toch eens even uitspreken. Je snapt zelf toch ook wel dat we je zullen vermommen. Dat je onherkenbaar zult zijn voor de andere partij. Tjonge, wat heb jij een inlevingsvermogen en wat een creativiteit.’
‘En Rover?
‘Hoezo Rover? Wil je dat die hond ook een snor en pruik krijgt?’
‘Nee, natuurlijk niet, dat snap ik ook wel,’ reageerde Robert geïrriteerd.
‘Heb je ooit een hond een verklaring af zien leggen? Ergo heb je ooit een rechtszaak meegemaakt waar een hond als getuige wordt opgeroepen, laat staan als verdachte?’
‘Nee, dat niet.’
‘Hij weet toch wat hij moet doen, tenminste dat heb je gezegd?’
‘Ja, ik denk het wel. Het is een slim beest. Dat komt wel goed, tenminste dat hoop ik. ’
‘Dat hoop ik ook, want er moet absoluut een miljoen apart worden gehouden. Ik wil Charles hier hoe dan ook eventjes mee plagen. Dus dat moet wel goed gaan,’ benadrukte Liz.
‘Je zegt het maar. Dus is het niet langer de bedoeling om een paar centjes voor jezelf te reserveren?’ bromde Robert.
‘Hoezo?’
‘Nou Liz, volgens mij wilde je nadrukkelijk een miljoentje voor jezelf behouden. Zo was het toch?’
‘Uh, ja misschien moet ik inderdaad dat plan toch maar doorzetten,’ zuchtte Liz.
‘Ja, misschien wel,’ grinnikte  Robert. ‘Misschien is het ook nog wel goed voor je relatie met Charles Thompson, al kan ik me daar niets bij voorstellen.’
Liz reageerde niet op de opmerking van Robert en richtte zich tot Saskia
‘Saskia, heb jij nog iets toe te voegen?’
‘Eh nee. Wat mij betreft is alles helder Liz. ‘
‘Dan zullen we nu maar eens mijn Kootje gaan bellen.’
‘Noemen jullie elkaar echt zo?’ vroeg Robert.

 

-111-


‘Niet alles is voor dit plan bedacht. Charles en ik noemen elkaar echt Kootje en Knibbel. Klinkt best gezellig toch?’
Robert haalde zijn schouders op mompelde dat het allemaal maar bij de konijnen af was.
‘Wat zei je Robbertje?’ vroeg Liz
‘Dat ik hoop dat het snel voorjaar wordt.’
‘Waarom?’
‘Dat is goed voor de haasjes en konijntjes. ‘
‘Dat slaat ook nergens op.’
‘Daar heb je een punt Liz. Daar ben ik het helemaal mee eens. En Liz, nog even voor de goede orde…’
‘En dat is?’
‘Jouw mobiel lag niet bij Ramondo.’
‘Waarom zei je dat dan?’
‘Misschien om je uh… te testen.’
‘Hoezo testen?’
‘Laat ook maar zitten. Misschien ben ik inderdaad de kluts zo onderhand wel kwijt.’
‘Daar lijkt het wel op Robbertje,’ zei Liz met een brede lach op haar gezicht.

 




Hoofdstuk 26

 

Ze hadden daarna Charles Thompson gebeld. Liz had hem verteld dat Robert ook op de hoogte was van het plan om een deel van het familiekapitaal door te sluizen naar veiliger maar vooral voordeliger oorden. De ruil zou op donderdag plaatsvinden in kamer veertig in Motel Dexter, dat was  het definitieve plan geworden. Thompson had de gang van zaken zorgvuldig aan Liz uitgelegd. De bank zou twee medewerkers sturen met in het totaal vier tassen met geld. Vier Samsonite Travelite, kleur zwart. In elke tas één miljoen.
‘Dan heb ik die in ieder geval niet voor niets aangeschaft. Die dingen zijn best wel prijzig,’ had Robert gezegd.
Charles Thompson had alles tot in detail geregeld. Hij had volgens zijn eigen zeggen niets, maar dan ook niets aan het toeval overgelaten.
‘Wat zal die uit zijn plaat gaan, als blijkt dat hem een miljoentje is ontfutseld. Ik verheug me er op om zijn gezicht te kunnen zien als hij dat te horen krijgt.’
Deze opmerking van Liz zat vol met leedvermaak. Haar ogen glinsterden alleen al bij die gedachte.
‘Nou, dat wordt nog even oefenen en dan maar hopen dat het allemaal goed komt. Ik ga in elk geval maar eens slapen, tenminste ik hoop dat het lukt. En jullie?’ vroeg Robert.
‘Wij ook. Het is weer mooi geweest.’
‘Zullen we samen nog even gezellig wat drinken en dan de luiken sluiten,’ stelde Liz voor.
‘Ja laten we dat doen, samen gezellig nog wat drinken,’ was de tamelijk felle reactie van Saskia.
‘Wat heb jij nou?’
‘Liz, ik heb het even helemaal gehad, maar dat ligt meer aan mij dan aan jullie.’

 

-112-


‘Nou goed dan, dan gaan we slapen.’
‘Wel net zo verstandig. Ik moet ook nog met mijn partner-in-crime uit. Die zal ondertussen ook wel aan zijn theewater zijn?’
‘Hoezo?’
‘Nou ik bedoel dat die zo onderhand ook wel eens een plasje wil doen, hoewel hij heeft ontdekt dat dit ook vrij eenvoudig tegen een stoelpoot lukt.’
‘Gadver… en dat vind jij goed?’
‘Nee, dat niet, maar hij doet dat gewoon.’
‘Misschien als teken van protest.’
‘Waartegen Liz?’
‘Hij zal wel meer aandacht gewend zijn dan die hij nu van jou krijgt, denk je niet?’
‘Wat gaan we eigenlijk met Rover doen?’ vroeg Saskia.
‘Prima vraag. Ik heb even geen idee. Ik zit in elk geval niet te springen om een hond. Liefhebbers?’ zei Robert.
Het bleef stil.
‘Als niemand hem dan wil… dan moet ik hem maar meenemen,’ zuchtte Saskia.
‘Sas, dat is toch geen optie. Wat moet jij nou op je appartementje met een hond? Maar ja, bij mij kan hij ook niet,’ zei Robert.
‘Dan moet hij maar met mij mee. Charles zal daar wel niet zo heel blij van worden, maar Rover is tenslotte niet de eerste beste straatjoekel. Maar wel op voorwaarde dat hij de zaak tot een goed einde brengt. Als hij het verprutst wordt het een verblijf in het asiel. Laat dat helder zijn. Hij moet er wel voor presteren.’
‘Dat vind ik heel mooi van je Liz, dat je je ontfermt over Rover.’
‘Maar alleen op de genoemde voorwaarde.’
‘Hij zal je niet teleurstellen, daar zal ik persoonlijk voor zorgen.’
‘Ja ja, meneer Robert Brown. Daar ga ik dan maar van uit.’
‘Dan mag je. En nou ga ik naar veertig. Oh ja, voor jullie informatie, ik heb morgen nog een afspraakje en ik ga meteen ook even langs Webber. Even horen hoe het allemaal zit.’
‘Met wie heb je nog meer een afspraakje, als ik vragen mag?’
‘Dat mag je vragen Liz, maar dat is mijn geheimpje.’
‘Zeker met Jenny,  daar was je volgens mij nogal vol van de laatste keer,’ opperde Saskia.
‘Sas, want ik blijf je Saskia noemen in plaats van Karin, jij weet tenminste wat een man zoal bezighoudt. Goed werk.’
‘Dank je Robert en voor  jou blijf ik inderdaad Saskia. Weet je, je mag me zelfs Sas noemen. Zo close zijn we inmiddels wel geworden.’
‘Dank je voor je vertrouwen Sas. En met Karin? Wat moet ik daar mee?’ antwoordde Robert en het klonk gemeend.
‘Karin Staub…? Tja daarvoor moet je bij de New Daily zijn. Blijkbaar gaat zij over een paar weken daar werken. Daar zou ik me maar niet zo mee bezig houden.’
‘Oké, duidelijk.
‘We hadden nog wel even een drankje kunnen doen,’ zei Liz en ze keek op haar horloge.
‘Nee, niet voor mij. Ik ga nu echt.’ Robert deed zijn jas aan en liep de kamer uit.

De volgende morgen was Robert al vroeg wakker. Rover lag zoals de laatste paar dagen gebruikelijk was naast hem op bed.
‘Rover, vandaag wordt het een belangrijke dag. Zowel voor jou als voor mij. We gaan eerst voor de middag eens even stevig aan de bak. Jij dan. Ik moet er helemaal op kunnen vertrouwen dat je datgene doet wat je moet doen. Als je me in de steek laat dan… uh dan vind ik je nog steeds braaf, maar dan heb ik wel een groot probleem. En dat wil jij toch niet… of wel soms?’

 

-113-


De hond keek met vragend aan. Of dat hij begreep dat er iets speciaals van hem werd verwacht.
Hij kwam overeind en likte Robert door zijn gezicht.
‘Je bent een braaf beestje Rover, maar het baasje kan zichzelf wel wassen. ‘
Nadat Robert zich gedoucht had en Rover had uitgelaten haalde hij het ontbijt op bij de balie van het motel en ging naar kamer negenendertig. Liz en Saskia waren ook al aangekleed en Saskia zat ijverig te typen achter haar laptop.
‘Een goede morgen Robert. Een heel goede morgen zelfs.’
‘Goh Liz, volgens mij heb je goed geslapen, je bent zo goed gehumeurd.’
‘Daar heb ik ook alle reden toe, is het niet Sas?’
Robert keek Liz vragend aan.
‘Heb ik misschien iets gemist?’ vroeg hij voorzichtig.
‘Robbertje, mijn Kootje heeft de inzet verdubbeld.’
‘Hoezo verdubbeld?’
‘De losprijs is verdubbeld, We gaan nu voor acht miljoen. Dus ons plan moet wel slagen. Ik heb met Kootje afgesproken dat jouw inzet ook dubbel wordt beloond. Dus dat wordt een ton.’
‘Een ton?’
‘Juist honderd duizend pond. Daar had je bij Harry Slegde wel wat meer voor moeten doen, dan alleen maar even een paar tassen geld in ontvangst nemen.’
‘Ja,’ zuchtte Robert. ‘Dat had ik zeker.’
Hij realiseerde zich dat het hiermee ook allemaal iets ingewikkelder ging worden.
‘We gaan er voor Liz,’ was desondanks zijn reactie.
‘Ik had niets anders van je verwacht Robbertje. Je bent een echte kerel.’
‘Dank je. En nou ga ik echt aan het werk met mijn assistent, zodat we in elk geval die tas voor jou gaan veiligstellen. Overigens… ik neem aan dat we nu te maken krijgen met acht tassen.’
‘Veiligstellen en acht tassen?’
‘Ja, veiligstellen heb ik van die twee agentjes van jouw geleerd en ik reken nu op acht tassen met in elke tas een miljoen.’
‘Ik heb werkelijk geen idee.’
‘Hoezo?’
‘Nou Robert we hebben het daar niet zo zeer over gehad.’
‘Denk je dat ze aan vier tassen genoeg hebben?’
‘Ik vraag het wel even na bij Kootje. Goed? Wel prima dat je daar nog even aan dacht.’
‘Zo zie je maar.’
 
Robert had de gehele dinsdagmorgen besteed om Rover de knop de bediening van het kantelmechanisme te leren. Hij had hem verwonderd dat Rover zo snel leerde. Na een paar uur intensief oefenen reageerde de hond feilloos op “vet” en drukte zonder maar een moment van twijfel de knop die onder de tafel zat in. De tas die er boven op stond  verdween, waarna de tas die aan de onderkant van de tafel met kleine beugels was vastgemaakt, tevoorschijn kwam. Nadat de kanteling was voltooid, verdwenen de beugels direct in het blad van de tafel. Er was nauwelijks iets van te zien dankzij het hoogpolige tafelkleed. De verwisseling verliep zo goed als geruisloos. Het was nu alleen zaak dat de andere partij op het moment van de kanteling werd afgeleid

 

-114-


‘Een knap stukje werk van dat baasje van jou Rover. Bijna geniaal. Nog een keer het plan Rover. Er komen twee lui van de bank met in het slechtste geval acht tassen met bankbiljetten. Per tas één miljoen pond. Dat is geen kattenpis, oude reus. Naast deze twee medewerkers van de bank hebben we ook nog te maken met de twee agentjes, je weet wel die kerels die ons constant voor de voeten lopen. Het is de bedoeling dat deze twee agenten de tassen na de overdracht meenemen en ergens in een of andere vreemd land bij  een of andere obscure bank afleveren. Maar…’ zei Robert op plechtige toon, ‘maar Rover, dat gaat niet zo gebeuren, want de twee agentjes gaan wij op reis sturen met keurig gedrukte bankbiljetten, alleen zijn die om eerlijk te zijn niet zoveel waard. Eigenlijk helemaal niets, noppes, nada en dat allemaal dankzij onze grote vriend wijlen Ramondo, die via een bevriende drukker honderd duizend biljetten heeft laten produceren. Eigenlijk nu iets te weinig maar goed wie verhoogt… wat zeg ik, wie verdubbelt nou ook het losgeld voor zijn vrouw en dat allemaal op zo’n korte termijn? Misschien dat we daar nog even iets op moeten verzinnen. Per tas komt dat neer op een kleine twintig kilo. Dus acht van die tassen is aardig wat gewicht. De tas voor Liz, dat is jouw ding. Misschien moeten we gewoon even een moment van paniek arrangeren waarin de andere tassen snel maar vooral onopvallend en ongezien door iemand worden verwisseld. Daar moet ik nog eens even over nadenken. We hebben in elk geval nog een paar extra handjes hierbij nodig. We hebben jou voor de knoppen, maar dat is niet genoeg. Het zou handig geweest zijn als de kleine Ramondo het nog even een paar dagen langer had volgehouden. Dat hij zijn enkele reis naar het hiernamaals nog even uit had gesteld, even die een latere die laatste trein had genomen. Maar ja, wat niet is, dat is niet. Niks meer aan te doen.’
Rover blafte.
‘Slim hondje. Rover, ik moet eerst nog even naar de die lui van Webber, daarna heb ik een afspraakje met Jenny, maar morgen gaan we vol aan de bak.’
Rover deed net of hij het allemaal begrepen had en misschien was dat ook wel zo.

 



Hoofdstuk 27


Robert was vroeg in de middag naar Webber & Sons gegaan. Hij was er met open armen ontvangen en dat had hem wel verbaasd al kon zich wel voorstellen dat men blij met hem was ook al omdat hij alle kosten voor zijn rekening had genomen. De kosten van de crematie en het verblijf in de koelcel respectievelijk vriescel van de begrafenisondernemer. Maar zoveel uitbundigheid had hij niet verwacht. De man waar hij de vorige keer mee had gesproken was er niet.
‘Helaas meneer Brown, mijn broer Harold kon jammer genoeg niet aanwezig zijn. Hij moest dringend weg. Zo gaat dat nou eenmaal in onze sector. Het definitieve heengaan laat zich moeilijk plannen. Soms zouden wij ook wel graag zien dat er even wat meer spreiding zou zijn, maar ha, ha u begrijpt natuurlijk ook wel dat dit maar een grapje is. Mijn naam is overigens Harry. Aangenaam Harry Webber,’ en hij stak zijn hand uit.
‘Zeker, ha,ha,’ was de reactie van Robert, die meneer Harry Webber maar een rare vogel vond.
‘Maar goed, u had gebeld. Wat kunnen we nog voor u doen?’
‘Nou allereerst, zijn de mensen van de verzekering al geweest?’
‘Vanochtend al vroeg, meneer Brown. Alles is prima verlopen. Ik had gelukkig nog een hartstilstandje liggen. Gisteren toevallig binnengekregen. Ha, zo noemen we dat. Enfin, de heren waren tevreden en zijn rond tienen weer weggegaan, dus daar hoeft u zich geen zorgen meer over te maken. Nu kunnen we de afhandeling van meneer Steeple zonder enig voorbehoud tot een goed einde brengen. Het wordt toch het crematorium of vergis ik me?’
‘Zeker meneer Webber, het wordt het crematorium. Had ik u nou gisteren aan de lijn?’
‘Nee, mijn broer.’
‘Uw broer vertelde me gisteren dat mevrouw Steeple nog in de zaak is geweest.’
‘Dat klopt. Er moesten nog een paar formaliteiten worden ingevuld. Zo hoort het nou eenmaal.’
‘Heeft u toevallig haar adres?’
‘Dan moet ik even voor u kijken. Het staat ongetwijfeld ergens vermeld op de correspondentie  van de verzekering.’
Harry Webber pakte een ordner van het oude bureau dat achter in de winkel stond.
‘Eens even kijken,’ mompelde hij bijna onhoorbaar. ‘Steeple… eh hier heb ik het. Mevrouw had een kopie van de polis meegebracht. Nou, dat was wat ons betreft niet nodig geweest. Maar goed, ze dacht dat we die nodig hadden. De polis dan, bedoel ik. Even kijken, hier staat het. Op de enveloppe… Old Hill Road 4. Dat is niet eens zo heel ver hier vandaan.’

 

-115-


Robert had van de gelegenheid gebruik gemaakt om naar het verzekerde bedrag te kijken. Hij had gezien dat Ramondo voor zevenhonderdvijftig duizend pond was verzekerend. Dat was blijkbaar de uitkering bij zijn overlijden. Een andere dekking had hij niet gezien. Ook had hij gezien dat de polis was opgemaakt aan toonder, wat hij op zich wel heel erg vreemd vond.
‘Zou ik een kopietje van die polis mogen hebben meneer Webber? U zou me daar een grote dienst mee bewijzen.’
‘Dat is niet zo gebruikelijk meneer Brown.’
‘Dat realiseer ik me. Maar ik heb inmiddels al zoveel kosten gemaakt, dat ik dit met de bezitter van de originele polis toch even wil kortsluiten. Dat zult u neem ik aan wel kunnen begrijpen.’
‘Uh ja natuurlijk begrijp ik dat. Ik neem uiteraard aan dat u mevrouw Steeple bedoeld?
‘Natuurlijk meneer Webber, wie anders?’
‘Nou ja, ik denk dat dit geen problemen zal geven. Heeft u nog een momentje, dan maak ik even een fotokopie.’
Even later kwam Harry Webber terug uit zijn kantoortje met in zijn hand een enveloppe.
‘Alstublieft meneer Brown. Uiteraard verwacht ik wel uw volledige discretie betreffende deze informatie.’
‘Natuurlijk meneer Webber. U heeft mijn woord.’
Nadat Robert nog een paar zaken voor de op handen zijnde crematie van Ramondo had geregeld en hij eigenlijk op het punt stond om weg te gaan, kreeg hij een inval.
‘Meneer Webber, misschien is het wel een wat vreemde vraag, maar heeft u een bewakingscamera in de zaak?’
‘Dat is inderdaad een rare vraag. Maar goed, om u antwoord te geven, we hebben er meerdere.
In totaal vier. Het kan tegenwoordig helaas niet meer anders. Voorschrift van de verzekering. U moest eens weten wat die mensen tegenwoordig allemaal van een ondernemer eisen. Ik zal u vertellen…’
‘Mag dat een ander keertje meneer Webber. Weet u, u zou me een groot plezier doen als ik even op de beelden zou mogen zien hoe mevrouw Steeple er uit ziet. Ik heb haar namelijk nog nooit ontmoet en het zou wel heel erg dom zijn als ik de verkeerde mevrouw zou condoleren met het verlies van haar man.’
Harry Webber twijfelde een moment en keek naar Robert. Daarna keek hij wat schichtig om zich heen. Het leek wel of dat hij bang was dat er iemand meeluisterde.
‘Als u mij plechtig beloofd dit tegen niemand te vertellen, want het is natuurlijk heel erg ongebruikelijk dat we onze bewakingsbeelden aan derden laten zien. Maar goed, ik vertrouw op uw integriteit en discretie. Loopt u maar even mee.’
Harry Webber schoof zijn bureaula open en haalde er een vergeeld schriftje uit.
‘Het klinkt misschien een beetje vreemd, maar ik houd van iedere klant het tijdstip van aankomst en vertrek bij in dit register. Dat doe ik sinds ik samen met mijn broer de zaak van mijn vader heb overgenomen.
‘Even kijken… om dertien uur vijfendertig kwam ze binnen en… om veertien uur drie is ze weer vertrokken.’
‘U houdt het echt heel erg precies bij zo ze zien.’
‘Ja, anders heeft het ook niet zoveel zin. Het geeft niet veel voldoening als het maar een beetje met de natte vinger gaat.’
‘U zegt het.’
‘Eens kijken op de teller van de camera.  Datum… tijd… Zo nu moeten we even wachten tot hij het gevonden heeft. Momentje… ik moet even een telefoontje plegen,’ en Harry Webber keek op zijn horloge.
‘Sorry, meneer Brown, maar de zaken gaan gewoon door,’ verontschuldigde hij zich.
‘Natuurlijk geen probleem meneer Webber. Natuurlijk wacht ik wel even.’
Harry Webber  liep de winkel uit en sloot de deur achter zich. En klein kwartier later kwam hij terug.
‘Nogmaals sorry meneer Brown. Het was een ingewikkelde opdracht. Wat mensen al niet verzinnen. Eens kijken, waar waren we gebleven? O ja, ik zou met u de beelden van onze camera’s even doornemen. Sorry, ik was er even niet helemaal bij. ‘
Hij drukte op allerlei knopjes en de beelden flitsten voorbij. Als er beelden van Rose waren dan was zij in elk geval nog springlevend. In het andere geval vroeg Robert zich af wie het dan kon zijn geweest, wie dan de mevrouw Steeple was die gisteren de winkel van Webber had bezocht.
‘Daar is ze,’ zei Harry Webber triomfantelijk. ‘Dit is echt een geweldig systeem. Ik heb het een jaar of vier geleden zelf aangeschaft. Mijn broer Harold vond het maar niks. Maar nu zie je maar weer.’
‘Zeker meneer Webber. Fijn dat u het indertijd hebt aangeschaft, daar hebben we nu plezier van.’

 

-116


Robert boog zich naar het beeldschermpje waarop de beelden stonden.
Het was voor hem onmiskenbaar de Rose Steeple die hij bij Motel Dexter had gezien. Dezelfde Rose die Rover had gebracht en zo innig afscheid had genomen van Ramondo.
‘U kunt hier iets mee meneer Brown?’
‘Meneer Webber, u heeft mij enorm geholpen. Mocht ik eventueel mogelijkheden of kansen zien om extra klandizie voor uw firma te werven, dan zal ik dat zeker doen.’
‘Dat zou mooi zijn meneer Brown. U weet ons te vinden.’
‘Natuurlijk en tot ziens. Ik ga er van uit dat u meneer Ramondo een mooi afscheid gunt, zeker voor dat geld.’
‘Natuurlijk meneer Brown. U kunt op ons rekenen.’
Toen Robert buiten stond moest hij even diep ademen.
‘Dus die Rose Steeple is in ieder geval nog springlevend. Nou eerst maar eens naar Old Hill Road.’


Harry Webber had gelijk. Old Hill Road was nauwelijks een kwartiertje lopen. Het waren wat oudere appartementen, maar ze zagen er nog vrij netjes en onderhouden uit.
‘Nummer vier, was het toch?’ mompelde Robert.
Hij keek nog maar even op het kattenbelletje waarop Harry Webber vluchtig het adres had gekrabbeld.
‘Wie is daar?’ hoorde hij toen hij tweemaal op de bel had gedrukt.
‘Peterson, van de verzekering van uw man. Ik wil graag de zaak met u afronden.’
‘Ik zal voor u open doen,’ hoorde hij door de intercom.
‘Dank u wel.’
Robert deed de deur open en liep de trap op. Nummer vier was op de eerste verdieping. Op de begane grond waren alleen maar bergruimtes, daarboven bevonden zich drie etages met appartementen.
‘Ze heeft in ieder geval niet de stem van de Rose die ik aan de telefoon heb gehad,’ mompelde Robert. ‘Tenminste ik geloof het niet.’
Even later stond hij voor de deur van nummer vier. Hij had de trap genomen omdat appartement zich op de eerste etage bevond. De deur stond open met in de deuropening de vrouw die Rover had gebracht. Dit was de vrouw die zich dus blijkbaar uitgaf als Rose Steeple. Ze was met zekerheid de Rose Steeple die hij eerder gezien had bij Motel Dexter. Al was het dan ook maar even geweest, er was geen twijfel mogelijk.
‘Dag mevrouw Steeple, ik ben blij dat ik u thuis aantref,’ zei hij toen hij de voordeur binnenging.
 ‘Of is het misschien toch een dubbelgangster of een tweelingzus?’ flitste door zijn gedachten.
‘Is er iets meneer Peterson?’
‘Nee, hoor. Allereerst mijn condoleances mevrouw… uh maar ik bedacht net dat ik mijn papieren in de auto heb laten liggen. Maar gelukkig heb ik een kopie van de polis in mijn binnenzak. Daar kunnen we het wel even mee doen.’
Robert was trots op zijn vindingrijkheid, trots op zijn improvisatietalent.
‘Zullen we in de achterkamer aan de eettafel gaan zitten of…’
‘Ja hoor, dat is prima. Wat woont u hier leuk. Woont u hier al lang?
‘Zeker al vijftien jaar. Eigenlijk zolang Ramondo en ik getrouwd zijn. Ramondo is de artiestennaam van mijn overleden man, maar dat weet u natuurlijk al.’
‘Zeker mevrouw Steeple. Natuurlijk.’
‘Wilt u een kopje thee?’
‘Een glaasje water is prima, als ik u niet ontrief.’
‘Een momentje, dan zal ik dat even voor u halen,’ zei ze.
Terwijl mevrouw Steeple naar de keuken was keek Robert om zich heen.’

 

-117-


Op de schoorsteenmantel stond een foto van een man en een vrouw. Hij herkende geen van beiden.
Het leek een wat oudere foto.
‘’Familie?’ vroeg hij aan mevrouw Steeple  toen ze het glas water voor hem neerzette.
‘Mijn jongste zus en mijn zwager. Die foto is alweer van even geleden. Mijn zus is jong gestorven. Ze was net dertig. Hij is nooit meer hertrouwd. Hij heeft zich na haar overlijden volledig op zijn werk gestort. Eerst bij de recherche en later heeft hij zijn eigen de bewakingsbedrijfje opgericht. Hij werkt onder andere voor de New Daily, u kent ze vast wel, die grote krant. Ik heb hem nauwelijks nog gezien. En ik heb ook nog een tweelingzus Ann, maar die zie ik ook nooit, nou ja bijna nooit. Ze schijnt de laatste tijd nog wel eens in het gezelschap van Ramondo te zijn gesignaleerd. Mij doet het niet zoveel meer. We zijn op papier nog steeds getrouwd maar dat is dan ook alles. Ramondo was niet gemakkelijk. Zeker niet sinds zijn ongeluk. Hij heeft zijn rechterarm verloren tijdens een van zijn optredens. Maar ja, dat soort werk is niet te verzekeren, maar dat weet u beter dan ik. Dus daarna kwam er niet veel meer in kas.’
Mevrouw Steeple zweeg en het leek of ze het er even moeilijk mee had. Robert voelde iets van medelijden met haar.
‘We mochten elkaar niet zo, mijn zus en ik,’ ging ze verder. ‘Maar ja, mijn zus verkeerde ook in heel andere kringen dan wij. Ze was goed bevriend met de notabelen hier in de stad. Je kunt wel zeggen dat ze er kind aan huis was.’
‘Dus u bent er eentje van een tweeling?’
‘Ja een eeneiige nog wel, maar we zijn echt heel verschillend.’
Robert knikte alsof hij het begrepen had.
‘Ik ken de Thompsons, van de krant. Weet u of ze daar ook wel eens te gast was?’ ging hij verder.
‘Meneer Stevenson… mevrouw Thompson is haar hartsvriendin.’
‘Peterson mevrouw, geen Stevenson…’
‘Sorry meneer Peterson, ik dacht…’
‘Het is goed zo mevrouw Steeple, maakt u zich maar geen zorgen. Een mens kan zich vergissen,’ antwoordde Robert met een uitgestreken gezicht.
Robert snapte er niets meer van. Hij probeerde voor zichzelf het een en ander op een rij te zetten.
Deze mevrouw Steeple leek in elk geval op de Rose Steeple die Rover had gebracht, maar zo als het nu leek kon zij het niet zijn geweest. Ten minste dat was zijn conclusie na het aanhoren van haar verhaal. Daar was hij nu wel zeker van. Of zij wel degene was die hem gebeld had kon hij niet zeggen. Hij herkende haar stem in elk geval niet. Het leek er op dat de Rose Steeple bij Motel Dexter niet Rose was maar Ann, die naast het afleveren van de hond ook nog terug was gekeerd naar het motel om daar vervolgens rare dingen met Ramondo te doen, zelfs zo raar dat hij er in gebleven was. Althans zo leek het te zijn gegaan. En dan was daar ook nog het verhaal van de mevrouw Steeple, die een eind aan haar leven had gemaakt. Dat zou dus Ann moeten zijn, tenminste als het allemaal was wat het nu leek te zijn. Hij probeerde alles nog maar eens op een rij te zetten. Maar een ding was helder, de Rose Steeple die Rover naar Motel Dexter had gebracht kon in elk geval nooit de vrouw zijn geweest die nu tegenover hem zat. 
‘Meneer Peterson…?’
‘Sorry mevrouw Steeple, ik was even met mijn gedachten elders. Uh, ik heb begrepen dat u en u man niet meer samenleefden om het zo maar eens te zeggen.’
Ze zuchtte.
‘Soms wel en soms niet. Maar dat heeft toch geen gevolgen voor de verzekering?’ Er klonk een zekere ongerustheid in haar stem.
‘Nee hoor. U bent nog steeds getrouwd en bovendien is de polis opgemaakt aan toonder. En u bent nu in het bezit van de polis. Wel voorzichtig mee zijn hoor. Je kunt nooit weten.’
‘Nou gelukkig maar. Maar om antwoord te geven op uw vraag, soms ging het weer maanden goed en dan was het plotseling weer zo moeilijk met hem. Hij was om het zo maar eens te zeggen nogal veeleisend aangaande onze intieme relatie, als u voelt wat ik bedoel. Ik kon daar niet zo goed in mee gaan. Regelmatig was hij weken weg. Hij had regelmatig relaties, die daar blijkbaar wel van gediend waren. Als hij het daar weer even zat was kwam hij weer bij mij terug. Ik hield van hem meneer en liefde maakt soms blind.’
Robert had met haar te doen. Hij zag dat er een traan over haar wang liep.
‘Tja, en dan krijgt hij tijdens zijn werk een ongeluk. Nou ja een hartstilstand. Hij was al weer weken bij me weg. Misschien als hij hier bij mij was gebleven dat het allemaal anders zou zijn gelopen.’
‘Dat mag u zich niet aanrekenen mevrouw. Dit soort werkzaamheden is niet zonder risico. De dingen gaan soms zoals ze gaan, daar heeft niets of niemand invloed op. Tenminste meestal,’ voegde Robert er nog aan toe.

 

-118-


‘Meneer Peterson, ik had nooit kunnen denken dat ondanks alles ik die man zo verschrikkelijk mis. Ik kan het u bijna niet uitleggen.’
‘Ik begrijpt het mevrouw. Maar hij laat u in ieder geval een aanzienlijk bedrag na. Daarmee heeft u de komende tijd toch iets meer te besteden dan voorheen. Dat is in elk geval nog iets.’ Het klonk wat raar.
‘Dat wel, maar verder is er ook niet veel meer meneer Peterson. We waren niet van die spaarders. Ramondo al helemaal niet. Kunt u al zeggen wanneer het geld op mijn rekening wordt gestort?’
‘Helaas mevrouw kan ik dat niet op de datum af nauwkeurig zeggen. Dat handelen de mensen op kantoor af.’
Robert voelde zich wel een beetje bezwaard om mevrouw Steeple iets te beloven waar hij helemaal geen invloed op had. Sterker hij wist niet eens of de verzekeringsmaatschappij wel tot het uitkeren van het geld zou overgaan.
‘Ik heb nog een klein vraagje mevrouw en dan zal ik u niet langer ophouden.’
‘Geen probleem meneer Peterson, ik vind het altijd fijn als mensen me komen opzoeken. Zelf ga ik er niet zo veel op uit. Maar goed, wat wilde u vragen?’
‘Heeft u de vrouwen met wie uw man eh die dingen deed wel eens ontmoet of gezien?’
‘Nee en dat is maar goed ook.’
‘Mag ik u vragen lijken u en uw zus qua uiterlijk heel veel op elkaar?’
Rose Steeple keek Robert vragend aan.
‘Meneer Peterson, zelfs onze ouders konden ons soms al niet uit elkaar houden, laat staan vreemden. Maar qua karakter zijn we zo anders. Daaraan zou je niet zeggen dat we tweelingen zijn. Maar vanwaar deze vraag?’
Robert negeerde haar vraag volkomen.
‘Hoe goed kende meneer Ramondo uw zus Ann eigenlijk?’ vroeg  Robert.
Rose Steeple vond dit blijkbaar een hele rare vraag.
‘Ze ging blijkbaar met hem om en bovendien was hij haar zwager,’ reageerde ze vol verbazing en ze gaf een uitgebreide beschrijving over de gang van zaken binnen de familie.
‘Hadden u en uw man eigenlijk een hond?’
Mevrouw Steeple keek hem vol van verbazing aan.
‘Een hond?’
‘Een beetje een zwerverstype…’
‘Nee hoor, ik ben er allergisch voor. Net zo goed als ik niet tegen katten en vogels kan. Dat is weer zo’n verschil tussen mijn zus en mij. Ze heeft daar geen last van.’
Nu was het voor Robert volstrekt duidelijk dat deze mevrouw Steeple niet de dame was die bij Motel Dexter was geweest. Dat was in elk geval iets.
‘Nou mevrouw Steeple, veel sterkte en bedankt voor de informatie. Gaat u nog naar de crematie?’
‘Natuurlijk. Ik ben gisteren nog bij de firma Webber langs geweest. Hij zou het allemaal in orde maken. Daarom is het ook wel belangrijk dat uw bedrijf het geldbedrag snel overmaakt. U heeft geen idee wat het allemaal kost zo’n crematie. Ze vragen maar wat.’
‘Ik zou me daar maar geen zorgen over maken.’
‘U heeft gemakkelijk praten meneer Peterson, maar meneer Webber wil volgende week al het geld op de rekening bijgeschreven hebben.’
Robert fronste zijn wenkbrauwen.
‘Zouden de gebroeders Webber zo’n stelletje ratten zijn dat ze zowel mevrouw Steeple als hem een poot uit wilde draaien met de verrassing van de kleine Ramondo?’ vroeg hij zich af.
Robert stond op en schudde de hand van blijkbaar de enige echte Rose Steeple.
‘Nou nogmaals mevrouw heel veel sterkte.’
‘Heeft u misschien een kaartje voor mij?’
‘Ach, dat ligt ook in de auto. Ik zal het even voor u pakken. Dan breng ik het zo wel even naar boven.’

 

-119-


‘Nee, dat is nou ook niet nodig. Doe maar geen moeite, het is zo wel goed.’
Toen Robert weer in zijn auto zat was hij eigenlijk wel blij dat hij dit had uitgezocht. Hij was voor zijn gevoel weer wat wijzer geworden. Het leek er op dat de tweelingzus van Rose een belangrijke bijdrage had geleverd aan het verkorten van het leven van Ramondo. Ann had blijkbaar de ring van Saskia ontvreemd en meegenomen om die vervolgens in paniek achter te laten. Die twee nepagenten wisten blijkbaar niet beter dat Ann mevrouw Rose Steeple was en Robert ging er maar even vanuit dat ze zich ook zo had gepresenteerd toen ze zich bij de balie van Motel Dexter had gemeld.
‘Eigenlijk toch wel vreemd,’ mompelde Robert. ‘Ze wist dan toch waar Ramondo was. Bovendien had Rose Steeple verteld dat haar zus Ann nogal close was met Liz Thompson. Dat was op zich toch ook wel raar. Liz had dat niet zo laten merken.’
Hij probeerde zich te herinneren hoe het bezoek van Ann indertijd was verlopen.
‘Ik geloof niet dat ze elkaar toen hebben gezien… Nee natuurlijk niet, Liz was gegijzeld. Dat zou helemaal dom van ons zijn geweest,’ zuchtte hij.
Maar het  bleef hem bezighouden. Even later parkeerde hij de auto vlakbij de bank waar Jenny werkte. Ze zou er zo wel aankomen. Was Ann nou inderdaad de vrouw die Ramondo zo oververhit had met alle fatale gevolgen van dien? En van wie was Rover nou eigenlijk?  En wie was de dode vrouw waar de agenten over hadden gesproken? Dat zou toch Ann moeten zijn? Of misschien was er wel geen dode vrouw. Die agenten waren tenslotte ook geen echte agenten. Of had Ann er een eind aan gemaakt omdat ze zich schuldig voelde aan de dood van Ramondo? Of misschien… ?
Opeens werd tegen de autoruit geklopt.
‘Hoi Robert.’
‘Oh… hallo Jenny, ik had je niet aan zien komen,’ antwoordde Robert beduusd. Hij was een beetje geschrokken.
‘Dat dacht ik al. Waar zat je met je gedachten?’
‘Nou dat vertel ik je zo wel. Ik geloof dat ik eerst toe ben aan een drankje. Bij voorkeur Iets sterks.’

 



Hoofdstuk 28 


Het was bijna half twaalf toen Robert de sleutel in het slot van zijn kamer deed. Rover lag uitgestrekt op bed, maar Robert zag wel een natte vlek bij de stoelpoot.
‘Rover, hier krijgen we een keer problemen mee. lk in elk geval. Straks meuren we hier de tent uit. Ik weet ook wel dat je er niets aan kunt doen en dat ik gewoon eerder naar het motel had moeten komen, maar je moet  de volgende keer toch maar eens proberen de sluizen even iets langer gesloten te houden.’
De hond blafte alsof hij de boodschap had begrepen, tenminste dat dacht Robert, maar Rover was gewoon toe aan de volgende uitlaatbeurt.
‘Nou nog even vlug een rondje dan.’
Ze liepen langs kamer negenendertig. Alles was er donker.
‘De dames zijn blijkbaar al onder zeil,’ zei hij tegen Rover.

Robert had samen met Jenny een prima avond gehad. Hij voelde zich prettig en ontspannen in haar gezelschap en hij had de indruk dat dit wederzijds was. Ze hadden over koetjes en kalfjes gesproken, maar ook had Robert haar verteld over de op handen zijnde geldtransactie. Jenny had hem geïnformeerd wat de stand van zaken was bij de bank. Men was druk doende om het geld bij elkaar te krijgen en de directeur had de betrokkenen op het hart gedrukt om vooral hun mond te houden. Er mocht absoluut niets naar buiten lekken. Jenny, die het account van Thompson beheerde was uiteraard wel volledig op de hoogte. Robert had in detail verteld wat zijn plannen waren en Jenny had zwijgend geluisterd naar wat hij haar te zeggen had. Ze hadden samen nog wat gegeten en gedronken en Robert had Jenny naar huis gebracht. Haar afscheidskus brandde nog steeds op zijn lippen.
‘Rover, je zult Jenny binnenkort ontmoeten. Het is echt een geweldige vrouw. Daar kunnen die twee van hiernaast nog een puntje aan zuigen. Nou ja Saskia, dat gaat nog wel. Maar die Liz.’
Weer blafte Rover.
‘Stil nou, je maakt de hele buurt wakker. In elk geval de dames van hiernaast.’

 

-120-


Het gaf Robert wel een rustig gevoel dat de twee nepagenten vrijaf hadden. Hij had geen zin in een nieuwe ontmoeting met die twee. Zeker niet na zo’n dag.

Het was een korte nacht geweest. Robert was om acht uur al met Rover in de weer. De hond begreep feilloos wat van hem werd verwacht. Daarna probeerde Robert hem uit te leggen wat hem verder te doen stond. Robert was de avond tevoren tot de conclusie gekomen dat het wisselen van acht tassen wel erg veel van het goede was. Jenny was het daar volledig mee eens geweest. Dat moest Robert volgens haar dan ook maar vlug vergeten. Robert was aangeslagen, maar Jenny had hem de oplossing aangereikt. Hun gesprek hierover gonsde door zijn hoofd. Wat had ze ook alweer gezegd? Hij bleef het maar in zijn hoofd herhalen.
‘Je moet zorgen dat je even paniek maakt en tijdens die paniek moet iemand de tassen verwisselen.
Misschien moet je die iemand onder die tafel neerzetten en op het moment van de paniek moet die persoon zo snel mogelijk en natuurlijk zonder gezien te worden de grote wisseltruc uitvoeren.’
Eerst had hij zijn bedenkingen gehad, maar uiteindelijk waren ze samen tot de conclusie gekomen dat dit de meest voor de hand liggende mogelijkheid was. Jenny kon niets anders verzinnen en Robert had helemaal geen plan. Toch had hij er een tweeslachtig gevoel bij.
‘Dus je denkt echt dat het met die constructie niet gaat lukken?’ had hij nog geprobeerd.
‘Nee Robert vergeet het. Een keertje misschien, hooguit. Zet dat maar uit je hoofd, meer tijd heb je niet. Misschien moet je dan maar alleen de tas voor die Liz Thompson doen. Als dat mis gaat dan is het jammer dan kun je nog altijd zien was er dan gebeurd,’ had ze volgehouden.
‘Als dat mis gaat dan ben ik de sigaar…’ had hij nog gemompeld.
‘Als dat mis gaat is het inderdaad allemaal voorbij, maar als dat goed gaat dan heb je in ieder geval Liz Thompson in je zak. Die gaat dan in elk geval geen malle dingen meer doen. Denk er maar eens over na en vertrouw op jezelf Robert.’ Dat waren haar laatste woorden geweest voordat ze hem had gekust.
‘Rover, nou komt het op jou aan. Als ik roep moet je de mensen van de bank de stuipen op het lijf jagen. Ga eens onder tafel liggen.’
Het had bijna de gehele voormiddag in beslag genomen, maar toen leek het er op dat Rover wist wat er van hem werd verwacht. Rover moest als Robert het woord “hedge” uitsprak plotseling van onder de tafel tevoorschijn komen en met veel geblaf voor ophef zorgen. Robert zou net doen alsof hij door Rover werd aangevallen en vervolgens zou Rover zich als een dolle hond op de mensen van de bank storten. Rover kon zich helemaal vinden in die rol.
‘Niet zo overdrijven Rover,’ sprak Robert de hond vermanend toe, terwijl hij de winkelhaak in zijn redelijke nieuwe jeans met zijn hand probeerde glad te strijken, wat overigens een kansloze onderneming was.
Nadat hij zich had gedoucht en zich had aangekleed ging Robert naar kamer negenendertig.
‘Ik dacht dat je dood was,’ grinnikte Liz. ‘Dat zou wat zijn.’
‘Ik heb een andere seksuele inborst dan de grote Ramondo. Ik bind me niet zo vlug althans ik laat me niet zo gauw binden en zeker niet aan mijn bed.’
Saskia zat weer achter haar laptop.
‘Heb je zo’n angst om jezelf  te binden Robert?’ vroeg ze met gespeelde belangstelling. ‘Was je daarom zo overstuur toen hier de knopen in het rond vlogen. Dat weet je toch nog wel? Ik zal je wel missen. We hebben samen zo’n mooie tijd gehad en zo vol hartstocht en avontuur.’
‘Sas of  Karin. Wat is eigenlijk jouw troetelnaampje? Sar… of Ka of zo?’
‘Nee Robbertje geen Sar noch Ka. Dus dat blijft voor jou een vraag en voor mij een weet. En dat wil ik graag zo houden.’
‘De spanning stijgt, het is te voelen in de lucht, in elk geval in deze kamer,’ merkte Liz droog op.
‘Kootje belt mij vanavond om me te vertellen hoe het morgen is geregeld. En Robert… heb je goed geregeld dat mijn miljoentje wordt veiliggesteld?’
‘Liz, tot in de puntjes. Er kan eigenlijk niks misgaan.’
‘Robbertje je bent een echte vent geworden. Als we nog een maandje samen zouden hebben dan was ik echt helemaal met je klaar geweest. En dat bedoel ik positief.’
‘En ik met jou. Even een vraagje Liz, de tweeling zus van Rose Steeple… eh Ann, is die niet toevallig een goede vriendin van jou?’
‘Wat, uh hoe bedoel je?’ vroeg Liz verbaasd maar ze voelde zich blijkbaar ook enigszins ongemakkelijk. Ze wriemelde zenuwachtig aan haar vest.
‘Zoals ik als zei, de tweelingzus van de vrouw van Ramondo schijnt zeer close met jou te zijn.’
‘Wie zegt dat? Heb je haar soms gesproken?’

 

-121-


‘Nee, dat niet. Maar ik heb wel met haar zus Rose Steeple gesproken.’
‘Dat kan niet. Die heeft toch zelfmoord gepleegd?’
‘Ja, dat zeggen ze, in elk geval die twee agentjes van jou,’ antwoordde Robert maar Liz was met haar gedachten ergens anders. Ze reageerde niet op de opmerking van Robert.
‘Goh, dat hadden we eerder moeten weten. Dan hadden we het nog extra spannend kunnen maken,’ zei Saskia lachend. Ze had het gesprek tussen Liz en Robert gevolgd, ondanks dat ze geconcentreerd aan de rapportage zat te werken.
‘Dat weet ik niet Sas, misschien wordt het toch nog wel spannender dan we op dit moment denken,‘ was de reactie van Robert.
‘Heb je mijn naam genoemd of heeft ze iets over mij gezegd?’ vroeg Liz bedeesd.
‘Nee hoor, verder is er niks bijzonders te vermelden, antwoordde Robert.
‘Oh, nou ja. Ik weet het ook allemaal niet meer.’
‘Wat weet je niet meer?’ vroeg Robert.
‘Nou ja, hoe het zit.’
‘Wat zit? Hoe bedoel je dat Liz?’ hield Robert vol.
‘Robert toe nou. Kappen. Alsjeblieft.’ De stem van Liz trilde.
Saskia keek naar Robert en ze schudde haar hoofd omdat zij ook vond dat Robert er beter aan deed om ermee op te houden.’
‘Hoe was het eigenlijk bij Webber? ’probeerde Saskia.
‘Op zich wel goed. Ze hebben mij beloofd alles prima te regelen.’
‘En hoe zat dat nou met die mevrouw die volgens Webber zich heeft voorgedaan als mevrouw Rose Steeple.’
‘Tja, dat is niet zo’n ingewikkeld verhaal. Dat was gewoon Rose Steeple.’
Saskia nam geen genoegen met het antwoord.
‘Kom op Robert Brown, doe niet zo flauw. Vertel op.’
‘Nee, Sas, nu even niet.’
‘Tjonge, ik dacht dat wij geen geheimen voor elkaar hadden.’
‘Dat mogen jullie wel zeggen. Als er iemand is…’
‘Robert kappen. Nu niet.’
Deze keer meende Liz het en toen Robert haar boosheid zag, besloot hij om wijselijk zijn mond verder te houden.
‘Hoe laat belt Kootje?’
‘Geen idee, Vanavond een keer.’
Liz schonk zich een glas wijn in en Robert krabde zich eens achter zijn oor. Het gesprek was stil gevallen. Saskia was druk bezig achter haar laptop en dat was dan ook het enige geluid in de kamer.

 

 

-122-

 

 




Hoofdstuk 29

 

Het was laat in de avond toen Charles Thompson belde. Liz had het woord gedaan en het was duidelijk dat zij nu de regie voerde. De overdracht zou op donderdagavond om negen uur plaats vinden in kamer veertig van Motel Dexter. Het losgeld zat in acht tassen. Charles had begrepen van de bank dat de helft in euro’s was, in biljetten van vijfhonderd. Anders werden de tassen te zwaar. De ponden en euro’s waren gelijkmatig verdeeld over de acht tassen. Ook vertelde Charles dat de tassen waren voorzien van een cijferslot. De codes waren alleen bekend bij de bank en bij hemzelf. Liz had nog even geprotesteerd, maar was al snel tot de conclusie gekomen dat dit niet verstandig was. Het zou alleen maar argwaan bij Charles kunnen wekken. Na de transactie en overdracht door de medewerkers van de bank zouden de twee pseudo-agenten de tassen van Robert overnemen. Het verdere verloop was volgens Liz niet interessant. Vrijdagmorgen was er een bijeenkomst gepland in de villa van de Thompsons. Dan zouden Saskia en Robert te horen krijgen wat het plan was met het verhaal van hun avontuur en hoe het vervolgtraject er in grote lijnen uit zou gaan zien. Ook pas dan zouden ze van Charles Thompson te horen krijgen hoe en wanneer de aan de wedstrijd verbonden beloning zou worden uitgekeerd. Charles Thompson had tot drie keer benadrukt dat de medewerkers van de bank niet beter wisten dan dat het hier om het losgeld ging waarmee mevrouw Liz Thompson werd vrij gekocht, ergo dat deze deal plaatsvond om Liz Thompson uit handen van een stelletje gemene criminelen te bevrijden. Volgens Thompson hadden de bankmedewerkers de opdracht geen enkel risico te nemen en volledig mee te werken met de ontvoerders. Ook was afgesproken dat er niet eerder dan op zaterdagmorgen naar de politie zou worden gegaan, zodat de twee pseudo-agenten voldoende tijd zouden hebben om het geld in veiligheid te brengen. Liz zou in de loop van de donderdagavond zogenaamd worden vrijgelaten. Thompson had aan de bankdirecteur beloofd dat hij hem op de hoogte zou houden over het verloop. Ook had hij verteld dat er nog een tweede gegijzelde in het spel was, de persoonlijke secretaresse van zijn vrouw. Deze zou in de loop van vrijdagnacht worden vrijgelaten nadat het zeker was dat het losgeld zijn bestemming had bereikt. Hiermee had Saskia ook meteen een sluitend alibi. Zaterdagmorgen zouden Charles Thompson en de directeur van de bank samen de politie van de ontvoering op de hoogte brengen. Charles Thompson had ook nog belangstellend naar de vermomming van Robert geïnformeerd. Liz had hem verteld dat dit wel goed zou komen. Een van de twee agenten had een tas vol met spullen gebracht. Alles leek te zijn geregeld. Robert, Liz en Saskia hadden het plan nog maar eens doorgesproken en daarna was Robert terug gegaan naar zijn kamer. Nadat hij Rover had uitgelaten was hij naar bed gegaan, Maar hij kon maar niet in slaap komen. De dood van Ramondo, zijn ontmoeting met Rose Steeple en de verklaringen van Liz en Saskia bleven door zijn gedachten spelen. Stonden ze los van de transactie met het geld of was er wel degelijk een connectie?
Waarom had Liz de indruk gewekt dat ze Ramondo nauwelijks kende, terwijl hij de zwager was van de zus van haar beste vriendin? En waar kwam het verhaal vandaan dat Rose Steeple zelfmoord had gepleegd terwijl de echte Rose Steeple nog springlevend was. En wat was de rol van de vrouw die Rover had gebracht? Was dat inderdaad Ann, de tweelingzus van Rose? En wat was de rol van Webber in dit hele verhaal. De firma Webber leek nou niet bepaald een louche firma, maar waarom werd er dan wel meegewerkt om de verzekering een rad voor ogen te draaien? Waarom had men een andere overledene aan de inspecteurs van de verzekering aangeboden en niet het lijk van Ramondo? Wisten ze dat het niet goed zat en dat Ramondo ergens anders aan was overleden? Of misschien was er wel geen lijk. Maar hij had toch zelf… De vragen gonsden door zijn hoofd. Hij voelde een lichte migraine opkomen en hij wist dat als dat zou doorzetten hij de komende dagen nauwelijks zou kunnen functioneren. Het was lang geleden dat hij er zo’n last van had, maar nu precies op het moment dat hij het niet kon gebruiken… Robert begon te twijfelen. Natuurlijk was hij er van overtuigd dat Ramondo dood was. Of had hij zich toch vergist en was hij er tussen genomen? Werd er een verhaal om hem gemaakt? Misschien dat Saskia…  Ramondo was niet voor niets een goochelaar, een illusionist. En ook waren die twee agenten immers geen echte agenten. Dus waarom zouden die niet in het complot kunnen zitten. Robert pijnigde zijn gedachten. Zijn migraine werd steeds heftiger. Het kon toch niet zo zijn dat iemand zo overtuigend de dood kon veinzen. Dat was onmogelijk. Dus hoe dan ook, Ramondo was dood. Punt uit. En wat was de rol dan van Saskia en Liz? Het verhaal van de ring rammelde. Waarom had Liz haar Iphone laten liggen? Robert had in ieder geval het gevoel dat het niet klopte. Waarom zou de andere Rose Steeple of te wel Ann de ring in de kamer van Ramondo hebben laten liggen. Misschien om daarmee de schuld op een ander te schuiven? Het zou wel heel erg getuigen van amateurisme om te denken dat je daar mee weg zou kunnen komen. Zeker omdat zij zich ook nog eens had aangemeld bij de receptie van Motel Dexter. Tenminste zo leek het verhaal te zijn. En dan die zogenaamde zelfmoord? Het leek allemaal zo onwaarschijnlijk. Het maakte Robert wat nerveus, maar er was geen weg terug. Het moest allemaal maar doorgaan zoals het was besproken. Rover wist wat hij moest doen en alleen dat een deel van het losgeld in een andere valuta was maakte het misschien iets lastiger. De gedrukte biljetten waren in ponden en niet in euro’s. Van de andere kant was het slot van de tassen gecodeerd en dat kwam eigenlijk ook wel een prima uit. Het was om zo te zeggen een meevallertje. Zeker ook al omdat Thompson en de directeur de enige waren die de code wisten. Hij keek nog eens naar de vijf tassen die keurig in het hoekje van de kamer stonden.
‘Zijn jullie er klaar voor? Morgen nog drie vriendjes erbij zoeken en dan gaan jullie op reis. Ver weg.’

 

-123-


Rover keek hem aan of hij wilde zeggen dat hij er ook klaar voor was.
‘Morgenvroeg gaan we nog even stevig oefenen Rover en dan moet het maar gebeuren. Ik zal je wel missen. We zijn samen een goed team. Misschien moet ik er toch nog iets op bedenken. Ik kan eigenlijk ook niet meer zonder je. ’
Rover kwispelde en blafte.
‘Sstt nou, denk aan mijn migraine alsjeblieft.’
Het was bijna twee uur en Robert had nauwelijks geslapen. Hij probeerde nog steeds logische verklaringen te vinden, maar tegen de morgen viel hij toch in slaap met naast hem een luid snurkende Rover. Robert deed nauwelijks voor hem onder.

Om acht uur schoot hij wakker. En weer speelde de situatie door zijn hoofd.
‘Stel dat Ramondo is vermoord en dat Rose heeft gelogen over de slechte relatie met haar zus? Misschien was dit wel een duivelsplan van Liz en van die Ann om samen met Rose het verzekeringsgeld op te strijken. Althans dat dit in beginsel het plan is geweest, maar dat ze uiteindelijk er maar van af hebben gezien, zeker omdat dit de transactie met het geld van Thompson in gevaar zou kunnen brengen. Toen Ramondo toch maar besloot er zelf een einde aan te breien was Leiden in last natuurlijk. Maar waarom dan al dat gedoe met zelfmoord en zo?
Het was de hoogste tijd om op te staan, tenminste dat vond Rover en hij likte Robert door het gezicht.

 




Hoofdstuk 30

 

Nadat Robert zich had gedoucht en aangekleed maakte hij een ommetje met Rover.
‘Toch blijft het raar. Ik voel dat ik in de goede richting zit, maar ik kan het nog steeds niet verklaren,’ zei hij in zichzelf. Gelukkig was zijn hoofdpijn bijna helemaal weg.
‘Weet je wat Rover, ik waag het er op. Ik moet weten hoe het zit. Wat er van komt dat komt er maar van. Zo kan het niet. Ik word hier helemaal krankjorum van. Hartstikke kierewiet. Ik ga er op af en dan zie ik wel hoe het afloopt.’
Robert trok zijn jas aan en ging naar negenendertig.
‘Zo, jij bent er vroeg bij,’ zei Saskia die de deur had open gedaan.
‘Dat heb je soms. Is Liz al wakker?’
‘Ze is zich aan het aankleden. Maar wat brengt jou zo vroeg hier?’
‘Saskia, ik heb nog een paar vragen en daar wil ik graag een antwoord op hebben. Misschien dat jij mij daarbij kunt helpen?’
Saskia zweeg.
‘Saskia ik vroeg je iets?’
‘Ik heb je heus wel gehoord hoor,’ was haar vinnige reactie.
‘Nou dan, geef me dan ook antwoord.’
‘Wat wil je horen?’
‘De waarheid Saskia, nou eens een keer gewoon een eerlijk antwoord.’
‘Is het zoeken naar de waarheid je misschien ingegeven door je bezoek aan Rose Steeple?’ klonk het vanuit de badkamer.
‘Ah, Liz, fijn dat je even heb meegeluisterd. Misschien wil jij me dan eerst even een eerlijk antwoord geven.’
‘Wat wil je weten?’ klonk het.
‘Wat is er met Ramondo gebeurd? En zoals ik al zei, graag deze keer een eerlijk antwoord?’

 

-124-


‘Ben jij toevallig meneer Peterson van de verzekering?’ was de tegenvraag van Liz.
‘Wat…?’ Saskia keek vol verbazing naar Robert. ‘Wie is in godsnaam meneer Peterson? Wat moet ik me hier allemaal bij voorstellen?’
‘Saskia zet je laptop maar weer aan. Dan krijg je nog wat extra input die je zeker zal verbazen. Het zal je verhaal in elk geval goed doen,’ mopperde Liz.
‘Schiet mij maar lek… Liz, wat moet ik hier nou mee aan?’
‘Niks Saskia, gewoon even rustig blijven, dan zal ik het allemaal even uitleggen. Maar een ding vooraf Robert Brown, alles blijft gewoon zoals het is. Die transactie met het geld gaat gewoon door, geen flauwekul, want dat is slecht voor mijn gezondheid en daarmee vooral ook voor die van jouw.’
‘Moet ik dit zien als een dreigement?’
‘Wat jij wilt. Als jij dat vindt dan zal het wel zo zijn.’
‘Liz Thompson, ik laat me niet bedreigen.’
‘Toe nou jullie…’ kwam Saskia tussen beiden.
‘Saskia, dat geldt ook voor jou. We houden ons gewoon aan het plan. Dat is voor iedereen het beste.’
‘Oké, maar nu eerst de waarheid Liz?’
‘Die zal ik jullie vertellen onder één voorwaarde. Als er iets van uitlekt, zijn jullie nog niet met mij klaar. Dat beloof ik jullie.’
‘Je kunt op mij rekenen Liz,’ antwoordde Saskia.
‘En op jou Robert? ‘
‘Dat ligt er aan. Als ik er verder geen last van heb vind ik het prima. Dan is het wat mij betreft het ene oor in en het andere er weer uit.’
Liz zuchtte.
‘Eigenlijk ben ik gek, maar goed. Dat ga je overigens niet in je verhaal zetten Saskia. Alles wat ik jullie nu vertel is omdat ik geen gedonder wil, zeker niet vandaag zo op het laatste moment.’
‘Kom maar op, we luisteren.’
‘Robert toe nou alsjeblieft, laat Liz nou even uitpraten.’
‘Zo is dat Saskia. Nou Robert Brown wat wil je weten?’
‘Hoe het zit met Ramondo? Is hij vermoord en hoe zit het met Rose of Ann of hoe dan ook?’
Saskia keek vol verbazing naar Liz.
‘Goede vraag. Dat verdient een goed antwoord. Maar allereerst terug naar het begin.
Ramondo is of beter was getrouwd met Rose, maar dat huwelijk is min of meer op de klippen gelopen. Ze zijn overigens nooit gescheiden. En ja Robert, Rose was inderdaad de zus van mijn beste vriendin Ann maar ze was ook mijn zus. Ramondo heeft Rose slecht behandeld, heel erg slecht. Ramondo was geen lievelingetje. Hij heeft haar meerdere keren bedrogen. Ik heb nooit veel contact met hem gehad, maar wel met mijn zus Rose. Ramondo was vaak weg, op tournee en dan was hij vaak in het buitenland. Mijn zus is er onder door gegaan. Ruim vier maanden geleden heeft ze een eind aan haar leven gemaakt. We zagen het aankomen, maar we konden haar niet tegenhouden. Er was een polis, een polis aan toonder. Het was een polis die goed was voor honderdvijftig duizend pond, bij overlijden op een natuurlijke wijze. Jullie begrijpen wel dat de verzekering niet uitkeert als er sprake is van zelfmoord.’
Liz zuchtte diep.
‘Ramondo wilde er een natuurlijke dood van maken en dankzij zijn talent om mensen om de tuin de te leiden slaagde hij er in om de verzekering zo gek te krijgen om tot uitkeren over te gaan. Ik kwam daar later pas achter. Ongeveer twee maanden geleden. Mijn zus Ann en ik hebben toen een plan bedacht om Ramondo terug te pakken. Ze heeft daarom met hem aangepapt. Overigens is Ann degene die Rover heeft gebracht. Maar dit terzijde. Ramondo was een vies pervers kereltje. Hij had Ann uitgenodigd op zijn kamer. Ik ben met haar meegegaan en toe uh… ja toen is het een beetje uit de hand gelopen. Ramondo is er in gebleven.’
‘Stop… hier haak ik even af. Bedoel je te zeggen dat Rose vier maanden geleden is gestorven? En dat jij, Rose en Ann zussen zijn?’ Robert liep rood aan. ‘Dus ik heb met Ann gesproken en niet met Rose?’ ging hij verder. Robert was helemaal uit het veld geslagen. ‘En uh…Rover dan?

 

-125-


‘Helemaal goed Robert, je wordt steeds beter. Je moet toegeven dat Ann zich prima in de rol van Rose heeft kunnen vinden. En Rover… tja Ann is allergisch, Rose hield wel van honden. Dat was een foutje van Ann.’
‘Dat zal wel. Ze heeft hem zelf gebracht,’ antwoordde Robert.
‘Ze heeft een medicijn tegen deze allergie.’
‘En die brand dan? Is dat ook verzonnen?’
‘Nee Robert, die brand was niet verzonnen. De woning van Ramondo is echt helemaal uitgebrand. Kortsluiting.’
Robert knikte.
‘Hebben jullie hem iets gegeven?’ vroeg Saskia.
‘Een onschuldig middeltje, dachten we. Maar hij reageerde er nogal heftig op.’
‘Hoe heftig?’
‘Zo heftig, dat hij uiteindelijk helemaal niet meer reageerde. Je begrijpt dat we toen even een beetje in paniek zijn geraakt. Maar goed om verder te gaan, ik zal jullie eerst maar vertellen hoe het allemaal gelopen is. Dus even terug, Ann en ik hadden een aantal maanden geleden besloten om Ramondo eens flink aan te pakken, maar we wisten niet goed hoe. Door mijn ontvoering werd ons een unieke kans geboden om Ramondo binnen te halen. Dat was een fluitje van een cent en er was blijkbaar voor jullie ook niets raars mee. Ann had het een en ander al met hem doorgesproken.’
‘Dus hij wist al van jouw ontvoering voordat ik hem belde? Waarom herkende hij jou niet?’ vroeg Saskia.
‘Hij herkende mij wel, maar Ann had hem wijsgemaakt dat jullie meedogenloze criminelen waren en dat het belangrijk was dat hij niets liet merken. Daar heeft hij zich prima aangehouden.’
‘Hoe wist Ann eigenlijk van onze plannen en dat je ontvoerd was en waar we jou gegijzeld hielden?’
‘Jullie zijn echt schatjes. Als je de volgende keer weer eens iemand ontvoerd, dan moet je wel het mobieltje van je slachtoffer afnemen. Anders komt het niet goed, geloof me. Een sms’je is snel gemaakt. Ann is vrijwel steeds op de hoogte geweest van alles. Dus nogmaals, de volgende keer geen mobieltjes, althans niet voor de gegijzelde.’
‘Daar heeft ze een punt Robert. Dat is tamelijk stom van ons.’
‘Maar goed. Zoals gezegd, we wilden Ramondo een hak zetten door te suggereren dat we beiden wel een nummertje variété met hem wilden doen. En dan bedoel ik geen goochelnummertje of zo. We hadden afgesproken op kamer eenenveertig. Ann en ik.’
‘En waar was jij Saskia?’ vroeg Robert.
Ze friemelde wat aan haar jurk. ‘Ik was even naar de stad in verband met mijn uitgebrande auto. Samen met een van de agenten. Met hun auto.’
‘Kan ik weer?’ vroeg Liz.
‘Nou om een lang verhaal kort te maken. Dit idee van dat nummertje kwam bij Ann en mij op nadat Ramondo ons wilde chanteren, vooral mij. Misschien was het toch niet zo’n goed idee van mij om hem in vertrouwen te nemen over het uiteindelijke doel van mijn ontvoering. Enfin, hij dreigde dat hij Charles zou bellen om hem te vertellen wat voor een slechte eega Charles had en daarmee werd hij een bedreiging voor het plan van Charles en mij. Het plan om wat van ons vermogen over te hevelen naar vriendelijker oorden, althans vanuit belastingtechnisch oogpunt beschouwd. Maar goed, daar heb ik jullie al over verteld. Charles vond dat ik het maar op moest lossen. Vervolgens bedachten Ann en ik samen een plan om Ramondo te verleiden en hem daarmee te kunnen chanteren. Hij geilde zo op het feit dat hij nu ook de tweelingzus van zijn vrouw en de vrouw van Charles Thompson in zijn perverse macht had, dat hij ons alle details vertelde over de polis van Rose.  Schuimbekkend en hijgend als een bronstig hert lag hij op bed. Hij vond het heerlijk om te worden vastgebonden, tenminste dat zei hij. Toen volgde er nog een diepe zucht. Kortom van het triootje kwam niet veel meer. Integendeel. Hij was ons ontsnapt en wij aan hem. Ontsnapt tja, voor eeuwig en voor altijd, maar we hadden daarmee wel een stevig probleem. Want een dooie Ramondo konden we niet gebruiken, dus moesten we er van af. Na overleg met Charles hebben we besloten om Webber in te zetten. Harold Webber is een goede vriend van Charles en ze spelen samen regelmatig een partijtje golf. Enfin, ik wist dat Saskia haar ring op onze kamer had laten liggen en ik moet eerlijk zeggen dat ik niet echt fair ben geweest. Ik heb hem opgehaald en als zogenaamd bewijsstuk achtergelaten bij Ramondo. Ik heb tegen een van de agentjes, een van de twee beveiligers van de Daily bedoel ik, verteld waar ze hem konden vinden. Het was een soort verzekeringspremie, mocht er nog wat van komen. Het was bedoeld als een soort dwaalspoor, want Saskia had natuurlijk een prima alibi. Die was met de andere beveiliger naar de stad. Sorry Saskia, dat was niet zo netjes van mij.’
Saskia keek strak voor zich uit.

 

-126-


‘Overigens vind ik het ook niet zo netjes van jou Robert, om te suggereren dat mijn mobiel ook bij Ramondo was achtergebleven. Ik weet niet of je mij daarmee uit de tent wilde lokken, maar je ziet dat dit niet is gelukt. Ik weet doorgaans verdraaid goed waar ik mijn spullen laat, dus ook in dit geval.’
Liz nam een slokje water.
‘Nou de rest van het verhaal kennen jullie. Harold Webber en zijn broer Harry hebben Ramondo opgehaald en de zaak verder afgehandeld.’
‘Afgehandeld?’
‘Nou ja, je weet best wat ik bedoel. Dus niet zo flauw doen. Of zal ik er nog maar een schepje bovenop doen? Speciaal voor meneer Peterson van de verzekering dan. Harrold vond in een van de broekzakken van Ramondo een sleutel met een kluisnummer en een label. De sleutel was van een kluisje op het station. Een van onze agenten heeft de sleutel bij Webber opgepikt en is ermee naar het kluisje gegaan. Behalve wat prullaria lag er ook een polis. De levensverzekering van Ramondo en een stapel obligaties, die hij blijkbaar gekocht had met de uitkering die hij voor mijn zus had ontvangen. Waarde bijna honderdduizend pond. De ontbrekende vijftigduizend pond had hij als inleg voor de nieuwe verzekering gebruikt. Die polis van zevenhonderdenvijftig duizend pond op zijn eigen leven. Volgens mij was hij weer een of andere truc uit aan het denken om dan vervolgens voorgoed te verdwijnen, hoogstwaarschijnlijk naar het buitenland. Misschien wel Zuid Amerika of zo. Maar goed, nu hadden wij die polis, die hij ook nu weer aan toonder had laten opmaken. Zodoende kwamen we op het plan om die te verzilveren, alleen moesten we er zeker van zijn dat de verzekering geen argwaan zou krijgen. En dat kregen ze wel. Dus belde de verzekering met Webber en vertelde hem dat men het stoffelijk overschot van Ramondo wilde zien en zelfs wilde onderzoeken. Ook daarvan weet je hoe dat is verlopen, weer met bereidwillige medewerking van de gebroeders Webber. Omdat jij je zo intens bemoeide met de uitvaart van Ramondo hebben we besloten om Rose Steeple nog maar een keer zelfmoord te laten plegen om te voorkomen dat je op de gedachte zou komen om verder te gaan zoeken, ook al omdat je haar aan de telefoon had gehad. Dat dit Ann was hoef ik je niet uit te leggen hoop ik. Dat zou allemaal prima verlopen zijn als Harry Webber, die zonderlinge maar vooral oenige broer van Harold Webber jou niet had verteld dat Rose, dus eigenlijk Ann, in zijn winkel was geweest. En dat ook nog op de dag dat wij haar nog maar een keer zelfmoord hadden laten plegen. Harry was daar uiteraard niet van op de hoogte. Sterker hij wist niet eens dat Rose er een eind aan had gemaakt. Hij was indertijd uh…  een beetje in de war. Dus hij wist niet beter dan dat Ann, Rose Steeple was. Toen konden we eigenlijk niet meer anders dan het spel mee spelen. We hielden er rekening mee dat je op zoek zou gaan naar Rose en dat was ook allemaal goed voorbereid, alleen het ging even te snel. Toen jij aan Harry de beelden van de camera vroeg en daarbij ook nog het adres heeft hij in paniek zijn broer gebeld om te vragen of hij dat eigenlijk wel mocht doen. Harold Webber heeft vervolgens mij weer gebeld en gevraagd wat hij moest doen. Nou de rest van het verhaal ken je.’
‘Dus Ann is bij Webber geweest?’
‘Ja, om een en ander af te spreken over de autopsie en zo.’
‘Dus ik heb echt met Ann gesproken?’
‘Ja meneer Peterson van de verzekering, u heeft met Ann gesproken en dus niet met Rose.’
‘Dus het was ook Ann, die ik aan de telefoon heb gehad?’
‘Helemaal goed.’
‘En Ann was hier ook met Rover?’
‘Ja, dat was Ann ook.’
‘Ik snap er werkelijk geen biet van. Dus Ann woont in dat appartement en niet Rose?’
‘Het was het appartement van Rose. Ann woont er tijdelijk.’
‘En waarom kuste ze hem dan zo innig en waarom heeft ze mij gebeld? Ik bedoel, waarom belde ze naar het mobieltje van Ramondo, ze wist toch dat hij niet meer in staat was om haar oproep te beantwoorden.’
‘Eerst antwoord op je eerste vraag. Ze wilde Ramondo opvrijen, de indruk geven dat hij beet had. Zo hadden we dat bedacht. En het antwoord op de tweede vraag is simpel. We wisten niet waar hij zijn mobiel had en dus belde Ann het nummer. Gelukkig had jij dat ding gevonden. De twee agentjes hadden er al naar gezocht, maar konden ‘m niet vinden. ‘
‘Oh…’ was de reactie van Robert. ‘Maar waarom al dit gedoe? De polis was toch aan toonder en …’
‘We waren in paniek.’
‘Waarom? Zoals ik het heb begrepen heeft Ramondo geheel vrijwillig afscheid van het leven genomen,’ zei Robert.

 

-127-


‘Tja, we waren nou eenmaal in paniek…’zuchtte Liz. ‘Ann gaat morgen met de tas met het geld naar Frankrijk. Met de auto. En dan krijgen we ook nog het geld van de verzekering…’
‘Dat is mooi, maar als ik vragen mag, wat gaan jullie in Frankrijk doen?
’Wonen…’
‘Wonen?’
‘Wat wil je dan horen Robert?’
‘De waarheid Liz. Echt, al is het maar voor deze ene keer.’
‘Dit is de waarheid Robert, echt.’
‘Ik ben er nog steeds van overtuigd dat je iets voor mij verzwijgt.’
Liz Thompson keek naar de grond en frunnikte wat aan de knopen van haar vest.
‘Wil je mij deze nieuwe kans op een beetje geluk alsjeblieft gunnen Robert?’
Robert zag tranen in de ogen van Liz.
‘Je meent het echt…’
‘Ja Robbertje ik meen het echt.’
‘En Kootje?’
‘Kootje is niet veel beter dan Ramondo. Misschien slimmer en sluwer en in elk geval rijker en machtiger.’
‘Dus als ik het allemaal goed begrijp dan ligt jouw geluk bij Ann en niet bij Charles Thompson. Maar even dat ik het helemaal snap, Ann is toch je zus?’
‘Ik ben als pleegkind binnen hun gezin gekomen…’
Robert schudde zijn hoofd.
‘Dus jullie zijn uh gewoon op elkaar... zal ik maar zeggen.’
Liz knikte bevestigend.
‘Nou ja, wie ben ik om daar iets van te vinden. En jij Saskia, wat is jouw rol, hoe sta jij hierin?’
‘Charles en Liz hebben mij gevraagd dit avontuur te regisseren. Althans de oorspronkelijke opdracht was om een plan voor een geldtransactie te bedenken om daarmee een deel van het vermogen van de Thompsons over te hevelen naar een belastingvriendelijker oord. Vandaar de ontvoering en het losgeld, volgens mij een prima manier om zoiets te regelen. Charles kende mij van eerdere publicaties en hij wist dat ik in mijn vrije tijd van dit soort verhalen schrijf. Als Karin Staub… Dus als je vraagt hoe ik hierin sta? Nou dit is of beter was mijn rol. Tijdens de ontvoering van Liz hebben Liz en ik een heel andere relatie gekregen. Ze heeft mij gevraagd om haar te helpen. Om haar een kans te gunnen op het ware geluk dat in haar leven ontbreekt. Daar ben ik in meegegaan.’
‘En je had er natuurlijk geen problemen mee om mij om de tuin te leiden?’
‘Natuurlijk wel Robert, je moet me geloven. Maar ik kon echt niet anders.’
‘Je bent er vrijdag toch nog wel bij Liz? Niet dat we onze gegijzelde mevrouw Thompson plotseling kwijt zijn geraakt, want dan kunnen Saskia en ik het wel schudden. Ondanks dat de deal met het geld dan hopelijk goed is verlopen.’
‘Charles zal het niet zo veel kunnen schelen… maar maak je maar geen zorgen, ik verschijn vrijdag gewoon ten tonele. Ik ga pas volgende week naar Ann. Ik vertel hem dan wel dat ik aan een week of wat vakantie toe ben en daar zal hij zeker begrip voor hebben.’
‘En jij Saskia of Karin… eigenlijk?’
‘Blijf me nou maar gewoon Saskia noemen Robert, dat is wel net zo handig. Maar om antwoord te geven op je vraag, ik ga gewoon aan het werk voor de krant en ga dit verhaal afmaken. Dan heb ik ruimschoots aan de opdracht van Charles Thompson voldaan, lijkt me. En jij Robert?’

 

-128-


‘Ik weet het niet. Na vrijdag maar eens kijken hoe de vlag er bij hangt. Voorlopig heb ik een bijna lege bankrekening en zal mijn baan ook wel zijn vergeven.’
‘Dat was niet de bedoeling Robbertje. Dat spijt me oprecht.’
‘Liz, ik zie dat je het meent maar het verandert niet veel aan mijn situatie. Overigens heb ik nog een vraagje en dan moeten we ons maar eens op gaan maken voor vanavond.’
‘En dat is?’
‘Vertel nou eens eerlijk hoe Ramondo aan zijn eind is gekomen? Want die lui van de verzekering zijn niet gek. Dus die hebben ergens een goede reden voor twijfel gehad.’
Liz keek naar Saskia.
‘Vertel het hem maar eerlijk Liz, hij heeft recht om dat te weten.’
‘Uh, nou we hebben hem eerst met chloroform buiten bewustzijn gebracht en hem daarna een overdosis insuline toegediend. Daar is bijna niets meer van terug te vinden. In elk geval lijkt het op een natuurlijk dood.’
‘Dus eigenlijk hebben jullie onze vriend Ramondo gewoon om zeep geholpen. Gewoon een kille moord. Waarom, als ik vragen mag?’
‘Waarom niet. Hij was een grote eikel Robert. Een klojo eerste klas,’ zuchtte Liz.
‘En dat was reden voldoende om hem uit de weg te ruimen?’
‘Hij chanteerde ons, dat heb ik  je toch verteld.’
‘Wie is ons eigenlijk?’
‘Saskia, jou en Ann en mij.’
‘Ik heb er anders niets van gemerkt.’
‘Hij wilde meer geld, anders zou hij naar de politie gaan. Dan zou alles voor niets zijn geweest.’
Robert schudde zijn hoofd.
‘Echt waar Robert, je moet me geloven.’
‘Ja hoor Liz, het zal allemaal wel. Ik weet zo langzamerhand ook niet meer wat ik moet geloven en niet. Ik hoop dat je dat kunt begrijpen.’
‘Hij stond de deal met het geld in de weg, geloof me. ’
‘Geld is dus belangrijker dan het leven van Ramondo? Als ik me goed herinner was het plan toch ook om de polis te verzilveren...’
‘Dat kwam pas later Robert, je moet wel opletten als ik iets vertel. We wisten pas later van de polis,’ zei Liz. ‘Dus dat wat niet de reden. Echt, je moet mij geloven.’
‘O ja stom van me. Jullie wilden hem alleen maar een beetje opgeilen… tot de dood er op volgde. Zo was het toch? En hoe sta jij hierin Sas?’
‘Niet, ik was in de stad, dat heb ik je toch verteld.’
‘Verdomme Liz, dit is wel even slikken,’ mompelde Robert.
Dit keer zweeg Liz. Saskia zat beteuterd op de rand van het bed.
‘Nou ja, het is nou toch eenmaal zo. We moeten er maar het beste van maken. Er is nou toch geen weg terug meer. Heb je die fles met chloroform hier nog ergens?’
‘Jawel, in de badkamer. Maar wat moet jij daarmee?’ vroeg Liz.
‘Mocht het misgaan dan heb ik dat nog achter de hand. Je weet maar nooit.’
‘Ik zie niet zo een twee drie wat er mis kan gaan, maar goed ik zal die fles wel even pakken,’ was de reactie van Saskia.
‘Saskia heeft wel gelijk. Je hoeft alleen maar de tassen in ontvangst te nemen en daarna nemen die twee agenten de zaak over. Behalve uiteraard mijn tas. Dat moet wel goed gaan. Overigens heeft Kootje mij de code doorgegeven. Drie maal twee en dan een zes. Gemakkelijk te onthouden.’
‘Waarom heeft hij die doorgegeven? Dat was toch niet de afspraak. De man van de bank en hij zouden toch de enigen zijn?’
‘Blijkbaar vertrouwt hij mij.’

 

-129-


‘Dat kan hem nog wel eens tegenvallen,’ antwoordde Robert lachend.
‘Zou je denken Robert?’ grinnikte Liz.
‘We moeten ons nu echt op gaan maken voor vanavond jongens,’ zei Saskia. ‘Het wordt echt tijd.’
‘Nog even wat eten en dan een paar uur rusten. We moeten fris en helder zijn. Hoe laat zijn onze twee agentjes er?
‘Om acht uur. De mensen van de bank om negen uur.’
‘Mooi.’
‘Robert ik denk dat het verstandig is om die twee bij jou in de badkamer te laten wachten.
Het is beter dat ze niet bij de overdracht aanwezig zijn. O ja, ze zullen je wel helpen met de vermomming,’ stelde Liz voor.
‘Goed, pak je dat flesje chloroform nog even voor me?’
‘Wat spreken we verder af?’
‘Nou als alles achter de rug is kom ik naar negenendertig. Oké? Maar wel op mij wachten tot ik kom. Dus je verder rustig, maar vooral afzijdig houden. Er mag geen argwaan ontstaan.’
‘Argwaan? Waarover?’ vroeg Saskia verbaasd.
‘Je weet het maar nooit. Die mensen van de bank zullen vast en zeker ook gespannen zijn en je weet wel wat men zegt, een kat in het nauw kan soms rare sprongen maken.’
‘Robert, ik vind dat je nu overdrijft,’ antwoordde Saskia.
Liz was opgestaan en liep naar Robert.
‘Nou succes Robbertje. Hier heb je nog een kus. Je bent een dappere vent. Een echte kerel.’
‘Dank je Liz.’
‘Dan kan ik niet achter blijven,’ zei Saskia. ‘Kom eens bij me Robert.’
Ze stak haar armen naar hem uit.
‘Jammer van die knoopjes. Het had ons avontuur best wel een andere draai kunnen geven, maar helaas…’
‘Ik heb er nog wel eens aan gedacht Sas… Hoe het zou zijn geweest.’
‘En?’
‘Misschien is het wel beter zo, maar ik zal er altijd aan blijven denken.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou dat ik misschien wel een geweldige kans heb laten liggen. Zoals ik al zei, ik zal me altijd blijven afvragen hoe het zou zijn geweest.’
Saskia kleurde.
‘Ik ook…’ zei ze bijna onhoorbaar.
‘Nou wordt er nog gekust of …?’
‘Liz, nu even je mond houden, nu hebben wij het even voor het zeggen,’ en vervolgens kusten Saskia en Robert elkaar hevig en vooral intens.
‘Nou, nou,’ was de reactie van Liz. ‘Daar zat nogal wat opgespaarde spanning op, tenminste zo te zien.’
Zonder nog iets te zeggen ging Robert met het flesje chloroform naar zijn eigen kamer. Voor Rover had dit niet veel langer moeten duren.

 

-130-

 

 




Hoofdstuk 31

 

Om klokslag acht uur meldden de twee nepagenten zich bij de kamer van Robert.
‘Heren, wat een verrassing om u beiden weer eens te zien.’
‘Heer Brown, de missie van vandaag is vanuit onze beroepsethiek gezien misschien wat ongebruikelijk, maar goed we hoeven u verder niets meer uit te leggen, u bent helemaal op de hoogte, tenminste dat heb ik zo begrepen. Laten we ons eerst maar eens fatsoenlijk voorstellen. Frank Burns en dit hier is mijn collega Jeff Higgs. Higgs en Burns, medewerkers bewaking van de New Daily Express. Maar ook dat is u al verteld door mevrouw Thompson als het goed is. Kortom we kunnen aan het werk. Ik heb hier nog een paar spulletjes bij me. Daarmee gaan wij u ander uiterlijk geven, zodat het signalement dat de twee bankmedewerkers onherroepelijk aan de politie zullen geven in elk geval niet strookt met de werkelijkheid.’
‘Dus niks Jacko’s of Jack Jones… Jack Russell of hoe dan ook. Jullie zijn al net zo slecht als Liz Thompson.’
Frank de kleinste, lachte.
‘Ja meneer Brown, zo gaat het soms. De dingen lijken zo anders als dat ze in werkelijkheid zijn. U moet zich na dit avontuur maar weer gewoon op het rechte pad begeven, dat is wel net zo verstandig. Ik geloof niet dat u in de wieg bent gelegd voor dit soort min of meer ingewikkelde activiteiten.’
‘U heeft gelijk, ik blijf vanaf morgen alleen nog maar op het rechte pad. Dit was eens… maar nooit meer.’
‘Gelijk heeft u meneer Brown.’
Frank Burns opende een kleine koffer en een klein kwartier later had Robert meer weg van een Zuid-Amerikaanse juntaleider dan van een ex-medewerker van Slegde en Sons.
‘Jeff, wil je mij nog even een plezier doen en Rover een plasje laten doen. Dat ben ik in de opwinding helemaal vergeten.’
‘Geen probleem meneer Brown. Kom maar Rover.’
De hond liep gewillig naar Jeff Higgs en ze gingen samen de kamer uit.
Robert pakte een handdoek van het bed.
‘Moet je eens kijken wat ze hier schrijven over de politie Frank. Het is toch wat?’ en hij wees op het openliggende tijdschrift dat op tafel lag.
Frank Burns boog zich voorover en Robert drukte de handdoek vol met chloroform onder de neus van Frank. Even later zakte deze in elkaar. Robert ving hem op en sleepte hem naar de badkamer.
Zijn hart ging tekeer en hij wist dat hij haast moest maken. Behendig draaide hij tape om de handen en armen van Burns. Vervolgens stopte hij een prop watten in de mond van Burns en plakte er nog een stuk tape overheen. Robert wikkelde vervolgens tape om de enkels van zijn slachtoffer en legde hem daarna zorgvuldig achter het douchegordijn. Het paste eigenlijk net niet, maar Robert liet het erbij. De voeten van Frank Burns kwamen al was het maar een klein stukje, onder het douchegordijn vandaan. Robert keek nog even naar het roerloze lichaam.
‘Je gaat het toch wel overleven…? Tenminste dat mag ik hopen,’ zei hij hardop.
Hij schrok toen hij kamerdeur hoorde. Rover en Jeff Higgs waren de kamer binnen gekomen.
‘Zo zijn jullie er al? En heeft hij alles gedaan?’ vroeg Robert zo ontspannen mogelijk, hoewel de adrenaline door zijn lijf gierde en hij het zweet over zijn rug voelde lopen.
‘Alleen geplast.’ Jeff haalde zijn neus op. ‘Raar luchtje.
‘Nieuw merk deodorant.’
 ‘Waar is eigenlijk mijn collega?’
‘Moest nog even naar de buren. Hij wilde nog even iets vragen. Hij zal er zo wel zijn,’ antwoordde Robert droog.

 

-131-


‘Oké. Hoe lang hebben we nog? ‘
‘Een klein kwartier.’
‘Heb je trouwens dat stukje over de politie gelezen? Moet je eens kijken wat ze hier schrijven,’ zei Robert tegen Jeff Higgs.
Robert wees op de tafel, waar nog steeds het tijdschrift open lag.
‘Het lijkt me nou niet het juiste moment…’
‘Lees nou maar, het zal je echt interesseren,’ zei Robert ongeduldig.
Schoorvoetend liep Higgs naar de tafel. Hij had er zichtbaar niet veel zin in en hij boog zich dan ook tergend langzaam voorover. Voordat hij het wist kreeg ook hij de handdoek met chloroform onder zijn neus gedrukt. Robert pakte de tape en de watten en Higgs onderging dezelfde behandeling als zijn collega. Rover keek gelaten maar wel vol belangstelling naar de verrichtingen van Robert. Even later lagen de beide pseudo-agenten gebroederlijk zij aan zij in de badkamer.
‘En nu maar hopen dat dit spul even blijft werken Rover.’
Rover blafte alsof hij het ermee eens was.

Robert had op het laatste moment alle plannen overboord gegooid. Het flesje chloroform was voor hem de aanleiding geweest voor deze totaal andere aanpak. Hij was nu alleen met Rover en als dat zo zou blijven dan was het dus ook niet nodig om de tassen te verwisselen tijdens de overdracht. Zijn oorspronkelijke plan had hij uiteindelijk ook te risicovol gevonden en tijdens de oefeningen met Rover was hij uiteindelijk tot de conclusie gekomen dat het toch allemaal anders moest. Met zijn nieuwe plan was hij van niemand of niets meer afhankelijk. Hij had tijd genoeg. Hij moest nog wel een goed verhaal bedenken voor als de twee mannen in de badkamer weer bij kennis zouden komen, al duurde dat nog wel een half uur tot drie kwartier en minstens een vol uur voordat ze helemaal weer fris en helder van geest zouden zijn. Geduldig wachtte hij op de komst van de mensen van de bank.
Om exact negen uur negen werd er op de deur geklopt.
Robert maakte open.
‘Mooi op tijd meneer… mevrouw. Komt u binnen.’ Robert had zijn stem zo verdraaid,  dat hij als een slechte acteur uit de een of andere goedkope pornofilm klonk.
‘Zullen we eerst even de tassen met het geld ophalen? Ze staan nog in de auto,’ zei de man in het zwarte maatpak.
‘Prima, gaat het allemaal lukken?’ vroeg Robert, die niet uit zijn rol viel.
‘Jawel hoor meneer,’ zei Jenny die door de bankdirectie was aangewezen als een van de twee begeleiders van het losgeld.
Robert knipoogde naar haar. Ze fronste haar wenkbrauwen en het leek wel of ze Robert niet herkende. De vermomming was blijkbaar zeer geslaagd en het verdraaide stemgeluid bracht haar aan het twijfelen.
‘Prima dat u zo mooi op tijd bent. Ik mag aannemen dat alles klopt?’ zei Robert.
‘Zeker meneer. Het door u gewenste bedrag is in ponden en euro’s gelijkelijk verdeeld over deze acht tassen,’ zei de man op vriendelijke maar formele toon.
‘Dat is mooi. Maar ik wil wel graag even zien wat er in zit. Voor hetzelfde geld zit er waardeloos krantenpapier in, om maar even in de sfeer te blijven.’
‘Helaas meneer, ik heb de code niet. U moet het van ons aannemen. Volgens mijn instructies wordt de code u over een aantal uren doorgebeld, nog voordat u mevrouw in vrijheid gaat stellen. Ik raad u aan om niet proberen de tassen ondertussen te openen. Zonder de goede code zal dat namelijk niet gaan lukken, ze zijn beveiligd. Dus u zult echt moeten wachten op het telefoontje van meneer Thompson,’ zei de man van de bank.
‘Nou, dan moet dat maar. Dus hiermee is het klaar?’
‘Wat ons betreft wel meneer.’
‘Weet u meneer van de bank, ik vind het eigenlijk toch een beter idee om uw partner even in gijzeling te houden totdat ik er zeker van ben dat er niets mis gaat. Daar zult u toch geen bezwaar tegen hebben?’
‘Meneer, dat is niet volgens afspraak.’
‘Er is volgens mij  afgesproken dat we de inhoud van de tassen konden controleren.’
‘Dat is mij niet bekend meneer.’
‘Meneer van de bank, ik beloof u dat mevrouw absoluut niets zal overkomen, als iedereen zich aan de afspraken houdt.’
De man spartelde nog wat tegen.

 

-132-


‘Het is goed Henry. Ga nou maar, ik red me wel,’ stelde Jenny hem gerust.
‘Weet je het zeker Jenny? Ik heb hier toch wel moeite mee,’ zei de medewerker van de bank bezorgd. ‘Zal ik jouw plaats innemen?’
‘Dat zal niet gaan,’ zei Robert. ‘Ik… ik uh geef de voorkeur aan mevrouw hier. Nogmaals meneer, ik kan u de zekerheid geven dat indien alle afspraken worden nagekomen, mevrouw hier geen enkel gevaar loopt. Daar sta ik persoonlijk voor in.’
De man keek naar Robert.
‘Uw snor laat los meneer,’ merkte hij gortdroog op.
Jenny keek naar Robert en ze had grote moeite om haar lach te onderdrukken.
‘Zenuwen Henry…’ zei ze en de man van de bank zei dat hij dat kon begrijpen.
‘Nou, dan ga ik maar. Ik heb niet veel keuze lijkt me.’
‘Nee, maar nogmaals…’
‘Ja, dat heeft u me al toegezegd,’ was de vinnige reactie van de man, die met grote passen naar de deur liep. Even later waren ze alleen. Robert en Jenny.
Robert deed de deur op slot en veegde de zweetdruppels van zijn voorhoofd.
‘Hoi lieverd, alles goed met je? Tjonge wat ben ik blij dat we dit gehad hebben.’ Robert gaf nadat hij eerst de loshangende snor had verwijderd Jenny een stevige kus.
‘Ja hoor, alles loopt zoals het moet. Nou eerst maar even vlug aan het werk. Colin staat even verder op met de auto. Dus eerst maar even vlug de tassen brengen.’
‘Kijk eerst even of die collega van jou al weg is?’
Jenny keek voorzichtig door het spleetje in de gordijnen. ‘Hij rijdt net weg.’
‘Je moet er eentje laten staan Jenny, dat is volgens afspraak.’
‘Oké geen probleem. O ja, natuurlijk. Dat is de tas voor mevrouw, is het niet?’
‘Ja, afspraak is afspraak.’
‘Waar staan de tassen met het drukwerk?’
‘Onder tafel.’
‘Zal ik die zo meteen ook maar even wisselen, dan is dat ook klaar,’ stelde Jenny voor.
‘Eerst maar even onze buit in veiligheid brengen, daarna zien we wel verder. We hebben tijd genoeg.’
Voorzichtig en zo stil mogelijk brachten Jenny en Robert de tassen met het geld naar de auto van Colin. Nadat ze de zeven tassen hadden ingeladen namen ze afscheid van Colin.
‘Ik ga nog even sleutelen en daarna kan ik veilig en wel naar het continent. De auto is zo goed als klaar, helemaal geprepareerd voor een veilig, maar vooral ook geheim transport.’
‘Wanneer vertrek je?’
‘Morgenvroeg, om een uur of elf. Tijd genoeg dus.’
‘Ben je dan wel voorzichtig met het meest waardevolle stuk?’
‘Ik neem aan dat je mijn zus bedoeld?’
‘Wat dacht je dan?’ antwoordde Robert met een lach.
‘Nou, dan ga ik nu maar,’ zei Colin, die Jenny nog vlug een kus op haar wang gaf.
‘Wees voorzichtig broertje en tot straks,’ fluisterde Jenny.
Colin sloot de achterklep van de auto en stapte in.
‘Ze moeten de code nog doorgeven. Aan wie gaan ze dat doen?’ vroeg Jenny aan Robert.
‘Verrek, dat vergat ik je steeds te zeggen. Thompson heeft de code al doorgegeven. Wat stom van me.’

 

-133-


‘Robert, mag ik vragen wat de code is?’
‘Drie maal twee en dan een zes.’
‘Zullen we niet even een tas proberen, nu kan het nog?’
‘En als het dan niet klopt?’
‘Dan zijn we een miljoen armer. Er zit een soort verfbeveiliging op. Als de verkeerde code wordt gebruikt gaat na de tweede keer het verfpatroon open. Daarmee is het geld dan compleet onbruikbaar.’
‘Dus we hebben twee kansen?’
‘Ja, dus als jouw code niet klopt weet je ook meteen dat jullie worden gepiepeld door Thompson.’
‘Hoeveel tijd hebben we nog?’
‘Niet veel Robert.’
‘Oké… Uh Colin, ga nou maar. We redden ons wel. We proberen het wel uit op die andere tas. De tas voor Liz,’ fluisterde Robert.
‘Uh?’
‘Ja, we hebben er nog een. Voor mevrouw Liz Thompson, voor haar spaarpotje.’
‘Oké, nou het zal wel. Succes Robert en jij natuurlijk ook alle succes toegewenst zusje. Hé Robert wel goed op haar letten,’ gaf Colin hem nog mee, daarna startte hij de auto en reed hij langzaam en bijna geruisloos weg.
‘Nog even de acht tassen met drukwerk klaarzetten Jenny en dan kunnen we naar onze buurtjes,’
‘Acht?’
‘Tja Charles Thompson rekent op acht volle tassen, en geen een minder.’
‘Natuurlijk, wat stom van me,’ giechelde Jenny. 

 



Hoofdstuk 32

 

Nadat ze de acht tassen met waardeloos drukwerk onder de tafel vandaan hadden gehaald en netjes op een rijtje neer hadden gezet deed Robert de rest van zijn vermomming af.
‘Moet ik je helpen?’ vroeg Jenny.
‘Nee hoor, het lukt wel. Het grootste gedeelte is al verwijderd. Alleen mijn pruik nog. Maar dat kan zo meteen nog wel. Ik zal nu eerst maar eens de dames van hiernaast het goede nieuws gaan vertellen.’ Robert was opmerkelijk rustig.
Even later klopte hij op de deur van negenendertig.
Liz deed open.
‘En…? Is alles goed gegaan?’
‘Bijna alles,’ zei Robert. ‘Ik heb alleen jouw agentjes even moeten parkeren in mijn badkamer.
Daar slapen ze nu even hun roes uit.’
‘Wat heb je gedaan?’ riep Liz en Saskia en ook Jenny keken vol verbazing naar Robert.
‘Maar waarom? Hoezo?’ Liz was als eerste bij machte om te reageren.

 

-134-


‘Simpel. Ik wilde dit gewoon even alleen doen. Dat vond ik fijner. Geen pottenkijkers, dat maakte het voor mijn gevoel allemaal maar nodeloos ingewikkeld. Bovendien hadden we afgesproken dat ze zich afzijdig zouden houden, nou dat is dan ook gelukt.  O ja, jouw tas staat nog op veertig. Zal ik hem even halen? Dan kunnen we meteen even checken of Kootje de goede code heeft doorgegeven. Ik zal  ook even naar onze schone slapers kijken, want die zullen zo ongeveer wel op het punt van ontwaken staan.’
Robert liep de kamer uit terwijl Saskia verbaasd aan Jenny vroeg wat haar rol was geweest.
Jenny legde uit dat ze door de bank was aangewezen om samen met een andere collega het geld over te dragen. Robert had haar min of meer gegijzeld om er zeker van te zijn dat de juiste code zou worden doorgegeven. Zowel zij als haar collega waren er niet van op de hoogte dat de code al bekend was, wat overigens ook niet volgens de afspraak was. Maar Jenny zei dat dit verder geen probleem was en dat ze wel een taxi naar huis zou nemen. Even later kwam Robert met de tas binnen die voor Liz was bestemd.
‘Nou Liz, aan jou de eer. Als het niet klopt dan heb je nog een appeltje te schillen met jouw Kootje lijkt me.’
Voorzichtig draaide Liz aan het cijferslot.
‘Twee, twee, twee en een zes. En nou maar hopen.’
Voorzichtig probeerde ze de tas te openen. Aanvankelijk leek het niet te lukken, waarschijnlijk door haar zenuwen.
‘Laat mij maar even,’ zei Robert en zonder problemen opende hij de tas. De stapeltjes euro’s en ponden lagen keurig gebundeld en gerangschikt in de tas.
‘Poeh… dat is in elk geval goed gegaan,’ zuchtte Liz.
‘Zo is dat. Dan ga ik nu maar eens kijken hoe het met de twee brigadiertjes gesteld is,’ zei Robert opgewonden.
‘Ik dacht dat je dat al had gedaan? Dat zei je toch net of niet soms?’ reageerde Liz. ‘Zal ik met je meegaan? Ik zal ze wel uitleggen dat jij in mijn opdracht heb gehandeld, omdat er maar één man getuige mocht zijn van de ruil. Dat was de voorwaarde van de bank en natuurlijk daarom ook van Kootje,’ stelde Liz voor.
‘Denk je wel dat die agentjes dat van je zullen aannemen?’ vroeg Robert en hij keek er bedenkelijk bij.
‘Robert, we hebben de tassen met geld, dus de deal is wat dat betreft goed verlopen. Ze kunnen nu met de poen richting Zwitserland. Ze weten wat ze moeten doen. En ook voor jou, voor Saskia en voor mij is het nu klaar en ook Charles Thompson kan tevreden zijn. En daar was het uiteindelijk allemaal om te doen. Je hebt er toch wel acht?’
‘Zeker weten Liz,  zeven met echt geld en eentje met drukwerk.’
Toen ze in kamer veertig waren aangekomen wees Liz op de rij met de acht tassen.
‘Welke is nou de valse?’
‘Ik zou het niet weten en hoezo valse?’
‘Robbertje, je bent me er een. Ik zou bijna van je gaan houden.’
‘Doe geen moeite Liz, het is wel goed zo.’
‘Vind je mij toch ook wel een beetje aardig?’
‘Je bent een schat, maar zo is nu wel even genoeg. We zullen eens kijken of de mannen al weer wakker zijn.’
Burns en Higgs waren nog in diepe rust. Ze lagen samen nog broederlijk in de badkamer. Rover snuffelde nog even en liep toen weer de kamer in.
‘Blijkbaar sterk spul Liz,’ merkte Robert op. ‘Geen wonder dat Ramondo het er zo goed op deed.’
‘Zeker weten, Ramondo viel als een blok, al hebben we maar een paar druppeltjes gebruikt. Hoeveel heb je eigenlijk voor die twee gebruikt?’
‘Een flinke scheut. Hoezo?’
‘Robert, dan zijn ze voorlopig nog niet wakker, tenminste als ze nog ooit wakker worden.’
‘Hoe bedoel je? Hoezo, als ze nog ooit wakker worden?’
‘Te veel is nooit goed Robert. Je kunt er ook aan dood gaan.’

 

-135-


‘Aan dat spul?’ reageerde Robert vol ongeloof.
Liz boog zich over de twee agenten.
‘Mors.’
‘Dood?’
‘Morsdood, dat zeg ik. Robert verdomme, het ging zo lekker. En nou dit.’
‘Verdomme Liz, en nou? Ik had echt geen idee…’
‘Ik bel Harold Webber wel weer, voor geld en voor Liz en Charles Thompson kan hij misschien wel iets regelen.’
‘Verdorie Liz, dan staan we nu gelijk.’
‘Nee Robert, we staan niet gelijk. Jij hebt er eentje meer. Mijn teller staat op één en volgens mij tel ik er hier twee. Het is wel klote Robert, want nou zitten we met dat geld. Ik weet niet zo goed wat we nu moeten doen. Ik kan toch moeilijk tegen Kootje gaan vertellen dat zijn plan niet helemaal gelukt is omdat jij per ongeluk zijn twee medewerkers naar het hiernamaals hebt geholpen. Als je nog een idee hebt?’
‘Nee, eigenlijk niet. Misschien moet ik zelf wel gaan?’
‘Dood? Of wat bedoel je?’
‘Nou ik ben tenslotte degene die deze twee een tikkeltje teveel van dat spul gegeven heeft. Dus dan moet ik het ook maar voor meneer Thompson oplossen lijkt me. Dat is niet meer dan fair.’
‘Je bedoelt? Jij gaat naar Zwitserland…? Zou je dat echt willen doen?’ vroeg Liz verbaasd.
‘Het zal wel niet anders kunnen, lijkt me.’
‘Je bent wel een echte vent geworden Robert. Een man die staat voor wat hij zegt. Ik ben trots op je. Dan kun je jouw eigen centjes misschien ook gelijk mee nemen. Als je toch gaat. En misschien schiet er nog wel iets meer over. Charles Thompson zal dit gebaar zeker kunnen waarderen.’
‘Nou, dan is dat toch een prima optie. Als jij nou ondertussen op discrete wijze van deze twee af probeert te komen…,’ en Robert wees op de twee levenloze lichamen in de hoek van de badkamer.
‘Ik ga mijn best doen.’
‘Hallo, waar zitten jullie?’ Saskia was kamer veertig binnengekomen.
‘Hier in de badkamer Sas.’
‘Liz, ik heb telefoon… uh wat doen die twee daar?’
‘Die liggen dood te zijn. Even iets te veel chloroform,’ antwoordde Liz. ‘Wie heb je?’
‘Thompson… Kootje…’
‘Hoi Kootje… Ja met mij, met Knibbel. De code… Oh, oké. Dus dezelfde code die je al hebt doorgegeven. Prima. Ik zal het tegen hem zeggen, oké? O ja, Kootje…  we hebben nog een klein probleem. Die Higgs en Burns bleken in een keer niet zo erg betrouwbaar. Het leek even helemaal fout te gaan…  maar we hebben het gelukkig op tijd kunnen oplossen. Wat…? Ja helaas wel… Dood, zo dood als een pier. Kun jij misschien nog wat regelen met Webber. Jij kent Harold beter dan ik.’
Thompson vroeg zich blijkbaar af hoe het nu verder moest.
‘Robert wil die klus wel voor jou doen. Geen probleem.  Oké morgen bij ons thuis. Prima. Ik zal blij zijn om je weer in mijn armen te kunnen sluiten. Bedankt en tot morgen.’
Liz drukte haar mobiel uit.
‘Zo, dat is dat. Geregeld Robert. Charles stelt je hulp zeer op prijs.’
Saskia stond nog steeds met open mond naar de twee agenten te staren.
‘Tjeetje Robert…’
‘Dat moet je maar niet opschrijven Sas,’ zei Liz. ‘Dat komt je verhaal misschien wel ten goede, maar het is niet zo in ons belang en zeker niet in het belang van Robert.’
‘En nu?’ vroeg Saskia.

 

-136-


‘Dat wordt dan weer een Webber-speciaal. Net als bij Ramondo.’
‘Ik had Webber wel beloofd dat ik zou kijken of ik hem wat extra klandizie kon bezorgen, maar dit was echt niet de bedoeling,’ murmelde Robert. Hij was een beetje ontdaan door alle gebeurtenissen. ‘Dat zijn er intussen al drie,’ mompelde Saskia.
‘Ja, zo zie je maar weer. Het loopt altijd wel even wat anders dan dat je eigenlijk verwacht.’ Liz keek naar Robert en ze haalde haar schouders op.  ‘Gewoon domme pech, ik dacht dat je wel wist dat je matig moest doseren met dat spul. Maar ja, ik had eigenlijk ook geen idee dat je dit van plan was…’
‘Ik ook niet,’ antwoordde Robert.
‘Ik was nieuwsgierig waar jullie bleven?’ hoorden ze achter zich. ‘Dus ik dacht, ik ga maar eens even kijken…’
Ze hadden Jenny niet binnen horen komen.
‘Tjonge, wat zijn die twee aan het doen?’ vroeg ze toen ze de twee ingetapete mannen zag liggen.
‘Die liggen te genieten van de eeuwige rust. Een typisch geval van vervroegde uittreding.’
‘Dood?’
‘Mors.’
‘Hoe dan?’
‘Een beetje te veel van dit spul,’ en Liz liet demonstratief de bijna lege fles met chloroform aan Jenny zien.
‘Dat is heftig. Heb jij dat gedaan Robert?’
‘Ja uh, ik ben bang van wel.’
‘Is dat moord?’
‘Nee meisje, geen moord, dat klinkt zo hard. Nee, het is niet meer dan een ongelukje en dat kan soms gebeuren. We lossen dat wel weer op,’ stelde Liz Jenny gerust.
‘Maar dood is dood lijkt me, wat valt daar nog aan op te lossen?’
‘Aan dat ze dood zijn niet veel meer, daar heb je gelijk in, maar we moeten wel even regelen dat het geen moord is, maar typisch zo’n pechgevalletje, dat iedereen wel eens kan overkomen. Een ongelukje, niet meer en niet minder.’
‘Oké, het zal wel als u dat zegt,’ mompelde Jenny.
‘Je, ik ben geen u. Zeg maar gewoon Liz, dat is wel net zo gemakkelijk.’
‘Oké Liz.’
‘Ik denk dat we eerst maar eens wat gaan drinken. Even proosten op de goede afloop,’ stelde Liz voor.
‘Ik ben er nu wel aan toe, geloof ik,’ zuchtte Robert.
‘Anders ik wel,’ zei Saskia terwijl ze nog maar eens naar de twee levenloze lichamen keek.
‘Kunnen we die tassen hier zo wel laten staan?’ vroeg Liz.
‘Die twee zullen er wel niet mee vandoor gaan, maar je weet maar nooit. Ik zal in elk geval de deur sluiten.’

 

 

 

-137-

 

 

 



Hoofdstuk 33
 
Het was laat geworden. De man van de bank had niet meer gebeld.
‘Zo zie je maar Jenny, van de collega’s moet je het hebben. Jij bent nu door hem in mijn armen gedreven. Je bent nu voor altijd mijn gijzelaarster.’
‘Vergeet dat maar rustig Robert Brown.’
‘Hebben jullie samen eigenlijk iets?’
‘Hoe bedoel je Liz?’
‘Niet zo flauw Robert, je weet best wat ik bedoel.’
‘Jenny?’ Robert keek haar vragend aan.
‘Ik vind hem wel aardig, dus dat is het punt niet. Maar ik heb begrepen dat hij zijn baan kwijt is, zich bezig houdt met ontvoeringen en sinds een paar minuten weet ik ook dat hij meedogenloos is en zelfs niet voor een dubbele moord terugdeinst. Dat allemaal bij elkaar opgeteld maakt het wel een beetje lastig. Van de andere kant…’
‘Ik snap het,’ antwoordde Liz. ‘Dat maakt het inderdaad niet gemakkelijk. Maar ik moet er bij zeggen dat hij heel goed voor Saskia en mij heeft gezorgd en dat valt dan weer in hem te prijzen.’
‘Zo zie je maar weer. Er is altijd wel iets positiefs te melden,’ zuchtte Jenny.’
‘En jij Robert? Hoe zit het met jou?’
‘Met mij?’
‘Ja, je heet toch Robert of vergis ik me?’
‘Nee hoor. Maar wat was je vraag eigenlijk?’
‘Of je iets met Jenny hebt. Of je iets voor haar voelt?’
‘Ik ben stapel op haar. Hoteldebotel, om het zo maar eens te zeggen.’
‘Vandaar dat ze hier is?’
‘Helemaal goed Liz. Zonder Jenny was ik er niet eens aan begonnen. Dus je mag haar wel dankbaar zijn.’
Liz keek Robert verbaasd aan, maar liet het er bij. ‘Laten we er daar nog maar een op nemen,’ zei ze.

Het was vrijdagmorgen en de firma Webber was al vroeg ter plekke geweest. Voor half acht waren de stoffelijke overschotten van Higgs en Burns al afgevoerd door de begrafenisondernemer. Robert had de nacht doorgebracht in kamer veertig ook al had hij zich niet prettig gevoeld bij de gedachte dat er twee lijken in de badkamer geparkeerd lagen. Rover vond het blijkbaar ook maar vreemd, want ook hij had zich regelmatig laten horen en was de gehele nacht onrustig geweest.
‘Zo Rovertje, ons avontuur is voorbij, maar ik laat je niet in de steek hoor. We zijn een goed duo en daar moeten we niets in willen veranderen. Dus vandaag ga je even uit logeren bij een kennis en daarna zien we elkaar weer gauw. Daar moet je mij in vertrouwen.’
De hond kwispelde en gaf Robert een flinke lik over zijn neus.

 

-138-


Nadat hij zich had aangekleed en Rover had uitgelaten ging Robert naar negenendertig. Liz was had zich al aangekleed en Saskia stond nog onder de douche. Jenny was de vorige avond met een taxi naar huis gegaan.
‘Zo dat was het dan. Ben je zo ver klaar? Ik bedoel, heb je alles?’
‘Alles Robert. Goh man ik zal je wel missen. Weet je al wat je gaat doen?’ Ik bedoel nadat je het geld hebt afgeleverd?’
‘Geen idee. Voorlopig kan ik even vooruit. Dan zie ik maar weer verder.’
‘En jij?’
‘Zoals ik al heb gezegd. Ann en ik hebben plannen om een hotelletje te beginnen in Zuid-Spanje. Lekker in de zon. We hebben de centen er voor.’
‘Als je maar gelukkig wordt, dan is het verder toch prima. Of niet soms?’
‘Zeker, zo is dat en daar ga ik dan ook voor. Vandaag nog even naar huis en even bijpraten. Daarna ga ik zogenaamd op vakantie, om vervolgens nooit meer terug te keren.’
De mobiele telefoon van Liz ging.
‘Juist, ja. Oké, ik zal het hem zeggen. Nee, dat zal geen probleem zijn. Is goed. Wel voor half negen. Oké, dan zijn we om tien uur bij je. Tot straks.’
Liz legde haar mobiel op het bed.
Kootje stuurt twee anderen die het ritje naar Zwitserland gaan doen. Hij vroeg of jij dat niet vervelend vond. Ik heb maar gezegd dat dat geen probleem voor je is. Dat is toch zo?’
‘Liz, je kent me. Mooi, dat ik daar vanaf ben. Kan ik nu eindelijk weer eens verder met mijn eigen leven.
Hoe laat halen ze die tassen op?’
‘Ze kunnen er elk moment zijn.’

Even voor half negen stonden twee mannen voor de deur van kamer veertig.  Ze hadden de acht tassen met het drukwerk zorgvuldig in een zwarte BMW geladen. Daarna waren ze zonder al te veel woorden te wisselen vertrokken.
Robert had zijn kamer gefatsoeneerd en zijn spullen bij elkaar gepakt in de kleine zwarte koffer. Daarna was hij naar de receptie gegaan en had om de rekening gevraagd.
‘Alles is al afgerekend meneer Brown. Alleen het reinigen van de vloerbedekking op veertig moeten wij u helaas in rekening brengen.’
‘Reinigen?’
‘Hondenpies. Je blijft het ruiken als je het niet adequaat behandeld.’
‘Ja, ja. Hoeveel?’
‘Honderdeenentwintig, inclusief btw.’
‘Dat is geen kattenpis’
‘Nee meneer. Dat was het ook niet.’
Robert schoot in zijn lach.
‘Hier heb je honderd vijftig en drink er maar een van mij.’
‘Dank u wel meneer Brown. Eh, die tape en dat flesje heb ik maar weg laten gooien. Ik dacht dat u dat wel niet meer nodig zou hebben.’
‘Nee hoor. Heel goed van u. Bedankt en wacht… hier heb je nog wat extra’s. Ga eens lekker uit eten met je vrouw, vriendin of vriend. En nogmaals bedankt.’
‘Graag gedaan meneer Brown. We vinden het belangrijk dat onze gasten met een tevreden gevoel vertrekken.’
‘Dat heb ik zeker… een zeer tevreden gevoel en tot ziens.’

 

 

-139-

 

 




Hoofdstuk 34 (slot)


Robert liep terug naar kamer negenendertig. Daar stond de taxi voor Liz en Saskia al klaar. Robert ging met zijn eigen auto.
‘Heb je ons adres? Weet je nog waar we wonen?’ vroeg Liz.
‘Ja hoor, dat weet ik nog wel van de vorige keer. Dat ben ik echt nog niet vergeten. Tot zo.’
‘Ja tot zo. We gaan eerst nog even langs Ann, even een presentje afgeven, als je voelt wat ik bedoel?’
‘Je doet maar Liz, als je maar wel op komt dagen.’
‘Wees maar net bang. Nou tot zo.’
‘Ja tot zo. Kom Rover instappen, we vertrekken,’ zei Robert en de hond sprong op de achterbank.

De ontvangst in de villa van de Thompsons was plezierig geweest. Saskia en Robert waren uitvoerig bedankt, zowel door Charles als door Liz. Er werd hen wel met klem gevraagd om als het graf te zwijgen, wat er ook gebeurde. Charles had ze zelfs een verklaring laten tekenen waarin stond dat alle rechten bij hem lagen. Zonder zijn toestemming mocht er niets naar buiten worden gebracht.
Na de lunch was het tijd geworden om afscheid te nemen.
‘Robert, het gaat je goed. Ik wens je het allerbeste uit de grond van mijn hart. Nou, dag dan maar Robbertje,’ zei Liz en er zat een trilling in haar stem.
Toen ze Robert daarna kuste kon Charles Thompson niet nalaten hierover een opmerking te maken.
‘Jullie hebben het blijkbaar wel heel gezellig gehad zo te zien,’ zei hij op cynische toon. ‘Zo close ben je de laatste tijd met mij niet geweest.’
‘Laat hem maar Robbertje. Hij is niet wijzer,’ fluisterde Liz in het oor van Robert.
Tenslotte nam Robert afscheid van Saskia.
‘Saskia of moet ik Karin zeggen?’
‘Wat jij wilt Robert…’
‘Nou, voor mij blijf je Saskia. Sas, je bent een geweldige vrouw… echt. Stom dat ik dat niet meteen heb ingezien, maar misschien ook maar beter zo.’
‘Ik denk het ook Robert. Ga voor Jenny, ze is echt de moeite waard en ze past wel bij jou. Jullie zijn een gaaf stel. Het had ook nooit iets tussen ons kunnen worden. Die knoopjes hadden altijd tussen ons in blijven staan.’
‘Misschien heb je wel gelijk. Zelfs als het drukkertjes waren geweest.’
Saskia moest er om lachen.
‘Nou misschien tot ziens en het gaat je goed. En als je het verhaal klaar hebt dan hoor ik graag van je.’
‘Och tjeetje, dat vergat ik je helemaal te zeggen. Charles wil ons verhaal in boekvorm uit gaan geven. Goed of niet soms?’
‘Heb je al een titel?’ vroeg Robert.
‘Wat vind je van “Dubbelspel in Kwadraat” of weet jij iets beters?’
‘Nee Sas, ik geloof dat je het niet beter had kunnen bedenken. Ja, “Dubbelspel in Kwadraat” ha, dat kun je wel zeggen. Geweldig.’
‘Dank je Robert, nou let goed op jezelf.’
Met een innige kus namen ze afscheid.

 

-140

 

Colin had Jenny diezelfde vrijdag met de auto naar het vliegveld Charles de Gaulle in Parijs gebracht en was daarna zelf verder gereden, met op de achterbank een slapende en vooral snurkende Rover. Jenny had zich later in de middag op de luchthaven bij Robert gevoegd, die in de loop van de dag vanuit Londen was aangekomen in Parijs.
‘Zo liefje. Colin zal er nog wel niet zijn met ons lieve maar vooral kostbare schatjes. Enfin, een ding is zeker, ik doe de komende jaren niet meer mee met van die rare wedstrijden.’
‘En ik ben wel even klaar met dat bankgedoe,’ zei Jenny met een brede lach.
‘We kunnen nu wel even vooruit lijkt me. Hoe laat kunnen we boarden?’
‘Over een anderhalf uur. Onze vlucht vertrekt om tien over elf.’

Het was ruim elf uur geweest toen het vliegtuig naar Basel los kwam van de startbaan.
Goed en wel in de lucht boog Jenny zich naar Robert toe.
Ze kusten elkaar zo innig dat ze de mensen in de rij naast hen blijkbaar helemaal waren vergeten. Die konden er gelukkig om glimlachen.
‘Uh, ja hoor. Zeker. Sorry…’zei Robert tegen de stewardess, die kwam vragen of alles in orde was. ‘Het moest even.’
‘Als je maar gelukkig bent,’ voegde de oudere mevrouw die achter hun zat er aan toe.
‘Dan zijn we zeker mevrouw,’ antwoordde Jenny. ‘Dat kan ik u garanderen.’
 

 

 

 

  

                                                                        


 
 

-141-

 

  1.